NL8302230A - Telinrichting voor het tellen van voorwerpen door middel van een schaduwmeting. - Google Patents

Description

* - i VO 4923

Telinrichting voor het tellen van voorwerpen door middel van een schaduwmeting.

De uitvinding heeft betrekking op een telinrichting voor het tellen van voorwerpen en in het bijzonder het tellen van kuikens die achtereenvolgens een fotodetector passeren.

Het is bekend de te tellen producten via een transportband, na 5 elkaar door de lichtbundel, aanwezig tussen een lichtbron en een fo todetector, te geleiden, waarbij steeds tijdens het passeren van een product door de fotodetector een signaal wordt opgewekt, dat toegevoerd wordt aan een teller. Wanneer de producten op enige afstand van elkaar na elkaar door de fotodetector worden geteld is de telling 10 zeer betrouwbaar.

Een probleem treedt echter op wanneer bv. twee producten tegen elkaar gelegen de fotodetector passeren. Deze beide producten worden dan als één product geteld.

Alhoewel men in het algemeen in staat is de producten als af- · 15 zonderlijke eenheden langs een fotodetector te geleiden, zal dit moeilijker worden wanneer de producten, bv. kuikens zijn. Immers, levende producten kunnen zichzelf verplaatsen, en dus makkelijk tegen elkaar aan komen en bovendien van vorm veranderen, althans binnen zekere grenzen.

20 Het doel van de uitvinding is te voorzien in een telinrichting die in staat is een betrouwbare telling te geven van het aantal voorwerpen dat de fotodetector passeert, ook al liggen bv. twee van deze kuikens tegen elkaar.

Het gaat bij de uitvinding specifiek om het meten van het door 25 de lichtbron geprojecteerde schaduwoppervlak van een kuiken, waarbij niet alleen de tijd wordt gemeten van het passerende schaduwoppervlak, dat wil zeggen de breedte van het schaduwoppervlak, maar tevens de hoogte wordt vastgesteld van het schaduwoppervlak.

Wanneer bv. twee kuikens tegen elkaar gedrukt zijn in de trans-30 portband en langs de fotodetector worden geleid, blijkt uit ervaring dat de breedte van het schaduwoppervlak van elk der kuikens minder is dan bij afzonderlijke passering van één kuiken, maar daarentegen de hoogte van het schaduwoppervlak is toegenomen. Van deze hoogte- 8302230 -2- verandering wordt gebruik gemaakt in de telinrichting volgens de uitvinding.

Daartoe is volgens de uitvinding de telinrichting voorzien van een aantal in een vertikaal vlak boven elkaar geplaatste lichtopvang-5 elementen voor het opvangen van de lichtbundel, waarbij de ontvangen lichtsterkte-veranderingen door de fotodetector worden gedetecteerd; van een spanningsfrequentieomzetter voor het omzetten van de detec-tiesignalen in een frequentie die varieert overeenkomstig de grootte van het detectiesignaal; van een pulsvormer voor het omzetten van de 10 detectiesignalen in telpulsen waarvan de pulsbreedte een maat is voor de tijdsduur van een te passeren voorwerp, en van een meetwaarde-teller voor het tellen van het aantal trillingen van de frequentie gedurende de tijd dat een telpuls aanwezig is, waarbij steeds na het bereiken van een bepaald aantal van deze trillingen een telpuls'wordt 15 toegevoerd aan de productteller.

Volgens de uitvinding wordt met de vertikale opstelling van de lichtopvangende elementen, bv. in de vorm van optische vezels, de mogelijkheid gegeven de hoogte van het voorwerp vast te stellen. De hoogte van een voorwerp bepaalt nl. het aantal optische vezels dat 20 geen licht ontvangt, en wordt in de frequentieomzetter omgezet in een frequentie die afhankelijk is van het licht dat door een of meerdere van deze vezels wordt doorgelaten.

