<Desc/Clms Page number 1>
Kooi voor pluimvee
De uitvinding heeft betrekking op een kooi voor pluimvee, zoals kippen, voorzien van een bodem, zij-en achterwanden, en dak, waarbij de voorwand althans voor een deel is gevormd door traliewerk nabij de onderzijde, en van een voergoot langs de buitenonderzijde van de voorwand.
In een kooi van het in de aanhef beschreven type worden een aantal exemplaren van het pluimvee ondergebracht, welke dieren aan een bepaald voederschema worden gehouden teneinde ze in een zo kort mogelijke tijd op gewicht te krijgen. De bekende kooien van deze soort geven altijd vrij toegang tot de voergoot, hetgeen leidt tot een ongewenst afwijken van het voorafbepaalde voederschema, omdat een nauwkeurige aanvangstijd van het toedienen van het voer niet kan worden beheerst. Dit speelt vooral een rol, indien meer kooien op hetzelfde voedersysteem zijn aangesloten. De aanvoer van het voer vindt gewoonlijk plaats door middel van een transportband, die onder in de voergoot loopt, of door middel van een vultrechter, die langs de voergoot heen en weer wordt bewogen.
De vrije toegang voor het pluimvee tot de voergoot leidt onmiddellijk na het deponeren van het voer tot de start van de voertijd, en is derhalve niet voor alle dieren gelijk, omdat niet alle kooien gelijktijdig kunnen worden bevoorraad.
Evenmin is het exacte eindtijdstip te beheersen, omdat de dieren dooreten, totdat de voergoot leeg is.
De uitvinding beoogt een kooi van het in de aanhef beschreven type te verschaffen, waarbij bovengenoemde problemen worden voorkomen. Het kooi volgens de uitvinding onderscheidt zich, doordat een kleporgaan is aangebracht, dat vanuit een eerste stand, waarin het kleporgaan het traliewerk afsluit, naar een tweede stand, waarin het klep-
<Desc/Clms Page number 2>
orgaan het traliewerk vrijgeeft, en omgekeerd beweegbaar is aangebracht.
Dankzij het kleporgaan is het mogelijk om het personeel op elk gewenst passend tijdstip de voergoten te vullen, waarna door het openen van de klep de juiste aanvangstijd is bepaald, alsmede de eindtijd door het sluiten van het kleporgaan.
Een extra voordeel is dat het voer, dat meestal mengvoer is, in de gewenste samenstelling aan de dieren wordt toegediend, hetgeen vooral een rol speelt bij het zogenaamde transportbandtoevoersysteem. Indien er een transportbandtoevoersysteem wordt toegepast, zullen de dieren in de eerst bevoorrade kooien een beter mengsel voorgeschoteld krijgen dan de dieren bij de daarachter gelegen kooien, omdat het lekkere voer het eerst uit het mengsel wordt gepikt.
Voor het verkrijgen van een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm verdient het de voorkeur het kleporgaan aan de binnenzijde van het traliewerk aan te brengen, d. w. z. aan de zijde van de dieren, zodat deze in gesloten stand zieh niet zullen beschadigen tussen de klep en het traliewerk.
Teneinde het zelf sluiten van de klep te vergemakkelijken, indien deze wordt vrijgegeven om naar de sluitstand terug te gaan, stelt de uitvinding voor om het kleporgaan om een as nabij de voorwand van de kooi en parallel aan de voergoot zwenkbaar aan te brengen.
Hierbij verdient het de voorkeur om de klep een dwarsdoorsnede te geven, welke een geknikte vorm heeft, zodanig dat de onderrand nauwsluitend tegen de binnenzijde van het traliewerk komt te liggen.
Indien de kooien zijn gerangschikt tot een zogenaamde batterij dan verdient het de voorkeur om een gemeenschappelijk bedieningsorgaan aan te brengen althans voor de kooien per etage teneinde de klepvormige organen gelijktijdig te openen respectievelijk te sluiten.
De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont :
<Desc/Clms Page number 3>
fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een tot een batterij gerangschikte groep kooien voor pluimvee volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een deel van de kooi en fig. 1 op vergrote schaal, fig. 3 een perspectivisch detail volgens pijl III in fig. 2.
In fig. 1 is met het cijfer 1 telkens een afzonderlijke kooi aangegeven, welke bestaat uit een bodem 2, hier een rooster, zij- en achterwanden 3 respectievelijk 4 en een bovenwand 5. De zij-, achter-en bovenwand kunnen uit ver- schillende passende materialen bestaan en vallen qua con- structie verder buiten het kader van de uitvinding. In fig. 1 zijn de kooien in etages 6 naast elkaar gerangschikt, waarbij telkens per etage de kooien met de achterwand tegen elkaar staan, zodat een dubbele rij kooien per etage ont- staat.
De voorwand 7 van elke kooi 2 is althans voor een deel met een traliewerk 8 uitgevoerd, welk traliewerk nabij de onderzijde van de voorwand 7 is aangebracht. De tralies van het traliewerk 8 hebben een zodanige afstand dat de koppen van het in de kooi aanwezige pluimvee daardoorheen kunnen steken. Onder traliewerk worden ook andere con- structies verstaan, die de dieren binnen houdt en desondanks toelaat dat de dieren het voer in de voergoot bereiken.
