<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET MET EEN BESTUURBARE DRAGENDE ARM, ZOALS EEN GIEK VAN EEN GRAAFMACHINE VERBINDEN VAN EEN WERKTUIG ZOALS EEN SLOOPSCHAAR
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met een bestuurbare dragende arm, zoals een giek van een graafmachine verbinden van een werktuig zoals een sloopschaar. Bij het werken met een hydraulische sloopschaar die aangebracht is aan het einde van de giek van een graafmachine, treden grote reactiekrachten op de schaar en dientengevolge ook op de giek van de graafmachine op. De bestuurder van de graafmachine moet daarom zeer behoedzaam en oplettend te werk gaan teneinde overbelasting van de giek met mogelijke schade te voorkomen. Dit heeft vaak tot gevolg dat de capaciteit van de sloopschaar niet maximaal benut wordt, zodat de doelmatigheid van de sloopwerkzaamheden te wensen overlaat.
De uitvinding beoogt nu verbetering in deze situatie te brengen.
Door de inrichting volgens de uitvinding, zoals gekenmerkt in conclusie 1, wordt bereikt dat de te grote reactiekrachten niet doorgeleid worden naar de giek maar door meegeven van de sloopschaar zelf worden beperkt. De op de giek uitgeoefende kracht blijft beperkt tot de door de elastische middelen uitgeoefende reactiekracht. De bestuurder van de graafmachine kan daardoor onbelemmerd het maximale vermogen van de sloopschaar benutten en behoeft niet behoedzaam te manoeuvreren om overbelasting te voorkomen.
Hoewel de uitvinding in het bijzonder geschikt is voor het verbinden van een sloopschaar met een giek van een graafmachine, zal het duidelijk zijn dat deze ook zinvol gebruikt kan worden voor het verbinden van overeenkomstige componenten, teneinde de overgedragen reactiekrachten te begrenzen.
<Desc/Clms Page number 2>
Een gunstige compacte constructie met een minimaal aantal beweegbare delen wordt gekenmerkt in conclusie 2.
Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. Met het gebruikte materiaal kan eenvoudig een gewenste progressieve veerwerking worden bereikt terwijl het rubberachtige materiaal bovendien dempingseigenschappen heeft.
De voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting zoals gekenmerkt in conclusie 4 heeft het voordeel dat de elastische middelen beschermd zijn opgenomen. De verbindingsinrichting volgens de uitvinding voldoet daardoor goed aan de eisen die worden gesteld bij ruwbedrijf, zoals het sloopbedrijf.
Doordat de verbinding universeel scharnierbaar is, kan deze met de belangrijkste reactiebewegingen meegeven.
Bij de verdere ontwikkeling volgens conclusie 5 kan bovendien een onderlinge verdraaiing optreden, zodat eveneens wordt voorkomen dat ongewenst grote torsiekrachten worden doorgeleid. Doordat de drukplaat of drukplaten door-de elastische middelen met kracht tegen de eindrand van het deel-bolvormige scharnierelement wordt aangedrukt, treedt een zekere wrijving op bij de verdraaiingsbeweging, zodat de bewegingen van de sloopschaar goed beheersbaar blijven. Met de voorkeursuitvoering van conclusie 6 wordt een gunstig wrijvingsgedrag bereikt.
De inrichting volgens de uitvinding kan op gunstige wijze worden uitgevoerd met de maatregel van conclusie 7.
Hydraulische leidingen die van de besturingspositie van de graafmachine tot aan de sloopschaar lopen, kunnen hierdoor goed beschermd blijven tegen beschadiging.
De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.
Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een graafmachine met sloopschaar, waarin de inrichting volgens de uitvinding is toegepast.
Figuur 2 toont een dwarsinrichting van de inrichting volgens de uitvinding.
<Desc/Clms Page number 3>
De in figuur 1 getoonde machine 1 is in wezen een graafmachine 2 waaraan een hydraulische sloopschaar 10 is aangebracht. De graafmachine 2 omvat op gebruikelijke wijze en gelede giek 3 welke met behulp van een hydraulische vijzel 4 omhoog en omlaag bewogen kan worden en waarvan de rijkwijdte kan worden gevarieerd met behulp van de hydraulische vijzel 5.
Aan het einde van de giek 3 is een montageplaat 6 aangebracht die bij 7 scharnierend met de giek 3 is verbonden. Een met een einde scharnierend met de giek 3 verbonden hydraulische vijzel 8 grijpt met zijn andere einde aan op de montageplaat 6, op een afstand van het scharnier 7. Door het activeren van de hydraulische vijzel 8 kan de montageplaat 6 en de daarmee verbonden sloopschaar zo dus om het scharnier 7 worden gezwenkt.
