<Desc/Clms Page number 1>
Veiligheidsslot. De uitvinding heeft betrekking op een veiligheidsslot, meer speciaal een veiligheidsslot dat bedoeld is om gebruikt te worden bij deuren, ramen en dergelijke.
Men kent reeds sloten waarbij een dagschieter bevolen wordt door een deurkruk of sleutel, waarbij deze dagschieter zich steeds spontaan in een eerste uitsparing in de deurstijl plaatst en waarbij een nachtschieter bevolen wordt door het verdraaien van een sleutel waardoor deze in een tweede uitsparing in de deurstijl wordt verschoven voor het vergrendelen van de deur.
Zulke schieters maken deel uit van een gewoon slot dat rechtstreeks door een sleutel kan bevolen worden of van een slot waarbij gebruik wordt gemaakt van een cilinder zoals een zogenaamde yailcilinder, domcilinder of dergelijke.
Ook is het bekend dat voornoemde sloten vrij gemakkelijk door inbrekers kunnen geopend worden, waarbij het slot op een zodanige wijze wordt losgewrongen en/of beschadigd dat de nachtschieter uit de tweede uitsparing in de deurstijl kan geschoven worden zodat de deur gemakkelijk kan ontgrendeld worden.
Men heeft dan ook reeds inrichtingen voorgesteld die toelaten een deur of raam additioneel te beveiligen.
<Desc/Clms Page number 2>
Een zulkdanige bekende inrichting bestaat bijvoorbeeld uit een ketting die aan de binnenzijde van een deur een losneembare verbinding vormt tussen deur en deurstijl.
Een nadeel van deze bekende inrichting is dat de deur na het vrijmaken van de schieter nog steeds gedeeltelijk kan geopend worden waarna de inbreker zonder veel moeite de ketting kan loskoppelen van de deurstijl of doorknippen zodat de deur volledig kan geopend worden.
De huidige uitvinding heeft een veiligheidsslot als voorwerp die het voornoemde en andere nadelen totaal uitsluit en een bijkomende vergrendeling van het slot vormt, zelfs wanneer het slot volledig is losgewrongen door een inbreker, zodat het normaal openen van de deur steeds onmogelijk blijft.
Tot dit doel bestaat het veiligheidsslot volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een dag-en nachtschieter met als kenmerk dat deze een inrichting bevat die toelaat de nachtschieter te vergrendelen ten opzichte van de deurstijl.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een gedeeltelijk zicht weergeeft van een deur met omlijsting die is uitgerust met een veiligheidsslot volgens de uitvinding ;
<Desc/Clms Page number 3>
figuur 2 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1 ; figuur 3 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 2 doch voor een uitvoeringsvariante ; figuur 4 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 3 doch voor een andere stand ; figuur 5 een zicht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 3 ; figuur 6 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 3 doch voor nog een uitvoeringsvariante ;
figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 6 ; figuur 8 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 3 doch voor nog een uitvoeringsvariante ; figuur 9 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 8 doch in de ontgrendelde stand.
In figuur 1 is een binnenaanzicht van een buitendeur 1 weergegeven die o. a. een deurkruk 2 en sleutelgat 3 bezit, waarbij deze deur 1 zoals gebruikelijk, op niet getoonde wijze, scharnierend is opgehangen in een omlijsting 4.
Ter hoogte van de deurkruk 2 is de deur 1 voorzien van een slotmechanisme 5 dat via de kruk 2 en/of de deursleutel een dagschieter 6 en een nachtschieter 7 kan bevelen.
Naast het slot 5 bevat de omlijsting 4 in de vertikale stijl 8 en ter hoogte van de dagschieter 6 een eerste uitsparing 9 en ter hoogte van de nachtschieter 7 een tweede uitsparing 10, waarmede op bekende wijze de dagschieter 6, respektievelijk de nachtschieter 7, kunnen samenwerken.
Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 bestaat een veiligheidsslot volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit
<Desc/Clms Page number 4>
middelen 11 die toelaten de nachtschieter 7 van een slot 5 te vergrendelen ten opzichte van de vertikale stijl 8, van een omlijsting 4 van een deur 1.
Deze middelen 11 bestaan zoals weergegeven in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2, in hoofdzaak uit een in de nachtschieter 7 aangebrachte eerste doorgang 12, een tweede doorgang 13 welke aangebracht is in de vertikale stijl 8 van de omlijsting 4 en vergrendelingsmiddelen 14.
Hierbij is de tweede doorgang 13 op zodanige wijze in de vertikale stijl 8 aangebracht dat, wanneer de nachtschieter 7 in de uitsparing 10 gebracht is, de eerste doorgang 12 axiaal in het verlengde ligt van de tweede doorgang 13.
