BE1003777A3 - Werkwijze voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond met het kenmerk dat men gebruik maakt van een fluïdum onder druk dat naar de grond wordt gericht volgens een patroon dat overeenstemt met de omtrek van de te maken put of het te boren gat en men de ingevolge deze bewerking losgekomen grond en materialen opzuigt en afvoert.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Werkwijze voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond" 
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond. 



   De uitvinding heeft het doel een werkwijze en een inrichting voor te schrijven waarmede zonder gevaar in de grond lopende elektrische kabels, leidingen of buizen van verschillende typen te beschadigen putten of gaten kunnen worden aangebracht. 



   Doel van de uitvinding is eveneens het integraal verwijderen van de uitgegraven materialen zonder beroep te moeten doen op werktuigen van welk type ook. 



   Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken maakt men gebruik van een fluidum onder druk dat naar de grond wordt gericht volgens een patroon dat overeenstemt met de omtrek van de te maken put of te boren gat en zuigt men de ingevolge deze bewerking losgekomen grond en materialen op. 



   In een bij voorkeur toegepaste verwezenlijkingsvorm past men als fluidum lucht toe. 



   De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting die de toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding in optimale omstandigheden mogelijk maakt. 



   Te dien einde bestaat de inrichting volgens de uitvinding essentieel uit een reeks naar de grond gerichte buizen voor het injecteren van hogerbedoeld fluidum, welke buizen met een mondstuk het hogerbedoeld patroon bepalen en een ruimte begrenzen waarin minstens   een   middel is voorzien voor het opzuigen van de losgekomen grond en materialen. 



   Steeds volgens de uitvinding wordt hogerbedoeld middel gevormd door een koker aan de omtrek van dewelke hogerbedoelde buizen zijn bevestigd welke koker nagenoeg de omtrek 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 van de hogerbedoelde ruimte vertoont. 



   In een bij voorkeur toegepaste verwezenlijkingsvorm zijn bepaalde mondstukken naar de hartlijn van de hogerbedoelde koker gericht terwijl andere hiervan zijn afgebogen. 



   Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een werkwijze en een inrichting voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraantoegevoegde figuren. 



   Figuur 1 is een zijaanzicht van het gedeelte van de inrichting bestaande uit een koker en een reeks buizen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. 



   Figuur 2. is een doorsnede volgens de lijn II, II uit figuur 1. 



   De werkwijze wordt door deze figuren verduidelijkt. Zij laat toe putten aan te leggen en vertikale gaten te boren zonder in de grond lopende kabels, meestal elektrische kabels of leidingen van gelijk welk type ook te beschadigen. 



   In vele gevallen moeten dergelijke gaten met een snijdend toestel of werktuig worden aangeboord en is het gevaar zeer groot dat hogerbedoelde kabels of leidingen worden geraakt en beschadigd. 



   Met een inrichting volgens de inrichting kunnen nu dergelijke graafwerken snel en zonder enig gevaar van beschadiging van in de grond lopende structuren worden uitgevoerd. 



   De inrichting door de figuren voorgesteld kan op een vrachtwagen worden gemonteerd maar de toepassing van de werkwijze is niet gebonden aan het gebruik van een voertuig. 



   Essentieel bevat de inrichting een koker 1 die door een heftoestel dat zich op een vrachtwagen kan bevinden op en neer kan worden verplaatst. De koker en daarbij horende   ele-   menten van de inrichting kunnen uiteraard ook worden opgehangen aan een hydraulische kraan en vanuit de stuurkabine daarvan of op een 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 andere wijze worden bevolen. 



   De koker 1 sluit, langs de bovenzijde op een soepele leiding met nagenoeg dezelfde diameter aan, welke leiding dan op zijn beurt aangesloten is op een vacuumketel of een -ruimte waar een voldoende onderdruk heerst om de losgekomen grond en de daarbij voorkomende materialen op te zuigen. Voor een goed begrip van de uitvinding is het niet essentieel dat de wijze waarop de koker met een voertuig of een kraan is verbonden zou worden beschreven. 



   Onderaan de koker 1 monden een aantal, bijvoorbeeld vier, buizen 2 uit voor het in de richting van de bodem 3 injecteren van een fluidum onder druk. De mondstukken 4 van de buizen 2 zijn beurtelings naar buiten en naar binnen afgebogen. 



   Deze schikking is zeer voordelig omdat de cirkel waarover het eigenlijk graafwerk door het injecteren van een fluidum onder druk plaatsvindt dan voldoende breed is om het in de grond dringen van de koker 1 met de daarmee verbonden buizen 2 niet te hinderen. 



   Voordelig worden de buizen 2 in het gedeelte dat bij de mondstukken 4 aansluit op koppelstuk 5 aangesloten. 



  Het koppelstuk behoort tot een leiding 6 voor het aanvoeren van het vereiste fluidum onder druk. 



   Dit fluidum kan uitsluitend perslucht zijn. 



  Het kan ook water zijn of een mengsel van deze twee fluidum's. 



   De koker 1 vertoont verder, onderaan een cirkelvormige opening 1 waardoor de bij het graven losgekomen grond en de andere materialen zoals steentjes of keitjes, dank zij de in de koker heersende onderdruk kunnen worden aangezogen. 



