NL1015830C1

NL1015830C1 - Platform with ramp.

Info

Publication number: NL1015830C1
Application number: NL1015830A
Authority: NL
Inventors: Arnoldus Theodorus Van Heiden
Original assignee: Thyssen De Reus Bv
Priority date: 2000-07-27
Filing date: 2000-07-27
Publication date: 2002-01-29
Also published as: US20040107520A1; WO2002009971A1; AU2001288143A1; CA2417396A1; EP1303426A1; JP2004504982A

Description

Titel: Platform met oprijklep.Title: Platform with ramp.

De uitvinding heeft betrekking op een platform met oprijklep. De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een platform met een _ oprijklep welke in een ten opzichte van het platform omhoog gezwenkte stand kan worden geblokkeerd. Een dergelijk platform is uit de praktijk 5 bekend.The invention relates to a platform with ramp. The invention more particularly relates to a platform with a ramp which can be locked in a position swiveled upwards relative to the platform. Such a platform is known from practice.

Bij het bekende platform is een oprijklep zwenkbaar met het platform verbonden, waarbij naast of boven het platform een bedieningsinrichting is opgesteld, welke via een zwenkarm met een van het platform afgekeerde rand van de oprijklep is verbonden. Door bediening van 10 de bedieningsinrichting kan de oprijklep door de arm vanuit een neergeklapte positie naar een omhooggezwenkte positie worden bewogen. In de omhooggeklapte stand wordt de oprijklep door de bedieningsinrichting vastgehouden, zodat wordt verhinderd dat de oprijklep vanuit de blokkerende stand kan worden teruggezwenkt. In deze stand dient de 15 oprijklep als begrenzing van het platform, teneinde bijvoorbeeld te verhinderen dat een gebruiker onbedoeld van het platform kan rijden.With the known platform, a ramp is pivotally connected to the platform, wherein an operating device is arranged next to or above the platform, which operating device is connected via a swivel arm to an edge of the ramp remote from the platform. By operating the operating device, the ramp can be moved by the arm from a folded-down position to a swiveled-up position. In the raised position, the ramp is held by the operating device, so that the ramp is prevented from being pivoted back from the blocking position. In this position, the ramp serves as a boundary of the platform, in order, for example, to prevent a user from unintentionally driving off the platform.

Een dergelijk platform biedt het voordeel dat tijdens gebruik in beginsel wordt verhinderd dat personen en zaken van het platform kunnen bewegen. Een dergelijk platform heeft echter als nadeel dat de oprijklep 20 slechts nabij een einde wordt bediend en in de blokkerende stand wordt vastgehouden. Hierdoor bestaat de kans dat tijdens gebruik op afstand van de bedieningsinrichting belasting van de oprijklep optreedt, waardoor deze bijvoorbeeld kan torderen en alsnog een voorwerp of persoon kan laten passeren. Bovendien kan daardoor vervorming van de oprijklep optreden.Such a platform offers the advantage that during use it is in principle prevented that people and things can move off the platform. However, such a platform has the drawback that the ramp 20 is operated only near one end and is held in the blocking position. As a result, there is a risk that during use at a distance from the operating device, loading of the ramp will occur, as a result of which it can, for example, twist and allow an object or person to pass. Moreover, deformation of the ramp can occur as a result.

25 Voorgesteld is reeds aan beide einden van de oprijklep een bedieningsinrichting te voorzien. Hierdoor wordt het hiervoor genoemde probleem echter slechts ten dele opgelost daar vervorming mogelijk blijft, 1 Λ U 0 t n 2 terwijl een platform volgens de uitvinding daardoor relatief kostbaar wordt alsmede storingsgevoelig en relatief moeilijk bedienbaar. Een verder nadeel van dit bekende platform is dat de of elke bedieningsinrichting op afstand van de oprijklep boven het platform dient te worden gemonteerd, hetgeen 5 normaal gebruik van het platform nadelig kan beïnvloeden. Bovendien is . een dergelijke bedieningsinrichting relatief kwetsbaar en esthetisch nadelig.It has already been proposed to provide an operating device at both ends of the ramp. As a result, however, the aforementioned problem is only partially solved since deformation remains possible, while a platform according to the invention thereby becomes relatively expensive as well as susceptible to interference and relatively difficult to operate. A further drawback of this known platform is that the or each operating device must be mounted at a distance from the ramp above the platform, which can adversely affect normal use of the platform. Moreover. such an operating device is relatively fragile and aesthetically disadvantageous.

De uitvinding beoogt een platform, in het bijzonder een hefplatform van de in de inleiding beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een 10 platform volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.The object of the invention is to provide a platform, in particular a lifting platform of the type described in the introduction, wherein the drawbacks mentioned are avoided, while maintaining the advantages thereof. To that end, a platform according to the invention is characterized by the features of claim 1.

Bij een dergelijk platform wordt het voordeel bereikt dat de samenwerkende profielen ervoor kunnen zorgdragen dat de oprijklep in een eerste positie kan worden gebracht waarbij bijvoorbeeld wagens en 15 voorwerpen via de oprijklep op het platform kunnen worden gebracht, terwijl de oprijklep bovendien in een tweede positie kan worden gebracht waarbij deze omhoog is gezwenkt en is geblokkeerd door het derde profiel.With such a platform the advantage is achieved that the cooperating profiles can ensure that the ramp can be brought into a first position, wherein for instance trolleys and objects can be brought onto the platform via the ramp, while the ramp can moreover be placed in a second position be swung upwards and blocked by the third profile.

De profielen kunnen zich daarbij, zeker bij het eerste profiel in de eerste positie, althans nagenoeg volledig onder een door het bovenvlak van het 20 platform bepaald vlak uitstrekken, evenals de bedieningsinrichting. De bedieningsinrichting kan bijvoorbeeld worden opgenomen onder het platform. Aangezien de bedieningsinrichting derhalve relatief laag aangrijpt, dat wil zeggen onder het rijvlak kan aangrijpen kan het of elk aangrijpingspunt voor de of elke bedieningsinrichting worden voorzien op 25 afstand van beide zijdelingse einden van de oprijklep. Dit betekent dat een aanmerkelijk gunstiger belasting kan worden verkregen van de bedieningsinrichting.The profiles can herein, certainly with the first profile in the first position, extend at least almost completely under a surface defined by the upper surface of the platform, just like the operating device. The operating device can for instance be included under the platform. Since the operating device therefore engages relatively low, that is to say can engage under the road surface, the or each point of engagement for the or each operating device can be provided at a distance from both lateral ends of the ramp. This means that a considerably more favorable load can be obtained from the operating device.

Bij voorkeur strekken de profielen zich over nagenoeg de volle breedte van de oprijklep en/of het platform uit, waardoor een nog betereThe profiles preferably extend over substantially the full width of the ramp and / or the platform, whereby an even better one

^ J^ J

3 verdeling van de krachten wordt verkregen, met name bij belasting van het eerste profiel in de omhooggeklapte tweede positie.A distribution of the forces is obtained, in particular when the first profile is loaded in the raised second position.

In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een platform volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.In a first advantageous embodiment, a platform according to the invention is characterized by the features of claim 2.