De tijdsduur die nodig is om een voorwerp te laten passeren is een maat voor de breedte van dat voorwerp en wordt vastgelegd in de 25 pulsvormer. Met andere woorden, dat in feite het aldus verkregen schaduwoppervlak van het voorwerp gemeten wordt. Of dit schaduwopper-vlak nu hoger of lager langs de optische vezels wordt geleid is derhalve niet van belang voor de meting, wat gunstig is voor het passeren van levende voorwerpen, bv. kuikens. Bovendien is gebleken dat 30 het op de optische vezels geprojecteerde schaduwoppervlak een veel nauwkeuriger meting geeft. Met behulp van de door de spanningsfrequentieomzetter geleverde frequentie en de door de pulsvormen geleverde telpulsen is het mogelijk geworden op eenvoudige wijze vast te stellen of twee of meer kuikens tegen elkaar zijn gelegen. Met deze tech-35 niek heeft men verder de mogelijkheid de meting te beïnvloeden met behulp van verschillende instelmogelijkheden.

8302230 ♦ » -3-

Zo kan volgens de uitvinding de meetwaardeteller zijn voorzien van een meettelinrichting voor het daarin vaststellen en opslaan van het gemiddelde aantal trillingen van een voorwerp afkomstig van een aantal meetvoorwerpen die de fotodetector passeert, en van een ver-5 gelijker voor het vergelijken van het aantal trillingen van elk te tellen voorwerp met het opgeslagen gemiddelde aantal trillingen, waarbij door de vergelijker tenminste één productpuls wordt afgegeven indien het aantal trillingen van een te tellen voorwerp tenminste gelijk of groter is dan hetopgeslagen gemiddelde aantal trillingen.

10 Deze meetwaardeteller kan verder nog voorzien zijn van een op- deelketen met een waarde instelketen en met een sommeringsketen, waarin het aantal trillingen van het in het gemiddelde waardegeheugen opgeslagen gemiddelde aantal trillingen met behulp van de waarde instelketen in tenminste één andere waarde gewijzigd kan worden, welke 15 tenminste ene gewijzigde waarde wordt toegevoerd aan de vergelijker waarbij, indien een voorwerp met een aantal trillingen die afwijkt van het in de gemiddelde waardegeheugen opgeslagen gemiddelde aantal trillingen aan de vergelijker wordt toegevoerd, door deze vergelijker pas een productpuls wordt afgegeven, indien het aantal trillingen 20 tenminste gelijk aan het door de sommeringsketen tenminste ene geleverde waarde.

Een verder voordeel van de uitvinding is dat de sterkte van de lichtbundel op eenvoudige wijze kan worden gecontroleerd. Voor de meting is het van belang dat de lichtsterkte van de lichtbundel zo 25 constant mogelijk is. Deze lichtsterkte wordt nl. sterk beïnvloed door veroudering van de lichtbron en door het passeren van de kuikens, die veel stof en andere verontreinigingen kunnen geven en derhalve de lichtsterkte van de bundel vermindert. Door nu de lichtbron in nieuwe toestand op een lagere dan de nominale voedingspanning te laten wer-30 ken, heeft men een zekere marge voor het bijregelen van de voedingsspanning.

Het bijregelen van deze voedingsspanning kan volgens de uitvinding worden gerealiseerd met een spanningscontroleinrichting omvattende een regelketen voor het regelen van de voedingsspanning voor de 35 lichtbron, waarbij aan de regelketen de detectiesignalen worden toegevoerd om de spanning van de lichtbron zodanig te regelen dat de 8302230 φ % -4- fotodetector bij geen passerend voorwerp een voorafbepaalde rustdetec-tiesignaal levert? en van een instel-terugstelketen voor het daaraan toevoeren van de telpulsen teneinde op de voorflank en achterflank van de telpulsen een blokkeer- resp. vrijgeefsignaal levert aan de 5 regelketen.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet. Hierin toont:

Fig. 1 schematisch de opbouw van de telinrichting? 10 Fig. 2 en 3 het formeren van de lichtbundel die in Fig. 2, als doorsnede overeenkomstig de lijn II-II van Fig. 1 in vertikale zin wordt tot stand gebracht en die in Fig. 3, als doorsnede overeenkomstig de lijnen III-III van Fig. 1 in vertikale zin wordt opgevangen door lichtontvangende elementen; 15 Fig. 4 een schakelschema voor het opwekken van de frequentie en telpulsen die een maat zijn voor een te passeren voorwerp?

Fig. 5 een schakelschema voor de meetwaardebepaling en het tellen van de voorwerpen.

