<Desc/Clms Page number 1>
MESTVERSPREIDER
De uitvinding betreft een mestverspreider omvattende een veelvoud van via ten minste een afsluiter op een verrijdbare mesttank aansluitbare spreidelementen die elk ten minste een mestleiding met ten minste een uitstroommond omvatten.
Een dergelijke mestverspreider voor het bemesten van weiland waarbij de uitstroommond over de grond wordt gesleept is bekend uit het artikel"Landbouwmechanisatie nr 9, september 1991, bladzijden 17 en 18". De ammoniakemissie van deze mestverspreider is aanzienlijk.
De uitvinding heeft ten doel de ammoniakemissie te verlagen. Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat elk spreidelement ingericht is voor het opnemen van ten minste een snijmes dat een sleuf in de grond snijdt. Aangezien de dunvloeibare mest snel na het over de grond verspreiden van mest de door het mes in de grond gesneden sleuf binnentreedt, wordt de ammoniakemissie sterk verminderd en wel tot een door de wetgever bepaalde, aanvaardbare waarde.
De genoemde en andere kenmerken van de inrichting zullen worden verduidelijkt in de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de mestverspreider volgens de uitvinding en wel aan de hand van tekeningen, waarin schematisch voorstellen :
Figuren 1 en 2 zijaanzichten van een mestverspreider volgens de uitvinding in werkstand respectievelijk opgeheven stand van een spreidelement ;
Figuur 3 een schakelschema van de inrichting van figuur 1 ; en
Figuur 4 op grotere schaal detail IV van figuur 1 met een ander wisselwerktuig.
De mestverspreider 6 volgens de uitvinding kan aanbouwbaar zijn aan een mesttank of kan, zoals in figuur 1 getoond, een mesttank 7 omvatten. De mesttank 7 heeft
<Desc/Clms Page number 2>
een console 12, waaraan een draagfreem 13 met stangen 14 bevestigd is. Aan het draagfreem 13 is middels een parallellogrammenstelsel 15 een vouwfreem 16 bevestigd, waarvan twee vleugels om vertikale aslijnen 17 zwenkbaar zijn tussen een uitgespreide werkstand en een samengevouwen transportstand, waarbij de twee vleugels zieh aan weerszijden langs de mesttank 7 uitstrekken. Het vouwfreem 16 draagt aan zijn onderzijde de bevestigingsplaten 19 van een veelvoud, bijvoorbeeld 25, van verspreidelementen 8 telkens middels twee scharnierstangen 18.
Elk verspreidelement 8 omvat een aan de bevestigingsplaat 19 gelaste zware pijp 20 die aan zijn ondereinde een uitstroommond 21 heeft, die zowel aan zijn onderzijde als aan zijn achterzijde bij zijn ondereinde open is (zie figuur 4) en omvat een mes 9 dat met bouten 22 ter compensatie van messlijtage diepteverstelbaar bevestigd is aan sleufgaten 23 van de bevestigingsplaat 19 en wel evenwijdig aan de schuin neerwaarts gerichte pijp 20. Het mes 9 is evenals de uitstroommond 21 vervaardigd van sluitvast staal. De dubbelkantig gekartelde snijrand 25 van het mes 9 is onder een schuine hoek a van bijvoorbeeld ongeveer 300 in voorwaartse rijrichting 24 vanaf zijn onderpunt opwaarts gericht.
Het mes 9 heeft een dikte van de ordegrootte van 5 mm, bijvoorbeeld 6 mm, en reikt tot een diepte b van de ordegrootte van 5 cm, bijvoorbeeld 6 cm, tot onder de onderzijde van de over het grondvlak 26 slepende uitstroommond 21. De druk die het verspreidelement 8 op de grond uitoefent, is bij voorkeur in de ordegrootte van 7 ä 10 kg en het gewicht van het verspreidelement 8 en de daaraan verbonden elementen bedraagt daartoe bijvoorbeeld 8 ä 9 kg. Bij voorkeur wordt het gewicht van elk verspreidelement 8 zodanig ingesteld dat de uitstroommond 21 met lichte aanlegdruk over het grondvlak 26 sleept door toevoeging van gewichten 27 van bijvoorbeeld 2 kg, die geregen worden op een aan de pijp 20 gelaste staaf 28. Ingeval van vaste grond, bijvoorbeeld kleigrond, wcrdt het gewicht van het verspeidelement 8 verhoogd.