5 Bij een dergelijke uitvoeringsvorm wordt de oprijklep in de tweede positie geblokkeerd door het derde profiel dat wordt opgesloten tegen een " flens van het tweede profiel of een ander deel van het platform, zodanig dat bij uitoefening van een kracht op het eerste profiel in de richting van de eerste positie het derde profiel tegen genoemde flens of dergelijke wordt 10 vastgedrukt waardoor verder verzwenken van het eerste profiel eenvoudig wordt verhinderd. Dit biedt het voordeel dat althans nagenoeg geen krachten worden uitgeoefend op de bedieningsinrichting voor het blokkeren van verzwenking van het eerste profiel vanuit de tweede positie. Het platform is daarbij bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat het derde profiel 15 vanuit de tegen de genoemde flens aanliggende positie kan worden verzwenkt ten opzichte van het eerste profiel, naar een stand waarbij het althans buiten bereik van genoemde flens is gebracht, en bij voorkeur is gelegen ongeveer evenwijdig aan het rijvlak van het eerste profiel, zodanig dat bij verder bewegen van de bedieningsinrichting het eerste profiel 20 tezamen met het derde profiel wordt gezwenkt naar de eerste positie. Met name wanneer het derde profiel zich over nagenoeg de volledige breedte van de oprijklep uitstrekt wordt een bijzonder goede opsluiting verkregen waarbij een goede verdeling van de krachten wordt bereikt. Daarbij kan het eerste profiel eenvoudig torsiestijf worden uitgevoerd zodat vervormingen 25 daarvan eenvoudig nog beter kunnen worden tegengegaan.In such an embodiment, the ramp is blocked in the second position by the third profile which is locked against a flange of the second profile or another part of the platform, such that when a force is exerted on the first profile in the direction from the first position the third profile is pressed against said flange or the like, whereby further pivoting of the first profile is simply prevented.This offers the advantage that at least virtually no forces are exerted on the operating device for blocking pivoting of the first profile from the platform is preferably embodied such that the third profile can be pivoted from the position abutting the said flange relative to the first profile, to a position in which the at least out of range of said flange is brought, and is preferably located approximately parallel to the driving surface of the honor first profile, such that upon further movement of the operating device the first profile 20 is pivoted together with the third profile to the first position. Particularly when the third profile extends over almost the full width of the ramp, a particularly good confinement is obtained in which a good distribution of the forces is achieved. The first profile can herein be designed to be torsionally rigid, so that deformations thereof can simply be prevented even better.

In nadere uitwerking wordt een platform volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4.In further elaboration, a platform according to the invention is further characterized by the features of claim 4.

Bij een dergelijk uitvoeringsvorm kan met behulp van de bedieningsinrichting aan het derde profiel worden getrokken wanneer het 30 eerste profiel in de eerste positie is gebracht, zodanig dat het eerste profiel 1 0 1 5 8 3 0 4 met behulp van de bedieningsinrichting naar de tweede positie kan worden verzwenkt. Pas wanneer de tweede positie van het eerste profiel althans nagenoeg is bereikt kan het eerste koppelmiddel uit de uitsparing worden getrokken, zodanig dat het derde profiel naar de blokkerende stand kan 5 worden verzwenkt. Hierdoor wordt een bijzonder gunstige koppeling verkregen tussen de bedieningsmiddelen en de oprijklep, met name wanneer, zoals hiervoor besproken, het derde profiel zich over nagenoeg de volle breedte van de oprijklep uitstrekt.In such an embodiment the third profile can be pulled with the aid of the operating device when the first profile has been brought into the first position, such that the first profile with the aid of the operating device to the second position can be pivoted. Only when the second position of the first profile is at least substantially reached can the first coupling means be pulled out of the recess, such that the third profile can be pivoted to the blocking position. A particularly favorable coupling is hereby obtained between the operating means and the ramp, in particular when, as discussed above, the third profile extends over almost the full width of the ramp.

Controlemiddelen kunnen zijn voorzien voor de 10 bedieningsinrichting, waarmee de positie van de oprijklep ten opzichte van het platform kan worden bepaald en waarmee beweging van het platform kan worden verhinderd zolang de oprijklep niet in de tweede positie is gebracht.Control means can be provided for the operating device, with which the position of the ramp relative to the platform can be determined and with which movement of the platform can be prevented as long as the ramp is not brought into the second position.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een platform 15 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 10.In a particularly advantageous embodiment, a platform 15 according to the invention is further characterized by the features of claim 10.

Gebruik van extrusieprofielen voor het eerste, tweede en/of derde profiel biedt het voordeel dat deze relatief eenvoudig en op economische wijze te vervaardigen zijn, torsie- en buigstijf kunnen worden uitgevoerd, 20 waarbij bovendien oprijkleppen kunnen worden vervaardigd met elke gewenste lengte.Use of extrusion profiles for the first, second and / or third profile offers the advantage that they can be manufactured relatively simply and economically, can be made torsionally rigid and bending-resistant, while moreover ramps can be manufactured with any desired length.

Het zal overigens voor de vakman direct duidelijk zijn dat tenminste het tweede profiel een integraal deel kan uitmaken van het platform.It will be immediately clear to the skilled person that at least the second profile can form an integral part of the platform.

25 De uitvinding heeft voorts betrekking op een oprijklep voor gebruik bij een platform, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.The invention further relates to a ramp for use with a platform, characterized by the features of claim 11.

In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige uitvoeringsvormen van een platform volgens de uitvinding weergegeven.Further advantageous embodiments of a platform according to the invention are shown in the further subclaims.

Λ .·, 0 5,. ·, 0 5

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een platform en oprijklep volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:To clarify the invention, exemplary embodiments of a platform and ramp according to the invention will be further elucidated with reference to the drawing. It shows:

Figuur 1A-C in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht volgens de 5 lijn I-I in figuur 4 respectievelijk 3 een platform volgens de uitvinding in -een eerste uitvoeringsvorm;Figures 1A-C show a partly sectional side view along the line I-I in figures 4 and 3, respectively, a platform according to the invention in a first embodiment;

Figuur 1D een eerste, tweede en derde profiel voor een oprijklep volgens de uitvinding;Figure 1D a first, second and third profile for a ramp according to the invention;

Figuur 2A-C in gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht volgens de 10 lijn II-II in respectievelijk figuur 4 en 3 van een gedeelte van een platform volgens figuur 1;Figures 2A-C show a partly sectional side view along the line II-II in figures 4 and 3, respectively, of a part of a platform according to figure 1;

Figuur 3 in perspectivisch aanzicht een oprijklep voor een platform volgens de uitvinding, in omhooggezwenkte tweede positie;Figure 3 is a perspective view of a ramp for a platform according to the invention, in the swung-up second position;

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een oprijklep volgens 15 figuur 3 in neergezwenkte eerste positie;Figure 4 is a perspective view of a ramp according to Figure 3 in the pivoted first position;

Figuur 5 in perspectivisch aanzicht de oprijklep volgens figuur 4 vanaf de tegenovergelegen zijde gezien; enFigure 5 is a perspective view of the ramp according to Figure 4, viewed from the opposite side; and

Figuur 6 schematisch in zijaanzicht een gedeelte van een platform met oprijklep volgens de uitvinding, in eerste en tweede positie.Figure 6 shows diagrammatically in side view a part of a platform with ramp according to the invention, in first and second position.