De montageplaat 6 maakt deel uit van de inrichting volgens de uitvinding die in figuur 1 in het algemeen met 9 is aangeduid en in figuur 2 in doorsnede wordt getoond. Deze inrichting omvat een. vast met de montageplaat 6 verbonden eerste scharnierdeel 20 en een met de sloopschaar 10 verbonden tweede scharnierdeel 22. Deze twee scharnierdelen vormen te zamen een bolscharnierconstructie die een universele scharnierbeweging van de schaar 10 ten opzichte van de arm 3 toelaat.
De sloopschaar 10 omvat een vaste bek 11 en een ten opzichte van deze beweegbare bek 12. De bek 12 kan met behulp van een hydraulische vijzel 13 naar de vaste bek 11 toe en daarvan af bewogen worden. De beweegbare bek 12 heeft een snijkant 14. De hydraulische vijzel 13 voor het bedienen van de beweegbare bek 12 wordt via hydraulische leidingen 15 gevoed. De hydraulische leidingen 15 zijn door een centrale opening 16 in de beide scharnierdelen 20, 22 geleid, zodat deze goed beschermd tegen beschadiging zijn. De hydraulische vijzel 13 kan evenals de overige hydraulische vijzels en andere bestuurbare elementen van de graafmachine door een bedieningspersoon bediend worden vanuit een cabine 17. Ter plaatse van de centrale opening 16 kan een over 3600 roteerbare doorvoer voor de hydraulische leidingen worden aange-
<Desc/Clms Page number 4>
bracht.
De van de machine komende leidingen worden aan een zijde met deze doorvoer verbonden en de naar de cilinder 13 voerende leidingen worden dan met de andere zijde van de doorvoer verbonden.
Bij sloopwerkzaamheden worden af te breken bouwsels in de schaar kapot geknepen of geknipt. Zodra tussen de vaste bek 11 en de beweegbare bek 12 een te verbrijzelen deel van het bouwsel wordt aangegrepen en daarop door activering van de hydraulische vijzel 13 een kracht wordt uitgeoefend, treden reactiekrachten op de schaar 10 op, doòrdat de bekken van de schaar zich in een positie willen "zetten" waarin een gelijkmatige krachtenverdeling heerst. De reactiekrachten ten gevolge van dit "zetten" kunnen in alle drie dimensies werken en zowel draaiings-als langskrachten zijn.
Door de zeer aanzienlijke krachten die met de sloopschaar optreden zou de giek 3 van de graafmachine 1 te zwaar belast kunnen worden, in het bijzonder door buigings en torsiekrachten en-momenten. De meer in detail in figuur 2 getoonde koppelinrichting 9 volgens de uitvinding maakt het mogelijk dat de sloopschaar zich kan "zetten" zonder dat ongewenst grote krachten op de giek 3 worden overgedragen, terwijl toch de sloopschaar 10 perfect manipuleerbaar blijft. In plaats van de in figuur 1 getoonde sloopschaar 10 met een van een snijkant 14 voorziene beweegbare bek 12 en een vaste bek 11, kan uiteraard een ander type sloopschaar of-verbrijzelaar worden gemonteerd. Dergelijke werktuigen zijn algemeen bekend en vormen geen onderdeel van de onderhavige uitvinding.
Zoals figuur 2 in detail laat zien, omvat het eerste scharnierdeel 20 een deel-bolvormige schaal 21 met een constante wanddikte. Het tweede scharnierdeel 22 bestaat uit een buitenste element 24 en een binnenste element 25 die door middel van bouten 26 met elkaar zijn verbonden en tussen zich in een met de vorm van de deel-bolvormige schaal 21 complementaire ruimte 23 bepalen. Het tweede scharnierdeel 22 kan daardoor in alle richtingen zwenkbewegingen uitvoeren om het middelpunt van de door de schaal 21 en de ruimte 23 bepaalde bolvorm.
<Desc/Clms Page number 5>
Aan de zich rondom uitstrekkende ruimte 23 sluit een in het tweede scharnierdeel 22 bepaalde kamer 30 aan, waarin elastische middelen in de vorm van een ringvormig blok van rubberachtig materiaal 27 is opgenomen. De cirkelvormige eindrand 31 van de schaal 21 kan bij relatieve verzwenking uitsteken in de kamer 30 en daarbij het rubberblok 27 plaatselijk indrukken. Hierdoor wordt een tegenwerkende kracht opgewekt die de scharnierdelen in de relatieve middenstand tracht dwingen. In de relatieve middenstand neemt het tweede scharnierdeel 22 de met stippellijnen aangeduide stand in ten opzichte van het eerste scharnierdeel 20.
