<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Mobiele stapelinrichting" ----------------------------
Met mobiele stapelinrichting wordt bedoeld een inrichting voorzien van een aantal bakken, platformen of dergelijke, waarop goederen, zoals bijv. farmaceutische produkten kunnen gestapeld worden, en die door een doorlopende ketting kunnen worden aangedreven, zodat de gewenste bak, platform of dergelijke tevoorschijn komt binnen het bereik van een persoon of op de plaats waar men dergelijke, opgestapelde produkten of goederen wenst af te nemen, of waar men er produkten of goederen wenst op te stapelen.
Dergelijke mobiele stapelinrichtingen laten toe grote hoeveelheden produkten in een kleine ruimte op te stapelen, en laten een vlugge behandeling toe van de goederen die moeten gestapeld of geleverd worden, met bijv. een elektronisch geprogrammeerde sturing, die toelaat een specifiek goed op een speciefiek platform op een welbepaalde plaats te bestellen.
Nochtans, voor veel goederen is het van belang dat de flatformen waarop de goederen gestapeld worden, horizontaal blijven gedurende de beweging van de stapelinrichting, hetzij omdat de goederen bijvoorbeeld breekbaar zijn, hetzij omdat ze bijvoorbeeld vloeibare produkten bevatten, enz...
Het voorwerp van de uitvinding is een dergelijke mobiele stapelinrichting, waarbij als doel vooropgesteld wordt, een grote stabiliteit aan de legplaten te verzekeren, zelfs wanneer er goederen met een zwaar gewicht op worden gestapeld.
De stapelinrichting volgens de uitvinding, is samengesteld uit legplaten, die aan bevestigingskoppen zijn vastgehecht, en die door de aandrijving van een ketting zich in een gesloten omtrekbaan kunnen bewegen met het kenmerk dat de bevestigingskoppen uit een
<Desc/Clms Page number 2>
aanhakingselement, een kettinghouder en een ringgeleider zijn samengesteld, de kettinghouder zijn voorzien van ten minste twee pinnen die zich daarvan in de daarvoor voorziene gleuven van de geleidingsprofielen van de omtrekbaan bewegen
Verder is de stapelinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de gesloten omtrekbaan onder de vorm van een geleidingsgoot uit geleidingsprofielen is samengesteld waarin betrokken geleidingsbanen zo uitgewerkt zijn dat bij bochten het trajekt van deze geleidingsbanen zodanig is, dat ze elkaar kruisen,
en dat de bevestigingskoppen zieh onder de aandrijving van de ketting in deze bochten van de omtrekbaan bewegen zonder dat enige kipbeweging van de vastgehechte legplaat plaats kan grijpen.
Meer in het bijzonder is de mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de verbindingsprofielen tussen twee rechte stukken geleidingsprofielen van gleuven zijn voorzien, waarvan de breedte gelijk is aan de diameter van de geleidingspinnen die aan de bevestigingskoppen zijn vastgehecht, en waarvan de bochten door de relatieve positie van de geleidingspinnen onderling worden bepaald zodanig dat een segment dat twee geleidingspinnen verbindt, evenwijdig blijft aan zichzelf gedurende een verplaatsing van het ene uiteinde naar het andere uiteinde van betrokken verbindingsprofiel.
Verdere kenmerken en voordelen van de stapelinrichting volgens de uitvinding zullen blijken uit de beschrijving van een concrete uitvoeringsvorm van dergelijke stapelinrichting zonder dat de uitvinding daardoor door de kenmerken van deze uitvoeringsvorm wordt beperkt.
De beschrijving van deze concrete uitvoeringsvorm van een mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 3>
wordt aan de hand van de bijgevoegde figuren toegelicht.
Figuur 1 is een algemene schematische perspectieve voorstelling van een stapelinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een perspectieve voorstelling van een recht stuk van de gesloten omtrekbaan van de stapelinrichting voorgesteld in figuur 1, nadat de verschillende componenten uit elkaar genomen zijn.
Figuur 3 is een perspectieve voorstelling van een gebogen verbindingsprofiel gebruikt voor een bocht van 180 in de omtrekbaan van de stapelinrichting voorgesteld in figuur 1.
Figuur 4a is een doorsnede van een uiteengenomen plaathouder voor de stapelinrichting voorgesteld in figuur
EMI3.1
l.