20 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers.In this description, the same or corresponding parts have the same or corresponding reference numerals.

Figuur IA toont een gedeelte van een platform 1 van een verder niet weergegeven lift van op zichzelf bekend type, bijvoorbeeld een traplift of dergelijke platformlift. Een platform 1 volgens de uitvinding kan ook voor 25 andere inrichtingen als hefplatform worden toegepast. Van het platform 1 is een langsrand getoond waarop een oprijklep 2 is bevestigd, welke hierna nader zal worden beschreven. Het platform 1 omvat een stavlak 4 en een zich daaraan ongeveer evenwijdig uitstrekkend ondervlak 6 met tussengelegen ruimte, bijvoorbeeld uitgevoerd als sandwichpaneel. Tussen 30 het stavlak 4 en het ondervlak 6 is een bedieningsinrichting 8 opgesloten 1015830 6 voor bediening van de oprijklep 2, op nog nader te bespreken wijze. Het stavlak 4 kan daardoor nagenoeg volledig vlak worden uitgevoerd.Figure 1A shows a part of a platform 1 of a lift, not further shown, of per se known type, for instance a stair lift or such platform lift. A platform 1 according to the invention can also be used as a lifting platform for other devices. A longitudinal edge of the platform 1 is shown on which a ramp 2 is mounted, which will be described in more detail below. The platform 1 comprises a standing surface 4 and a bottom surface 6 extending approximately parallel thereto with intermediate space, for example designed as a sandwich panel. An operating device 8 is enclosed between the standing surface 4 and the lower surface 6 for operating the ramp 2, in a manner to be further discussed. The standing surface 4 can therefore be made almost completely flat.

De oprijklep 2 omvat een eerste profiel 10, een tweede profiel 12 en een derde profiel 14, welke profielen bij voorkeur zijn vervaardigd door 5 extrusie uit bijvoorbeeld aluminium of een aluminiumlegering. Evenwel kunnen ook andere materialen of vervaardigingstechnieken worden toegepast. In figuur 1D zijn, van boven naar beneden, in zijaanzicht het eerste profiel 10, het tweede profiel 12 en het derde profiel 14 los van elkaar getoond.The ramp 2 comprises a first profile 10, a second profile 12 and a third profile 14, which profiles are preferably manufactured by extrusion from, for example, aluminum or an aluminum alloy. However, other materials or manufacturing techniques can also be used. In figure 1D, from top to bottom, in side view the first profile 10, the second profile 12 and the third profile 14 are shown separately from each other.

10 Het eerste profiel 10 omvat een neusdeel 16 met een ondervlak 18, een bovenvlak 20 dat het rijvlak 22 bepaalt en een aantal het ondervlak 18 en bovenvlak 20 verbindende dwarsschotten 24. Het eerste profiel 10 loopt vanaf een punt 26 in hoofdzaak driehoekig uit in de richting van een gebogen eindwand 28. Vanaf het boveneinde van de eindwand 28, daar waar 15 deze het bovenvlak 20 ontmoet strekt zich een eerste koppelingsprofieldeel 30 uit in de van de punt 26 afgekeerde richting. Het eerste koppelingsprofieldeel 30 omvat een eerste gootvormig deel 32 dat naar boven open is en een cirkelsegmentvormig wanddeel 34 omvat dat inwendig een hoek a insluit die bij voorkeur groter is dan 180°. De aldus gevormde 20 holte 36 in het eerste gootvormige deel 32 vormt een uitsparing die kan samenwerken met een eerste koppeldeel 38 van het derde profiel, zoals nog nader zal worden toegelicht. Vanaf de van de eindwand 28 afgekeerde zijde van het eerste gootvormige deel 32 strekt zich een tweede wanddeel 40 uit dat aan het vrije einde omhoog is omgebogen over een hoek van meer dan 25 180°, onder de vorming van een profieldeel 42 met een cirkelsegmentvormige doorsnede en een tweede holte 44 die open is in de richting van het eerste gootvormige deel 32. In deze tweede holte 44 kan een stafvormig deel 46 van het derde profiel passend worden opgenomen op nog nader te beschrijven wijze. Tussen het eerste gootvormig deel 32 en het 30 profieldeel 42 strekt zich een lip 48 bovenwaarts uit vanaf het tweede 7 wanddeel 40, zodanig dat de lip 48 op enige afstand is gelegen van het vrije einde 50 van het profïeldeel 42. Vanaf de tegenover de lip 48 gelegen zijde van het tweede wanddeel 40 strekt zich een tweede lip 52 uit, ongeveer haaks op het tweede wanddeel 40, welke tweede lip aan het vrije einde is 5 voorzien van een tweede profieldeel 54 met een cirkelsegmentvormige dwarsdoorsnede die een naar de van de eindwand 28 afgekeerde zijde open-derde holte 56 begrenst, welke een inwendige hoek insluit die bij voorkeur groter is dan 180°, bijvoorbeeld 270°. Het eerste koppelingsprofieldeel 30 is zodanig gedimensioneerd dat het middelpunt C van het tweede profieldeel 10 54 tevens het middelpunt van de buigstraal van de eindwand 28 is, terwijl het middelpunt van het eerste gootvormig deel 32 en het middelpunt van de tweede holte 44 op gelijke afstand van het centrum C van de derde holte 56 zijn gelegen, welke afstand enigszins kleiner is dan de buigstraal van de eindwand 28. Op de reden hiervoor wordt nog nader teruggekomen.The first profile 10 comprises a nose part 16 with a lower surface 18, an upper surface 20 defining the driving surface 22 and a number of transverse partitions 24 connecting the lower surface 18 and upper surface 20. The first profile 10 extends substantially triangularly from a point 26 into the direction of a curved end wall 28. From the upper end of the end wall 28, where it meets the upper surface 20, a first coupling profile part 30 extends in the direction away from the point 26. The first coupling profile part 30 comprises a first trough-shaped part 32 which is open upwards and comprises a circle segment-shaped wall part 34 which internally encloses an angle α which is preferably greater than 180 °. The cavity 36 thus formed in the first trough-shaped part 32 forms a recess which can cooperate with a first coupling part 38 of the third profile, as will be explained in more detail below. From the side of the first trough-shaped part 32 remote from the end wall 28, a second wall part 40 extends which is bent upwards at the free end through an angle of more than 180 °, forming a profile part 42 with a circle segment-shaped cross-section and a second cavity 44 which is open in the direction of the first trough-shaped part 32. In this second cavity 44, a rod-shaped part 46 of the third profile can be suitably received in a manner to be described hereinafter. Between the first trough-shaped part 32 and the profile part 42 a lip 48 extends upwards from the second wall part 40, such that the lip 48 is at some distance from the free end 50 of the profile part 42. From the opposite lip 48 of the second wall part 40 extends approximately at right angles to the second wall part 40, which second lip is provided at the free end with a second profile part 54 with a circle segment-shaped cross section which is directed towards the end wall. 28 defines open-side third cavity 56, which encloses an internal angle which is preferably greater than 180 °, for example 270 °. The first coupling profile part 30 is dimensioned such that the center C of the second profile part 54 is also the center of the bending radius of the end wall 28, while the center of the first trough-shaped part 32 and the center of the second cavity 44 are equidistant from the center C of the third cavity 56, which distance is somewhat smaller than the bending radius of the end wall 28. The reason for this will be further discussed.

