NL1009551C2 - Vena cava filter met verbeteringen voor beheerste ejectie. - Google Patents

Description

Vena cava filter met verbeteringen voor beheerste ejectie

De onderhavige uitvinding betreft een samenstel van een in een lichaamsholte, zoals een bloedvat, plaatsbaar vena cava filter en een katheter, gevormd uit een slangvormig basislichaam met een distaai einde, een 5 proximaal einde en een zich tussen de einden uitstrekkend lumen, waarbij het vena cava filter in gecomprimeerde toestand is opgenomen in het lumen en de katheter uit-stootmiddelen omvat, waarmee het vena cava filter uit het distale einde van de katheter uit te werpen is, waarbij 10 althans een deel van het filter zich veerkrachtig afzet tegen het distale einde.

Een dergelijk samenstel is algemeen bekend, waarbij het vena cava filter van een zogenaamd geheu-genmateriaal is vervaardigd of uit veerkrachtig materiaal 15 is gevormd. Voorafgaand aan het daadwerkelijk in het bloedvat inbrengen van het vena cava filter volgens de bekende techniek, is dit filter in gecomprimeerde toestand opgenomen in het distale einde van de katheter voor het inbrengen hiervan. Met behulp van een stuworgaan 20 wordt het filter dan uit het open distale uiteinde van de katheter in het bloedvat geëjecteerd, doordat het stuworgaan het filter uit de katheter duwt. Het vena cava filter expandeert hierbij veerkrachtig en zet af tegen het distale einde.

25 Een nadeel van het bekende vena cava filter, en de bekende samenstelling van een vena cava filter en een katheter voor het inbrengen hiervan is juist, dat de expansiekracht van het vena cava filter deels werkt op het distale uiteinde van de katheter voor het inbrengen 30 hiervan. Als gevolg kan het filter zich afzetten tegen 1 0095 51 2 dit distale einde van de katheter en kan bij wijze van spreken wegspringen. Hierdoor wordt een nauwkeurige positionering van het filter in het bloedvat belemmerd en is moeilijk. Dit is in het bijzonder in situaties, waar 5 deze nauwkeurige positionering van het filter gewenst is, ongewenst.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd een samenstelling van een vena cava filter en een katheter voor het inbrengen van het filter te verschaffen, welke 10 zich onderscheiden, doordat het vena cava filter in in de katheter opgenomen toestand op het lumen werkzame remmid-delen omvat, welke door aangrijping van het lumen het uitwerpen beheersen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de aangrijping gebaseerd op wrijving.

15 Met een samenstel volgens de onderhavige uit vinding wordt de door het vena cava filter op het distale uiteinde van de katheter voor het inbrengen hiervan uitgeoefende versnellingskracht nagenoeg teniet gedaan, doordat de remmiddelen de beweging van het filter de 20 katheter uit en dus de expansiekracht bij ejectie van het filter bij voorkeur op basis van wrijving tegenwerkt, althans die expansiekracht, welke een sprong ten opzichte van het distale uiteinde van de katheter kan veroorzaken.

De remmiddelen kunnen in verscheidene uitvoe-25 ringsvormen zijn vormgegeven, zoals in de hierna volgende beschrijving aan de orde zal komen bij wijze van voorbeeld. De remmiddelen kunnen op voorspanning zijn gebracht, een eenheid vormen met het filter, samenwerken met aanvullende remmiddelen.

30 Voordelen en eigenschappen van de uitvinding, en in het bijzonder in de verschillende voorkeursuitvoe-j ringsvormen hiervan zullen blijken uit de hierna volgende figuurbeschrijving, die samenhangt met de bijgevoegde figuren, waarin: 35 fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een samenstel en in het bijzonder een filter volgens de onderhavige uitvinding in gebruik; 10095 si 3 fig. 2 en fig. 3 afzonderlijke stadia tijdens het inbrengen van het in fig. 1 getoonde filter; fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een filter volgens de 5 onderhavige uitvinding; fig. 5 een aanzicht van een stadium tijdens het inbrengen van het in fig. 4 getoonde filter.

fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een filter volgens de 10 onderhavige uitvinding; en fig. 7 een aanzicht van een stadium tijdens het inbrengen van het in fig. 4 getoonde filter.

