<Desc/Clms Page number 1>
"Brandwerende deur en paumelle geschikt voor bevestiging op een dergelijke deur"
De uitvinding heeft betrekking op een brandwerende deur, omvattende twee in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar op afstand van elkaar opgestelde metalen platen met een daartussen gehouden kern van vulmateriaal en verbindingsstroken, die de twee platen tenminste aan de twee lange zijden met elkaar verbinden, waarbij eventueel de twee platen aan de aan een verbindingsstrook grenzende rand op geschikte wijze naar binnen toe zijn omgeplooid, alsmede afdekprofiellijsten, die nabij de verbindingsstroken tegen de randen rusten, waarbij middelen zijn voorzien om een afdeklijst met de bijbehorende verbindingsstrook aan elkaar te bevestigen, terwijl op een van de metalen platen van de deur voorts tenminste een aantal bevestigingsplaatsen voor een paumelle is voorzien.
Een dergelijke brandwerende deur is bekend uit het Belgische octrooischrift nr. 903. 601. Bij deze bekende deur zijn de metalen platen zodanig naar binnen toe omgeplooid, dat naar binnen toe open goten door die plooien worden gevormd, terwijl de verbindingsstroken bestaan uit profiellijsten met naar buiten gerichte benen, die steken in de door de omplooiingen gevormde goten. Hoewel een dergelijke constructie het voordeel heeft dat de verbindingsstroken desgewenst zonder lassen of dergelijke stevig aan de metalen platen en de afdekprofiellijsten bevestigd kunnen worden, bestaat het bezwaar dat een profilering van de verbindingsstroken nodig is, hetgeen extra omplooiingsbewerkingen vereist. Over de wijze van het bevestigen van scharnieren of paumelles wordt in het octrooischrift voorts niet gesproken.
Gezien de constructie van de deur lijkt een bevestiging op alleen een van de
<Desc/Clms Page number 2>
metalen platen de enige mogelijkheid. Dit vereist een dikte van de metalen plaat, die groter is dan voor de brandwerendheid nodig is, hetgeen niet economisch is.
De uitvinding nu heeft tot doel de bekende deur op een aantal punten te verbeteren, zodat deze op eenvoudiger wijze is opgebouwd en derhalve op meer economische wijze kan worden vervaardigd, terwijl voorts is voorzien in voldoende stevigheid van de deur ter plaatse van de bevestiging van paumelles.
Het gestelde doel wordt volgens de uitvinding bereikt. met een brandwerende deur van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de verbindingsstroken in beginsel bestaan uit vlakke metalen stroken, waarbij alleen de verbindingsstrook aan de zijde van de bevestigingsplaatsen voor een paumelle wordt gevormd door een metalen strook met een haaks profiel, zodanig dat een rand van de verbindingsstrook evenwijdig verloopt aan en rust tegen de metalen plaat, waarop paumelles zijn of kunnen worden bevestigd, zodat de verbindingsstrook voorziet in een versteviging van de bevestigingsplaats van de paumelles.
Doordat bij de deur volgens de uitvinding de verbindingsstrook aan de lange zijde waar paumelles zullen worden bevestigd voorziet in de noodzakelijke versteviging van de'bevestigingsplaatsen, kan de dikte van de metalen plaat aldaar geheel afgestemd blijven op de brandwerendheid van de deur en is geen voor die brandwerendheid niet noodzakelijke extra dikte nodig om stevigheid voor het bevestigen van scharnieren of paumelles te. bieden. Aldus wordt op materiaalkosten bespaard. Doordat voorts in beginsel vlakke metalen stroken als verbindingsstroken worden toegepast, vervalt voor het overgrote deel de noodzaak van een profileringsbewerking voor die verbindingsstroken, uitgezonderd het vormen van alleen een eenvoudig haaks profiel voor de verbindingsstrook aan de lange zijde waar de paumelles bevestigd worden.
Evenals bij de bekende deur zijn bij de deur volgens de uitvinding de afdekprofiellijsten
<Desc/Clms Page number 3>
bijvoorbeeld door schroeven verbonden met de verbindingsstroken, zodat de randen van de metalen platen ingeklemd worden gehouden en de constructie reeds daardoor een geheel vormt. Ter verdere versteviging kunnen de randen van de verbindingsstroken ter plaatse, waar zij de metalen platen raken aan die platen zijn vastgelast, terwijl bij omgeplooide randen ook de randen van de omplooiingen van de metalen platen, daar waar zij tegen de verbindingsstroken rusten, aan die stroken kunnen zijn vastgelast.
Voor een goede bevestiging van paumelles op de deur volgens de uitvinding kan de deur op de bevestigingsplaats van een paumelle zijn voorzien van een aantal schroefgaten in metalen plaat en onderliggende rand van de verbindingsstrook, terwijl ieder van de aldaar te bevestigen of bevestigde paumelles is voorzien van ovale openingen in het tegen de metalen plaat aanliggende vlakke deel van de paumelle, zodanig dat in de bevestigingsstand tegenover ieder schroefgat een ovale opening ligt en terwijl de bevestiging geschiedt door middel van schroeven of bouten, die door de ovale openingen in de corresponderende schroefgaten zijn of worden geschroefd. Aldus is een variabele stand van de paumelle ten opzichte van de deur mogelijk, hetgeen bevorderlijk is voor een nauwkeurig passend ophangen van de deur in een kozijn.
