<Desc/Clms Page number 1>
SCHRAAG
De uitvinding heeft betrekking op een schraag omvattende een horizontale balk en twee paar poten, die met hun boveneinden verbonden zijn met de balk, waarbij de poten van elk paar zich uitstrekken aan weerszijden van de balk en naar beneden toe divergeren.
Een dergelijke schraag is bekend uit DE-A-2710472. Hierin is een schraag beschreven met samenklapbare poten, die overigens alleen maar bruikbaar is als zaagbok.
De uitvinding stelt zich tot doel een schraag te verschaffen die niet alleen als zaagbok kan worden gebruikt, maar die voor meerdere doeleinden bruikbaar is.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de schraag is voorzien van uitsparingen en/of holtes voor het opnemen van gereedschap en/of voor het vastklemmen van werkstukken.
Hierdoor wordt bereikt dat de schraag een aantal hulpfuncties krijgt die normaal alleen aanwezig zijn op een werkbank of in een werkplaats, zonder dat de bruikbaarheid en transporteerbaarheid van de schraag als zodanig negatief wordt beinvloed.
Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hiernavolgende beschrijving, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde figuur. Hier is :
Fig. 1 een weergave in perspectief van een schraag volgens de uitvinding weergeven, en
Fig. 2 een bovenaanzicht van een gedeelte van de schraag volgens de uitvinding.
De schraag zoals weergegeven in de figuren omvat een horizontale balk 1 en twee paar poten 2,3 respectievelijk 4, 5.
<Desc/Clms Page number 2>
In de weergegeven uitvoeringsvorm is het boveneinde van het potenpaar 2,3 verbonden met een uiteinde van de balk 1 en het boveneinde van het andere potenpaar 4,5 verbonden met het andere uiteinde van de balk 1. Elk potenpaar 2,3 respectievelijk 4,5 strekt zieh naar beneden toe aan weerszijden van de balk 1 divergerend uit, zodat een groot steunvlak ontstaat, en de schraag een goede stabiliteit verkrijgt. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft elke poot 2,3, 4 en 5 een in hoofdzaak W-vormige doorsnede, zodat een nestbaar geheel wordt verkregen. Maar het is duidelijk dat andere pootvormen bruikbaar zijn, zonder daardoor de nestbaarheid te beïnvloeden.
In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de twee poten van elk paar 2, 3 respectievelijk 4, 5 niet slechts via de balk 1 met elkaar verbonden, maar tevens via horizontale verbindingen 6, respectievelijk 7. Voorts zijn de twee poten van elk paar 2, 4 respectievelijk 3, 5 met elkaar verbonden via verbindingen 8, respectievelijk 9.
Zoals weergegeven in de figuur bestaat de verbinding 9 uit twee stukken 30 en 31 die zieh uitstrekken vanaf ongeveer de halve hoogte van de poten 3 respectievelijk 5, vandaaruit iets schuin naar boven toe verlopen over met elkaar verbonden bij 32. De verbindingsplaat 32 bevindt zieh ongeveer halverwege de lengte van de balk 1. Van hieruit is dan weer een vertikale verbinding 33 gevormd die de verbindingsplaats 32 verbindt met de balk. De verbinding 8 is in wezen identiek. Op deze wijze is een geheel verkregen dat voldoende starheid bezit en waarbij via de verbindingen 30,31, 32 en 33 een extra ondersteuning van het middendeel van de balk 1 wordt verkregen. Bovendien kunnen deze verbindingen nog worden gebruikt als voetensteun, waardoor tijdens hergebruik de schraag beter stabiel is en beter op zijn plaats kan worden gehouden.
Het zij echter duidelijk, dat de verbindingen 5, 6, en 8, 9 geheel of gedeeltelijk achterwege kunnen
<Desc/Clms Page number 3>
blijven wanneer op andere wijze, bijvoorbeeld door de zwaarte van de balk 1 of de poten 2, 3, 4 en 5 voldoende stevigheid en stabiliteit kan worden verkregen. Daarnaast is het mogelijk de een of meer van de verbindindingen tussen de poten onderling een andere dan de weergegeven vorm te geven.
In het bijzonder is het mogelijk om de ruimte tussen de potenparen 2, 3 respectievelijk 4, 5 volledig op te vullen met een plaatvormig deel, zodat het potenpaar 2, 3 en/of 3, 5 als het ware een geheel vormen.