15 Het tweede profiel 12 omvat een onderfiens 58 en een zich ongeveer evenwijdig daaraan uitstrekkende bovenflens 60. De onderflens 58 en bovenflens 60 zijn onderling verbonden door een eindwand 62 die zich in hoofdzaak haaks op de flenzen uitstrekt. Aan een eerste zijde van de eindwand 62 is een aantal zich evenwijdig aan de onderflens 58 20 uitstrekkende ribben 64 voorzien, zodanig dat steeds tussen twee zich naast elkaar uitstrekkende ribben 64 schroeven kunnen worden vastgezet voor bevestiging van de bedieningsinrichting 8, zoals blijkt uit bijvoorbeeld figuren 1A-C en 2A-C. De onderflens 58 strekt zich aan de van de eerste zijde 63 afgekeerde zijde van de eindwand 62 verder uit dan de bovenflens 25 60 en is aan het aan genoemde zijde gelegen vrije einde voorzien van een zich hellend uitstrekkende tweede eindwand 66. Vanaf de onderflens 58 strekt zich een steunwand 68 eveneens hellend uit, in de richting van de tweede eindwand 66, welke steunwand 68 aan het vrije einde is voorzien van een tweede stafvormig deel 70 met een cirkelvormige doorsnede, welke 30 passend kan worden opgenomen in de derde holte 56 van het tweede 8 profïeldeel 54, zodanig dat het stafvormig deel 70 daarbinnen kan roteren. Deze rotatie kan worden begrensd door de dikte van de steunwand 68 enerzijds en de door het tweede profïeldeel 54 ingesloten hoek anderzijds. Dit maakt een rotatie van het eerste profiel 10 ten opzichte van het tweede 5 profiel 12 mogelijk over een hoek van bijvoorbeeld 70°, 90° of 110°. In gekoppelde toestand zal in een eerste positie van het eerste profiel 10 ten -opzichte van het tweede profiel 12, zoals getoond in figuur IA, het vrije einde 72 van de tweede eindwand 66 aanliggen tegen de overgang van de eindwand 28 naar het eerste gootvormig deel 32 van het eerste profiel 10, 10 waardoor verder zwenken van het eerste profïeldeel 10 wordt verhinderd. In een tweede positie van het eerste profiel 10, zoals getoond in figuur 1B en figuur 1C ligt de tweede eindwand 66 ongeveer in het verlengde van het ondervlak 18.The second profile 12 comprises a lower flange 58 and an upper flange 60 extending approximately parallel to it. The lower flange 58 and upper flange 60 are mutually connected by an end wall 62 which extends substantially perpendicular to the flanges. On a first side of the end wall 62, a number of ribs 64 extending parallel to the lower flange 58 are provided, such that screws can always be fixed between two ribs 64 extending next to each other for fixing the operating device 8, as appears for instance from figures 1A-C and 2A-C. The lower flange 58 extends further than the upper flange 60 on the side remote from the first side 63 and is provided on the free end situated on said side with an inclined extending second end wall 66. From the lower flange 58 extends a support wall 68 also extends outwardly in the direction of the second end wall 66, which support wall 68 is provided at the free end with a second rod-shaped part 70 with a circular cross-section, which can suitably be received in the third cavity 56 of the second 8 profile part 54, such that the bar-shaped part 70 can rotate within it. This rotation can be limited by the thickness of the support wall 68 on the one hand and the angle enclosed by the second profile part 54 on the other. This allows a rotation of the first profile 10 relative to the second profile 12 through an angle of, for example, 70 °, 90 ° or 110 °. In coupled condition, in a first position of the first profile 10 relative to the second profile 12, as shown in Fig. 1A, the free end 72 of the second end wall 66 will abut the transition from the end wall 28 to the first trough-shaped part 32 of the first profile 10, 10, whereby further pivoting of the first profile part 10 is prevented. In a second position of the first profile 10, as shown in figure 1B and figure 1C, the second end wall 66 is approximately in line with the bottom surface 18.

Vanaf de tweede eindwand 66 van het tweede profiel 12 strekt zich 15 in de richting van het stafvormig deel 70 een ribbe 74 uit die overgaat in een gebogen profïeldeel 76 dat zich op afstand evenwijdig aan het buitenvlak van het tweede stafvormig deel 70 uitstrekt en bij gekoppelde positie van het eerste en tweede profiel 10, 12 aanligt tegen de buitenzijde van het tweede profïeldeel 54. Daardoor wordt eenvoudig verhinderd dat het 20 eerste profïeldeel 10 in een richting haaks op zijn lengterichting van het tweede profiel 12 kan worden losgenomen. De lengte van het gebogen profïeldeel 76 is daarbij zodanig gekozen dat bij het eerste profiel 10 in de eerste positie als getoond in figuur IA het vrije einde van het gebogen profïeldeel 76 aanligt tegen de tweede lip 52 van het eerste profiel 10. De 25 afstand tussen het tweede stafvormig deel 70 en het vrije einde 78 van de bovenflens 60 is zodanig gekozen dat het gebogen profïeldeel 52 van het tweede wanddeel 40 dit op geringe afstand kan passeren.From the second end wall 66 of the second profile 12, a rib 74 extends in the direction of the rod-shaped part 70 which merges into a curved profile part 76 which extends at a distance parallel to the outer surface of the second rod-shaped part 70 and when coupled the position of the first and second profile 10, 12 abuts the outside of the second profile part 54. This simply prevents the first profile part 10 from being detached from the second profile 12 in a direction perpendicular to its longitudinal direction. The length of the curved profile part 76 is herein chosen such that in the first profile 10 in the first position as shown in figure 1A the free end of the curved profile part 76 abuts the second lip 52 of the first profile 10. The distance between the second rod-shaped part 70 and the free end 78 of the upper flange 60 is chosen such that the curved profile part 52 of the second wall part 40 can pass this at a small distance.