De vervaardiging van de deur volgens de uitvinding kan nog verder worden vereenvoudigd bij een uitvoeringsvorm, waarbij de vlakke verbindingsstrook aan tenminste een van de zijden, anders dan de zijde voor het bevestigen van paumelles, wordt gevormd door een verlengd gedeelte van een van de metalen platen, dat vanaf het uiteinde van de aldaar omgeplooide rand van die plaat steekt in de richting van de andere plaat en reikt tot vrijwel tegen die andere plaat.
Bij een geschikte uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding is voorts de omplooiing van de metalen platen aan de lange zijde anders dan de zijde voor
<Desc/Clms Page number 4>
bevestiging van paumelles, over tenminste een gedeelte een omplooiing volgens tweemaal een ongeveer rechte hoek, zodanig dat de omplooiing een rechthoekige U - vormige dwarsdoorsnede heeft en de verbindingsstrook met de uiterste randen van de omplooiingen van beide metalen platen een rechthoekige goot vormen, waarin plaats is voor tenminste een gedeelte van het profiel van een slot.
Bij een andere geschikte uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding zijn de twee platen geheel vlak en is de afdeklijst aan de naar de buitenzijde van de deur gekeerde zijde voorzien van zijwaarts uitstekende randen die ieder rusten op de vlakke randen van de plaat aan die zijde en die vlakke rand afdekken. Bij voorkeur is daarbij de afdeklijst ook aan de naar de verbindingsstrook gewende zijde voorzien van zijwaarts uitstekende randen, die raken aan de vlakke plaat aan die zijde, waarbij de door de afdeklijst en uitstekende randen begrensde ruimte is gevuld met een schuimvormend produkt.
De materialen, die voor de brandwerende deur volgens de uitvinding worden toegepast zijn de voor soortgelijke deuren gebruikelijke. De metalen platen zijn bijvoorbeeld van staal, evenals de verbindingsstroken. Het vulmateriaal tussen de metalen platen is bijvoorbeeld steenwol van de soort, die onder de merknaam Rockwool in de handel verkrijgbaar is, of kan bestaan uit een vaste plaat van brandwerend materiaal van de soort, die onder de merknaam Promat in de handel verkrijgbaar is. De afdekprofiellijsten kunnen evenals bij de bekende deur bestaan uit aluminium en kunnen een naar de kern toe taps uitlopende dwarse doorsnede hebben. Ook bij de deur volgens de uitvinding kan aan de buitenzijde in de afdekprofiellijsten een groef of gleuf zijn voorzien, waarin een strook of strip van een bij verhitting schuimvormend materiaal is aangebracht.
Op geschikte wijze zijn daarbij in de afdeklijst gleuven voorzien die een open verbinding vormen tussen buiten- en binnenzijde van de afdeklijst. Door
<Desc/Clms Page number 5>
dergelijke gleuven kan in geval van brand het door het schuimvormende materiaal gevormde schuim de ruimte achter de afdeklijst bereiken en opvullen. Bij de uitvoeringsvorm van de deur volgens de uitvinding, waarbij aan een lange zijde een gootvormig profiel voor opname van een slotprofiel is voorzien kan een laag van dergelijk schuimvormend materiaal tussen het gootprofiel en het slotprofiel zijn aangebracht.
Geschikte paumelles voor toepassing bij de brandwerende deur volgens de uitvinding omvatten op gebruikelijke wijze een op de deur te bevestigen deel, bestaande uit een blad met een cilindrisch randdeel, in welk cilindrisch randdeel een pen is gestoken, die voor een deel aan één zijde uit het cilindrische randdeel steekt, alsmede een op een deurkozijn te bevestigen deel, bestaande uit een blad met een cilindrisch randdeel, welk cilindrisch randdeel is voorzien van een boring langs de as voor het opnemen van de uit het andere element stekende pen.
Bij voorkeur is daarbij de boring aan het uiteinde, dat van de zijde, waar de pen binnentreedt is afgewend voorzien van inwendig schroefdraad en is aan die zijde een stelschroef in de boring geschroefd, welke stelschroef aan het uiteinde is voorzien van een zitting voor een in de boring opgenomen kogel, terwijl de pen van het andere element aan het uiteinde van een geschikte rand voor afsteuning op genoemde kogel is voorzien. Aldus kan met behulp van genoemde stelschroef de mate, waarin de pen in de boring steekt worden gevarieerd en derhalve de stand van het op de deur te bevestigen deel van de paumelle (en derhalve van da deur zelf) ten opzichte van het op het kozijn te bevestigen deel van de paumelle.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : figuur l een weergave in dwarsdoorsnede is door een uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding en een gedeelte van het kozijn, waarin deze deur met behulp van paumelles is opgehangen ;
<Desc/Clms Page number 6>
figuur 2 een nadere weergave, gedeeltelijk schematisch in zij-aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede is van de bij de deur volgens figuur l toegepaste paumelle ; figuur 3 een schematische weergave, gedeeltelijk in perspectief, is van de zijrand van een uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding ; figuur 4 een weergave in doorsnede is door een randdeel van nog een andere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding ;
figuur 5 een weergave in doorsnede is door een verdere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding, en figuur 6 een weergave in doorsnede is van weer een andere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding.