De pijp 20 is via een
<Desc/Clms Page number 3>
afsluiter 29 en een slang 30 aangesloten op een door een hydromotor 32 aangedreven mestverspreider 31, die via een slang 38 en een hoofdafsluiter 34 gevoed wordt vanuit de onder luchtdruk staande mesttank 7. Wanneer het vouwfreem 16 wordt opgeheven middels een hydraulische cilinder 33 worden de daaraan opgehangen verspreidelementen 8 tot boven het grondvlak 26 geheven, waarbij de scharnierstangen 18 voorwaarts zwenken, zodanig dat per afsluiter 29 een aan de achterste scharnierstang 18 bevestigd knijpelement 35 een slang 37 tegen een vast knijpelement 36 dichtknijpt (figuur 2).
Figuur 3 toont het schakelschema met : de hydraulische cilinders 10 voor het samenvouwen van het vouwfreem 16 ; de hefcilinders 33 voor het opheffen van het vouwfreem 16 ; een hydraulische cilinder 40 voor het openen van de hoofdklep 34 ; de hydromotor 32 voor het aandrijven van de mestverspreider 31 ; een dubbelwerkende schakelklep 41 ; en een electrische bedieningsschakelaar 42.
De werking van het electrisch-hydraulisch schakelsysteem van figuur 3 is als volgt : - Bij de stand 0 van schakelaar 42 en stand B van schakelklep 41 zet de cilinder 40 eerst de hoofdafsluiter 34 open en vanwege de volgordeschakeling 43 wordt de hydromotor 32 met enige tijdsvertraging op gang gebracht.
- Bij stand 1 van schakelaar 42 en stand B van schakelklep 41 worden via schakelklep 45 de cilinders 33 bekrachtigd voor het heffen van het opvouwfreem 16 en de daaraan verbonden verspreidelementen 8.
- Bij stand 1 van schakelaar 42 en stand A van schakelklep 41 worden de cilinders 33 ontkracht, zodat het ophangfreem 19 wegens het er aanhangende gewicht omlaag zakt en wel gesmoord dankzij smoor 46.
- Bij stand 2 van schakelaar 42 en stand B van schakelklep 41 worden via schakelklep 47 de cilinders 10 bekrachtigd
<Desc/Clms Page number 4>
voor het buitenwaarts zwenken van de vleugels van het vouwfreem 16.
- Bij stand 2 van schakelaar 42 en stand A van schakelklep 4 worden de vleugels weer ingeklapt.
Ter beveiliging is de werking van het schakelschema als volgt : - Wanneer het vouwfreem 16 geheven wordt, wordt schakelaar 49 gesloten, zodat ventiel 50 electrisch bekrachtigd wordt, opdat het zieh opent en de olie uit cilinder 40 kan wegstromen, waardoor de hoofdafsluiter 34 wordt gesloten.
- Wanneer de mestverspreider 31 en daarmee de hydromotor 32 vastloopt, ontstaat er in de olieleiding 51 een zodanige drukverhoging dat een schakelaar 53 via houdrelais 54 het ventiel 50 bekrachtigt, voor het uit de cilinder 40 doen wegstromen van olie, opdat de hoofdafsluiter 34 zieh onder veerwerking sluit. Tegelijkertijd komt een signaalgever, bijvoorbeeld een hoorn 56 in werking die bijvoorbeeld voor op de mesttank 7 is aangebracht. Met behulp van een terugstelschakelaar 57 kan de hoorn uitgeschakeld worden.
- De stand 2 van de schakelaar 42 is veerbelast, zodat niet per abuis het vouwfreem 16 ingeklapt kan worden, terwijl het zieh in neergelaten positie in de grond bevindt.
Met behulp van de mestverspreider 6 is mest met weinig ammoniakemissie in de grond te brengen, doordat de dunne mest snel in de grond dringt via de door het mes 9 gesneden sleuf. Het mes 9 dringt het ervoor staande gewas opzij en snijdt zo nodig dit gewas vlak bij de grond door.
