<Desc/Clms Page number 1>
Klepinrichting voor blazers van weefmachines.
EMI1.1
I Deze uitvinding heeft betrekking op een klepinrichting voor blazers van weefmachines, m. a. w. een inrichting om in de in- en uitschakeling van de luchttoevoer aan blazers van een weefmachine te voorzien. De uitvinding heeft betrekking op klepinrichtingen die zowel voor hoofdblazers, bijblazers, strekblazers als dergelijke kunnen aangewend worden. In het bijzonder betreft de uitvinding een klepinrichting van het type waarbij de klep elektromagnetisch bevolen wordt en die op de lade van een weefmachine wordt bevestigd.
Er zijn reeds verscheidene soorten elektromagnetisch bedienbare kleppen voor blazers van weefmachines bekend.
Volgens een bepaald type van klepmechanisme zoals beschreven in EP 212725, is het bekend om een klep op elektromagnetische wijze te openen, terwijl zij in de niet bekrachtigde toestand van de daarbij gebruikte elektromagneet door middel van een
EMI1.2
veer terug gesloten I
<Desc/Clms Page number 2>
echter het nadeel dat bij het openen van de klep de veerdruk van de voornoemde veer moet overwonnen worden, hetgeen zoals bekend in een relatief grote tijdsvertraging resuleeerlt.
Het is ook bekend om gebruik te maken va n twee elektromagnetische systemen, respektievelijk, voor het openen en het sluiten van de klep. Dergelijk mechanisme vertoont echter het nadeel dat zowel voor het openen als voor het sluiten een elektrische bekrachtiging noodzakelijk is.
Volgens nog een ander type van klepmechanisme wordt een klep op elektromagnetische wijze geopend, terwijl voor het sluiten van de klep gebruik gemaakt wordt van de luchtstroming door de klep. Dergelijk klepmechanisme vertoont het nadeel dat de sluitingstijd, respektievelijk de sluitingssnelheid afhankelijk is van de grootte en de druk van de luchtstroom.
De huidige uitvinding heeft nu tot doel te voorzien in een klepinrichting voor blazers van weefmachines, die de voornoemde nadelen niet vertoont.
Samengevat heeft de uitvinding tot doel te in een klepinrichting waarbij een zeer korte reaktietjd kan verwezenlijkt worden ; dewelke volgens een zeer. lichte konstruktie kan uitgevoerd worden ; waarbij een zeer gering aantal bewegende komponenten wordt aangewend ; waarbij het
<Desc/Clms Page number 3>
sluiten, respektievelijk het openen van de klep onafhankelijk van de grootte en de druk van de luchtstroom is ; en waarbij de klep slechts in een stand dient bekrachtigd te worden.
De huidige uitvinding bestaat dan ook uit een klepinrichting voor blazers van weefmachines, welke voorziet in een inlaat, een uitlaat waarop minstens een blazer kan aangesloten worden en een klepmechanisme dat tussen de inlaat en uitlaat ils opgesteld, waarbij dit klepmechanisme een kleplichaam bezit
EMI3.1
dat respektievelijk en de sluiting een ! doorgang tussen de voornoemde in-en kan voorzien, daardoor gekenmerkt dat het klepmechanisme tevens uit magnetische middelen, gevormd door minstens een permanente magneet, die het kleplichaam naar een bepaalde stand brengt en een spoel, door middel waarvan het kleplichaam elektromagnetisch in een andere stand kan gebracht worden dan deze opgelegd door de voornoemde permanente magneten.
EMI3.2
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm voorzien de I voornoemde permanente magneten, in de sluiting van de klep.
In een bijzondere toepassing wordt zulke klepinrichting aangewend voor de sturing wan blazers, waarbij deze klepinrichting dan bijvoorbeeld, doch niet noodzakelijk als doorvoertype wordt uitgevoerd.
<Desc/Clms Page number 4>
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beterj aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspektief een lade weergeeft waarop meerdere blazers zijn aangebracht die gebruik maken van een klep- inrichting volgens de uitvinding ; figuuur 2 in doorsnede een klepinrichting volgens de uit- vinding, meer speciaal voor de voeding van een bijblazer, weergeeft ;
figuur 3 de klepinrichting van figuur 2 weergeeft, waarbij de klep in een andere stand staat ; figuur 4 nog een variante van de klepinrichting volgens de uitvinding weergeeft.
In figuur 1 is in perspektief een lade 1 weergegeven waarop meerdere klepinrichtingen 2 volgens de uitvinding zijn gemonteerd, die respektievelijk in de sturing van de luchttoevoer aan de bijblazers 3 en de hoofdb1azer 3A voorzien.