In de figuren zijn onderling gelijke onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.
De in figuur 1 in doorsnede weergegeven uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding bestaat uit twee op afstand van elkaar evenwijdig aan elkaar opgestelde platen 1 en 2 van een geschikt metaal, bijvoorbeeld staal.
Plaat 1 is aan de randen over meer dan 900 omgeplooid, zodanig dat de randstroken 3 en 4 zich aan de naar de plaat 2 toegewende zijde bevinden. Plaat 2 is eveneens aan de randen omgeplooid. De randstrook 5, gelegen aan de zijde van plaat 1, tegenover randstrook 3 van plaat 1 is over meer dan 900 omgeplooid op gelijke wijze als de randstroken 3 en 4 van plaat 1. De rand aan de tegenovergelegen zijde van de plaat 2 is over een eerste gedeelte 6 op analoge wijze over meer dan 900 omgeplooid, terwijl het verder naar het uiteinde van de plaat 2 gelegen deel 7 zodanig teruggeplooid is, dat dat randdeel 7 uitsteekt in de richting van de plaat 1 en vrijwel loodrecht is gericht op het vlak van de platen 1 en 2. Het randdeel 7 steekt tot nabij of zelfs tegen de plaat 1.
Het
<Desc/Clms Page number 7>
omgeplooide randdeel 4 van plaat l kan over de gehele lengte langs de rand aan de randstrook 7 zijn vastgelast.
Aan de zijde van de randstroken 3 en 5 is tussen de platen 1 en 2 een stalen haakprofiel 8 opgesteld. Het kortste deel van het haakprofiel 8 is gericht langs de plaat l en is op geschikte wijze aan de plaat 1 bevestigd, bijvoorbeeld door lassen. Het lange deel van het haakprofiel 8 staat vrijwel loodrecht op de platen l en 2 en reikt van de plaat 1 tot vrijwel of geheel tegen de plaat 2. Het haakprofiel 8 kan aan het uiteinde van de lange zijde aan de plaat 2 zijn vastgelast. Bij voorkeur raken de omgeplooide randen 3 en 5 van de platen 1 en 2 het lange deel van het haakprofiel 8 en zijn daaraan langs hun randen bevestigd, bijvoorbeeld door lassen.
EMI7.1
Door de platen l en 2, het haakprofiel 8 en de omgeplooide delen 6 en 7 van plaat 2 wordt een min of meer doosvbrmige ruimte begrensd, die geheel of tenminste voor het overgrote deel is opgevuld met een isolerend materiaal 9, bijvoorbeeld de onder de merknaam Rockwool in de handel gebrachte steenwol of het brandwerende plaatmateriaal, dat onder de merknaam Promat in de handel verkrijgbaar is.
In de goot, die wordt gevormd door de omgezette randen 3 en 5 van de platen 1 en 2 en door het haakprofiel 8 is een profiellijst-10 van een geschikt metaal, bijvoorbeeld aluminium, met een trapeziumvormige doorsnede, opgesteld, zodanig dat de kortste van de evenwijdige zijden ligt aan de kant van het haakprofiel 8. De afmetingen van de profiellijst 10 zijn zodanig, dat deze juist past tussen de omgeplooide randen 3 en 5.
Wanneer derhalve de profiellijst 10 maximaal diep tussen. deze randen is aangebracht sluiten de afgeschuinde zijranden ervan tegen die omgeplooide randen 3 en 5 en ligt de buitenzijde van de profiellijst 10 nagenoeg
EMI7.2
op een lijn met de. plooien.Zoals ook uit figuur 3 blijkt is in de profiellijst 10 aan de zijde van de langste van de evenwijdige zijden over de
<Desc/Clms Page number 8>
gehele lengte van de profiellijst 10 een gleufvormige uitsparing 11 voorzien. In het midden van de lange evenwijdige zijde is voorts over de gehele lengte nog een groef 12 met trapeziumvormige doorsnede voorzien, waarbij de kortste van de evenwijdige zijden van die trapeziumvormige groef 12 de bodem van de groef 12 vormt. In de groef 12 zijn op afstand van elkaar langwerpige doorboringen of spleten 13 in de profiellijst 10 voorzien.
In het haakprofiel 8 onder de profiellijst 10 zijn langs een lijn evenwijdig aan en onder de groef 12 met de spleten 13 een aantal op afstand van elkaar aangebrachte langwerpige, rechthoekige spleten 14 voorzien. De profiellijst 10 nu is door middel van schroeven 15, die steken door de spleten 13 in de groeven 12 en die zijn geschroefd in de spleten 14 in het haakprofiel 8, vast met dat haakprofiel 8 verbonden. De kop van de schroeven is daarbij zodanig gevormd, dat de schroeven precies passen in de groef 12.