Figuur 4b is een zijzicht van de bevestigingskop waarvan de doorsnede in figuur 4a is voorgesteld.
Figuur 5 is een bovenzicht van een gebogen verbindingsprofiel voor een bocht van 900 met een doorsnede respectievelijk aan elk uiteinde van dit profiel.
In een van de meest eenvoudige uitvoeringen van een mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding zoals
EMI3.2
voorgesteld in figuur 1, is deze stapelinrichting gevormd uit enerzijds een reeks legplaten (1) die elk aan een bevestigingskop (2) worden aangehaakt en anderzijds uit een gesloten omtrekbaan (3) die zich vertikaal recht uitstrekt en door twee bochten van 180 in een kringloop wordt gesloten, in welke omtrekbaan (3), de bevestigingskoppen (2) zich heen en weer kunnen bewegen, meegenomen door een ketting die de omtrekbaan (3) volgt onder de aandrijving van een elektrische motor die elektronisch kan gestuurd worden.
De bevestigingskoppen (2) van de voorgestelde mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding zijn samengesteld uit enerzijds de middelen om de legplaten (1)
<Desc/Clms Page number 4>
eraan te haken en anderzijds uit de middelen die de bevestigingskoppen (2) verplicht de omtrekbaan (3) te volgen zonder te wippen gedurende de beweging in deze omtrekbaan (3) zowel in de rechtlijnige als in de van bochten voorziene gedeelten.
In de voorgestelde uitvoering zijn de bevestigingskoppen (2) (fig. 4a en 4b) voorzien van een aanhakingselement (6) dat voorzien is van een gleuf (7) waarin een boord van een legplaat (l) kan ingeschoven worden en die begrensd is door twee halve conussen (8) en (9) met een gezamelijke as (10), waarvan de onderste conus (8) een grotere hoogte heeft dan bovenste conus (9) doordat de onderste conus (8) als drager van legplaat (1) fungeert terwijl bovenste conus (9) als houder fungeert en belet dat de legplaat (1) onder het gewicht van het gestapeld produkt gaat wippen.
De gezamelijke basis (11) van beide conussen (8) en (9) van de bevestigingskoppen (2) is voorzien van een uitstekende cilinder (12) waarvan de diameter kleiner is dan de diameter van de conussenbasis (11) en zich volledig aansluit tegen de cilindrische binnenkant van de kettinghouder (13), door een plaat (14) afgesloten, die op de buitenkant van vier cilindrische geleidingspinnen (15), (16), (17) en (18) voorzien is. De pinnen (15) en (16) zijn voorzien van rollagers, respectievelijk (19) en (20), die op dezelfde vertikale symmetrie-as (21) liggen, terwijl geleidingspinnen (17) en (18) op dezelfde horizontale symmetrie-as (22) liggen, maar zonder rollagers in de voorgestelde uitvoering.
Om de stabiliteit van de bevestigingskoppen (2) met hun respectievelijke legplaten (l) te verzekeren, moeten de respectievelijke symmetrieassen (10), (21) en (22) hun respectievelijke richting gedurende de beweging van de ketting blijven houden, d. w. z. assen (10) en (22) blijven horizontaal, (21) vertikaal.
<Desc/Clms Page number 5>
In de binnenruimte van het cilindrisch gedeelte van de kettinghouder (13) zitten vier boringen, die met vier boringen in de bevestigingskoppen (2) overeenstemmen en die toelaten deze bevestigingskoppen (2) aan de kettinghouders te verbinden met bouten of andere bevestigingsmiddelen.
De kettinghouder (13) is aan de buitenkant tegen de afdekplaat (14) rondom van tanden (23) voorzien, die door schakels van de aandrijfketting kunnen meegetrokken worden op het ogenblik dat de ketting in beweging wordt gebracht.
Tussen de kettinghouder (13) en de bevestigingskop (2) komt er een ringgeleider (24) (zie fig.
2) die boven op het cilindrisch gedeelte van de kettinghouder (13) kan geschoven worden en samen met de afdekplaat (14) een beschermingsgleuf van de vertanding (23) met de aandrijvingsketting opbouwt, terwijl het samengesteld geheel (fig. 2) van kettinghouder (13), ringgeleider (24) en ketting (25) binnen het U-vormig profiel (29), die de omtrekbaan (3) vormt, liggen. Bovenop de zijkanten komen de hoekprofielen (26) waarop de aan elkaar bevestigde afdekplaten (27) met de bevestigingskoppen (2), die dankzij opspanbouten respectievelijk aan tussenschakels (28) en kettinghouders (13) verbonden zijn.