Het derde profiel 14 omvat een gebogen middendeel 80 dat aan een eerste einde naar onder en naar binnen is omgebogen voor de vorming van 30 een kokervormig profïeldeel 82 dat genoemd eerste koppelelement 38 vormt ri 5 8 3 0 9 en passend opneembaar is in het eerste gootvormig deel 32, waarbij het eerste koppelelement 38 en het eerste gootvormig deel 32 zodanig zijn gedimensioneerd dat het eerste koppelelement 38 via de open bovenzijde in de eerste holte 36 kan worden bewogen of daaruit kan worden 5 weggetrokken eventueel onder geringe elastische vervorming. Aan de tegenover het kokervormig profieldeel 82 gelegen zijde is het middendeel 8Θ voorzien van een zich neerwaarts uitstrekkend profieldeel 84 dat het stafvormig deel 46 omvat, waarbij tussen het middendeel 80 en het stafvormig deel 46 een enigszins gebogen inkeping 86 is voorzien, zodanig 10 dat het stafvormig deel 46 passend in de tweede holte 44 van het profieldeel 42 kan worden geschoven en daarin kan worden geroteerd rond het middelpunt van het stafvormig deel 46 over een relatief kleine hoek welke enerzijds wordt begrensd doordat het profieldeel 84 tegen het tweede wanddeel 40 komt aan te liggen en anderzijds doordat het vrije einde 50 van 15 het profieldeel 42 tegen de eindwand van de inkeping 86 komt aan te liggen. Het stafvormig deel 46 vormt derhalve de zwenkas voor het derde profiel 14 ten opzichte van het eerste profiel 10.The third profile 14 comprises a curved middle part 80 which is bent downwards and inwards at a first end to form a tubular profile part 82 which forms said first coupling element 38 and which can be suitably received in the first trough-shaped part 32, wherein the first coupling element 38 and the first trough-shaped part 32 are dimensioned such that the first coupling element 38 can be moved via the open top side into the first cavity 36 or can be pulled out of it, possibly under slight elastic deformation. On the side opposite the tubular profile part 82, the middle part 8Θ is provided with a downwardly extending profile part 84 which comprises the bar-shaped part 46, a slightly curved notch 86 being provided between the middle part 80 and the bar-shaped part 46 such that bar-shaped part 46 can be slid into the second cavity 44 of the profile part 42 and rotated therein around the center of the bar-shaped part 46 through a relatively small angle which is limited on the one hand by the profile part 84 coming to abut against the second wall part 40 and on the other hand because the free end 50 of the section part 42 comes to rest against the end wall of the notch 86. The bar-shaped part 46 therefore forms the pivot axis for the third profile 14 relative to the first profile 10.

De bedieningsinrichting 8 omvat een bij voorkeur lineaire motor 88, waarmee een bedieningsstang 90 kan worden bewogen. De lineaire 20 motor is met behulp van een frame 92 bevestigd tegen de eindwand 62 van het tweede profiel 12 met behulp van schroeven 94, zodanig dat de bedieningsstang 90 zich evenwijdig uitstrekt aan de boven- en onderflens 60, 58 van het tweede profiel 12. Zoals duidelijk blijkt uit figuren 3-5 is de bedieningsinrichting 8 gemonteerd op afstand van de beide einden van het 25 tweede profiel 12. Ter plaatse daarvan is in het tweede profiel een opening voorzien (niet getoond) waardoorheen een arm 96 zich uitstrekt, welke aan een eerste zijde via een koppelas 98 is verbonden met het vrije einde van de bedieningsstang 90 en met het tegenovergelegen einde via een tweede koppelas 100 met het kokervormig profieldeel 82 van het derde profiel 14.The operating device 8 comprises a preferably linear motor 88, with which an operating rod 90 can be moved. The linear motor is fixed by means of a frame 92 against the end wall 62 of the second profile 12 with the aid of screws 94, such that the operating rod 90 extends parallel to the upper and lower flange 60, 58 of the second profile 12. As can be seen clearly from figures 3-5, the operating device 8 is mounted at a distance from the two ends of the second profile 12. At its location in the second profile an opening is provided (not shown) through which an arm 96 extends to a first side is connected via a coupling shaft 98 to the free end of the operating rod 90 and to the opposite end via a second coupling shaft 100 to the tubular profile part 82 of the third profile 14.

30 De tweede koppelas 100 is daartoe opgenomen binnen genoemd Λ 1 0 10 kokervormig profieldeel 82. In het eerste profiel 10 en derde profiel 14 is steeds ter hoogte van de arm 96 een sleufvormige uitsparing voorzien (niet getoond) waardoorheen de arm 96 kan bewegen, zodat deze in met name de in figuur IA getoonde positie kan worden gebracht.To that end, the second coupling shaft 100 is received within said tubular profile part 82. In the first profile 10 and third profile 14, a slot-shaped recess (not shown) is always provided at the height of the arm 96 through which the arm 96 can move, so that it can in particular be brought into the position shown in Figure 1A.

5 Een platform 1, althans een oprijklep 2 volgens de uitvinding kam als volgt worden samengesteld.A platform 1, at least a ramp 2 according to the invention can be assembled as follows.

Vanaf één der einden van het tweede profiel 12 wordt het eerste profiel 10 met het tweede profieldeel 54 over het tweede stafvormig deel 70 geschoven, tussen het tweede stafvormig deel 70 en het gebogen profieldeel 10 76. Vervolgens wordt het derde profiel 14 in het eerste profiel 10 geschoven door het stafvormig deel 46 in de tweede holte 44 te schuiven, waarbij het eerste koppelelement 38 in het eerste gootvormig deel 32 wordt geschoven. Het derde profiel 14 is daarbij bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat in deze stand de bovenzijde van het middendeel 80 in hoofdzaak aansluit op 15 het bovenvlak 20 van het eerste profiel 10. Vervolgens kan de arm 96 door het tweede profiel 12 en het eerste profiel 10 worden gestoken, vanaf de eerste zijde 63 van de eindwand 62, waarna de tweede koppelas 100 door het kokervormige profieldeel 82 en een passende opening in de arm 96 kan worden gestoken, voor koppeling daarvan.From one of the ends of the second profile 12 the first profile 10 with the second profile part 54 is slid over the second rod-shaped part 70, between the second rod-shaped part 70 and the curved profile part 76. Next, the third profile 14 becomes the first profile 10 is pushed by sliding the bar-shaped part 46 into the second cavity 44, the first coupling element 38 being slid into the first trough-shaped part 32. The third profile 14 is herein preferably dimensioned such that in this position the upper side of the middle part 80 substantially connects to the upper surface 20 of the first profile 10. The arm 96 can then be moved through the second profile 12 and the first profile 10. from the first side 63 of the end wall 62, after which the second coupling shaft 100 can be inserted through the tubular profile part 82 and a suitable opening in the arm 96, for coupling thereof.

20 Een oprijklep volgens figuren 1-5 kan als volgt worden gebruikt.A ramp according to figures 1-5 can be used as follows.