In de balk 1 is een aantal uitsparingen en/of holtes aangebracht voor het opnemen van gereedschap en/of voor het vastklemmen van werkstukken. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn aldus de volgende voorzieningen aangebracht.
De balk 1 omvat een langwerpig middendeel 11 aan weerszijden geflankeerd door twee langwerpige zijdelen 12 en 13. Het middendeel 11 steekt iets hoger uit boven de zijdelen 12 en 13 zodanig dat telkens een langwerpige trap 14 respectievelijk 15 wordt gevormd die gebruikt kan worden als aanslag voor langwerpig te bewerken delen, zoals planken of latten.
Nagenoeg loodrecht ten opzichte van de lengterichting van de balk 1 is in de nabijheid van het potenpaar 2, 3 een groef 10 gevormd (zie ook fig. 2), welke groef 10 een in hoofdzaak U-vormige doorsnede heeft.
Verder zijn er telkens onder een hoek van 45 ten opzichte van de lengterichting van de balk 1, twee groeven 17 en 18 gevormd die enerzijds de groef 10 kruisen en halverwege gezien in de dwarsrichting van de balk elkaar snijden nabij het uiteinde van debalk 1 dat zieh nabij het potenpaar 2, 3 bevindt. Door de groeven 10,17 en 18 wordt aldus een verdikking 16 gevormd die in vertikale richting uitstrekt boven het vlak van het middendeel 11. De delen 40, 41, 42 en 43 gevormd nabij de snijpunten van de groeven 10 en 17 respectievelijk 10 en 18, aanliggend aan de aldus gevormde hoek van 45 zijn geheel of gedeeltelijk
<Desc/Clms Page number 4>
weggelaten, zoals aangegeven is stippellijn in fig. 2.
De groeven 10, respectievelijk 17 en 18 vormen een verstekbak voor het onder een rechte hoek respectievelijk onder een hoek van 45 C zagen van een werkstuk dat aanligt tegen de trap 14 of 15. Daarbij is er een keuzemogelijkheid voor rechts- en linkshandigen. De aanslag van de zaag wordt telkens gevormd door de verdikking 16.
In het middendeel 11 is centraal een ovaalvormige opening 20 gevormd die gebruikt kan worden als handgreep voor het transporteren van de schraag. Naast de opening 20 is een holte 21 gevormd waarin kleine gereedschappen of andere benodigdheden zoals schroeven, spijkers, pluggen e. d. kunnen worden opgenomen. In de weergegeven uitvoeringsvorm is één holte 21 aangebracht, maar het is duidelijk dat meerdere van dit soort holtes kunnen worden aangebracht, en dat het zelfs mogelijk is om dergelijke uitsparingen aan te brengen in de zijdelen 12 en 13, zonder de functionaliteit van de schraag negatief te beïnvloeden.
Voorts is in de balk 1 een aantal openingen 22 gevormd die qua afmetingen geschikt zijn voor het opnemen van gereedschap zoals hamer, schroevendraaier, tangen enzovoort. Ook hier zijn talrijke variatiesmogelijk.
Nabij het potenpaar 4,5 is in de balk 1 een in doorsnede V-vormige gleuf 25 aangebracht die zich uitstrekt in een richting loodrecht op de langsrichting van de balk 1. De gleuf is geschikt voor het opnemen en geklemd houden van pijpvormige werkstukken, en eventueel kunnen de randen van de slurf 25 zijn voorzien van langribben teneinde een betere grip te verzekeren.
In de gleuf 25 is een opening 26 gevormd, die een zodanige vorm heeft dat hierin een het boorkopdeel van een conventionele draagbare boormachine kan worden opgenomen.
Hierdoor wordt het mogelijk de boormachine in een tijd mee te transporteren met de schraag. Daarnaast kan deze opening 26 gebruikt worden als vrijloopiopening bij het boren van gaten in werkstukken.
<Desc/Clms Page number 5>
Het is duidelijk dat de mogelijkheden die de schraag volgens de uitvinding beidt niet beperkt zijn tot de hierboven beschreven mogelijkheden, maar dat nog talrijke andere hulpmiddelen bedacht kunnen worden zonder af te wijken van de uitvindingsgedachte.