In de gleuf 11 in de profiellijst 10 is een strip 16 van een geschikt schuimvormend materiaal opgesteld. De strip 16 dekt daarbij de groef 12 en de in de groef 12 aanwezige koppen van de schroeven 15 geheel af. Het schuimvormende materiaal is een materiaal, dat bij normale temperaturen hard is, doch dat bij verhoogde temperatuur in geval van brand tot schuimvorming overgaat. Alsdan vult het de gehele ruimte rond de plaats, waar het is aangebracht.
In de goot, die wordt gevormd door de omgezette rand 4 van de plaat 1 en door het omgezette randdeel 6 en de eindstrook 7 van de plaat 2 is op overeenkomstige wijze als hiervoor voor de door de delen 3,5 en 8 begrensde goot beschreven een profiellijst 17 aangebracht. Deze profiellijst 17 is in figuur 1 slechts schematisch aangeduid.
De brandwerende deur volgens de uitvinding is bevestigd op een muur 18, waarop een geschikt kozijn 19 is aangebracht. Deze bevestiging vindt volgens de uitvinding plaats met
<Desc/Clms Page number 9>
behulp van paumelles, zoals weergegeven in figuur 1 en nader uitgewerkt in figuur 2.
Een paumelle 20, bevestigd aan de deur en aan de muur 18, omvat een vleugel 21, die is geschroefd op de plaat l van de deur. Langs een vertikale rand van de vleugel 21 loopt de vleugel 21 uit in een cilindrisch deel 22, dat van een boring is voorzien, waarin een pen 23 steekt. De pen 23 steekt vertikaal naar beneden uit de cilinder 22 in de in het verlengde van de cilinder 22 gelegen cilinder 24. De cilinder 24 op zijn beurt ligt langs de vertikale rand van de vleugel 25 van de paumelle 20, welke vleugel 25 via een gleuf in het kozijn 19 steekt in een uitsparing in de muur 18 en aldaar vast is bevestigd met behulp van geschikte schroeven 26.
Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt is de vleugel 21 van de paumelle 20 met een drietal bouten 27 van het imbustype geschroefd in de plaat 1 en het daaronder gelegen deel van het haakprofiel 8, dat aldus zorgt voor een versteviging van de plaat l ter plaatse van de bevestiging van de paumelle 20. Plaat 1 en haakprofiel zijn voor het opnemen van de bouten 27 voorzien van van inwendig schroefdraad voorziene gaten. De vleugel 21 van de paumelle is op de plaats, waar de bouten 27 voor bevestiging zullen zorgen voorzien van ovale openingen 28. De lange as van de ovale openingen 28 loopt evenwijdig aan de horizontaal. Aldus kan de vleugel 21 ten opzichte van de plaat l nog enigszins in een horizontale richting worden verschoven.
De openingen 28 bevinden zieh in een geschikt gevormd verdiept gedeelte of kanaal 29 in de vleugel 21, dat tevens plaats biedt aan de koppen van de bouten 27. Het kanaal 29 en de bouten 27 daarin wordt afgedekt met een afdekstrip 30, die in een geschikt gevormde gleuf langs de rand van het kanaal 29 wordt geschoven.
De vleugel 25 van de paumelle 20 is eveneens in horizontale richting nog enigermate verschuifbaar voordat de schroeven 26 worden vastgezet, doordat in het kozijn 19 ter
<Desc/Clms Page number 10>
plaatse waar de schroeven 26 door kozijn 19 steken, is voorzien van ovale gaten met lengte-as in horizontale richting (figuur 2).
De vleugels 21 en 25 van de paumelle 20 zijn ten opzichte van elkaar verstelbaar. Dit wordt bewerkt doordat in het cilindrische deel 24, dat is verbonden met de vleugel 25 een kogel 31 is opgenomen, op welke kogel 31 de pen 23, die steekt uit de cilinder 22, rust. Het uiteinde van de pen 23 is daartoe van een geschikte zitting voorzien. De boring in de cilinder 24 onder de kogel 31 is van inwendig schroefdraad voorzien en in die boring met schroefdraad is de stelschroef 32 geschroefd, welke stelschroef 32 aan de bovenzijde is voorzien van een geschikte zitting, waarop de kogel 31 is afgesteund. Door de stelschroef 32 meer of minder ver in de cilinder 24 te draaien wordt de kogel 31 omhoog of omlaag bewogen en via de kogel 31 de pen 23 met de daarmede verbonden vleugel 21 van de paumelle 20.
In figuur 4 is een gedeelte van een andere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding in doorsnede weergegeven. Het betreft, hier de rand van de deur aan de van de paumelles afgewende zijde. De deur omvat weer twee op afstand van elkaar evenwijdig aan elkaar opgestelde staalplaten 1 en 2 met daartussen een vulling 9 van isolerend, brandwerend materiaal. Aan de rand zijn de platen 1 en 2 eerst over 900 binnenwaarts omgezet, zodat een loodrecht op de platen gericht randdeel 33, resp 34 vanaf de plaat 1, resp. 2 verloopt. Op enige afstand van het grote vlak van de platen zijn de randen verder binnenwaarts omgezet, zodat van de loodrechte randdelen 33 en 34 de terugwijkende eindrandstroken 35, resp. 36 binnenwaarts verlopen. Tussen de platen 1 en 2 is de verbindingsstrook 37 opgesteld.