De rechte stukken van de omtrekbaan (3) zijn gevormd uit een U-vormig profiel (29) dat in zijn bodem voorzien is van drie geleidingsgleuven (30), (31), (32), die met de omtrekbaan evenwijdig lopen. In een vertikaal gedeelte van de omtrekbaan (3) ligt geleidingsgleuf (31) axiaal, volgens symmetrieas (21), terwijl daarin de twee geleidingspinnen (15) en (16) van de kettinghouders (13) lopen waaraan de bevestigingskoppen (2) vast verbonden zijn.
Symmetrisch ten opzichte van de centrale gleuf
<Desc/Clms Page number 6>
(31) liggen de gleuven (31) en (32) waarin zieh, respectievelijk de geleidingspinnen (17) en (18) bewegen.
Daar de bevestigingskoppen (2) solidair zijn met de geleidingspinnen (15), (16), (17) en (18), die excentrisch staan ten opzichte van de torsie as (10), en zich in evenwijdige rechte gleuven verplaatsen in de rechte stukken van de omtrekbaan (13) is het onmogelijk dat de bevestigingskoppen (2) met hun legplaten (1) rond deze as (10) schommelen gedurende de op of neergaande beweging van deze bevestigingskoppen (2) in het vertikale rechte gedeelte van de omtrekbaan (3). As (21), waarop geleidingspinnen (15) en (16) liggen, blijft vertikaal, en as (22), waarop geleidingspinnen (17) en (18) liggen, blijft horizontaal.
Op het ogenblik dat de omtrekbaan (3) een bocht vormt (Fig. 3), krijgt het U-vormig verbindingsprofiel (5) eigen specifieke gleuven (33), (34), (35) en (36), waarbij gleuf (33) in verlenging komt van gleuf (30) van het rechte stuk (4)-centrale gleuf (31) van het rechte stuk (4) wordt in gleuven (34) en (35) gesplitst en gleuf (36) van het verbindingsprofiel (5) komt in verlenging van gleuf (32) van het rechte stuk (4) en komt in de loop van zijn verder trajekt samen met gleuf (33).
De ombuiging van de gleuven (33), (34), (35) en (36) in het verbindingsprofiel (5) is zodanig uitgevoerd dat de verplaatsing van twee of meerdere punten die aan elkaar vast verbonden zijn en zich in die gleuven (32), (34), (35) en (36) bevinden, zowel in afstand als in richting dezelfde blijft. Het segment dat de geleidingspinnen (15) en (16) verbindt, verplaatst zich evenwijdig aan zichzelf gedurende hun verplaatsing vanuit een uiteinde van het verbindingsprofiel (5) naar het andere uiteinde.
Dit is ook het geval voor het segment dat geleidingspinnen (17) en (18) verbindt en ook voor de segmenten (15, 17), (15, 18), (16, 17), (16, 18). De vertikale
<Desc/Clms Page number 7>
verbinding tussen geleidingspinnen (15) en (16) blijft vertikaal en de verbinding tussen geleidingspinnen (17) en (18) blijft horizontaal met het gevolg dat de bevestigingskoppen (2) niet in staat zijn rond as (10) te schommelen gedurende heel de beweging in het verbindingsprofiel (5).
In een bocht splitst de gleuf in de verlenging van gleuf (31) zieh in gleuven (34) en (35) die zieh verder van elkaar verwijderen tot een bocht van 900 werd beschreven, waarbij de afstand tussen beide gleuven (34) en (35) maximaal gelijk is aan de afstand tussen de twee geleidingspinnen (15) en (16) om vanaf daar terug naar elkaar toe te lopen om na een bocht van 1800 terug samen te komen tot nzelfde gleuf.
Anderzijds naderen de gleuven (33) en (36) elkaar tot ze, wanneer een bocht van 900 beschreven werd elkaar kruisen en zieh verder terug van elkaar verwijderen tot ze bij een bocht van 1800 terug een tussenafstand bereikt hebben die gelijk is aan de afstand tussen de geleidingspinnen (17) en (18).