Verder zijn in figuur 1 nog een aantal op zichzelf bekende komponenten aangeduid, zoals de ladeas 4, een rietsteun 5, het
EMI4.1
riet 6, de onderste rietbalk 7, het U-vormig I
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
draadgeleidingskanaal 8, een inslagdraad 10 die I 1 onderaan en bovenaan begrensd wordt door de 11. 9 en de gaapZoals nog in figuur l kan gezien worden zwijn de klepinrichtingen 2 op de lade 1 gemonteerd, en bij voorkeur
EMI5.2
tegen onderste rietbalk In de uitvoeringsvorm zijn de I doorvoertype, wat betekent dat het luchtvoedingska 12 dwars door de klepinrichtingen 2 passeert.
Zulke klepinrichting 2 volgens de uitvinding, die in de figuren 2 t. e. m. 4 specifiek voor de bijblazers 3 wordt weergegeven, doch op analoge wijze ook bij hoofdblazer. ;, zoale hoofdblazer 3A in figuur l, zou kunnen toegepast worden, bestaat hoofdzakelijk uit een inlaat 13, een uitlaat 14 waarop minstens een blazer, bijvoorbeeld een bijblazer 3, kan aangesloten worden en een klepmechanisme 15 dat tussen de inlaat 13 en de uitlaat 14 is opgesteld, waarbij dit klepmechanisme gevormd wordt door een kleplichaam 16 dat respektievelijk in de opening en de sluiting van een doorgang 17 tussen de voornoemde in-en uitlaat kan voorzien,
magnetische middelen bestaande uit minstens een permanente magneet 18 die het kleplichaam 16 naar een gesloten stand dwingen en een spoel 19 door middel waarvan het kleplichaam 16 elektromagnetisch in een geopende stand kan gebracht worden.
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
I In de uitvoering volgens figuur 2, waarbij de klepinrichting 2 van het voornoemde doorvoertype is, wordt het kleplichaam 16 gevormd door een koker-of busvormig element, bijvoorbeeld met cirkelvormige doorsnede dat axiaal heen en weer kan verschoven i worden in een klepkamer 20. Ret 16 is zodanig uitgevoerd dat het met zijn 22 nauw aansluitend in de klepkamer 20 De inlaat 13 mondt axiaal in de klepkamer 20 uit.
Indien gebruik gemaakt wordt van het doorvoerprinc. de I doorvoeruitlaat 23 bij voorkeur tegenover de inlaat. 13 gesitueerd zijn, ander zodanig dat de inlastl de klepkamer 20 en am alsook de doorvoeruitlaat 23 coaxiaal zijn waardoor een goede doorstroming wordt t In de uitvoeringsvorm volgens figuren 2 en 3 is de voornoemde doorgang 17 hoofdzakelijk nabij een axiaal uiteinde 24 van de ! klepkamer 20 gesitueerd en bestaat uit een radiale opening in de wand van deze die uitmondt in een I koncentrisch rond de klepkamer 20 bevindende ruimte'25. In deze ruimte 25 is de voornoemde uitlaat 14 aangebracht'waarop een bijblazer 3 is aangesloten.
! I De magnetisch middelen magneet 18 die in het axiaal van het kokervormig I
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
I kleplichaam 16 is gesitueerd en hierbij vast deel uitmaakt kleplichaamhet klephuis 21. Ter hoogte van de zitting 26 van het kleplichaam 16, in het bijzonder aan de zijde die samenwerkt met de permanente magneet 18, kunnen dempings- en/of dichtingsmiddelen voorzien zijn die bijvoorbeeld bestaan uit een ring 27 uit kunststof, bij voorkeur poly-urethaan.
De spoel 19 is bij voorkeur koncentrisch rond het kleplichaam 16 gesitueerd, en wel zodanig dat de magnetisch geleidende gedeelten 28 en 29 van het klephuis 21, die de spoel 19 omgeven, in de bekrachtigde toestand van deze laatste samen met het kleplichaam 16 een gesloten of nagenoeg gesloten magnetische kring 30 vormen.
De werking van de klepinrichting volgens de figuren 2 en 3 kan eenvoudig uit deze figuren worden afgeleid. Het is duidelijk dat in de niet bekrachtigde toestand van de spoel 19 het kleplichaam 16 naar de permanente magneten 18 getrokken wordt, waardoor het kleplichaam 16 zoals in figuur 2 weergegeven de doorgang 17 afsluit. Door de bekrachtiging van spoel 19 wordt de magneetkracht van de permanente magneet 18 tegenwerkt en
EMI7.2
wordt het metalen kleplichaam 16 van de permanente magneet 9 wegbewogen en de doorgang 17 geopend of vrij gemaakt, meer speciaal zoals in figuur 3 weergegeven.