De eindrandstroken 35 en 36 raken de verbindingsstrook 37 van staalplaat en kunnen aan hun rand daaraan zijn vastgelast. De verbindingsstrook 37 kan zelf aan de randen aan de platen 1 en 2 zijn vastgelast.
<Desc/Clms Page number 11>
In de goot, bepaald door de randstroken 35 en 36 en de verbindingsstrook 37 is weer een profiellijst 10 opgesteld, die op gelijke wijze als aan de hand van figuur 3 werd beschreven door middel van schroeven met de strook 37 is verbonden en in welke profiellijst 10 een afdekstrip 16 van schuimvormend materiaal is geschoven.
In figuur 5 is nog een andere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding in doorsnede weergegeven. Deze uitvoeringsvorm is aan de zijde van de paumelles gelijk aan de uitvoeringsvorm volgens figuur l. Aan de tegenovergestelde zijde zijn de platen 1 en 2 over tweemaal 900 omgezet, zodat de randstroken 33 en 34 loodrecht op de platen 1, resp. 2 verlopen en de eindrandstroken 38 en 39 evenwijdig aan de platen 1 en 2, binnenwaarts gericht, verlopen. De verbindingsstrook 37 tussen de platen l en 2 rust tegen de eindrandstroken 38 en 39 en kan daaraan zijn vastgelast, evenals aan de platen 1 en 2.
Door de eindrandstroken 38 en 39 en de verbindingsstrook 37 wordt een goot met rechthoekige doorsnede bepaald, waarin het rechthoekige koperprofiel 40 van een geschikt slot is opgesteld. In het profiel 40 bevindt zich de stang 41 van het slot met driepuntssluiting. De afmetingen van het profiel zijn kleiner dan van de goot, waarin het profiel 40 is opgesteld. De ruimte tussen profiel 40 en de de goot bepalende stroken 37,38 en 39 is opgevuld met een geschikt schuimvormend materiaal 42.
In-figuur 6 is nog een andere uitvoeringsvorm van de brandwerende deur volgens de uitvinding weergegeven. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de uiteinden van de platen 1 en 2 niet omgeplooid. De afdeklijst 10 is aan de naar buiten gerichte zijde voorzien van twee zijwaarts gerichte randen 43 en 44.
De rand 43 steekt daarbij tot boven de endrand van de plaat 1 en dekt deze af. De rand 44 steekt op soortgelijke wijze tot boven de eindrand van de plaat 2 en dekt deze af.
<Desc/Clms Page number 12>
Desgewenst kunnen de randen 43 en 44 enigszins zijn afgerond, zodat geen scherpe delen aan de randen van de deur bestaan.
Aan de naar de tussenstrook 37 gekeerde zijde omvat de afdeklijst 10 eveneens twee zijwaarts uitstekende randen 45 en 46. De rand 45 raakt aan het binnenoppervlak van de plaat 1 en de rand 46 raakt op gelijke wijze aan plaat 2. Door de rand 46, de plaat 2, de rand 44 en de afdeklijst 10 wordt aldus een holte of ruimte begrensd, die op geschikte wijze kan zijn gevuld met een schuimvormend materiaal. Evenzo wordt een ruimte bepaald door de rand 45, de plaat 1, de rand 43 en de afdeklijst 10. Ook deze ruimte kan geschikt zijn opgevuld met een schuimvormend materiaal.
<Desc / Clms Page number 1>
"Fire resistant door and hinge suitable for mounting on such a door"
The invention relates to a fire-resistant door, comprising two metal plates arranged substantially parallel to each other with a core of filling material and connecting strips held between them, which connect the two plates at least on the two long sides, with the optionally two plates on the edge adjoining a connecting strip are appropriately folded inwardly, and cover profile strips resting against the edges near the connection strips, means being provided for fastening a cover strip together with the associated connecting strip, while on one of the metal plates of the door are also provided with at least a number of mounting locations for a hinge.
Such a fire-resistant door is known from Belgian patent no. 903. 601. In this known door, the metal plates are folded inwards in such a way that open gutters are formed inwardly by these folds, while the connecting strips consist of profile strips with outwardly directed legs which protrude into the gutters formed by the folds. Although such a construction has the advantage that the connecting strips can, if desired, be firmly attached to the metal plates and the cover profile strips without welding or the like, the drawback is that a profiling of the connecting strips is required, which requires additional folding operations. Furthermore, the patent does not mention the manner of attaching hinges or hinges.
Given the construction of the door, an attachment resembles only one of the
<Desc / Clms Page number 2>
metal plates the only option. This requires a thickness of the metal plate which is greater than is necessary for the fire resistance, which is not economical.
The object of the invention is to improve the known door on a number of points, so that it is constructed in a simpler manner and can therefore be manufactured in a more economical manner, while furthermore sufficient stability of the door is provided at the location of the hinges. .