Dergelijke mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding laat toe aan omtrekbaan (3) een willekeurige vorm te geven mits aan de gleuven die vorm te bezorgen die toelaat dat de richting van de verbindingslijn tussen twee punten die vast aan elkaar vast verbonden zijn, en zieh in die gleuven verplaatsen, eenzelfde richting behouden, terwijl de twee punten terzelfdertijd een gelijke beweging ondergaan.
Bijvoorbeeld, in plaats van een omtrekbaan (3) met bochten van 1800, zoals voorgesteld in figuur 1, is het mogelijk die te vervangen door een bocht van 900, door een gebogen verbindingsprofiel (37) dat gelijk is aan de eerste helft van het gebogen verbindingsprofiel (5) (zie fig. 3) te gebruiken, en waarop een horizontaal recht stuk, gelijkaardig aan het geleidingsprofiel (29) aansluit, (zie fig. 2), maar waarvan de middenste gleuf nu een breedte
<Desc/Clms Page number 8>
heeft gelijk aan de diameter van de geleidingspinnen (17) en (18), terwijl aan weerszijden van deze middenste gleuf twee gleuven, evenwijdig en symmetrisch verder lopen, en een breedte hebben die gelijk is aan de diameter van de rollagers (19) en (20) die op de geleidingspinnen (15) en (16) gemonteerd zijn.
Op dat horizontaal recht stuk, kan dan een ander verbindingsprofiel aansluiten, dat aan de tweede helft van het verbindingsprofiel (5) beantwoordt om verder de omtrekbaan te vormen zoals in het voorgaande geval.
Met om het even welke combinatie van de twee rechte stukken en de twee gebogen stukken kan men dus om het even welke gesloten omtrekbaan vormen. De mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding hoeft niet vertikaal opgebouwd te worden. Die kan ook horizontaal opgebouwd worden mits aanpassing van de legplaathouders.
De mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding is bijzonder geschikt voor een modulaire uitvoering. De omtrekbaan kan omgevormd worden, verlengd of ingekort worden al naargelang de specifieke behoeften en toepassingen.
Daar de mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding door een ketting wordt aangedreven, en onafhankelijk is van de schakels (28) die de bevestigingskoppen (2) onderling verbinden binnen de geleidingsprofielen, ondervindt de aandrijvingsketting geen hinder van de last die op de legplaten is aangebracht. De last die zich op de legplaten van het linker vertikaal gedeelte van de inrichting bevindt, wordt geheel of gedeeltelijk gecompenseerd door de last die zich op de legplaten van het rechter vertikaal gedeelte bevindt.
Zelfs na eventueel stukspringen van de aandrijvingsketting blijven alle legplaten in perfekte onveranderde toestand stilstaan. Hierdoor is het ook mogelijk een kleine motor te gebruiken om de ketting en dus de inrichting in beweging
<Desc/Clms Page number 9>
te brengen.
De beschreven uitvoeringsvorm met vier geleidingspunten, die twee aan twee symmetrisch verdeeld zijn op de symmetrie-assen (21) en (22) en die ook met vier kogellagers kunnen voorzien worden, is een bijzondere voorkeurdragende uitvoeringsvorm die een soepele voortbeweging garandeert zonder het schommelen van de legplaten.
Een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de mobiele stapelinrichting volgens de uitvinding is een mobiele stapelinrichting waarvan de omtrekbaan cirkelvormig is, d. w. z. zonder rechte geleidingsprofielen, maar gevormd is door de gebogen verbindingsprofielen, die op elkaar aansluiten. In het geval van een kruisvormige ligging van de geleidingspinnen (15,16, 17,18), respectievelijk op de symmetrie-assen (21), (22) van de dekplaat (14) van de kettinghouder (13) van de bevestigingskoppen (2), komen enerzijds de gleuven (33) en (36) die symmetrisch liggen ten opzichte van as (21) eerst samen, terwijl anderzijds de centrale gleuf splitst in gleuven (34) en (35) die zieh van elkaar verwijderen gedurende het eerste kwadrant (tot 900) van de cirkelbaan.
Gleuven (33) en (36) verwijderen zieh terug van elkaar, terwijl de gleuven (34) en (35) terug samenkomen in het tweede kwadrant (tot 180 ).