De in Fig. 1 aangegeven telinrichting bestaat uit een doosvormig 20 element 1 met een linkerdeel 2, een rechterdeel 3, en een tussen het linker- en rechterdeel gelegen voorwerpdoorgang 4. In het linkerdeel 2 is een lichtbron 5 bv. een halogeenlamp en een lens 6 gemonteerd, waarbij de lichtbron opgesteld staat in het brandpunt van de lens.

De door de lichtbron uitgezonden convergerende lichtbundel 7 wordt 25 via de lens omgezet in een evenwijdige lichtbundel 8, die door een vertikale spleet 9 (Fig. 2) in vertikale zin geleid wordt door de voorwerpdoorgang en gericht is op een vertikale spleet 10 (Fig. 3) die aanwezig is in het rechterdeel 3 van het doosvormige element. In deze spleet 10 eindigen een aantal dwarsoppervlakken 11 van een aan-30 tal vertikaal boven elkaar geplaatste lichtontvangende elementen bv.

in de vorm van optische vezels 12, waarvan de andere uiteinden 13 samengebundeld zijn tot één oppervlak, in de nabijheid waarvan een fotodetector 14 is geplaatst voor het detecteren van de lichthoeveelheid in afhankelijkheid van een voorwerp 15 dat door de voorwerpdoor-35 gang 4 geleid wordt. De door de fotodetector opgewekte detectiesigna len D worden toegevoerd aan en verwerkt in de elektronische schake- 8302230 -5- lingen 16 en 17, die in de Figuren 4 en 5 nader zijn aangegeven, en onderstaand zullen worden besproken.

De voorwerpdoorgang 4 is van het linkerdeel 2 en het rechterdeel 3 gescheiden door resp. een doorzichtige plaat 18 en een dóórzicht!-5 ge plaat 19, beide gemaakt van bv. een plastic of glas. Deze platen hebben tot doel de ruimte binnen het linker- en rechterdeel 2 en 3 te beschermen tegen vuil afkomstig van de voorwerpen die door de voorwerpdoorgang 4 geleid worden. Vooral wanneer de voorwerpen bv. kuikens zijn, kan veel stof en vuil in de voorwerpdoorgang 4 achter-10 blijven.

De door de fotodetector geleverde detectiesignalen A worden, zoals in Fig. 4 is aangegeven, toegevoerd aan een versterker 20, waarna deze versterkte detectiesignalen Da worden toegevoerd aan een spanningsfrequentieomzetter 21 en aan een pulsvormer 22.

15 In de spanningsfrequentieomzetter 21 worden de detectiesignalen

Da omgezet in een frequentie F, in afhankelijkheid van de grootte van het detectiesignaal As en waarbij de frequentie F rechtevenredig is met de hoogte van de schaduw van het door een voorwerp 15 geprojecteerde oppervlak op de optische vezels 11.

20 Gelijktijdig dat door de omzetter 21 een frequentie F wordt op gewekt wordt door de pulsvormer 22 een puls P opgewekt, waarvan de breedte een maat is voor de tijd van een te passeren voorwerp 15.

m deze pulsvormer 22 kan een niet nader aangegeven drempelwaar-deketen worden aangebracht, die de breedte van de puls P beïnvloedt 25 en wel zodanig dat de voorflank van de puls wordt bepaald na het overschrijden van een zekere waarde van het detectiesignaal As, en de achterflank wordt bepaald na het overschrijden van genoemde waarden van het detectiesignaal, ten tijde dat een voorwerp 15 passeert.

De hierboven aangegeven frequentie F en de telpulsen P worden 30 toegevoerd aan de elektronische verwerkingsinrichting 17.

Voor het regelen van de voedingsspanning van de lichtbron 5 is in Fig. 4 een spanningscontroleinrichting 23 weergegeven, voorzien van een regelketen 24 en van een instel-terugstelketen 25. Aan de regelketen 24 worden de versterkte detectiesignalen Da toegevoerd om 35 de voedingsspanning L van de lichtbron 5 zodanig te regelen dat de detector 14 bij geen passerend voorwerp 15 een voorafbepaald rust- 8302230 ψ * -6- detectiesignaal levert. Door de lichtbron 5 op bv. 85% van zijn nominale spanningswaarde te laten werken is er een marge aanwezig de voedingsspanning tot 100% bij te regelen voor het geval de lichtbundel 7,8 sterkte moet worden opgevoerd om bij vervuilde platen 18 en 19 5 toch dezelfde lichthoeveelheid te leveren aan de optische vezels 12.