The stated object is achieved according to the invention. with a fire-resistant door of the type mentioned in the opening paragraph, in which the connecting strips in principle consist of flat metal strips, the connecting strip on the side of the mounting points for a hinge only being formed by a metal strip with a perpendicular profile, such that a edge of the connecting strip runs parallel to and rests against the metal plate on which hinges are or can be attached, so that the connection strip provides a reinforcement of the mounting location of the hinges.
Because the connecting strip on the long side where the hinges will be attached provides the necessary reinforcement of the fixing points in the door according to the invention, the thickness of the metal plate there can remain fully attuned to the fire resistance of the door and is not suitable for that purpose. fire resistance not necessary additional thickness needed to provide strength for attaching hinges or hinges. offer. This saves material costs. Furthermore, because in principle flat metal strips are used as connecting strips, the need for profiling for those connecting strips is largely eliminated, with the exception of the formation of only a simple square profile for the connecting strip on the long side where the hinges are attached.
As with the known door, the cover profile strips are the door according to the invention
<Desc / Clms Page number 3>
for example, connected to the connecting strips by screws, so that the edges of the metal plates are kept clamped and the construction already forms a whole thereby. For further reinforcement, the edges of the connecting strips may be welded to those plates where they touch the metal plates, while in the case of folded edges the edges of the folds of the metal plates, where they rest against the connecting strips, may also be welded to those strips. may be welded.
For a good attachment of hinges to the door according to the invention, the door can be provided at the mounting location of a hinge with a number of screw holes in metal plate and underlying edge of the connecting strip, while each of the hinges to be attached or fastened therein is provided with oval openings in the flat part of the hinge adjacent to the metal plate, so that in the mounting position opposite each screw hole there is an oval opening and while the fixing is done by screws or bolts, which are through the oval openings in the corresponding screw holes or screwed. A variable position of the hinge in relation to the door is thus possible, which is conducive to a precisely fitting suspension of the door in a frame.
The manufacture of the door according to the invention can be further simplified in an embodiment in which the flat connecting strip on at least one of the sides, other than the side for attaching hinges, is formed by an extended portion of one of the metal plates , which protrudes from the end of the folded-over edge of that plate in the direction of the other plate and extends almost to the other plate.
In a suitable embodiment of the fire-resistant door according to the invention, the folding of the metal plates on the long side is also different from the side for
<Desc / Clms Page number 4>
fastening of hinges, over at least a part a fold at approximately twice a right angle, such that the fold has a rectangular U-shaped cross section and the connecting strip with the outer edges of the folds of both metal plates forms a rectangular channel, in which space is provided. for at least part of the profile of a lock.
In another suitable embodiment of the fire-resistant door according to the invention, the two plates are completely flat and the cover strip on the side facing the outside of the door is provided with laterally projecting edges, which each rest on the flat edges of the plate on that side. and cover that flat edge. Preferably, the cover strip is also provided on the side facing the connecting strip with laterally projecting edges, which touch the flat plate on that side, the space bounded by the cover strip and projections being filled with a foam-forming product.
The materials used for the fire-resistant door according to the invention are the usual ones for similar doors. For example, the metal plates are made of steel, as are the connecting strips. The filler material between the metal plates is, for example, rock wool of the type commercially available under the brand name Rockwool, or it may consist of a solid sheet of fire-resistant material of the type available under the brand name Promat. As with the known door, the cover profile strips can consist of aluminum and can have a transverse cross-section that tapers towards the core. With the door according to the invention, a groove or groove can also be provided on the outside in the cover profile strips, in which a strip or strip of a foam-forming material is applied when heated.
Slits are suitably provided in the cover strip here, which form an open connection between the outside and inside of the cover strip. Through
<Desc / Clms Page number 5>
In the event of a fire, such slots allow the foam formed by the foam-forming material to reach and fill the space behind the cover strip. In the embodiment of the door according to the invention, in which a gutter-shaped profile for accommodating a lock profile is provided on a long side, a layer of such foam-forming material can be arranged between the gutter profile and the lock profile.
Suitable hinges for use with the fire-resistant door according to the invention usually comprise a part to be fixed on the door, consisting of a leaf with a cylindrical edge part, in which cylindrical edge part a pin is inserted, which part of one side of the cylindrical edge part and a part to be fixed on a door frame, consisting of a blade with a cylindrical edge part, which cylindrical edge part is provided with a bore along the axis for receiving the pin protruding from the other element.
Preferably, the bore at the end, which is turned away from the side where the pin enters, is provided with internal screw thread and on that side a set screw is screwed into the bore, which set screw at the end is provided with a seat for ball received in the bore, while the pin of the other element is provided at the end with a suitable edge for support on said ball. Thus, with the aid of said adjusting screw, the extent to which the pin protrudes into the bore can be varied and, therefore, the position of the part of the hinge (and therefore of the door itself) to be fixed on the door relative to the position on the frame. attach part of the hinge.