Het is verder mogelijk om de schraag als een geheel te vervaardigen uit kunststof bijvoorbeeld door spuitgieten. Het is evenwel ook mogelijk om de schraag uit twee delen te vervaardigen, bijvoorbeeld het middendeel 11 met de groef 10 en verdikking 16 en de rest van de schraag voorzien van een gepaste uitsparing voor het opnemen van het middendeel 11.
Dit geeft enerzijds de mogelijkheid om verschillende typen schragen te maken die verschillen in de keuze van de hulpelementen aangebracht in het middendeel 11. Daarnaast maakt het dit mogelijk om in de groef 10 een extra bodemplaatje te vormen die dient voor het opvangen van de zaag bij het verstekzagen, zodat deze niet direkt inwerkt op dragende delen van de schraag.
Tevens kan de constructie nog zodanig zijn uitgevoerd dat pas het verwijderen van het middendeel 11 met groef 10 en verdikking 16 een schraag ontstaat met volledig vlakke bovenzijde, die onder andere bruikbaar is als klassieke schraag of steigerelement. Hier is een klikvoorziening 28 aangebracht in het deel 11 die dit deel geklemd houdt tegen de onderzijde van de balk 1, maar die gemakkelijk met de hand kan worden weggedrukt teneinde het deel 11 te verwijderen respectievelijk te vervangen.
Tenslotte kunnen de poten 2, 3, 4 en 5 aan de onderzijde zijn voorzien van rubberen dopjes voor het verlagen van de stabiliteit.
<Desc / Clms Page number 1>
TRESTLE
The invention relates to a trestle comprising a horizontal beam and two pairs of legs connected to the beam with their upper ends, the legs of each pair extending on either side of the beam and diverging downwards.
Such a trestle is known from DE-A-2710472. It describes a trestle with folding legs, which, incidentally, can only be used as a sawhorse.
The object of the invention is to provide a trestle which can be used not only as a sawhorse, but which can be used for several purposes.
This object is achieved according to the invention in that the trestle is provided with recesses and / or cavities for receiving tools and / or for clamping workpieces.
This ensures that the trestle gets a number of auxiliary functions that are normally only present on a workbench or in a workshop, without negatively affecting the usability and transportability of the trestle as such.
Other features and advantages of the invention will become apparent from the following description, reference being made to the accompanying figure. Here is :
Fig. 1 show a perspective view of a trestle according to the invention, and
Fig. 2 a top view of a part of the trestle according to the invention.
The trestle as shown in the figures comprises a horizontal bar 1 and two pairs of legs 2, 3 and 4, 5, respectively.
<Desc / Clms Page number 2>
In the illustrated embodiment, the top end of the pair of legs 2,3 is connected to one end of the beam 1 and the top end of the other pair of legs 4,5 is connected to the other end of the beam 1. Each pair of legs 2,3 and 4,5, respectively extends divergently downwards on either side of the beam 1, so that a large support surface is created, and the trestle obtains good stability. In the shown embodiment, each leg 2, 3, 4 and 5 has a substantially W-shaped cross section, so that a nestable whole is obtained. But it is clear that other leg shapes can be used without affecting nestability.
In the embodiment shown, the two legs of each pair 2, 3 and 4, 5 are not only connected to each other via the beam 1, but also via horizontal connections 6, 7, respectively. Furthermore, the two legs of each pair 2, 4 and 5, respectively. 3, 5 connected together via connections 8 and 9, respectively.
As shown in the figure, the connection 9 consists of two pieces 30 and 31 which extend from about half the height of the legs 3 and 5, respectively, from which they run slightly obliquely upwards, joined together at 32. The connecting plate 32 is approximately halfway along the length of the beam 1. From here a vertical connection 33 is formed, which connects the connection point 32 to the beam. The connection 8 is essentially identical. In this manner, a whole is obtained which has sufficient rigidity and wherein an additional support of the middle part of the beam 1 is obtained via the connections 30, 31, 32 and 33. In addition, these connections can still be used as a footrest, which makes the trestle more stable during reuse and can be held in place better.
It is to be understood, however, that compounds 5, 6, and 8, 9 may be omitted in whole or in part
<Desc / Clms Page number 3>
remain when sufficient strength and stability can be obtained in another way, for instance due to the weight of the beam 1 or the legs 2, 3, 4 and 5. In addition, it is possible to give the one or more of the connections between the legs to another form than that shown.