Het rubberachtige materiaal 27 wordt met een aanzienlijke voorspanning in de kamer 30 opgenomen. In het beschreven toepassingsvoorbeeld is deze voorspanning bijvoorbeeld 35 kg/cm2. Hierdoor functioneert de verbindingsinrichting 9 bij onbelaste sloopschaar 10 als een nagenoeg starre verbinding. Pas door de aanzienlijke krachten bij het functioneren van de'sloopschaar 10 zal een zwenkbeweging in willekeurig welke richting kunnen optreden.
Tussen de cirkelvormige eindrand 31 van de schaal 21 en het rubberblok 27 is een drukplaat 28 opgenomen. Deze kan samengesteld zijn uit een aantal, bijvoorbeeld acht losse platen, zodanig dat deze goed kunnen aanliggen tegen het in de kamer 30 uitstekende gedeelte van de cirkelrand 31 van de schaal 21. Het gebruik van meer platen in plaats van een enkele doorlopende, heeft bovendien het voordeel dat het huis gelijkmatiger wordt belast. Bij een doorlopende plaat zou op de plaats tegenover die waar de eindrand 31 van de schaal 21 het verst in de kamer 30 uitsteekt, in principe slechts puntcontact optreden, met de zeer hoge plaatselijke belasting van dien.
De platen 28 kunnen aan het rubberblok 27 zijn gevulcaniseerd of gelijmd maar kunnen ook los opgenomen zijn. De platen 28 zijn voorzien van een rug 29 die aangrijpt in een groef in het rubberblok 27, ter voorkoming van een onderlinge verschuiving van de platen over het rubber blok. De platen 28 voorkomen dat het rubberblok 27 ten gevolge van de voorbelasting uitstulpt in de ruimte 23 en
<Desc/Clms Page number 6>
verschaffen bovendien een glijdvlak waarover de eindrand 31 van de schaal 21 kan glijden, zodat de scharnierdelen 20 en 22 bovendien om hun symmetrieas onderling kunnen verdraaien.
De wrijving tussen de eindrand 31 en de drukplaten 28 en bovendien tussen het buitenste bolvlak van de schaal 21 en het overeenkomstige holle vlak van het tweede scharnierdeel 22 voorkomt dat de schaar 10 vrij om deze symmetrieas zou kunnen verdraaien en daardoor moeilijk manipuleerbaar zou worden. Bij het positioneren van de bekken 11, 12 om een te verbrijzelen voorwerp, fungeert de inrichting volgens de uitvinding 9 dus ook als een starre verbinding. Ook hier weer zal pas een verdraaiing optreden, zodra de reactiekrachten een bepaalde drempelwaarde overschrijden. De grootte van de krachten waarbij een relatieve beweging van de scharnierdelen 20 en 22 aanvangt, kan op geschikte wijze worden gekozen door een geschikte voorspanning van het rubberblok 27.
Zoals in het onderste gedeelte van figuur 2 is te zien, heeft de kamer 30 een zodanige vorm dat aan het einde van de toelaatbare zwenkbeweging het rubberblok 27 geheel in de kamer wordt omsloten. Hierdoor wordt bereikt dat aan het einde van de zwenkbeweging het rubberblok 27 een sterk toenemende weerstand tegen verdere indrukking verschaft.
Aldus wordt een soepele eindaanslag verkregen.
Het tweede scharnierdeel 22 heeft een eindrand 32 welke in de uiterste stand een mechanische aanslag vormt.
Deze mechanische aanslag bij normaal bedrijf niet in werking treden door de sterk progressieve werking van het rubberblok 27 zoals hierboven beschreven, aan het einde van de zwenkslag. De bedieningspersoon kan tijdig bemerken dat de zwenkbeweging te sterk wordt en heeft dus een duidelijke indicatie dat de schaar gelost moet worden en op een andere wijze het te verbrijzelen object aangegrepen moet worden.
Zoals reeds eerder opgemerkt is de inrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt voor het met een giek van een graafmachine verbinden van een sloopschaar. Het zal echter duidelijk zijn dat de inrichting ook gebruikt kan worden voor het verbinden van overeenkomstige construc-
<Desc/Clms Page number 7>
tiedelen in die gevallen waarin het gewenst is dat in de onof lichtbelaste toestand met het oog op een goede manipuleerbaarheid een nagenoeg starre verbinding aanwezig is, terwijl overbelasting wordt voorkomen.