The invention is elucidated with reference to the drawing, in which: figure 1 is a cross-sectional view through an embodiment of the fire-resistant door according to the invention and a part of the frame in which this door is suspended by means of hinges;
<Desc / Clms Page number 6>
figure 2 is a further view, partly schematically in side view and partly in section, of the hinge used with the door according to figure 1; Figure 3 is a schematic view, partly in perspective, of the side edge of an embodiment of the fire-resistant door according to the invention; Figure 4 is a cross-sectional view through an edge portion of yet another embodiment of the fire-resistant door according to the invention;
Figure 5 is a cross-sectional view through a further embodiment of the fire-resistant door according to the invention, and Figure 6 is a cross-sectional view of yet another embodiment of the fire-resistant door according to the invention.
In the figures, identical parts are designated with the same reference numerals.
The embodiment of the fire-resistant door according to the invention shown in cross-section in Figure 1 consists of two plates 1 and 2 of a suitable metal, for instance steel, which are arranged at a distance from each other, parallel to each other.
Plate 1 is folded over more than 900 at the edges, such that edge strips 3 and 4 are on the side facing plate 2. Plate 2 is also folded at the edges. The edge strip 5, located on the side of plate 1, opposite edge strip 3 of plate 1, is folded over more than 900 in the same way as the edge strips 3 and 4 of plate 1. The edge on the opposite side of plate 2 is over a the first part 6 is folded in an analogous manner over more than 900, while the part 7 further away from the end of the plate 2 is folded back such that the edge part 7 protrudes in the direction of the plate 1 and is oriented almost perpendicular to the plane of the plates 1 and 2. The edge part 7 protrudes close to or even against the plate 1.
It
<Desc / Clms Page number 7>
folded edge part 4 of plate 1 can be welded to the edge strip 7 along the edge along the entire length.
A steel hook profile 8 is arranged between the plates 1 and 2 on the side of the edge strips 3 and 5. The shortest part of the hook profile 8 is oriented along the plate 1 and is suitably attached to the plate 1, for example by welding. The long part of the hook profile 8 is almost perpendicular to the plates 1 and 2 and extends from the plate 1 to almost or completely against the plate 2. The hook profile 8 can be welded to the plate 2 at the end of the long side. Preferably, the folded edges 3 and 5 of the plates 1 and 2 touch the long part of the hook profile 8 and are attached thereto along their edges, for example by welding.
EMI7.1
Plates 1 and 2, the hook profile 8 and the folded parts 6 and 7 of plate 2 define a more or less box-like space, which is completely or at least largely filled with an insulating material 9, for example the one under the brand name Rock wool marketed rock wool or the fire-resistant sheet material, which is commercially available under the brand name Promat.
In the trough, which is formed by the bent edges 3 and 5 of the plates 1 and 2 and by the hook profile 8, a profile strip 10 of a suitable metal, for instance aluminum, with a trapezoidal cross section is arranged, such that the shortest of the parallel sides are on the side of the hook profile 8. The dimensions of the profile strip 10 are such that it fits correctly between the folded edges 3 and 5.
Therefore, if the profile strip 10 is at most deep in between. these edges are provided, the beveled side edges thereof close to those folded edges 3 and 5 and the outside of the profile strip 10 lies virtually
EMI 7.2
on a par with the. As shown in figure 3, in the profile strip 10 on the side of the longest of the parallel sides over the
<Desc / Clms Page number 8>
provide a slot-shaped recess 11 throughout the length of the profile strip 10. In the center of the long parallel side, a further groove 12 of trapezoidal cross-section is provided along the entire length, the shortest of the parallel sides of said trapezoidal groove 12 forming the bottom of the groove 12. Elongated bores or gaps 13 in the profile strip 10 are provided in the groove 12 at a distance from one another.
In the hook profile 8 under the profile strip 10, a number of elongated, rectangular slits 14 arranged at a distance parallel to and under the groove 12 with the slits 13 are provided. The profile strip 10 is now firmly connected to that hook profile 8 by means of screws 15, which protrude through the slits 13 in the grooves 12 and which are screwed into the slits 14 in the hook profile 8. The head of the screws is formed in such a way that the screws fit exactly into the groove 12.
A strip 16 of a suitable foam-forming material is arranged in the slot 11 in the profile frame 10. The strip 16 thereby completely covers the groove 12 and the heads of the screws 15 present in the groove 12. The foam-forming material is a material which is hard at normal temperatures, but which foams at elevated temperature in the event of fire. Then it fills the entire space around the place where it is applied.
In the trough formed by the flanged edge 4 of the plate 1 and by the flanged edge part 6 and the end strip 7 of the plate 2, a similar manner as described above for the trough bounded by parts 3,5 and 8 is described. profile strip 17 fitted. This profile strip 17 is only schematically indicated in Figure 1.
The fire-resistant door according to the invention is mounted on a wall 18, on which a suitable frame 19 is arranged. According to the invention this confirmation takes place with
<Desc / Clms Page number 9>
using hinges, as shown in figure 1 and further elaborated in figure 2.
A hinge 20 attached to the door and to the wall 18 includes a wing 21 screwed to the plate 1 of the door. Along a vertical edge of the wing 21, the wing 21 extends into a cylindrical part 22, which is provided with a bore into which a pin 23 is inserted. The pin 23 protrudes vertically downwards from the cylinder 22 into the cylinder 24, which is an extension of the cylinder 22. The cylinder 24, in turn, lies along the vertical edge of the wing 25 of the hinge 20, which wing 25 via a slot protrudes into the frame 19 in a recess in the wall 18 and is fixed there by means of suitable screws 26.