In particular, it is possible to completely fill the space between the pairs of legs 2, 3 and 4, 5 with a plate-shaped part, so that the pair of legs 2, 3 and / or 3, 5 form a whole, as it were.
A number of recesses and / or cavities are provided in the beam 1 for receiving tools and / or for clamping workpieces. Thus, in the illustrated embodiment, the following features are provided.
The beam 1 comprises an elongated middle part 11 flanked on either side by two elongated side parts 12 and 13. The middle part 11 protrudes slightly higher above the side parts 12 and 13 such that in each case an elongated step 14 or 15 is used which can be used as a stop for elongated parts, such as boards or slats.
Almost perpendicular to the longitudinal direction of the beam 1, a groove 10 is formed in the vicinity of the pair of legs 2, 3 (see also Fig. 2), which groove 10 has a substantially U-shaped cross-section.
Furthermore, two grooves 17 and 18 are formed at an angle of 45 relative to the longitudinal direction of the beam 1, which on the one hand cross the groove 10 and intersect halfway in the transverse direction of the beam near the end of the beam 1 shown is located near the pair of legs 2, 3. Thus, through the grooves 10, 17 and 18, a thickening 16 is formed which extends vertically above the plane of the middle part 11. The parts 40, 41, 42 and 43 are formed near the intersection points of the grooves 10 and 17, 10 and 18 respectively , adjacent to the angle of 45 thus formed are wholly or partly
<Desc / Clms Page number 4>
omitted as indicated by dotted line in fig. 2.
The grooves 10, 17 and 18 respectively form a miter box for sawing a workpiece that rests against the stairs 14 or 15 at a right angle and at an angle of 45 ° C. There is a choice for right and left-handers. The stop of the saw is always formed by the thickening 16.
In the middle part 11 an oval-shaped opening 20 is formed centrally, which can be used as a handle for transporting the trestle. Next to the opening 20, a cavity 21 is formed in which small tools or other supplies such as screws, nails, plugs e. d. can be recorded. In the illustrated embodiment, one cavity 21 is provided, but it is clear that several such cavities can be provided, and it is even possible to make such recesses in the side parts 12 and 13, without the functionality of the trestle being negative to influence.
Furthermore, a number of openings 22 are formed in the beam 1 which are suitable in size for receiving tools such as hammer, screwdriver, pliers and so on. Numerous variations are also possible here.
Near the pair of legs 4,5, a cross-section V-shaped slot 25 is arranged in the beam 1, which extends in a direction perpendicular to the longitudinal direction of the beam 1. The slot is suitable for holding and clamping pipe-shaped workpieces, and the edges of the trunk 25 may optionally be provided with longitudinal ribs in order to ensure a better grip.
An opening 26 is formed in the slot 25, having a shape such that it can receive the drill bit part of a conventional portable drilling machine.
This makes it possible to transport the drill with the trestle in time. In addition, this opening 26 can be used as a free-wheeling opening when drilling holes in workpieces.
<Desc / Clms Page number 5>
It is clear that the possibilities offered by the trestle according to the invention are not limited to the possibilities described above, but that numerous other aids can be devised without departing from the inventive idea.
It is further possible to manufacture the trestle as a whole from plastic, for example by injection molding. However, it is also possible to make the trestle in two parts, for example the middle part 11 with the groove 10 and thickening 16 and the rest of the trestle provided with an appropriate recess for receiving the middle part 11.
On the one hand, this makes it possible to make different types of trestles that differ in the choice of the auxiliary elements arranged in the central part 11. In addition, this makes it possible to form an extra bottom plate in the groove 10 which serves to receive the saw during miter cuts, so that it does not act directly on load-bearing parts of the trestle.
The construction can also be designed in such a way that only the removal of the middle part 11 with groove 10 and thickening 16 results in a trestle with a completely flat top, which can be used, among other things, as a classic trestle or scaffolding element. Here, a snap-on device 28 is provided in the part 11 which keeps this part clamped against the underside of the beam 1, but which can easily be pushed away by hand in order to remove or replace the part 11, respectively.
Finally, the legs 2, 3, 4 and 5 can be provided at the bottom with rubber caps for lowering the stability.