Er blijft geen gewas aan de verspreidelementen 8 hangen.
Het in figuren 1 en 2 getekende verspreidelement 8 is een werktuig dat vooral goed geschikt is voor grasvelden. Voor het in landbouwgrond injecteren van mest wordt het mes 9 vervangen door een beitelhouder 5 bestaande uit een plaat 4 die middels bouten 22 ter diepteinstelling met een ingestelde hoekstand aan de bevestigingsplaat 19 kan worden gevestigd. De beitelhouder 4 draagt aan zijn vcor-
<Desc/Clms Page number 5>
zijde een beitel 59 die in de handel verkrijgbaar is met tijpeaanduiding "beitel A16" en bestemd is om de grond los te woelen, en aan zijn achterzijde dicht voor de in de grond reikende uitstroommond 21 een beitel 60 die in de handel verkrijgbaar is met typeaanduiding"beitel 104"en die als het ware een vrije baan in losse grond voor de uitstroommond 21 voorbereidt.
De beitels 50 en 60 hebben
EMI5.1
een dikte van de ordegrootte van 5 à 6 cm en reiken tot een diepte e van bijvoorbeeld tot 5 ä 6 cm of althans een diepte e gelegen tussen 2 en 20 cm tot in de grond.
<Desc / Clms Page number 1>
MANURE SPREADER
The invention relates to a manure spreader comprising a plurality of spreading elements connectable via at least one valve to a mobile manure tank, each of which comprises at least one manure pipe with at least one outflow nozzle.
Such a manure spreader for fertilizing pasture in which the outflow nozzle is dragged on the ground is known from the article "Agricultural Mechanization No. 9, September 1991, pages 17 and 18". The ammonia emission from this manure spreader is considerable.
The object of the invention is to reduce the ammonia emission. To this end, the device according to the invention is characterized in that each spreading element is adapted to receive at least one cutting knife that cuts a trench in the ground. Since the low-viscosity manure enters the trench cut into the ground by the blade after spreading manure, the ammonia emission is greatly reduced to an acceptable value determined by the legislator.
The mentioned and other features of the device will be elucidated in the following description of a preferred embodiment of the manure spreader according to the invention, with reference to drawings, in which schematically represent:
Figures 1 and 2 are side views of a manure spreader according to the invention in the working position and the lifted position of a spreading element, respectively;
Figure 3 shows a circuit diagram of the device of Figure 1; and
Figure 4 on a larger scale detail IV of figure 1 with another exchange tool.
The manure spreader 6 according to the invention can be attachable to a manure tank or, as shown in figure 1, can comprise a manure tank 7. The fertilizer tank 7 has
<Desc / Clms Page number 2>
a console 12, to which is attached a carrying frame 13 with rods 14. A folding frame 16 is secured to the supporting frame 13 by means of a parallelogram system 15, two wings of which are pivotable about vertical axis 17 between a spread-out working position and a collapsed transport position, the two wings extending along the slurry tank 7 on either side. The folding frame 16 carries on its underside the mounting plates 19 of a plurality, for example 25, of spreading elements 8, each by means of two hinge rods 18.
Each spreading element 8 comprises a heavy pipe 20 welded to the mounting plate 19, which has an outflow nozzle 21 at its bottom end, which is open at its bottom end as well as at its rear side (see figure 4) and comprises a knife 9 which is bolted 22 to compensate for blade wear, it is depth-adjustable on slotted holes 23 of the mounting plate 19, parallel to the obliquely downwardly directed pipe 20. Like the outflow nozzle 21, the knife 9 is made of closing steel. The double-sided serrated cutting edge 25 of the knife 9 is directed upwards from its lower point at an oblique angle α of, for example, approximately 300 in the forward direction of travel 24.