   Rust de koker met zijn onderste rand op de bodem dan zullen, onder de invloed van de ingespoten druklucht (al dan niet onder toevoeging van water), zowel de grond als de daarinvoorkomende materialen worden losgewerkt. 



   Het grootste deel van deze materialen wordt onmiddellijk door de koker naar een vacuumketel opgezogen, maar dezelfde materialen die aan de onderste buitenrand van de koker werden losgewerkt worden eveneens door de in de koker heersende 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 onderdruk opgevangen en bereiken het inwendige van de koker   l   doorheen de cirkelvormige opening 7 van deze koker. 



   Het positioneren, zijdelings verplaatsen of verdraaien van de koker   l   kan manueel plaatsvinden waartoe op een zekere hoogte van de koker een dubbele hendel 8 is voorzien. Op dit onderdeel zouden trouwens ook, zo nodig, de nodige bedieningsorganen van de inrichting kunnen worden aangebracht. 



   Bij het graven van gaten boven structuren zoals electrische kabels, leidingen, buizen maar ook afwateringsbuizen bijvoorbeeld, kan met de grootste veiligheid worden gewerkt en is het gevaar deze ondergrondse structuren te beschadigen of te vernietigen onbestaand. 



   De vacuumketel kan de uitgegraven materialen in hun geheel opvangen samen met het water dat desgevallend als fluidum onder druk is gebruikt. 



   In principe is de koker een cylindrisch lichaam maar de doorsnede van dit onderdeel is niet beperkend voor de uitvinding evenmin als het aantal buizen voor het injecteren van het fluidum of een koppeling aan de koker   zelf.   



   Hoewel het gebruik van een voertuig aangewezen is omdat de nodige kompressoren en vacuumketels hierop zonder moeite kunnen worden gemonteerd is het duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding ook een aan een ander daartoe geschikte structuur, bijvoorbeeld een hydraulische kraan, zoals in de aanhef van de beschrijving gezegd, kan worden gekoppeld. 



   Het is evenzeer duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot hierboven beschreven uitvoeringsvormen en dat vele wijzigingen hieraan kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van de octrooiaanvrage te treden.

Claims (13)

1. Conciusies 1. Werkwijze voor het maken van putten of het boren van gaten in de grond met het kenmerk dat men gebruik maakt van een fluidum onder druk dat naar de grond wordt gericht volgens een patroon dat overeenstemt met de omtrek van de te maken put of het te boren gat en men de ingevolge deze bewerking losgekomen grond en materialen opzuigt en afvoert.
2. 2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men als fluidum lucht toepast.
3. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men als fluidum water toepast.
4. 4. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat men als fluidum een mengsel van water en lucht toepast.
5. 5. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens een van de conclusies 1-4 waarbij men gebruik maakt van een fluidum onder druk dat naar de grond wordt gericht volgens een patroon dat overeenstemt met de omtrek van de te maken put of het te boren gat en men de ingevolge deze bewerking losgekomen grond en materialen opzuigt en afvoert met het kenmerk dat zij essentieel bestaat uit een reeks naar de grond gerichte buizen voor het injecteren van hogerbedoeld fluidum, welke buizen met een mondstuk het hogerbedoeld patroon bepalen en een ruimte begrenzen waarin minstens een middel is voorzien voor het opzuigen van de hogerbedoelde losgekomen grond en materialen.
6. 6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat het hogerbedoeld middel wordt gevormd door een koker (1) aan de omtrek van dewelke hogerbedoelde buizen (2) zijn bevestigd, welke koker nagenoeg de omtrek van de hogerbedoelde ruimte vertoont.
7. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 5 en 6 met het kenmerk dat hogerbedoelde mondstukken (4) van hogerbedoelde buizen (2) een ten opzichte van de buizen (2) gereduceerde doorsnede vertonen.
8. 8. Inrichting volgens een van de conclusies 5-7 met het kenmerk dat hogerbedoelde mondstukken (4) naar de <Desc/Clms Page number 6> hartlijn van hogerbedoelde koker (1) zijn gericht.
9. 9. Inrichting volgens een van de conclusies 5-7 met het kenmerk dat hogerbedoelde mondstukken (4) van de hartlijn van hogerbedoelde koker (1) zijn afgebogen.
10. 10. Inrichting volgens een van de conclusies 5-7 met het kenmerk dat een deel van de hogerbedoelde mondstukken naar de hartlijn van hogerbedoelde koker (1) zijn gericht en een deel van deze mondstukken van deze hartlijn zijn afgebogen.
11. . 11. Inrichting volgens een van de conclusies 6-10 met het kenmerk dat hogerbedoelde koker om zijn hartlijn verdraaibaar is.
12. 12. Inrichting volgens een van de conclusies 6-11 met het kenmerk dat hogerbedoelde koker (1) is aangesloten op een vacuumketel.
13. 13. Inrichting volgens een van de conclusies 5-12 met het kenmerk dat nabij de rand van de koker (1) die in kontakt komt met de grond een cirkelvormige opening (7) is voorzien voor het dank zij de in de koker (1) heersende onderdruk opvangen van grond en materialen die langs de buitenomtrek van de koker werden losgewerkt.