In de in figuur IA getoonde stand is de oprijklep 2 in de eerste positie gebracht, waarbij bijvoorbeeld een rolstoel via het rijvlak 22 op het stavlak 4 van het platform 1 kan worden gebracht of daarvan af kan worden gereden. Daarbij wordt het derde profiel 14 gepasseerd. Wanneer het 25 platform 1 dient te worden bewogen, wordt de lineaire motor 88 bekrachtigd, waardoor de bedieningsstang 90 in de van het tweede profiel 12 afgekeerde richting wordt weggetrokken, daarbij de arm 96 meenemend. Hierdoor wordt aan de arm 90 getrokken in een richting F, waarvan de krachtlijn K zich zodanig uitstrekt dat het eerste koppelmiddel 38 tegen de 30 wand 34 van het eerste gootvormig deel 32 wordt getrokken. Daardoor zal 11 het eerste profiel 10 rond het als zwenkas fungerende tweede stafvormig deel 70 worden verzwenkt, primair naar de in figuur 1B getoonde tussenstand. In deze tussenstand ligt het ondervlak 18 van het eerste profiel 10 ongeveer evenwijdig aan de tweede eindwand 66 van het tweede 5 profiel 12, terwijl het eerste gootvormig deel 32 nagenoeg tegen het vrije -einde 78 van de bovenflens 60 is bewogen. Bij verder bewegen van de bedieningsstang 90 en de arm 96 in de bovengenoemde richting zal het eerste koppelelement 38 uit de eerste holte 36 worden getrokken, waarbij het eerste profiel tenminste door de bovenflens 60 wordt tegengehouden.In the position shown in Fig. 1A the ramp 2 has been brought into the first position, wherein, for example, a wheelchair can be brought via the running surface 22 to the standing surface 4 of the platform 1 or can be driven away therefrom. The third profile 14 is thereby passed. When the platform 1 is to be moved, the linear motor 88 is energized, whereby the operating rod 90 is pulled away in the direction away from the second profile 12, taking the arm 96 with it. The arm 90 is hereby pulled in a direction F, the force line K of which extends such that the first coupling means 38 is pulled against the wall 34 of the first trough-shaped part 32. As a result, the first profile 10 will be pivoted around the second rod-shaped part 70, which functions as a pivot axis, primarily to the intermediate position shown in Figure 1B. In this intermediate position, the bottom surface 18 of the first profile 10 lies approximately parallel to the second end wall 66 of the second profile 12, while the first trough-shaped part 32 is moved substantially against the free end 78 of the upper flange 60. Upon further movement of the operating rod 90 and the arm 96 in the above-mentioned direction, the first coupling element 38 will be pulled out of the first cavity 36, the first profile being retained at least by the upper flange 60.

10 Daardoor zal bij verder bewegen van de bedieningsstang 90 het derde profiel 14 worden verzwenkt rond het stafvormig deel 46, ten opzichte van het eerste profiel 10. Het derde profiel 14 wordt daarbij zo ver verzwenkt tot het middendeel 80 komt aan te liggen tegen de eindwand 62. Deze stand is getoond in figuur 1C. In deze toestand is verzwenking van het eerste profiel 15 10 nagenoeg onmogelijk. Immers, verder omhoog verzwenken wordt ten minste verhinderd door de bovenflens 60, terwijl vanuit de in figuur 1C getoonde tweede positie terug in de richting van de eerste positie als getoond in figuur IA verzwenken van het eerste profiel 10 wordt verhinderd door het derde profiel 14. Immers, indien het eerste profiel 10 rond het 20 tweede stafvormig deel 2 zou worden verzwenkt, zou de tweede holte 44 omhoog worden bewogen in de richting van de bovenflens 60. Daarbij zou het derde profiel 14 mee omhoog worden bewogen, hetgeen wordt verhinderd doordat het kokervormig profieldeel 82 aanligt tegen de eindwand 62 en tegen de bovenflens 60 zou worden gedrukt. Daardoor wordt 25 beweging van het derde profiel 14 en dientengevolge van het eerste profiel 10 eenduidig verhinderd. Aangezien verzwenking van het derde profiel 14 door de bedieningsinrichting wordt tegengegaan is in deze toestand de oprijklep 2 effectief geblokkeerd tegen verzwenking zonder dat de motor behoeft te worden belast. Voor het vanuit de eerste positie, zoals 30 bijvoorbeeld getoond in figuren 1C, 2C en 3 verzwenken van de oprijklep 2 i 0 i 5 8 3 0 12 naar de eerste positie, zoals bijvoorbeeld getoond in figuren IA, 2A, 4 en 5 wordt de lineaire motor 88 wederom bekrachtigd, zodanig dat de bedieningsstang 90 in de richting van het tweede profiel 12 wordt bewogen. Daardoor wordt eerst het eerste koppeldeel 38 terug in de eerste holte 36 5 van het eerste gootvormig deel 32 bewogen, zodanig dat dit vrijkomt van dé bovenflens 60, waarna bij verder bewegen van de bedieningsstang 90 het eerste profiel 10 zal worden verzwenkt rond het tweede stafvormig deel 70, tot in de eerste positie. Overigens wordt door de lip 48 mede het stafvormig deel 46 opgesloten in het profieldeel 42.As a result, upon further movement of the operating rod 90, the third profile 14 will be pivoted about the rod-shaped part 46 relative to the first profile 10. The third profile 14 is thereby pivoted so far that the middle part 80 comes to abut against the end wall 62. This position is shown in Figure 1C. In this state, pivoting of the first profile is virtually impossible. After all, further pivoting upwards is prevented at least by the upper flange 60, while pivoting back of the first profile 10 from the second position shown in Fig. 1C as shown in Fig. 1A is prevented by the third profile 14. After all, if the first profile 10 were pivoted around the second rod-shaped part 2, the second cavity 44 would be moved upwards in the direction of the upper flange 60. The third profile 14 would thereby also be moved upwards, which is prevented by the fact that the tubular profile part 82 abuts against the end wall 62 and would be pressed against the upper flange 60. As a result, movement of the third profile 14 and consequently of the first profile 10 are clearly prevented. Since pivoting of the third profile 14 by the operating device is prevented, the ramp 2 is effectively blocked against pivoting without the motor having to be loaded. For pivoting the ramp flap 2 from the first position, as shown for example in figures 1C, 2C and 3, to the first position, as shown for example in figures 1A, 2A, 4 and 5, linear motor 88 again energized, such that the operating rod 90 is moved in the direction of the second profile 12. As a result, the first coupling part 38 is first moved back into the first cavity 36 of the first trough-shaped part 32, such that it is released from the upper flange 60, whereafter upon further movement of the operating rod 90 the first profile 10 will be pivoted about the second rod-shaped part 70, up to the first position. Incidentally, the bar-shaped part 46 is also enclosed in the profile part 42 by the lip 48.

10 Een bedieningsinrichting 8 volgens de uitvinding is bij voorkeur voorzien van controlemiddelen 102 waarmee de positie van de oprijklep 2 kan worden bepaald. Met behulp van de controlemiddelen 102 kunnen platformbesturings- en aandrijfmiddelen (niet getoond) worden aangestuurd, zodanig dat kan worden verhinderd dat het platform kan 15 worden bewogen wanneer de oprijklep 2 (nog niet) in de in figuren 1C, 2C en 3 getoonde tweede positie is gebracht. De controlemiddelen 102 omvatten een optocoupler 104 of dergelijke sensor, zodanig opgesteld dat een plaatdeel 106 daartussen kan worden bewogen. In de getoonde uitvoeringsvorm strekt het plaatdeel 106 zich tijdens gebruik verticaal uit, 20 naast de bedieningsstang 90. Het plaatdeel 106 steekt met een eerste einde door de genoemde opening in de eindwand 62 van het tweede profiel 12 en is voorzien van een enigszins wigvormig deel 108 met een inkeping 110. Het plaatdeel 106 is met behulp van een veer 112 zodanig voorgespannen dat het wigvormig deel 108 tegen het eerste profiel 10 wordt gedrukt. De 25 controlemiddelen 102 functioneren als volgt.An operating device 8 according to the invention is preferably provided with control means 102 with which the position of the ramp 2 can be determined. Platform control and drive means (not shown) can be controlled by means of the control means 102, such that it is possible to prevent the platform from being moved when the ramp 2 (not yet) is in the second position shown in figures 1C, 2C and 3 has been brought. The control means 102 comprise an optocoupler 104 or similar sensor, arranged such that a plate part 106 can be moved between them. In the embodiment shown, the plate part 106 extends vertically during use, next to the operating rod 90. The plate part 106 protrudes with a first end through said opening in the end wall 62 of the second profile 12 and is provided with a somewhat wedge-shaped part 108 with a notch 110. The plate part 106 is biased by means of a spring 112 such that the wedge-shaped part 108 is pressed against the first profile 10. The control means 102 function as follows.