In deze uitvoeringsvorm bestaan de vergrendelingsmiddelen 14 uit een L-vormige grendel 15 die scharnierbaar is opgehangen aan een steun 16 met doorgang 17. In dit geval is de steun 16 op zodanige wijze in de vertikale stijl 8 geschroefd dat, wanneer de L-vormige grendel 15 in neergelaten positie gekanteld is, deze zich met zijn vrij uiteinde tegelijkertijd in de eerste en tweede doorgang 12 en 13 bevindt.
De afmetingen van de L-vormige grendel 15 zullen zodanig gekozen worden dat de grendel 15 in zijn opwaarts gekantelde positie kan blijven staan doordat deze tegen de vertikale stijl 8 steunt, zoals in punt-streeplijn geschematiseerd is in figuur 2.
Bijkomend kan de L-vormige grendel 15 nog voorzien zijn van een uitsteeksel 18 in de vorm van een lip of ring, waarvan her. de bedoeling is de grendel 15 gemakkelijk te bedienen.
Bij voorkeur zal het vrije uiteinde van de grendel 15 afgerond zijn.
<Desc/Clms Page number 5>
Wanneer de deur 1 langs de binnenzijde gesloten wordt en de nachtschieter 7 in de uitsparing 10 gebracht is, kan de grendel 15 naar beneden geroteerd worden waardoor deze zich in de tweede doorgang 13 in de stijl 8 en in de eerste doorgang 12 in de nachtschieter plaatst. Hierdoor is de nachtschieter 7 vergrendeld ten opzichte van de stijl 8.
In een tweede uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in de figuren 3,4 en 5, bestaan de vergrendelingsmiddelen 14 uit een langwerpige grendel 19 die verplaatsbaar is in een boring 20 in een prismatische of cilindrische steun 21 die voorzien is van twee bevestigingsflenzen 22.
De steun 21 is op zodanige wijze op de voornoemde vertikale stijl 8 bevestigd, bijvoorbeeld door middel van houtschroeven doorheen de flenzen 22, dat de grendel 19 in dit geval doorheen de cilindrische doorgang 13 tot in de cilindrische doorgang 12 in de nachtschieter 7 kan gebracht worden.
De langwerpige grendel 19 is aan zijn buitenste vrij uiteinde voorzien van een ringvormige handgreep 23 en is verder voorzien van een verbreed gedeelte of kraag 24, in dit geval in de vorm van een ellips of dergelijke en, op enige afstand van het uiteinde dat in de vertikale stijl 8 schuift en gelegen in een holte 25 van de steun 21, is de grendel 19 nog voorzien van een tweede kraag 26 waardoor de horizontale verplaatsing van de grendel 19 begrensd wordt.
Tussen de tweede kraag 26 en de steun 21 is in de holte 25 een drukveer 27 aangebracht die de grendel 19 steeds naar de tweede doorgang 12 in de nachtschieter 7 tracht te bewegen, waarbij deze beweging kan tegengehouden worden wanneer de kraag 24 van de grendel 19 dwars gericht is op een kongruente holte 28 in de steun 21.
<Desc/Clms Page number 6>
Figuur 3 geeft het veiligheidsslot weer in de geopende stand. Hierbij is, door middel van de greep 23 de grendel 19, tegen de kracht van de drukveer 27 in, uit de schieter 7 getrokken en ligt de eerste kraag 24 van de grendel 19 dwars gericht op de overeenkomstige holte 28.
Het veiligheidsslot 11 zoals weergegeven in figuur 5 bevindt zich in geopende stand waardoor de nachtschieter 7 vrij in en uit de tweede uitsparing 10 in de stijl 8 kan geschoven worden.
Wanneer de nachtschieter 7 door middel van een sleutel in de tweede uitsparing 10 in de stijl 8 van de deuromlijsting 4 is geschoven en vervolgens de grendel 19 door middel van de greep 23 over een zodanige hoek wordt verdraaid dat de kraag 24 in de holte 28 kan plaats nemen, zal bij het loslaten van de greep 23, onder invloed van de drukveer 27, de grendel 19 in de eerste doorgang 12 van de nachtschieter 7 schuiven waardoor deze vergrendeld wordt ten opzichte van de vertikale stijl 8, respektievelijk ten opzichte van de deuromlijsting 4.
Het is duidelijk dat de diepte van de holte 28 zodanig gedimensioneerd is dat in de open stand van het veiligheidsslot, de grendel 19 zich buiten de tweede uitsparing 10 bevindt en in de gesloten stand zich bijna over de volledige breedte van deze tweede uitsparing 10 uitstrekt, respektievelijk al dan niet samenwerkt met doorgang 12 in de nachtschieter 7.