Gleuven (33) en (36) komen terug samen en gleuven (34) en (35) verwijderen zich terug van elkaar in het derde kwadrant (tot 270 ), en in het vierde kwadrant (tot 3600) verwijderen de gleuven (33) en (36) zich van elkaar, terwijl de gleuven (34) en (35) terug samenkomen, als de volledige cirkelvormige omtrekbaan doorlopen is. Bij het bewegen in de gleuven van deze bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding blijven de betrokken geleidingspinnen (15) en (16) over de ganse omtrek van het trajekt symmetrisch t. o. v. symmetrie-as (22) en blijven de geleidingspinnen (17) en (18) symmetrisch t. o. v. symmetrie-
<Desc/Clms Page number 10>
as (21) zonder dat deze assen t.o.v. as (10) kunnen schommelen.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
"Mobile stacking device" ----------------------------
By mobile stacking device is meant a device provided with a number of trays, platforms or the like, on which goods, such as for instance pharmaceutical products, can be stacked, and which can be driven by a continuous chain, so that the desired tray, platform or the like emerges within the reach of a person or at the place where one wishes to take such stacked products or goods, or where one wishes to stack products or goods there.
Such mobile stacking devices allow the stacking of large quantities of products in a small space, and allow a quick handling of the goods to be stacked or delivered, e.g. with an electronically programmed control, which allows to store a specific good on a specific platform. to order a specific place.
However, for many goods it is important that the flats on which the goods are stacked remain horizontal during the movement of the stacker, either because the goods are fragile, for example, or because they contain liquid products, etc.
The object of the invention is such a mobile stacking device, the aim of which is to ensure a high stability of the shelves, even when goods of heavy weight are stacked on it.
The stacking device according to the invention is composed of shelves, which are attached to fastening heads, and which can move in a closed circumferential path through the drive of a chain, characterized in that the fastening heads consist of a
<Desc / Clms Page number 2>
hook-on element, a chain holder and a ring guide are assembled, the chain holder are provided with at least two pins which move therefrom in the slots provided for this purpose of the guide profiles of the circumferential path
The stacking device according to the invention is further characterized in that the closed circumferential path in the form of a guiding trough is composed of guiding profiles in which the respective guiding tracks are designed in such a way that the curves of these guiding tracks cross each other when bending,
and that the fastening heads under the drive of the chain move in these curves of the circumferential path without any tilting movement of the attached laying plate taking place.
More particularly, the mobile stacking device according to the invention is characterized in that the connecting profiles between two straight sections of guide profiles are provided with slots, the width of which is equal to the diameter of the guide pins attached to the fixing heads, and the bends of which are connected by the relative position of the guide pins are mutually determined such that a segment connecting two guide pins remains parallel to itself during a movement from one end to the other end of the respective connecting profile.
Further features and advantages of the stacking device according to the invention will become apparent from the description of a concrete embodiment of such stacking device without the invention being limited thereby by the features of this embodiment.
The description of this concrete embodiment of a mobile stacking device according to the invention
<Desc / Clms Page number 3>
is explained with reference to the attached figures.
Figure 1 is a general schematic perspective representation of a stacking device according to the invention.
Figure 2 is a perspective view of a straight section of the closed peripheral path of the stacking device shown in Figure 1, after the various components have been taken apart.
Figure 3 is a perspective representation of a curved connecting profile used for a bend of 180 in the circumferential path of the stacking device shown in Figure 1.
Figure 4a is a cross-sectional view of an exploded plate holder for the stacking device shown in Figure
EMI3.1
l.
Figure 4b is a side view of the mounting head, the cross section of which is shown in Figure 4a.
Figure 5 is a top view of a curved connecting profile for a bend of 900 with a cross section at each end of this profile, respectively.
In one of the simplest embodiments of a mobile stacking device according to the invention, such as
EMI3.2
shown in figure 1, this stacking device is formed on the one hand by a series of shelves (1) which are each hooked to a fastening head (2) and on the other hand by a closed circumferential track (3) extending vertically straight and by two bends of 180 in a cycle is closed, in which circumferential path (3), the fastening heads (2) can move back and forth, carried by a chain that follows the circumferential path (3) under the drive of an electric motor which can be electronically controlled.
