NL1003716C2

NL1003716C2 - Werkwijze, systeem en inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie.

Info

Publication number: NL1003716C2
Application number: NL1003716A
Authority: NL
Inventors: Mathias Leonardus Cornel Aarts
Original assignee: Sara Lee De Nv
Priority date: 1996-07-31
Filing date: 1996-07-31
Publication date: 1998-02-05
Also published as: US6186051B1; US20010000570A1; EP0821906A1

Description

Titel: Werkwijze, systeem en inrichting voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank, een systeem en een inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze.

5 De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie, waarbij een vloeistof en een korrelvormig materiaal zoals gemalen koffie samen worden gebracht voor het verkrijgen van de drank.

10 Dergelijke inrichtingen en werkwijzen zijn op zich bekend. Bij de bekende inrichting en werkwijze voor het bereiden van koffie wordt bijvoorbeeld gemalen koffie in een komvormige houder gebracht. Deze komvormige houder is aan zijn bovenzijde open, waarbij in de bodem van de houder een groot 15 aantal kleine doorstroomopeningen zijn aangebracht. Deze kleine doorstroomopeningen vormen een barrière voor de gemalen koffie. Vervolgens wordt onder hoge druk heet water via de open bovenzijde van de houder aan de gemalen koffie toegevoerd. Het koffie-extract, dat aldus in de houder wordt 20 gevormd, kan de houder via de kleine doorstroomopeningen verlaten om vervolgens in een daaronder geplaatst kopje te worden opgevangen.

Een nadeel van dit bekende systeem is dat het op deze wijze bereiden van koffie relatief veel tijd in beslag neemt. 25 Met name het vullen van de komvormige houder met gemalen koffie kost veel tijd. Ook is het niet gegarandeerd dat de juiste hoeveelheid koffie in de houder wordt opgenomen voor het verkrijgen van koffie met de gewenste smaak. Bovendien is het niet gewaarborgd dat altijd de juiste kwaliteit koffie in 30 de houder wordt gebracht. Wanneer de gemalen koffie reeds geruime tijd in bijvoorbeeld een koffiebus is opgeslagen, kan het aroma grotendeels zijn verdwenen, zodat de uiteindelijk verkregen drank niet aan de allerhoogste eisen voldoet. Met 1003716.

2 name in de horeca brengt dit een groot nadeel met zich. De uitvinding beoogt een oplossing te geven voor dit probleem. In het bijzonder beoogt de uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen die geschikt is voor het bereiden vein slechts 5 één consumptie.

Overeenkomstig de uitvinding omvat de werkwijze een aantal stappen, waarbij: - een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd vacuümpak in een houder wordt geplaatst die het 10 vacuümpak, in gebruik, althans gedeeltelijk nauwsluitend omhult, waarbij het vacuümpak is gevuld met het korrelvormig materiaal en een sluitnaad omvat die tegenover elkaar gelegen delen van de verpakkingsfolie met elkaar verbindt; - een vrij uiteinde van tenminste een naaldvormige buis in de 15 binnenruimte van het vacuümpak wordt gebracht; en waarbij - via de naaldvormige buis een vloeistof onder druk aan de binnenruimte van het vacuümpak wordt toegevoerd zodat de genoemde sluitnaad onder invloed van de vloeistofdruk in het vacuümpak althans gedeeltelijk open gaat, waarbij de in het 20 vacuümpak gevormde drank via de opening uit het vacuümpak stroomt.

Doordat de drank wordt vervaardigd van het korrelvormig materiaal dat zich in het vacuümpak bevindt, is gewaarborgd dat het korrelvormig materiaal te allen tijde vers is. Het 25 vrije uiteinde van de naaldvormige buis kan bijvoorbeeld in de binnenruimte van het vacuümpak worden gebracht door deze door de buigzame verpakkingsfolie heen te prikken vlak voor het moment dat de consumptie dient te worden bereid. Ook is gewaarborgd dat te allen tijde een juiste hoeveelheid korrel-30 vormig materiaal wordt gebruikt voor het bereiden van de drank. Het vacuümpak kan immers vooraf zijn gefabriceerd zodat vanuit de fabriek is bepaald welke hoeveelheid korrelvormig materiaal dient te worden aangewend voor het bereiden van bijvoorbeeld een éénkops-consumptie.

35 Overeenkomstig een bijzonder aspect van de uitvinding wordt het vacuümpak geopend ten gevolge van de vloeistofdruk in de binnenruimte van het vacuümpak. Deze druk wordt 1003716.