Ook is het vanzelfsprekend dat de vorm van de langgerekte kraag 24 niet beperkt is tot een ellips, maar elke andere niet ronde vorm kan aannemen.
<Desc/Clms Page number 7>
In de figuren 6 en 7 is nog een uitvoeringsvariante van de uitvinding weergegeven welke sterk gelijkt op de uitvoering zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 doch hierin verschilt dat de stijl 8 ter hoogte van de dag-en nachtschieter 6 en 7 een bijkomend verstevigingselement 29 bevat.
Dit verstevigingselement 29 bestaat in hoofdzaak uit een rechthoekige basisplaat 30 welke verzonken en door middel van schroeven 31 in de vertikale stijl 8 wordt vastgezet. Deze basisplaat 30 is bij voorkeur in metaal en is ter hoogte van de schieters 6 en 7 voorzien van uitsparingen 32,33, waarbij tussen voornoemde uitsparingen loodrecht op de basisplaat 30 een steunplaatje 34 met een schroefdraadboring 35 is aangebracht.
In voornoemde schroefdraadboring 35 wordt, via een doorgang 36 in de vertikale stijl 8, een steunelement 16 vastgezet.
Bij deze uitvoeringsvariante wordt de houten vertikale stijl 8 dus extra verstevigd doordat de nachtschieter 7 met een metalen uitsparing 33 samenwerkt en niet rechtstreeks in het hout van de tweede uitsparing 10 van de stijl 8 wordt aangebracht.
Het is duidelijk dat alle voornoemde uitvoeringsvarianten enkel aan de binnenzijde van een deur kunnen aangebracht en gebruikt worden.
In de figuren 8 en 9 is een uitvoeringsvariante weergegeven die zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van een deur een vergrendeling toelaat van de nachtschieter 7 ten opzichte van de vertikale stijl 8.
<Desc/Clms Page number 8>
In deze uitvoeringsvariante bestaan de vergrendelingsmiddelen 14 uit een langwerpige grendel 19 die aan een van zijn uiteinden voorzien is van een slot 37 en uit een behuizing 38 waarin de grendel 19 met slot 37 kan aangebracht worden.
Hierbij is de behuizing 38 door middel van schroeven 39 op de vertikale stijl 8 gemonteerd.
Zoals weergegeven bestaat bij voorkeur de behuizing 38 uit twee delen waarbij ieder deel van de behuizing 38 voorzien is van een uitsparing 40 welke dezelfde vorm vertoont als de omtreksrand van het slot 37.
Deze uitsparing 40 is op zodanige wijze in de behuizing 38 aangebracht dat, wanneer het slot 37 in de uitsparing 40 geschoven wordt, de grendel 19 in de eerste doorgang 12 van de nachtschieter 7 en in de tweede doorgang 13 van de stijl 8 schuift.
De uitsparing 40 is op een bepaalde diepte voorzien van een radiale verbreding 41 waardoor een aanslag 42 gevormd wordt.
Door het omdraaien van de sleutel 43, nadat het slot 37 in de uitsparing 40 is geplaatst, kan een door deze sleutel gedreven pen 44 tot buiten de omtrek van het slot 37 gedraaid worden. Hierbij neemt tijdens het draaien de pen 44 plaats in de radiale verbreding 41 en haakt in achter de aanslag 42.
Vervolgens kan de sleutel 43 uit het slot 37 genomen worden waarop het slot in de behuizing blijft. In deze stand bevindt het veiligheidsslot zich in de gesloten positie of met andere woorden wordt de nachtschieter 7 vergrendeld ten opzichte van de vertikale stijl 8 doordat de langwerpige
<Desc/Clms Page number 9>
grendel 19 zich op dat ogenblik in de doorgang 12 van de nachtschieter 7 bevindt.
Wanneer door middel van de sleutel 43 de pen 44 terug binnen de omtrek van het slot 37 gedraaid wordt, kan het slot 37 en de bijhorende grendel 19 uit de behuizing 38 geschoven worden waardoor de nachtschieter 7 wordt ontgrendeld ten opzichte van de stijl 8.
Uit het voorgaande is het duidelijk dat de uitvoeringsvariante zoals weergegeven in de figuren 8 en 9 zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van een deur 1 een vergrendeling van de nachtschieter 7 ten opzichte van de vertikale stijl 8 toelaat.
Het is evident dat voornoemde uitvoeringsvariante ook een behuizing 38 kan bevatten die slechts aan een zijde van de deur 1 is aangebracht en hierdoor slechts enkel aan de buitenzijde of binnenzijde van de deur 1 een vergrendeling van de nachtschieter 7 ten opzichte van de vertikale stijl 8 toelaat.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een veiligheidsslot volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.