<Desc/Clms Page number 8>
Het is duidelijk dat de bekrachtiging van de spoel 19 hierbij gebeurt d. m. v. de nodige elektrische aansluitingeu 31 en stuur- en voedingsmiddelen 32, waarbij de verschillende klepinrichtingen 2 al dan niet gelijktijdig en meestal volgens een bepaald patroon per weefcyclus bevolen worden.
In figuur 4 is een uitvoeringsvariante weergegeven die eveneens van het doorvoertype is.
In deze figuur verwijzen dezelfde referenties naar dezelfde onderdelen zoals beschreven met verwijzing naar de uitvoering volgens figuur 2.
Deze uitvoeringsvariante onderscheidt zieh van de voorgaande doordat tussen de spoel 19 en het kleplichaam 16 zieh een geleiding 33 bevindt en dat in de buitenwand van het kleplichaam 16 groeven 34, in dit geval drie, zijn voorzien waarvan minstens een voorzien is van een zogenaamde Olrlng om de dichting te verzekeren tussen kleplichaam 16 en geleiding 33.
Verder zijn in deze uitvoeringsvariante de dichtingsmiddelen 27 omheen de magneet 18 aangebracht en is het kleplichaam 16 aan het dichtst bij de middelen 27 liggende uiteinde voorzien van een dichtingsring 36 die met de middelen 127 kan samenwerken.
<Desc/Clms Page number 9>
EMI9.1
Bij voorkeur nog is het kleplichaam 16 voorzien van een omtreksring 37 die funkties kan bezitten, namelijk de dichtingsring 36 steunen en een aanslag vormen voor het kleplichaam 16.
De huidige uitvinding is geenzins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke klepinrichting voor blazers van weefmachines kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Valve device for blowers of weaving machines.
EMI1.1
This invention relates to a valve arrangement for blowers from weaving machines, m. A. W. a device for providing the switching on and off of the air supply to blowers of a weaving machine. The invention relates to valve devices which can be used for main blowers, auxiliary blowers, stretch blowers and the like. In particular, the invention relates to a valve device of the type in which the valve is electromagnetically ordered and which is mounted on the drawer of a weaving machine.
Several types of solenoid blower valves for blower machines are already known.
According to a certain type of valve mechanism as described in EP 212725, it is known to open a valve electromagnetically, while in the non-energized state of the electromagnet used therewith by means of a
EMI1.2
spring closed again I
<Desc / Clms Page number 2>
the drawback, however, that when the valve is opened, the spring pressure of the aforementioned spring has to be overcome, which, as is known, results in a relatively large time delay.
It is also known to use two electromagnetic systems, respectively, for opening and closing the valve. However, such a mechanism has the drawback that electrical actuation is necessary for both opening and closing.
According to yet another type of valve mechanism, a valve is opened in an electromagnetic manner, while the air flow through the valve is used to close the valve. Such a valve mechanism has the drawback that the closing time and the closing speed depend on the size and pressure of the air flow, respectively.
The present invention now has for its object to provide a valve device for blowers from weaving machines, which does not have the above-mentioned drawbacks.
In summary, the object of the invention is to provide a valve device in which a very short reaction time can be achieved; which according to a very. light construction can be carried out; employing a very small number of moving components; where it
<Desc / Clms Page number 3>
closing or opening the valve is independent of the size and pressure of the air flow; and wherein the valve is to be actuated only in one position.
The present invention therefore consists of a valve device for blowers of weaving machines, which provides an inlet, an outlet to which at least one blower can be connected and a valve mechanism arranged between the inlet and outlet ils, this valve mechanism having a valve body
EMI3.1
that respectively and the closure one! passage between the aforementioned inlets can be provided, characterized in that the valve mechanism also consists of magnetic means, formed by at least one permanent magnet, which brings the valve body to a certain position and a coil, by means of which the valve body can be electromagnetically in another position these are then imposed by the aforementioned permanent magnets.
EMI3.2
In the most preferred embodiment, the aforementioned permanent magnets provide the closure of the valve.
In a special application, such a valve device is used for the control of blowers, wherein this valve device is then, for example, but not necessarily a feed-through type.
<Desc / Clms Page number 4>
With the insight to better demonstrate the features of the invention, some preferred embodiments are described below, as examples without any limitation, with reference to the accompanying drawings, in which: Figure 1 is a perspective view of a drawer on which several blowers are used. making a valve device according to the invention; Figure 2 is a cross-sectional view of a valve device according to the invention, more specifically for the supply of an auxiliary blower;
figure 3 shows the valve device of figure 2, wherein the valve is in a different position; figure 4 represents another variant of the valve device according to the invention.
Figure 1 shows in perspective a drawer 1 on which a plurality of valve devices 2 according to the invention are mounted, which provide for controlling the air supply to the auxiliary blowers 3 and the main blower 3A, respectively.