3 gecreëerd door de vloeistof, die via de naaldvormige buis aan de binnenruimte van het vacuümpak wordt toegevoerd. Hierdoor is een bijzonder groot gebruikersgemak gewaarborgd. Een gebruiker behoeft immers niet eigenhandig het vacuümpak te 5 openen met als risico dat korrelvormig materiaal uit het geopende vacuümpak zal vallen.

Volgens een bijzonder aspect van de uitvinding worden tegenover elkaar en althans nagenoeg tegen elkaar aan gelegen delen van de verpakkingsfolie nabij de sluitnaad naar elkaar 10 toe gedrukt, zodat tenminste een nauwe spleet tussen deze delen een filter vormt dat de drank doorlaat en een barrière vormt voor het korrelvormige materiaal.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de vinding zijn tegenover elkaar gelegen delen van de verpakkingsfolie 15 nabij de sluitnaad op een aantal vein elkaar verschillende posities aan elkaar bevestigd zodat tussen de genoemde posities spleten zijn gevormd die fungeren als een filter dat de drank doorlaat en een barrière vormt voor het korrelvormige materiaal.

20 In het bijzonder omvat de houder ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden die tegen het vacuümpak aan worden gedrukt tijdens althans een gedeelte van de periode waarin via de naaldvormige buis een vloeistof aan het vacuümpak wordt toegevoerd. Hiermee wordt gewaarborgd dat het mogelijk is een 25 hoge druk in het vacuümpak te creëren zonder dat het risico bestaat dat het vacuümpak wordt opgeblazen. De houder zorgt er dan voor dat het vacuümpak de inwendige hoge druk goed kan doorstaan.

Volgens een zeer geavanceerde uitvoeringsvorm van de 30 werkwijze omvat het vacuümpak een rechthoekige bodemwand met een eerste en een tweede paar tegenover elkaar gelegen langs-randen, twee tegenover elkaar gelegen rechthoekige opstaande zijwanden, die zich vanaf het eerste paar langsranden van de bodemwand in opwaartse richting naar elkaar toe uitstrekken en 35 aan hun bovenzijde via de sluitnaad met elkaar zijn verbonden en twee tegenover elkaar gelegen opstaande driehoekige 1003716.

4 opstaande zijwanden die zich vanaf het tweede paar langsranden in opwaartse richting uitstrekken; en omvat de houder twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden waarbij de afstand tussen deze zijwanden aan een bovenzijde 5 van de houder groter is dan de afstand tussen de zijwanden aan een onderzijde van de houder, de houder aan zijn onderzijde is voorzien van een opening en waarbij het vacuümpak dusdanige in de houder wordt geplaatst dat de bodemwand van het vacuümpak boven ligt terwijl de sluitnaad van het vacuümpak onder ligt. 10 Hierbij zal de naaldvormige buis bij voorkeur door de bodemwand van het vacuümpak worden geprikt.

Een systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie, waarbij een vloeistof en een korrelvormig materiaal zoals gemalen koffie worden 15 samengebracht voor het verkrijgen van de drank, heeft het kenmerk, dat het systeem is voorzien van tenminste een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd vacuümpak dat een sluitnaad omvat die tegenover elkaar gelegen delen van het verpakkingsfolie met elkaar verbindt en is gevuld met het 20 korrelvormig materiaal en een inrichting omvattende een met het vacuümpak gevulde houder, vloeistofafgiftemiddelen voor het afgeven van de vloeistof en een met de vloeistofafgifte-middelen verbonden naaldvormige buis waarbij het systeem verder is voorzien van filtermiddelen en waarbij, in gebruik, 25 de houder het vacuümpak in hoofdzaak nauw omsluit, een vrij uiteinde van de naaldvormige buis zich via een opening in het vacuümpak tot in het vacuümpak uitstrekt, de vloeistofafgiftemiddelen via de naaldvormige buis vloeistof aan de binnenruimte van het vacuümpak toevoert, de sluitnaad onder invloed 30 van de vloeistofdruk in het vacuümpak althans gedeeltelijk opent waarna de in het vacuümpak gevormde drank via de sluitnaad en de filtermiddelen het vacuümpak verlaat.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting omvattende een houder voor het opnemen van een uit een 35 dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd vacuümpak dat een sluitnaad omvat die tegenover elkaar gelegen delen van het verpakkingsfolie met elkaar verbindt en is gevuld met het 1003716.