In fig. 1 is een vena cava filter 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Het vena cava filter 1 is 15 in de hier weergegeven situatie zojuist in een bloedvat 2 ingebracht met behulp van een katheter 3, die in hoofdzaak hol is, en waarbij ten minste één vena cava filter in opgevouwen toestand in het distale uiteinde 4 hiervan is aangebracht. Als hier niet getoond alternatief is het 20 tevens mogelijk, dat het filter door de gehele lengte van het katheter heen wordt opgestuwd nadat het distale einde van dit katheter op de gewenste plaats is gebracht. Bij voorkeur is hierbij het filter in gecomprimeerde toestand ingepakt in een een omhulling vormende transportverpak-25 king. Het vena cava filter wordt met behulp van een stuw-draad 5 uit het distale uiteinde 4 van de katheter 3 geëjecteerd en in het bloedvat gebracht, waarbij als gevolg van bevrijding van de door het lumen in het distale uiteinde 4 van de katheter 3 uitgeoefende radiaal 30 comprimerende kracht het vena cava filter 1 onder invloed van expansiekrachten, die inherent zijn aan het materiaal, waaruit het vena cava filter 1 is vervaardigd, expandeert tot de hier weergegeven vorm.

Het hier weergegeven vena cava filter omvat een 35 aantal zich in axiale richting ten opzichte van het bloedvat 2 en langs de binnenwand hiervan uitstrekkende ribben 6. Deze ribben 6 vormen een langgerekt lijforgaan. Aan weerseinden van de ribben 6 zijn filters 7 aange 10095 51 4 bracht, die elk uit een netwerkconfiguratie bestaan. Vloeistof in het bloedvat kan hier ongehinderd doorheen bewegen, maar bloedproppen worden in één van beide filters 7 ingevangen.

5 Een groot voordeel van deze configuratie is, dat een dubbele pakkans is verschaft om zich in het bloedvat voortbewegende bloedproppen in te vangen. Verder is als gevolg van de configuratie van de ribben 6, die zich langs de binnenwand van het bloedvat 2 uitstrekken, 10 verzekerd dat geen vrije uiteinden van ribben in de binnenwand van het bloedvat 2 kunnen steken om hierin door te dringen of zelfs een perforatie te veroorzaken.

De configuratie van het getoonde vena cava filter volgens de onderhavige uitvinding is derhalve geconfigureerd om 15 enige schade aan het bloedvat, waarin deze is aangebracht te minimaliseren. Doordat filters 7 aan weerseinden van de ribben 6 zijn aangebracht, en als zodanig een symmetrische vorm is verkregen, is er geen verschil in de werkzaamheid hiervan in samenhang met de richting, van 20 waaruit dit vena cava filter 1 in het bloedvat 2 is geplaatst.

Zoals hier duidelijk is getoond, heeft elke van de filters 7 een dusdanige netwerkconfiguratie, dat elke van de ribben 6 met een aantal van de componenten van 25 deze filters is verbonden. Verder is elke van de ribben 6 met beide filters 7 aan weerseinden hiervan verbonden.

Als gevolg van deze configuratie kan zelfs breuk optreden van één van de ribben 6 of van een component van één van de filters 7, zonder dat een deel van het filter 1 als 30 gevolg hiervan op drift kan raken.

Verder is als gevolg van de bij benadering buisvorm, waarin de ribben 6 zijn geconfigureerd, omkantelen van beide filters op doeltreffende wijze vermeden, zodat de plaatsing van het vena cava filter 1 in het 35 bloedvat 2 met ongekende stabiliteit en betrouwbaarheid plaatsvindt.

Verder is het vena cava filter l uit een dusdanig veerkrachtig materiaal, zoals Nitinol, vervaardigd, 1 0095 5 1 5 dat deze na ejectie uit het distale uiteinde 4 van de katheter 3 kan expanderen om met zekerheid zich in te klemmen tegen de binnenwand 8 van het bloedvat 2.

Nabij het proximale einde van het vena cava 5 filter 1, welk proximale einde in de hier getoonde uitvoeringsvorm de oorspronkelijke afmetingen houdt, zijn twee uitstulpingen 9 aangebracht. Deze uitstulpingen 9 dienen in het bijzonder om ejectie van het proximale deel van het filter 1 te beheersen. Dit is noodzakelijk, omdat 10 in de hier getoonde uitvoeringsvorm de filters 7 aan weerseinden van de ribben 6 onder een hoek ten opzichte van de ribbe 6 verlopen. Als gevolg van de expansiekracht en deze beoogde schuinstand van de filters 7 zal het filter 1 geneigd zijn zich van de distale eindrand van de 15 katheter 3 af te zetten en zo terechtkomen op een andere dan de beoogde plaats in het bloedvat 2.

De uitstulpingen 9 zetten zich af tegen de binnenzijde nabij het distale einde van de katheter 3, wanneer het expanderende, proximale filter 7 kracht op de 20 distale eindrand van de katheter 3 uitoefent bij ejectie van het filter 1. Zodoende remmen de uitstulpingen 9 de expansiesnelheid en bedwingen aldus de expansiekracht van in het bijzonder het distale filter 7. Op deze wijze is de nauwkeurigheid bij het plaatsen van een vena cava 25 filter volgens de onderhavige uitvinding aanmerkelijk verbeterd ten opzichte van de bekende techniek.