Bij de in figuur 2A getoonde eerste positie van de oprijklep 2 ligt het wigvormig deel 108 aan tegen de buitenzijde van het profieldeel 42 van het tweede wanddeel 40. Daardoor is de veer 112 enigszins uitgerekt en is het vrije einde 114 van het plaatdeel 106 tussen de lichtbron en sensor van 30 de optocoupler 104 bewogen, zodanig dat de sensor geen licht van de -* V J ü 13 lichtbron ontvangt. Deze stand wordt derhalve door de controlemiddelen herkend als een stand waarbij het platform 1 nog niet bewogen dient te worden, aangezien de oprijklep 2 niet in de tweede positie, de blokkeerstand is gebracht. Wanneer het eerste profiel vanuit de eerste positie omhoog 5 wordt gezwenkt, zullen achtereenvolgens het profieldeel 42 en de lip 48 der inkeping 110 passeren, waarna de wand 34 van het eerste gootvormig deel~ 32 in de inkeping zal treden. Daardoor kan het plaatdeel 106 door de veer 112 enigszins worden bewogen, zodanig dat het vrije einde 114 van het plaatdeel 106 tussen de sensor en lichtbron van de optocoupler 104 wordt 10 uitbewogen. Daardoor zullen de controlemiddelen 102 herkennen dat de oprijklep 2 in de tweede positie is gebracht en zullen het platform 1 vrijgeven voor beweging. Wordt de oprijklep 2 weer naar de eerste positie verzwenkt dan zal beweging van het platform 1 weer worden geblokkeerd.In the first position of the ramp 2 shown in Figure 2A, the wedge-shaped part 108 abuts the outside of the profile part 42 of the second wall part 40. As a result, the spring 112 is slightly stretched and the free end 114 of the plate part 106 is between the light source and sensor of the optocoupler 104 moved such that the sensor does not receive light from the light source. This position is therefore recognized by the control means as a position in which the platform 1 does not yet have to be moved, since the ramp 2 has not been brought into the second position, the blocking position. When the first profile is pivoted upwards from the first position, the profile part 42 and the lip 48 of the notch 110 will successively pass, whereafter the wall 34 of the first trough-shaped part ~ 32 will enter the notch. As a result, the plate part 106 can be moved slightly by the spring 112, such that the free end 114 of the plate part 106 is moved out between the sensor and the light source of the optocoupler 104. As a result, the control means 102 will recognize that the ramp 2 has been brought into the second position and will release the platform 1 for movement. If the ramp 2 is pivoted back to the first position, movement of the platform 1 will again be blocked.

In figuur 6 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een platform 15 volgens de uitvinding getoond, waarbij het eerste 10, tweede 12 en derde profiel 14 tezamen met het platform een vierstangenmechanisme vormen. Het eerste profiel 10 is aan de onderzijde voorzien van een tweetal zwenkpunten 120, 122, waarin respectievelijk het derde profiel 14 en het tweede profiel 12 zwenkbaar zijn gelagerd. Het tegenover het zwenkpunt 20 122 gelegen einde van het tweede profiel 12 is zwenkbaar gelagerd in een derde zwenkpunt 124, het tegenover het zwenkpunt 120 gelegen einde van het tweede profiel 14 in een vierde zwenkpunt 126. Zwenkpunten dienen in deze te worden begrepen als ten minste omvattend zich over een deel of over nagenoeg de volle lengte van de betreffende profielen 10-14 uitstrekkende 25 zwenkassen. Nabij het vierde zwenkpunt 126 is op het derde profiel 14 een verhoging 128 aangebracht, waarop de arm 96 van de bedieningsinrichting 8 (verder niet getoond) aangrijpt. De arm 96 strekt zich derhalve op afstand boven het vierde zwenkpunt 126 uit. In figuur 6 is de eerste positie van de oprijklep 2 getoond, ter linker zijde, waarbij het eerste profiel 10 en het 30 tweede profiel 12 zich ongeveer evenwijdig aan en in het verlengde van 14 elkaar uitstrekken, onder vorming van het rijvlak 22. Doordat het zwenkpunt 122 op afstand van de vrije einden van het eerste profiel is gelegen en het derde zwenkpunt 124 op afstand van de rand van het platform 1, zal de oprijklep 2 eenvoudig in deze stand blijven staan.Figure 6 shows an alternative embodiment of a platform 15 according to the invention, wherein the first 10, second 12 and third profile 14 together with the platform form a four-rod mechanism. The first profile 10 is provided on the underside with two pivot points 120, 122, in which respectively the third profile 14 and the second profile 12 are pivotally mounted. The end of the second profile 12 located opposite the pivotal point 122 is pivotably mounted in a third pivot point 124, the end of the second profile 14 located opposite the pivotal point 120 in a fourth pivot point 126. Pivot points are to be understood here as at least comprising pivot axes extending over a part or over substantially the full length of the relevant profiles 10-14. Near the fourth pivot point 126 there is provided on the third profile 14 an elevation 128 on which the arm 96 of the operating device 8 (not further shown) engages. The arm 96 therefore extends at a distance above the fourth pivot point 126. Figure 6 shows the first position of the ramp 2 on the left-hand side, wherein the first profile 10 and the second profile 12 extend approximately parallel to and in line with each other, forming the running surface 22. If the pivot point 122 is located at a distance from the free ends of the first profile and the third pivot point 124 is at a distance from the edge of the platform 1, the ramp 2 will simply remain in this position.