The knife 9 has a thickness of the order of 5 mm, for example 6 mm, and extends to a depth b of the order of 5 cm, for example 6 cm, below the underside of the outflow nozzle 21 dragging over the ground surface 26. The pressure which the spreading element 8 exerts on the ground is preferably in the order of 7 to 10 kg and the weight of the spreading element 8 and the elements connected thereto is, for example, 8 to 9 kg. Preferably, the weight of each spreading element 8 is adjusted such that the outflow nozzle 21 drags over the ground surface 26 with light contact pressure by adding weights 27 of, for example, 2 kg, which are strung on a bar 28 welded to the pipe 20. In case of solid ground , for example clay soil, the weight of the spreading element 8 is increased.
The pipe 20 is through a
<Desc / Clms Page number 3>
valve 29 and a hose 30 connected to a manure spreader 31 driven by a hydraulic motor 32, which is fed via a hose 38 and a main valve 34 from the air pressure manure tank 7. When the folding frame 16 is lifted by means of a hydraulic cylinder 33, the suspended spreader elements 8 are lifted above the ground surface 26, the hinge rods 18 pivoting forward, such that for each valve 29 a pinch element 35 attached to the rear hinge rod 18 squeezes a hose 37 against a fixed pinch element 36 (figure 2).
Figure 3 shows the circuit diagram with: the hydraulic cylinders 10 for folding the folding frame 16 together; the lifting cylinders 33 for lifting the folding frame 16; a hydraulic cylinder 40 for opening the main valve 34; the hydromotor 32 for driving the manure spreader 31; a double-acting switching valve 41; and an electric operating switch 42.
The operation of the electro-hydraulic switching system of figure 3 is as follows: - At position 0 of switch 42 and position B of switching valve 41, the cylinder 40 first opens the main valve 34 and because of the sequence circuit 43 the hydraulic motor 32 becomes with some time delay. started.
- At position 1 of switch 42 and position B of switching valve 41, cylinders 33 are actuated via switching valve 45 to lift the folding frame 16 and the associated spreading elements 8.
- At position 1 of switch 42 and position A of switching valve 41, the cylinders 33 are de-energized, so that the suspension frame 19 lowers due to the weight attached to it and is throttled thanks to throttle 46.
At position 2 of switch 42 and position B of switching valve 41, the cylinders 10 are energized via switching valve 47
<Desc / Clms Page number 4>
for pivoting the wings of the folding frame outwards 16.
- At position 2 of switch 42 and position A of switching valve 4, the wings are folded in again.
For safety, the circuit diagram operates as follows: - When the folding frame 16 is lifted, switch 49 is closed, so that valve 50 is electrically energized, so that it opens and the oil can flow out of cylinder 40, thereby closing the main valve 34 .
When the manure spreader 31 and thus the hydraulic motor 32 gets stuck, there is an increase in pressure in the oil line 51 such that a switch 53 energizes the valve 50 via holding relay 54, for draining oil from the cylinder 40, so that the main valve 34 see below spring action closes. At the same time, a signal transmitter, for example a horn 56, which is mounted, for example, on the slurry tank 7 is activated. The handset can be switched off by means of a reset switch 57.
The position 2 of the switch 42 is spring-loaded, so that it is not possible to accidentally fold the folding frame 16 while it is in the lowered position.
Manure with little ammonia emission can be introduced into the soil with the aid of the manure spreader 6, because the thin manure quickly penetrates into the soil via the trench cut by the knife 9. The knife 9 pushes the crop ahead and cuts this crop close to the ground if necessary.
No crop remains on the spreading elements 8.
The spreading element 8 shown in Figures 1 and 2 is a tool which is particularly well suited for lawns. For injecting manure into agricultural land, the knife 9 is replaced by a tool holder 5 consisting of a plate 4 which can be fixed to the mounting plate 19 by means of bolts 22 for depth adjustment with an adjusted angular position. The tool holder 4 carries on its front
<Desc / Clms Page number 5>
side a chisel 59 which is commercially available with a tipped indication "chisel A16" and is intended to loosen the soil, and at its rear close to the outflow nozzle 21 a chisel 60 which is commercially available with type designation "chisel 104" and which prepares, as it were, a free path in loose soil for the outflow nozzle 21.
Chisels 50 and 60 have
EMI5.1
a thickness of the order of 5 to 6 cm and reach a depth e of for instance up to 5 to 6 cm or at least a depth e of between 2 and 20 cm into the ground.