Furthermore, in figure 1 a number of components known per se are indicated, such as the drawer shaft 4, a reed support 5, the
EMI4.1
reed 6, the lower reed beam 7, the U-shaped I
<Desc / Clms Page number 5>
EMI5.1
thread guide channel 8, a weft thread 10 bounded at the bottom and top by the 11. 9 and the shed As can still be seen in figure 1, the flap devices 2 are mounted on the drawer 1, and preferably
EMI5.2
against lower reed beam In the embodiment, the I are feedthrough type, which means that the air supply box 12 passes right through the valve devices 2.
Such valve device 2 according to the invention, shown in Figures 2 t. e. m. 4 is shown specifically for the auxiliary blowers 3, but in an analogous manner also with the main blower. Such as main blower 3A in Figure 1 could be used, mainly consists of an inlet 13, an outlet 14 to which at least one blower, for example an auxiliary blower 3, can be connected and a valve mechanism 15 which is between the inlet 13 and the outlet 14 is arranged, this valve mechanism being formed by a valve body 16 which can respectively provide in the opening and the closure a passage 17 between the aforementioned inlet and outlet,
magnetic means consisting of at least one permanent magnet 18 forcing the valve body 16 to a closed position and a coil 19 by means of which the valve body 16 can be brought into an open position electromagnetically.
<Desc / Clms Page number 6>
EMI6.1
In the embodiment according to Figure 2, in which the valve device 2 is of the aforementioned lead-through type, the valve body 16 is formed by a tubular or sleeve-shaped element, for example with a circular cross-section which can be slid axially back and forth in a valve chamber 20. Ret 16 is designed such that with its 22 it fits tightly into the valve chamber 20. The inlet 13 opens axially into the valve chamber 20.
If use is made of the transit princ. the I throughput outlet 23 preferably opposite the inlet. 13, other such that the inlet valve chamber 20 and am as well as the passage outlet 23 are coaxial, thereby ensuring good flow. In the embodiment of Figures 2 and 3, said passage 17 is substantially adjacent an axial end 24 of the valve. valve chamber 20 and consists of a radial opening in the wall of this which opens into a space 25 disposed concentrically around the valve chamber 20. The aforementioned outlet 14 is arranged in this space 25, to which an auxiliary blower 3 is connected.
! I The magnetic means magnet 18 which is in the axial of the tubular I
<Desc / Clms Page number 7>
EMI7.1
Valve body 16 is situated and hereby forms a fixed part valve body the valve body 21. At the height of the seat 26 of the valve body 16, in particular on the side which cooperates with the permanent magnet 18, damping and / or sealing means can be provided which, for example consist of a ring 27 made of plastic, preferably polyurethane.
The coil 19 is preferably located concentrically around the valve body 16, such that the magnetically conductive parts 28 and 29 of the valve housing 21 surrounding the coil 19, in the energized state of the latter together with the valve body 16, form a closed or form a substantially closed magnetic circuit 30.
The operation of the valve device according to Figures 2 and 3 can be easily deduced from these figures. It is clear that in the non-energized state of the coil 19 the valve body 16 is pulled towards the permanent magnets 18, as a result of which the valve body 16 closes the passage 17 as shown in figure 2. The energization of coil 19 counteracts the magnetic force of the permanent magnet 18 and
EMI 7.2
the metal valve body 16 is moved away from the permanent magnet 9 and the passage 17 is opened or cleared, more particularly as shown in Figure 3.
<Desc / Clms Page number 8>
It is clear that the excitation of the coil 19 takes place here d. including the necessary electrical connections 31 and control and foodstuffs 32, wherein the different valve devices 2 are ordered, whether or not simultaneously and usually according to a specific pattern per weaving cycle.
Figure 4 shows an embodiment variant which is also of the feed-through type.
In this figure, the same references refer to the same parts as described with reference to the embodiment of Figure 2.
This embodiment variant differs from the foregoing in that there is a guide 33 between the coil 19 and the valve body 16 and that grooves 34, in this case three, are provided in the outer wall of the valve body 16, at least one of which is provided with a so-called ensure the seal between valve body 16 and guide 33.
Furthermore, in this embodiment variant, the sealing means 27 are arranged around the magnet 18 and the valve body 16 is provided at the end closest to the means 27 with a sealing ring 36 which can cooperate with the means 127.
<Desc / Clms Page number 9>
EMI9.1
Preferably still the valve body 16 is provided with a circumferential ring 37 which can have functions, namely supporting the sealing ring 36 and forming a stop for the valve body 16.
The present invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but such valve arrangement for blowers of weaving machines can be realized in all kinds of shapes and sizes without departing from the scope of the invention.