De uitstulpingen 9 zijn op voorspanning gebracht en strekken zich in buitenwaartse radiale richting uit ten opzichte van het proximale einddeel van het 30 filter 1, zodat ze tegen de binnenwand van de katheter 3 drukken, voordat ze zelf hieruit ontsnappen. Deze buitenwaarts gerichte uitstulpingen 9 veroorzaken derhalve een buitenwaarts gerichte, remmende kracht op de binnenwand van de katheter 3, zodat beheersing van het ejecteren van 35 het filter 1 is verwezenlijkt.

De uitstulpingen 9 vormen een eenheid met het filter 1 in die zin, dat elke van de uitstulpingen 9 gevormd is uit materiaal van het filter 1 tussen nabij 10095 5 1 6 elkaar gelegen insnijdingen 10. Hierna zijn de stroken materiaal uit de insnijdingen 10 op voorspanning gebracht.

Het filter 1 is vervaardigd uit een cilinder-5 vormige eenheid, zoals duidelijker is weergegeven bij 1'. Als alternatief kan het filter zijn vervaardigd uit een plaatvormig geheel of uit een saraenstel van ribbevormige elementen. Ook andere opties zijn mogelijk. Als materiaal voor het filter kan gebruik worden gemaakt van veerkrach-10 tig materiaal, zoals nitinol, dat na ejectie van het cilindervormige lichaam (1') expandeert tot het filter 1 met de hier weergegeven vorm. Als alternatief of als aanvulling kan gebruik worden gemaakt van verscheidene soorten geheugenmetaal, etc.

15 De uitstulpingen 9 zijn in radiale richting tegenover elkaar nabij het proximale einde van het filter 1 gelegen, zodat hierdoor een in radiale richting gelijkmatige verdeelde kracht op de binnenwand van de katheter 3 wordt uitgeoefend. Hiertoe kan ook gebruik worden 20 gemaakt van meer dan twee uitstulpingen 9. In fig. 2 is schematisch de werking van de uitstulpingen 9 getoond, die vanaf het proximale einde van het filter 1 tegen de binnenwand van het distale einde 4 van de katheter 3 aan drukken. Zoals reeds is opgemerkt, is dit in het bijzon-25 der van belang bij het vrijkomen en expanderen van het proximale filter 7 van de vena cava filter 1 volgens de onderhavige uitvinding, die, zoals hier is getoond, een schuinstand heeft ten opzichte van de lengteas van het vena cava filter 1. De uitstulpingen 9 remmen hierbij de 30 vaart van het vena cava filter 1 af, die wordt veroorzaakt, doordat de elementen van het proximale filter 7 zich afzetten tegen de uiterste rand van de katheter 3 aan het distale einde hiervan.

Fig. 3 toont de in fig. 2 getoonde situatie in 35 een iets later stadium, waarbij duidelijk blijkt, dat de uitstulpingen 9 tegen de binnenwand van de katheter 3 hebben gedrukt met een zekere kracht, doordat de uitstulpingen 3 nu in de in fig. 3 weergegeven toestand verder 1 0095 5 1 7 uitstaan dan de binnenafmetingen van de katheter 3. De in fig. 2 getoonde compressie van de uitstulpingen 9 zorgt derhalve voor de op de binnenwand van de katheter 3 uitgeoefende remmende kracht, die nodig is om expansie 5 van het proximale filter 7 te beheersen.

De in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm van het vena cava filter 1 volgens de onderhavige uitvinding verschilt van de voorgaande figuren, doordat de uitstulpingen 9 zijn vervangen door een enkelvoudige lus ll, 10 welke veerkrachtig is in die zin, dat deze de neiging heeft om vanuit de met doorgetrokken lijnen weergegeven toestand in de richting van pijl A naar de met stippellijnen getekende toestand te expanderen. De lus 11 is hier in fig. 4 weergegeven in een toestand, die overeen-15 komt met het transport in het binnenste van de katheter 3 naar de plaats van bestemming, waarbij de met stippellijnen weergegeven toestand van de lus 11 overeenkomt met de situatie, waarbij het vena cava filter 1, waaraan deze lus 11 is aangebracht, in het bloedvat is geëjecteerd.

20 Deze laatste situatie is in meer detail ook in fig. 5 getoond, waarbij het vena cava filter 1, en in het bijzonder het proximale filter 7 en de lus 11 hiervan, zijn geëxpandeerd op een beheerste manier.

Om verwarring te vermijden wordt hierbij opge-25 merkt, dat tegen de tijd, dat de buigpunten 12 in de lus 11 de uiterste distale rand van de katheter 3 passeren, het proximale filter 7 zich al tegen de wand van het bloedvat zal hebben vastgezet. Een eventuele kracht als gevolg van expansie van de lus 11, nadat de buigpunten 12 30 voorbij het distale uiteinde van de katheter 3 zijn geëjecteerd wordt dan door de inklemming van althans het proximale filter 7 in het bloedvat 2 opgevangen.