Is de maximale voedingsspanning ingeregeld dan wordt door de span-ningscontroleinrichting 23 een alarmsignaal A opgewekt dat kan worden toegevoerd aan de in Fig. 5 aangegeven elektronische verwerkingsinrichting 17 voorhet geven van bv. een acoustische indicatie. De be-10 trokken bedienaar kan dan door middel van een niet nader aangegeven luchttoevoerinrichting of een andere inrichting met reinigende werking het vuil en stof van de platen 18 en 19 verwijderen. Blijft ondanks het verwijderen van vuil en stof de voedingsspanning maximaal ingesteld, dan kan dit een teken zijn dat de lichtbron (halogeenlamp) 15 5 als gevolg van onderdom vervangen moet worden.

Een verder voordeel van deze voedingsspanningregeling is dat ook variaties in het lichtnet waarop de lichtbron is aangesloten worden gecompenseerd door de spanningscontroleinrichting 23, en derhalve variaties in de lichtbundel als gevolg van netspanningsvariaties 20 worden gecompenseerd en derhalve een zeer betrouwbare meting ontstaat.

Het bijregelen van de voedingsspaning dient om het meetresultaat van een te passeren voorwerp niet te beïnvloeden, plaats te vinden bij niet passerend voorwerp. Daartoe dient de instel-terugstelin-richting 25. Aan deze inrichting 25 worden de telpulsen P van de puls-25 vormer 22 toegevoerd. De voor en achterflank van een telpul3 P wordt in de inrichting 25 omgezet in een blokkeer- resp. vrijgeefpuls B die de werking van de regelinrichting 24 tijdens de duur van de telpulsen blokkeert.

Zoals in Fig. 5 is aangegeven worden de frequentie F en de tel-30 pulsen P toegevoerd aan de elektronische verwerkingsinrichting 17.

De frequentie F wordt via een poortschakeling 26 toegevoerd aan een meetwaardeteller 27. Tevens worden aan de poortschakeling 26 en aan de meetwaardeteller 27 de telpulsen P afkomstig van de pulsvormer 22 toegevoerd, waarbij de poortschakeling alleen tijdens de aanwezigheid 35 van de pulsen P de frequentie doorlaat. De pulsbreedte geeft dan aan 8302230 - % -7- hoeveel trillingen van deze frequentie wordt doorgelaten en toegevoerd aan de meetwaardeteller. De meetwaardeteller 27 bepaalt aan de hand van het aantal trillingen en de telpulsen en of meerdere productpulsen y worden toegevoerd aan een productteller 28. Gaan de 5 te tellen voorwerpen op afstand van elkaar door de voorwerpdoorgang 4 dan zal elke keer nadat een voorwerp gepasseerd is door de meetwaardeteller een productpuls y worden toegevoerd aan de productteller. Zijn twee of meer voorwerpen tegen elkaar gelegen of zijn de voorwerpen groter of kleiner dan de gemiddelde grootte van de voorwerpen 10 dan 2al de van deze voorwerpen verkregen informatie nader worden ver geleken met referentiewaarden, die nader aan de hand van Fig. 6 besproken worden.

De door de productteller 28 ontvangen productpulsen y worden opgeteld tot een vooraf, met behulp van een productaantalteller 29 15 ingestelde waarde, waarna door de productteller een regelpuls M wordt toegevoerd aan een niet naderaangegeven regelmechanisme voor het in werking stellen van een aan de telinrichting koppelbare productver-werkings inrichting.

In Fig. 6 is een nadere uitwerking weergegeven van de meetwaarde-20 teller 27. Het aantal trillingen Fs dat steeds door de poortschake- ling 26 wordt doorgelaten wordt via een tweede poortschakeling 28, die normaliter geopend is, toegevoerd aan een vergelijker 29 waarin het aantal trillingen Fs wordt vergeleken met een vooraf ingestelde gemiddelde waarde Z, opgeslagen in een meettelinrichting 30, waarbij 25 door de vergelijker een productpuls y kan worden afgegeven indien het aantal trillingen Fs tenminste gelijk is aan de opgeslagen gemiddelde waarde Z.