The fixing heads (2) of the proposed mobile stacking device according to the invention are composed on the one hand of the means around the shelves (1)
<Desc / Clms Page number 4>
on the other hand, and on the other hand from the means which oblige the fastening heads (2) to follow the circumferential path (3) without rocking during movement in this circumferential path (3) in both the rectilinear and the curved sections.
In the proposed embodiment, the mounting heads (2) (fig. 4a and 4b) are provided with a hook-on element (6) which is provided with a slot (7) into which a border of a shelf (1) can be inserted and which is delimited by two half cones (8) and (9) with a common shaft (10), the lower cone (8) of which has a greater height than the upper cone (9) because the lower cone (8) acts as a carrier of the shelf (1) while the top cone (9) acts as a holder and prevents the shelf (1) from bouncing under the weight of the stacked product.
The common base (11) of both cones (8) and (9) of the mounting heads (2) is provided with a protruding cylinder (12), the diameter of which is smaller than the diameter of the cone base (11) and is fully seated against the cylindrical interior of the chain holder (13), closed by a plate (14), which is provided with four cylindrical guide pins (15), (16), (17) and (18) on the outside. Pins (15) and (16) have roller bearings, respectively (19) and (20), which are on the same vertical axis of symmetry (21), while guide pins (17) and (18) are on the same horizontal axis of symmetry (22) but without roller bearings in the proposed version.
To ensure the stability of the mounting heads (2) with their respective shelves (1), the respective symmetry axes (10), (21) and (22) must continue to maintain their respective direction during the movement of the chain, d. w. z. axes (10) and (22) remain horizontal, (21) vertical.
<Desc / Clms Page number 5>
The inner space of the cylindrical part of the chain holder (13) contains four bores, which correspond to four bores in the mounting heads (2) and which allow these mounting heads (2) to be connected to the chain holders with bolts or other fasteners.
The chain holder (13) is provided on the outside against the cover plate (14) all round with teeth (23), which can be pulled along by links of the drive chain when the chain is set in motion.
A ring guide (24) will be placed between the chain holder (13) and the mounting head (2) (see fig.
2) which can be slid on top of the cylindrical part of the chain holder (13) and together with the cover plate (14) builds a protective slot of the toothing (23) with the drive chain, while the assembly (fig. 2) of chain holder ( 13), ring guide (24) and chain (25) lie within the U-shaped profile (29), which forms the circumferential path (3). On top of the sides are the corner profiles (26) on which the fastened cover plates (27) and the mounting heads (2) are connected, which are connected to intermediate links (28) and chain holders (13), respectively, by means of tension bolts.
The straight sections of the circumferential track (3) are formed from a U-shaped profile (29) which in its bottom is provided with three guide slots (30), (31), (32) which run parallel to the circumferential track. In a vertical part of the circumferential path (3), the guide groove (31) lies axially, according to the axis of symmetry (21), while therein the two guide pins (15) and (16) of the chain holders (13) to which the fastening heads (2) are fixedly connected. to be.
Symmetrical to the central slot
<Desc / Clms Page number 6>
(31) are the slots (31) and (32) in which the guide pins (17) and (18) respectively move.
Since the mounting heads (2) are solid with the guide pins (15), (16), (17) and (18), which are eccentric with respect to the torsion shaft (10), and move in parallel straight slots in the straight pieces of the perimeter track (13) it is impossible for the mounting heads (2) to swing with their plates (1) around this axis (10) during the up or down movement of these mounting heads (2) in the vertical straight part of the perimeter track ( 3). Shaft (21) on which guide pins (15) and (16) lie remains vertical, and shaft (22) on which guide pins (17) and (18) lie remains horizontal.
The moment the peripheral track (3) forms a bend (Fig. 3), the U-shaped connecting profile (5) gets its own specific slots (33), (34), (35) and (36), whereby slot (33 ) extends from slot (30) of the straight (4) -central slot (31) of the straight (4) is split into slots (34) and (35) and slot (36) of the connecting profile (5 ) extends the slot (32) of the straight (4) and, in the course of its further trajectory, joins the slot (33).
The bending of the slots (33), (34), (35) and (36) in the connecting profile (5) is designed in such a way that the displacement of two or more points connected to each other and in these slots (32) ), (34), (35) and (36) remain the same both in distance and in direction. The segment connecting the guide pins (15) and (16) moves parallel to itself during their movement from one end of the connecting profile (5) to the other end.