De in fig. 4 en 5 getoonde uitvoeringsvorm van een vena cava filter volgens de onderhavige uitvinding 35 heeft als voordeel, dat de hierin getoonde lus tevens dienst kan doen als doel voor een haakvormig extractie-element om het vena cava filter 1 volgens de onderhavige uitvinding te verwijderen. Het haakorgaan kan hierbij de 10095 51 8 lus 11 aangrijpen en het gehele vena cava filter 1 in een het extractie-element omhullende katheter terugtrekken.

De in fig. 6 en 7 getoonde uitvoeringsvorm van een vena cava filter volgens de onderhavige uitvinding 5 heeft als voordeel, dat de hierin getoonde haak tevens dienst kan doen als doel voor een lusvormig extractie-element om het vena cava filter 1 volgens de onderhavige uitvinding te verwijderen. Het lusorgaan kan hierbij de haak 11 aangrijpen en het gehele vena cava filter l in 10 een het extractie-element omhullende katheter terugtrekken.

Verder is ook niet vereist, dat de uitstulpingen 9 of de lus of haak 11 noodzakelijkerwijs elastisch zijn of op een andere wijze een bepaalde geheugenfunctie 15 bevatten. Zo is het in de uitvoeringsvorm van de fig. 4 en 5 mogelijk zonder elasticiteit of expansie van de lus 11 het vena cava filter 1 in het bloedvat te ejecteren, door gebruik te maken van een haakvormig arreteerelement, dat de lus 11 aangrijpt, wanneer het vena cava filter 20 zover uit de katheter 3 is gestuwd met behulp van de stuwdraad 5, dat de expansiekracht van het proximale filter 7 de ejectiefunctie heeft overgenomen.

Na kennisneming van het voorgaande zullen zich aan de vakman vele alternatieve uitvoeringsvormen opdrin-25 gen, waarmee het beheersen van de ejectiesnelheid bij expansie van bepaalde componenten in de hand te houden is. Deze dienen echter alle te worden beschouwd als gelegen binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies. Zo is het mogelijk gebruik te maken van een vena cava 30 filter met een andere vorm, dan die, welke in het voorgaande is beschreven. Zo kan gebruik worden gemaakt van een meer conventioneel vena cava filter zonder de dubbele filterfunctie. Het vena cava filter behoeft ook geen axiaal ten opzichte van het bloedvat verlopende ribben te 35 vertonen.

Met één of meer dan één uitstulping aan het distale einde van het vena cava filter, welke bijvoorbeeld is/zijn vormgegeven als haak of lus, is uitname 1 0095 5 1 9 vanaf de andere zijde ten opzichte van de zijde voor het inbrengen mogelijk.

1 0 095 5 1

Claims (9)

1. Samenstel van een in een lichaamsholte, zoals een bloedvat, plaatsbaar vena cava filter en een katheter, gevormd uit een slangvormig basislichaam met een distaai einde, een proximaal einde en een zich tussen 5 de einden uitstrekkend lumen, waarbij het vena cava filter in gecomprimeerde toestand is opgenomen in het lumen en de katheter uitstootmiddelen omvat, waarmee het vena cava filter uit het distale einde van de katheter uit te werpen is, waarbij althans een deel van het filter 10 zich veerkrachtig afzet tegen het distale einde, met het kenmerk, dat het vena cava filter in in de katheter opgenomen toestand op het lumen werkzame remmiddelen omvat, welke door aangrijping van het lumen het uitwerpen beheersen.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de remmiddelen ten minste één uitstulping omvatten nabij het proximale einde van het filter, welke uitstulping zich tegen de binnenzijde van het lumen afzet.

3. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de 20 uitstulping op voorspanning is gebracht in een buitenwaartse richting ten opzichte van het filter in gecomprimeerde toestand hiervan.

4. Samenstel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de uitstulping een eenheid vormt met het filter.

5. Samenstel volgens conclusie 4, waarbij het filter met de uitstulping uit een plaatvormig of cilindervormig geheel is gevormd.

6. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het filter uit een veerkrachtig 30 materiaal, zoals nitinol, is gevormd.

7. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één aanvullende uitstulping is aangebracht nabij het tijdens plaatsing proximale einde. 10095 5 1

8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de uitstulping en de aanvullende uitstulping aan tegenover elkaar gelegen zijden aan het filter zijn aangebracht.

9. Samenstel filter volgens conclusie 7 of 8, 5 waarbij de uitstulping en de aanvullende uitstulping in een lusvorm met elkaar zijn verbonden. 1 0095 5 1