5 korrelvormig materiaal, vloeistofafgiftemiddelen voor het afgeven van de vloeistof en een met de vloeistofafgifte-middelen verbonden naaldvormige buis waarbij de houder is voorzien van ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden en 5 drukmiddelen voor het tegen het vacuiimpak aandrukken van deze zijwanden.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:

Figuur IA in perspectief een mogelijke uitvoeringsvorm 10 van een vacuümpak overeenkomstig de uitvinding; figuur 1B een onderaanzicht van het vacuümpak volgens figuur IA; figuur 2 een mogelijke uitvoeringsvorm van een systeem en een inrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van 15 een werkwijze volgens de uitvinding; figuur 3A in perspectief een tweede mogelijke uitvoeringsvorm van een vacuümpak overeenkomstig de uitvinding; figuur 3B een gedeelte van een zijaanzicht in doorzicht 20 van het vacuümpak volgens 3A; figuur 4A een houder van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens figuur 2; figuur 4B een flexibele omhulling waarin de houder volgens figuur IA bij de alternatieve uitvoeringsvorm volgens 25 figuur 2 wordt geplaatst; figuur 4C waarin de flexibele omhulling van figuur 4B bij de alternatieve uitvoeringsvorm volgens figuur 4B is geplaatst; en figuur 5 een alternatieve uitvoeringsvorm van een systeem 30 en een inrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding.

In figuren 1 en 2 is met referentienummer 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een vacuümpak getoond. Het vacuümpak 1 is vervaardigd van een flexibele verpakkingsfolie 2 en is in dit 35 voorbeeld gevuld met gemalen koffie 4. Het vacuümpak 1 omvat een rechthoekige bodemwand 6 met een eerste paar 8 en een tweede paar 10 tegenover elkaar gelegen langsranden. Het vacuümpak omvat voorts twee tegenover elkaar gelegen rechthoekige opstaande zijwanden 12 die zich vanaf het eerste 1 00 3 7 1 6 .

6 paar langsranden 8 in opwaartse richting naar elkaar toe uitstrekken. Aan de bovenzijden zijn de opstaande zijwanden 12 via een sluitnaad 14 met elkaar verbonden. Deze sluitnaad 14 kan bijvoorbeeld door "heat sealen" zijn aangebracht. Voorts 5 omvat het vacuümpak twee tegenover elkaar gelegen opstaande driehoekige zijwanden 16 die zich vanaf het tweede paar langsranden 10 in opwaartse richting uitstrekken.

In figuur 2 is een systeem 18 getoond omvattende het vacuümpak volgens figuur IA en 1B en een inrichting 20 waarin 10 het vacuümpak 1 is opgenomen voor het bereiden van in dit geval één kop koffie.

De inrichting omvat een met het vacuümpak 1 gevulde houder 22. Voorts omvat de inrichting vloeistofafgiftemiddelen voor het afgeven van vloeistof. In dit geval geven de 15 vloeistofafgiftemiddelen via een uitlaat 26 onder hoge druk van bijvoorbeeld 2 tot 6 atm. heet water aan een leiding 28 af. De leiding 28 is in dit voorbeeld vervaardigd van een flexibel materiaal. De leiding 28 voert het hete water toe aan een naaldvormige buis 30.

20 De inrichting is verder voorzien van aandrijfmiddelen 32 voor het in zijn lengterichting ten opzichte van de houder 22 heen en weer bewegen van de naaldvormige buis 30. De houder 22 is in dit voorbeeld trechtervormig uitgevoerd dusdanig dat de zijwanden van de houder het vacuümpak nauw omsluiten wanneer 25 het vacuümpak op zijn kop in de houder is gepositioneerd (zie ook figuur 2). De houder is aan zijn bovenzijde voorzien van een rigide zijwand 34 die ten opzichte van de overige rigide zijwanden van de houder 22 beweegbaar is. De zijwand 34 is hiertoe door middel van een as 36 met een aandrijving 38 30 verbonden. Door middel van de aandrijving 38 kan de zijwand 34 op en neer worden bewogen. In de zijwand 34 is een opening 40 aangebracht zodat de naaldvormige buis 30 door deze opening naar de binnenruimte van de houder 22 en daarmee naar de binnenruimte van het vacuümpak 1 kan reiken. Aan de onderzijde 35 van de houder 22 is voorts een sleufvormige uitlaatopening 42 aangebracht waardoor het flapvormige boveneinde 44 van het vacuümpak naar buiten reikt. De flap van het vacuümpak omvat, 1003716.

7 zoals het best in figuur 1B te zien is aan zijn bovenzijde een spleet 46 die wordt gevormd door tegenover elkaar gelegen zijwanden 16 van het vacuümpak 1. Zoals hierna nog nader uiteen zal worden gezet, zal overeenkomstig een bijzonder 5 aspect van de uitvinding deze spleet kunnen fungeren als filtermiddel die een vloeistof doorlaat en een barrière vormt voor het korrelvormig materiaal dat zich in het vacuümpak bevindt.