This is also the case for the segment connecting guide pins (17) and (18) and also for the segments (15, 17), (15, 18), (16, 17), (16, 18). The vertical
<Desc / Clms Page number 7>
connection between guide pins (15) and (16) remains vertical and the connection between guide pins (17) and (18) remains horizontal with the result that the mounting heads (2) are not able to swing around shaft (10) during the whole movement in the connection profile (5).
In a bend, the slot splits into the extension of slot (31) into slots (34) and (35) which are further apart until a 900 bend is described, with the distance between both slots (34) and (35) ) is at most equal to the distance between the two guide pins (15) and (16) to walk back together from there to rejoin the same slot after a 1800 turn.
On the other hand, the slots (33) and (36) approach each other until, when a bend of 900 has been described, they intersect and further away from each other until they have reached an intermediate distance equal to the distance between a bend of 1800 again. the guide pins (17) and (18).
Such a mobile stacking device according to the invention makes it possible to give the circumferential track (3) an arbitrary shape, provided that the slots provide that shape which allows the direction of the connecting line between two points which are fixedly connected to each other, and see in those slots move, keep the same direction, while the two points at the same time undergo an equal movement.
For example, instead of a perimeter track (3) with bends of 1800, as shown in figure 1, it is possible to replace it with a bend of 900, with a curved connecting profile (37) equal to the first half of the curved connecting profile (5) (see fig. 3), and to which a horizontal straight piece, similar to the guide profile (29), connects (see fig. 2), but of which the middle slot is now a width
<Desc / Clms Page number 8>
equal to the diameter of the guide pins (17) and (18), while on either side of this central slot two slots extend parallel and symmetrical, and have a width equal to the diameter of the roller bearings (19) and ( 20) mounted on the guide pins (15) and (16).
To that horizontal straight, another connecting profile can then connect, which corresponds to the second half of the connecting profile (5) to further form the circumferential path as in the previous case.
Thus, any combination of the two straight pieces and the two curved pieces can form any closed circumferential path. The mobile stacking device according to the invention does not have to be built vertically. It can also be built horizontally if the shelf holders are adjusted.
The mobile stacking device according to the invention is particularly suitable for a modular design. The perimeter track can be transformed, extended or shortened according to specific needs and applications.
Since the mobile stacking device according to the invention is chain driven, and is independent of the links (28) connecting the fixing heads (2) within the guide profiles, the drive chain is not affected by the load applied to the shelves. The load located on the shelves of the left vertical section of the device is wholly or partially offset by the load located on the shelves of the right vertical section.
Even after the drive chain breaks, all shelves remain stationary in perfect condition. This also makes it possible to use a small motor to move the chain and thus the device in motion
<Desc / Clms Page number 9>
to bring.
The described embodiment with four guide points, which are symmetrically distributed two by two on the symmetry axes (21) and (22) and which can also be provided with four ball bearings, is a particularly preferred embodiment which guarantees a smooth movement without rocking the shelves.
Another special embodiment of the mobile stacking device according to the invention is a mobile stacking device whose peripheral path is circular, d. w. z. without straight guide profiles, but formed by the curved connecting profiles, which connect to each other. In the case of a cross-shaped location of the guide pins (15,16, 17,18), respectively on the symmetry axes (21), (22) of the cover plate (14) of the chain holder (13) of the mounting heads (2 ), on the one hand, the slots (33) and (36) which are symmetrical with respect to axis (21) first converge, while on the other hand the central slot splits into slots (34) and (35) which separate each other during the first quadrant (up to 900) from the circular orbit.
Slots (33) and (36) separate from each other, while the slits (34) and (35) converge in the second quadrant (up to 180).
Slots (33) and (36) recombine and slots (34) and (35) separate from each other in the third quadrant (up to 270), and in the fourth quadrant (up to 3600), the slots (33) and (36) apart, while the slots (34) and (35) converge when the complete circular circumferential path has been completed. When moving in the slots of this particular embodiment of the invention, the respective guide pins (15) and (16) remain symmetrical over the entire circumference of the path. o. for symmetry axis (22) and the guide pins (17) and (18) remain symmetrical t. o. v. symmetry
<Desc / Clms Page number 10>
axle (21) without these axles being able to swing with respect to axle (10).