5 Wanneer nu de bedieningsinrichting 8 wordt bediend, zodanig dat de arm -96 wordt weggetrokken dan wordt het derde profiel 14 verzwenkt rond het-vierde zwenkpunt 126, waardoor het eerste profiel 20 naar een verticale stand wordt gedwongen, zoals in figuur 6 ter rechter zijde getoond. In deze tweede positie wordt het derde profiel vastgehouden door de 10 bedieningsinrichting 8. Wanneer op het eerste profiel 10 of het tweede profiel 12 een kracht wordt uitgeoefend, in de van het platform afgekeerde richting zal het eerste profiel 10 niet verzwenken, aangezien de alsdan onderste langsrand 9 tegen het derde profiel 14 zal worden gedrukt en verzwenking zal tegengaan. Slechts wanneer de bedieningsinrichting 8 15 wordt geactiveerd zal met behulp van de arm 96 de oprijklep 2 weer in de eerste positie kunnen worden teruggebracht. Overigens verdient het de voorkeur dat de oprijklep 2 langs een langsrand van het platform 1 is aangebracht, waarbij bijvoorbeeld een rolstoel met de wielen evenwijdig aan de oprijklep 2 op het platform 1 kan worden opgesteld, zoals schematisch 20 getoond door een gedeelte van een doorgesneden wiel 111 en bijbehorende hoepel 113 van een rolstoel.If the operating device 8 is now operated in such a way that the arm -96 is pulled away, the third profile 14 is pivoted about the fourth pivot point 126, whereby the first profile 20 is forced to a vertical position, as in Figure 6 on the right-hand side shown. In this second position, the third profile is held by the operating device 8. When a force is exerted on the first profile 10 or the second profile 12, in the direction away from the platform, the first profile 10 will not pivot, since the then lower longitudinal edge 9 will be pressed against the third profile 14 and pivotal movement will be prevented. Only when the operating device 8 is activated will it be possible to return the ramp 2 to the first position by means of the arm 96. Incidentally, it is preferred that the ramp 2 is arranged along a longitudinal edge of the platform 1, wherein, for example, a wheelchair with the wheels can be arranged parallel to the ramp 2 on the platform 1, as schematically shown by a part of a cut-through wheel 111 and associated hoop 113 of a wheelchair.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.The invention is by no means limited to the exemplary embodiments shown in the description and figures. Many variations thereof are possible within the scope of the invention as set forth in the claims.

25 Zo kunnen het eerste, tweede en derde profiel op andere wijze dan door extrusie worden gevormd, waarbij de profielen een andere vorm kunnen hebben. Zo kan het eerste profiel bijvoorbeeld slechts een bovenvlak en geen ondervlak en/of tussenwanden omvatten, terwijl dit bovendien massief kan zijn uitgevoerd. De tweede eindwand 66 kan in beginsel van het 30 tweede profiel worden weggelaten, terwijl bovendien het stavlak 4 van het v .! ö 8 3 0 15 platform 1 zich zo ver kan uitstrekken dat de bovenflens 60 kan worden weggelaten. Ook kan het tweede profiel geheel of gedeeltelijk zijn geïntegreerd in het platform 1, terwijl het eerste profiel 1 en het derde profiel 3 ook door bijvoorbeeld een geïntegreerd scharnier zwenkbaar met.The first, second and third profile can thus be formed in a manner other than by extrusion, wherein the profiles can have a different shape. The first profile can for instance only comprise an upper surface and not a lower surface and / or intermediate walls, while this can moreover be of solid design. The second end wall 66 can in principle be omitted from the second profile, while moreover the standing surface 4 of the wall. The platform 1 can extend so far that the upper flange 60 can be omitted. The second profile can also be wholly or partially integrated in the platform 1, while the first profile 1 and the third profile 3 can also be pivoted by, for example, an integrated hinge.

5 elkaar kunnen zijn verbonden. Andersoortige bedieningsinrichtingen kunnen worden toegepast voor het initiëren van verzwenking van de oprijklep 2, bijvoorbeeld op meer dan één positie. Ook kan de bedieningsinrichting althans gedeeltelijk in of boven het stavlak zijn opgenomen. Ook kunnen andersoortige controlemiddelen zijn voorzien voor 10 detectie van de stand van de klep, bijvoorbeeld hoekmeetinrichtingen, krachtmeetinrichtingen en dergelijke. De profielen en zwenkassen strekken zich bij voorkeur over de volle breedte van de oprijklep uit. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook kortere profielen kunnen worden toegepast.5 can be connected to each other. Different types of operating devices can be used to initiate pivoting of the ramp 2, for example at more than one position. The operating device can also be included at least partially in or above the standing surface. Other types of control means can also be provided for detecting the position of the valve, for example angle measuring devices, force measuring devices and the like. The profiles and pivot axes preferably extend over the full width of the ramp. It will be clear, however, that shorter profiles can also be used.

Claims

1. Platform with ramp, which ramp can function in a first position as a running surface for moving objects on and off the platform and in a second position can act as a safeguard against moving away from the platform or otherwise moving objects, which ramp comprises a first profile which substantially comprises the running surface, which first profile is pivotally connected to a second profile which is connected to the platform, while a third profile is provided which is connected to the first profile and is remote from a first side thereof connected to an operating device for the ramp, wherein the third profile can be brought into a first, blocking position with the aid of the operating device, wherein at least pivoting of the first profile from the second position to the first position is prevented and in a second, pivoting position wherein the first profile between the first and second position can be moved.

2. Platform as claimed in claim 1, wherein the third profile in the pivoting position lies substantially parallel to and preferably is at least partially accommodated in the running surface, at least an upper surface of the first profile and is pivoted in the blocking position relative to the first profile that the third profile is pivoted away from the running surface and moved under a flange part of the second profile or the platform, such that the third profile is confined between the first profile and said flange and in the case of slight pivoting of the first profile against said flange part is being squeezed.

3. Platform as claimed in claim 1 or 2, wherein the third profile in the pivoting position with the first and the second end is situated substantially on a circle, the center of which is determined by a pivot axis which pivotally connects the first and second profile and which substantially abuts against a free longitudinal edge of a flange extending from the platform and / or a wall located near the platform, wherein the second end of the third profile in the blocking position is moved away from said circle to below said flange and / or against said wall .

4. Platform as claimed in any of the foregoing claims, wherein the third profile is provided near the second end with a first coupling means which can be received in a recess in the first profile at the first profile in the folded down first position, wherein an arm of the operating device is coupled thereto and has a pulling direction which then cuts a wall part of the recess facing the operating device, while when the second profile of the first profile is folded up the first coupling means can be pulled out of the recess, with the aid of the operating device, and into the blocking position can be moved.

5. Platform as claimed in any of the foregoing claims, wherein the operating device is provided with control means with which the position of the ramp, in particular of the first profile relative to the platform can be determined, which control means are connected to platform control and drive means, all this such that movement of the platform is prevented at the ramp in the first position, at least not in the blocked second position.

6. Platform as claimed in claim 5, wherein the operating means comprise light-sensitive means, in particular at least one optocoupler for determining the position of the first profile.

7. Platform as claimed in any of the foregoing claims, wherein at least the third profile extends over substantially the entire length of the first profile and / or the relevant side of the platform.

8. Platform as claimed in any of the foregoing claims, wherein the operating device comprises a linear motor.

9. Platform provided with a ramp and a blocking profile, wherein the blocking profile can be brought into a position of use 1. wherein it is received substantially in an upper surface of the ramp, at least adjoins it, while it can be in a blocking position be pivoted, wherein the ramp is extending approximately perpendicular to the upper surface of the platform and a pivoting movement of the ramp is blocked by the blocking profile, wherein the blocking profile extends over substantially the full width of the ramp and can block it.

10. Platform as claimed in any of the foregoing claims, wherein the profiles are extrusion profiles.

A ramp for use with a platform for forming a platform according to any one of the preceding claims. , ·. · V