Langs de onderzijde van de voorwand 7 is een voer- goot 9 aangebracht, welke qua constructie van willekeurige soort en vorm kan zijn, en dient voor het opnemen van voer V op de bodem daarvan.
In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm worden de voergoten 9 gevuld door middel van een voerdoseerinrichting
10, welke middels wielen 11 langs een rail 12 op de bovenste etage 6 van de batterij heen en weer kan worden bewogen door een niet nader omschreven aandrijfsysteem.
Het voerdoseermechanisme 10 is uitgevoerd met een aantal afvoerpijpen 13, van verschillende lengten, welke uitmonden in de boven elkaar aangebrachte voergoten 9 van elke etage 6.
<Desc/Clms Page number 4>
Per etage is een afvoertransporteur in de vorm van een eindloze band 14 aangebracht, die zich over de volle lengte van de etage 6 uitstrekt en over de volle breedte van de dubbele rij kooien per etage, welke afvoertransporteur de mest opvangt die door het rooster 2 omlaag is gevallen.
Volgens de uitvinding is een kleporgaan 15 aangebracht, dat dient voor het afsluiten van het traliewerk 8 in de voorwand 7.
In de voorkeursuitvoeringsvorm is de klep 15 een strook van passend materiaal, bijvoorbeeld aluminium of verzinkt staal, welke met een langsrand 16 zwenkbaar is verbonden met een horizontale staaf 17 van de voorwand 7. De scharnierverbinding kan tot stand komen door middel van een schalm 18, die op regelmatige afstanden de strook 15 met de staaf 17 verbindt. De breedte van de strook 15 is zodanig dat in de gesloten stand de vrije rand 19 de hoogte van het traliewerk 8 geheel bedekt, zie rechts in fig. 1. Voorts is te zien dat de dwarsdoorsnede van de strook geknikt is uitgevoerd, en wel zodanig dat de noklijn van de strook naar de binnenzijde van de kooi is gericht als de klep in de sluitstand staat volgens de rechter kooi in fig. 1.
Het openen van de klep kan eenvoudig plaatsvinden door een trekkoord 20 of dergelijke aan een punt van de klep aan te brengen, welk punt op afstand van de staaf 17 ligt.
Door het trekkoord omhoog te trekken opent men de klep vanuit de sluitstand, zie rechts in fig. 1, tot in de stand volgens fig. 2. Door het koord 20 te vieren zwenkt de klep om de staaf 17 onder invloed van de zwaartekracht omlaag.
Het zal duidelijk zijn dat voor de kooien per etage 6 de koorden 20 aan een gemeenschappelijk trekorgaan 21, staaf of dergelijke verbonden kan zijn, zodat alle kleppen van de kooien gelijktijdig kunnen worden geopend respectievelijk gesloten. Ter compensatie van afstandsverschillen is tussen het koord 20 en trekorgaan 21 een veer 22 aangebracht.
De hierboven beschreven inrichting werk als volgt :
Aangenomen dat een groot aantal dieren, bijvoorbeeld kippen in een kooi zijn opgenomen, dan kunnen deze dieren
<Desc/Clms Page number 5>
afhankelijk van de hoeveelheid openingen in het traliewerk 8 alle gelijktijdig bij de voerbak 9 komen, hetgeen in fig. 2 is geillustreerd.
Door de voedergoten 9 eerst te vullen met het voedersysteem 10 kan een gelijkmatige laagdikte op de bodem van de goot 9 worden aangebracht, voordat de kippen dit kunnen bereiken vanwege de gesloten stand van de klep 15 rechts in fig. 1. De kippen zijn niet in staat om de klep zelf open te werken dankzij de geknikte dwarsdoorsnede van de klep, waardoor de rand 19 nauw aansluit tegen het tralie- werk 8. Bovendien vraagt dit openen een gezamenlijke actie van alle kippen tegelijk, omdat bij een poging van een enkel exemplaar de overige het openen van de klep zullen tegen- werken vanwege hun aanwezigheid in de kooi.
Door het bedieningsmechanisme 20,21, 22 te be- dienen, kunnen de kleppen 15 omhoog worden gezwenkt tegen de druk van de dieren in, waarbij de veer 22 aanvankelijk zal uitrekken, waarna de klep uiteindelijk zal worden vrijge- geven, zodra de dieren met de kop door het traliewerk 8 kunnen dringen.
Na enige tijd kan de klep worden gesloten door het terugschuiven van het bedieningssysteem 20,21, 22 waardoor het gewicht van de klep voldoende is om telkens de kippen te dwingen de kop terug te trekken uit het traliewerk 8.
Binnen het kader van de uitvinding zijn andere uitvoeringsvormen mogelijk. Zo behoeft de klep 15 niet zwenkbaar aan de voorrand 7 te zijn bevestigd, maar kan ook aan de binnen-respectievelijk buitenkant van de kooi op en neer schuiven.