Blijkt het aantal trillingen groter te zijn dan de opgeslagen waarde Z dan wordt deze vergeleken met een of meerdere vooraf inge-30 stelde waarden van een opdeelketen 31.

Vöor het verkrijgen van de gemiddelde waarde Z is de meettelinrichting 30 voorzien van een controlemeetinstelschakeling 32 waarin een voorafbepaalde telwaarde kan worden ingesteld overeenkomende met het aantal meetvoorwerpen waarvan het aantal bekend is en welke voor-35' werpen op afstand van elkaar door de voorwerpdoorgang 4 geleid worden.

8302230 * ** -8-

Wanneer een meettelling wordt ingeleid worden de door pulsvormer 22 opgewekte pulsen P toegevoerd aan de controlemeetinstelschakeling 32, waarbij de aanvang van de meting door deze schakeling 32 een blokkeerpuls El wordt toegevoerd aan de poortschakeling 28 en wordt een vrijgeefpuls G1 toegevoerd aan een poortschakeling 33 teneinde 5 het aantal te tellen trillingen uitsluitend via de poortschakeling 33 toe te voeren aan een gemiddelde waardedeler 34. In deze deler 34 worden de trillingen van alle meetvoorwerpen bij elkaar opgeteld tot het aantal pulsen P gelijk is aan de in de controlemeetinstelschakeling 32 opgeslagen telwaarde. Is het aantal telpulsen P gelijk aan 10 de telwaarde dein wordt door de controlemeetinstelschakeling een blok keerpuls G2 toegevoerd aan de poortschakeling 33 en zorgt deze blokkeerpuls G2, die eveneens aan de deler 34 wordt toegevoerd, ervoor dat het totale aantal trillingen FT wordt gedeeld door het aantal voorwerppulsen PT, die eveneens aan deze deler is toegevoerd. Het 15 quotiënt FT/PT = Z wordt als het gemiddelde aantal trillingen per voorwerp opgeslagen in een gemiddelde waardegeheugen 35.

Gelijktijdig met het leveren van een blokkeerpuls G2 wordt door de controlemeetinstelschakeling 32 tevens een vrijgeefpuls E2 toegevoerd aan de poortschakeling 28, zodat voor de normale telling de 20 trillingen via de poortschakeling 28 aan de vergelijker 29 worden toegevoerd.

De in het geheugen 35 opgeslagen waarde Z wordt niet alleen aan de vergelijker 29 toegevoerd maar tevens aan de opdeelketen 31 waarin de waarde Z in de sommeringsketen 36 wordt vermeerderd met een of 25 meer waarden, die door de waardeinstelketen 37 worden ingeregeld en naar wens steeds op een andere waarde kunnen worden ingeregeld.

Met behulp van deze opdeelketen 31 heeft men de mogelijkheid verkregen om na te gaan of het aantal trillingen behoort bij één afzonderlijk voorwerp of dat deze behoort bij bv. twee of meerdere 30 tegen elkaar gelegen voorwerpen.

Blijkt dat het aantal trillingen gelijk of groter is dan bv.

120% van de gemiddelde meetwaarde dan heeft men te maken met tenminste één voorwerp, en wordt door de vergelijker een productpuls y af-gegeven en blijkt het aantal trillingen groter te zijn dan bv. 240% 35 van de gemiddelde waarde, dan wordt door de vergelijker een tweede 8302230 -9- . 4 productpuls af gegeven, en heeft men kennelijk te maken met tenminste twee tegen elkaar gelegen voorwerpen.

Met behulp van de meettelinrichting 30 en de opdeelketen 31 is men tevens in staat om kleine vreemde voorwerpen die door de voor-5 werpdoorgang 4 gaan te elimineren. Kleine voorwerpen zorgen voor een lagere frequentie en dus minder trillingen per voorwerp.

Verder kan men met de opdeelketen 31 ook de gemiddelde waarde Z verkleinen voor het geval blijkt dat de te tellen producten wat kleiner uitvallen of dat de producten binnen variabele grenzen liggen.