As can be seen in particular from Figure 2, the wing 21 of the hinge 20 is screwed into the plate 1 and the part of the hook profile 8 underneath it, with three bolts 27 of the Imbus type, which thus provides a reinforcement of the plate 1b at the location of the attachment of the hinge 20. Plate 1 and hook profile are for receiving the bolts 27 provided with internally threaded holes. The wing 21 of the hinge is at the place where the bolts 27 will provide fastening with oval openings 28. The long axis of the oval openings 28 is parallel to the horizontal. Thus, the wing 21 can be shifted somewhat in a horizontal direction relative to the plate 1.
The openings 28 are located in a suitably shaped recessed portion or channel 29 in the vent 21, which also accommodates the heads of the bolts 27. The channel 29 and bolts 27 therein are covered with a cover strip 30, which is suitably slit formed along the edge of channel 29 is slid.
The wing 25 of the hinge 20 is also slidable in the horizontal direction to some extent before the screws 26 are tightened, because in the frame 19b
<Desc / Clms Page number 10>
the place where the screws 26 protrude through frame 19 is provided with oval holes with longitudinal axis in horizontal direction (figure 2).
The wings 21 and 25 of the hinge 20 are adjustable relative to each other. This is accomplished in that a ball 31 is received in the cylindrical part 24, which is connected to the wing 25, on which ball 31 the pin 23, which protrudes from the cylinder 22, rests. The end of the pin 23 is provided with a suitable seat for this purpose. The bore in the cylinder 24 below the ball 31 is internally threaded and the threaded bore is threaded with the set screw 32, the screw on the top of which is provided with a suitable seat on which the ball 31 is supported. By turning the adjusting screw 32 more or less far into the cylinder 24, the ball 31 is moved up or down and via the ball 31 the pin 23 with the associated wing 21 of the hinge 20.
Figure 4 shows a section of another embodiment of the fire-resistant door according to the invention in cross-section. This is the edge of the door on the side facing away from the hinges. The door again comprises two steel plates 1 and 2 spaced parallel to each other with a filling 9 of insulating, fire-resistant material in between. At the edge, the plates 1 and 2 are first turned inwardly by 900, so that an edge part 33, 34 respectively directed perpendicular to the plates, from the plate 1, respectively. 2 expires. At some distance from the large plane of the plates, the edges are further turned inwardly, so that of the perpendicular edge parts 33 and 34, the receding end edge strips 35, respectively. 36 run inward. The connecting strip 37 is arranged between the plates 1 and 2.
The end edge strips 35 and 36 touch the steel strip connecting strip 37 and may be welded thereto at their edge. The connecting strip 37 can itself be welded to the plates 1 and 2 at the edges.
<Desc / Clms Page number 11>
In the gutter, defined by the edge strips 35 and 36 and the connecting strip 37, a profile strip 10 is again arranged, which is connected by means of screws to the strip 37 in the same manner as described with reference to figure 3 and in which profile strip 10 a cover strip 16 of foam-forming material is slid.
Figure 5 shows yet another embodiment of the fire-resistant door according to the invention in cross-section. On the side of the hinges, this embodiment is the same as the embodiment according to figure 1. On the opposite side, the plates 1 and 2 are turned over twice 900, so that the edge strips 33 and 34 are perpendicular to the plates 1, respectively. 2 and the end edge strips 38 and 39 extend parallel to the plates 1 and 2, facing inward. The connecting strip 37 between the plates 1 and 2 rests against the end edge strips 38 and 39 and may be welded to them, as well as to the plates 1 and 2.
A rectangular cross-section channel, in which the rectangular copper profile 40 of a suitable lock is arranged, is defined by the end edge strips 38 and 39 and the connecting strip 37. The bar 41 of the three-point lock is located in the profile 40. The dimensions of the profile are smaller than of the gutter in which the profile 40 is arranged. The space between profile 40 and the gutter defining strips 37,38 and 39 is filled with a suitable foam-forming material 42.
Figure 6 shows yet another embodiment of the fire-resistant door according to the invention. In this embodiment, the ends of the plates 1 and 2 are not folded over. The cover strip 10 is provided on the outward-facing side with two laterally directed edges 43 and 44.
The edge 43 protrudes above the end edge of the plate 1 and covers it. Edge 44 protrudes similarly above the end edge of plate 2 and covers it.
<Desc / Clms Page number 12>
If desired, edges 43 and 44 may be slightly rounded so that there are no sharp parts on the edges of the door.
On the side facing the intermediate strip 37, the cover strip 10 also includes two laterally projecting edges 45 and 46. The edge 45 touches the inner surface of the plate 1 and the edge 46 likewise touches the plate 2. Through the edge 46, the plate 2, edge 44 and cover strip 10 are thus defined as a cavity or space, which may be suitably filled with a foam-forming material. Likewise, a space is defined by the edge 45, the plate 1, the edge 43 and the cover strip 10. This space can also be suitably filled with a foam-forming material.