10 Volgens de uitvinding is men derhalve in staat zeer betrouwbaar het aantal voorwerpen in het bijzonder kuikens te tellen, ook al zijn een of meerdere van deze kuikens tegen elkaar gelegen. Mochten tussen de kuikens vreemde voorwerpen liggen die kleiner zijn dan deze kuikens, bv. de eierschalen waaruit de kuikens gekomen zijn, dan worden 15 deze eierschalen niet meegeteld.

In bovenstaande beschrijving is een mogelijke uitvoeringsvorm beschreven. Zonder buiten het kader van de uitvinding te geraken, zijn vele modificaties en wijzigingen mogelijk.

****** 8302230

Claims (13)

1. Telinrichting voor het tellen van voorwerpen die achtereenvolgens door een lichtbundel, aanwezig tussen een lichtbron en een fotodetector, worden geleid, waarbij de fotodetector, steeds bij het passeren van een voorwerp door de lichtbundel, een detectiesignaal op- 5 wekt waarvan de grootte afhankelijk is van het door de detector opgevangen hoeveelheid licht, en welke detectiesignalen worden toegevoerd aan een productteller voor het tellen van het aantal gepasseerde voorwerpen , met het kenmerk, 10 dat de telinrichting voorzien is van een aantal in een vertikaal vlak boven elkaar geplaatste lichtopvangende elementen (12) voor het opvangen van de lichtbundel (78), waarbij de ontvangen lichtsterkte veranderingen, door de fotodetector (14) worden gedetecteerd; van een span-ningsfrequentieomzetter (21) voor het omzetten van de detectiesignalen 15 (D, Da) in een frequentie (F) die varieert overeenkomstig de grootte van het detectiesignaal; van een pulsvormer (22) voor het omzetten van de detectiesignalen (D, Da= in telpulsen (P) waarvan de pulsbreedte een maat is voor de tijdsduur van een te passeren voorwerp (15), en van een meetwaardetelier (27) voor het tellen van het aantal trillingen 20 van de frequentie (F) gedurende de tijd dat een telpuls (P) aanwezig is, waarbij steeds na het bereiken van een bepaald aantal van deze trillingen Ps een telpuls (y) wordt toegevoerd aan de productteller (28).

2. Telinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de meetwaardeteller (27) is voorzien van een meettelinrichting (30) voor het daarin vaststellen en opslaan van het gemiddelde aantal trillingen (Ps) van een voorwerp (15) afkomstig van een aantal meetvoorwer-pen die de fotodetector (14) passeert, en van een vergelijker (29) voor het vergelijken van het aantal trillingen (Fs) van elk te tellen voor-30 werp (15) met het opgeslagen gemiddelde aantal trillingen, waarbij door de vergelijker tenminste één productpuls (y) wordt afgegeven indien het aantal trillingen van een te tellen voorwerp tenminste gelijk of groter is dan het opgeslagen gemiddelde aantal trillingen. 8302230 -11- ί ,ν

3. Telinrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de meettelinrichting (30) is voorzien van een controlemeetinstel-schakeling (32) voor het instellen van een bepaald aantal te meten 5 voorwerpen waarbij deze controle-meetinstelschakeling voor het in werking stellen van de gemiddelde waardemeting een vrijgeefpuls (Gl) en na het bereiken van het bepaalde aantal voorwerpen dat de fotodetector (14) passeert een blokkeerpuls (G2) levert; van een poortschakeling (33) voor het doorlaten van de te tellen trillingen (Fs) van het aantal te 10 meten voorwerpen, waarbij de poortschakeling (33) wordt vrijgegeven en geblokkeerd door de vrijgeef- Gl en blokkeer (G2) puls van de controle-meetinstelschakeling; van een gemiddelde waardedeler (34) voor het daarin delen van het aantal doorgelaten trillingen van alle meetvoor-werpen door het aantal telpulsen (P) overeenkomstig het aantal meet-15 voorwerpen na ontvangst van de blokkeerpuls (G2); en van een geheugen (35) waarin het verkregen quotiënt (Z) wordt opgeslagen.

4. Telinrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de meetwaardeteller (27) is voorzien van een opdeelketen (31) met 20 een waardeinstelketen (37) en met een sommeringsketen (36), waarin het aantal trillingen van het in het gemiddelde waardegeheugen (35) opgeslagen gemiddelde aantal trillingen (Z) met behulp van de waardeinstelketen (31) in tenminste één andere waarde gewijzigd kan worden, welke tenminste ene gewijzigde waarde wordt toegevoerd aan de vergelijker 25 (29) waarbij, indien een voorwerp met een aantal trillingen die afwijkt van het in de gemiddelde waardegeheugen (35) opgeslagen gemiddelde aantal trillingen aan de vergelijker wordt toegevoerd, door deze vergelijker pas een productpuls (y) wordt afgegeven, indien het aantal trillingen (Fs) tenminste gelijk aan het door de sommeringsketen (36) ten-30 minste ene geleverde waarde.

5. Telinrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de trillingen (F) van de spannings-frequentieomzetter (21) via een der ingangen van een uit twee ingangen en een uitgang omvattende poort-35 schakeling (26) worden toegevoerd aan de meetwaardeteller (27), waarbij aan de andere ingang de telpulsen (P) worden toegevoerd, waarbij de 8302230 - 12- V Λ voorflank en achterflank van elk der telpulsen de poortschakeling (26) vrijgeven resp. blokkeren, en waarbij de uitgang is verbonden met de meetwaardeteller.

6. Telinrichting volgens conclusies 1-5, 5 met het kenmerk, dat de spanningsfrequentieomzetter (21) uitgangssignalen (F) levert na het overschrijden van een voorafbepaalde grootte van de detectiesigna-len en de uitgangssignalen blokkeert na het onderschrijden van de voorafbepaalde grootte van de detectiesignalen, en dat de voor- en achter-10 flanken van de betrokken telpulsen (P) van de pulsvormer (22) eveneens bepaald kunnen zijn door dezelfde overschrijdings- en onderschrijdings-waarde van de voorafbepaalde grootte vein de detec tie signalen.

7. Telinrichting volgens conclusie 1 en 5-6, met het kenmerk, 15 dat de frequentie van de spannings-frequentiecmzetter (21) rechtevenredig is met de hoogte van de schaduw van het geprojecteerde oppervlak van een voorwerp (15) op de lichtopvangende elementen (12).

8. Telinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 20 dat voorzien is in een spanningscontroleinrichting (23) voor de lichtbron (5), omvattende een regelketen (24) voor het regelen van de voedingsspanning (L) voor de lichtbron, waarbij aan de regelketen de de-tectiesignalen (Da) worden toegevoerd om de spanning (L) van de lichtbron zodanig te regelen dat de fotodetector (14) bij geen passerend 25 voorwerp een voorafbepaald rustdetectiesignaal levert; en van een in-stel-terugstelketen (25) voor het' daaraan toevoeren van de telpulsen (P) teneinde op de voorflank en achterflank van de telpulsen een blokkeer- resp. vrijgeefsignaal levert aan de regelketen.

9. Telinrichting volgens conclusie 8, 30 met het kenmerk, dat de spanningscontroleinrichting (23) een alarmpuls (A) opwekt indien de voedingsspanning (L) door de regelketen (24) zijn maximale waarde overschrijft, en welke alarmpuls wordt toegevoerd aan een alarmindica-tie-element (32).

10. Telinrichting volgens conclusie 1-9, 8302230 - 13- « met het kenmerk, dat voorzien is in een informatiepaneel (30) voor het zichtbaar weergeven van de informatie van de meetwaardeteller (27) en productteller (28) en van de spanningscontroleinrichting (23).

11. Telinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lichtbundel (7,8) door een vertikale bundelspleet (9) in verti-kale zin wordt gericht op de vertikaal boven elkaar geplaatste licht-opvangelementen (12).

12. Telinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lichtopvangende elementen (12) optische vezels zijn.

13. Telinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 15 dat de productteller (28) na het tellen van een voorafbepaald aantal telpulsen (y) geleverd door de vergelijker (29) een regelpuls (M) levert aan een regelmechanisme voor het in werking stellen van een aan de telinrichting koppelbare voorwerpverwerkingsinrichting. &&&&&& 8302230