De inrichting is voorts voorzien van tegenover elkaar 10 gelegen klemmiddelen 48 die in gebruik de genoemde tegenover elkaar gelegen zijwanden van het flapvormige gedeelte 44 van het vacuümpak 1 naar elkaar toe kunnen drukken voor het verkrijgen van een nauwe spleet tussen deze zijwanden 16 van het vacuümpak. De klemmiddelen 48 bestaan uit twee aan 15 weerszijde van het flapvormige deel 44 gelegen vlakke platen 50 die met behulp van aandrijfmiddelen 52 naar elkaar toe en van elkaar af kunnen worden bewogen. De inrichting is voorts voorzien van een controle-eenheid 54 die de vloeistofafgif-temiddelen 24, de aandrijfmiddelen 32, de aandrijving 38 en de 20 aandrijfmiddelen 52 stuurt.

De werking van de inrichting volgens figuur 2 is als

A

volgt. De controle-eenheid 54 stuurt middels signalen S de aandrijfmiddelen 32 en de aandrijving 38 dusdanig aan dat de naaldvormige buis 30 en de zijwand 34 omhoog worden bewogen.

25 Dit brengt met zich dat de bovenzijde van de houder 22 geheel vrij komt te liggen. Via de opening 56 kan thans een vacuümpak zoals getoond in figuur 1 in de houder 22 worden geplaatst. Wanneer dit is gebeurd, kan een gebruiker bijvoorbeeld op een knop 58 van de controle-eenheid 54 drukken om aan te geven dat 30 thans een nieuwe consumptie kan worden bereid. De controle-eenheid 54 activeert hierbij de aandrijving 38 zodat de zijwand 34 naar beneden toe wordt bewogen totdat deze de rechthoekige bodemwand 6 van het vacuümpak 1 raakt. De aandrijving 38 blijft vervolgens de zijwand 34 tegen de 35 bodemwand 6 van het vacuümpak 1 aandrukken. Het gevolg is dat het vacuümpak 1 in zijn geheel naar beneden wordt gedrukt. Ten gevolge van de trechtervorm van de houder 22 zullen de 1003716.

8 zijwanden van de houder het vacuümpak nauw omsluiten. Tevens stuurt de controle-eenheid 54 de aandrijfmiddelen 52 dusdanig aan dat de vlakke platen naar elkaar toe worden gedrukt. Het gevolg is dat de klemmiddelen, die in het flapvormige gedeelte 5 44 zijn gelegen, de tegenover elkaar gelegen zijwanden van het vacuümpak naar elkaar toe drukken voor het verkrijgen van een nauwe spleet 46 tussen deze zijwanden van het vacuümpak. De controle-eenheid 54 stuurt de aandrijving 32 aan opdat de naaldvormige buis 30 naar beneden toe wordt bewogen. De 10 naaldvormige buis 30 zal hierbij door de opening 40 van de zijwand 34 worden bewogen. Het gevolg is dat het vrije uiteinde 60 van de naaldvormige buis 30 een opening in de bodemwand 6 van het vacuümpak zal trekken. De naaldvormige buis 30 zal zich hierbij uitstrekken tot in de binnenruimte 15 van het vacuümpak 1. Vervolgens activeert de controle-eenheid 54 de vloeistofafgiftemiddelen 24. Hierdoor wordt via de leiding 28 heet water aan de naaldvormige buis 30 toegevoerd. Het hete water zal via het open einde 60 van de naaldvormige buis in de binnenruimte van het vacuümpak 1 worden geperst.

20 Door de toevoer van het hete water aan de binnenruimte van het vacuümpak 1 zal de druk in het vacuümpak stijgen. Omdat het vacuümpak alzijdig door de houder 22 nauw omhuld is, zal het vacuümpak niet noemenswaardig gaan opbollen ten gevolge van de hoge inwendige druk. Wel zal de druk op de sluitnaad 14 sterk 25 toenemen. Op een geven moment zal de druk dermate sterk zijn toegenomen dat de sluitnaad 34 openbarst. Hierdoor zal het inmiddels in het vacuümpak 1 gevormde extract via de spleet 46 uit het vacuümpak 1 kunnen stromen om bijvoorbeeld te worden opgevangen in een houder 61. De nauwe spleet 46 fungeert hier 30 als een filter dat een barrière vormt voor korrelvormige materiaal in het vacuümpak en dat het gevormde koffie-extract doorlaat. De klemmiddelen 48 zorgen ervoor dat de genoemde spleet voldoende nauw blijft om goed te kunnen fungeren als filter. De controle-eenheid 54 stopt vervolgens de 35 vloeistofafgifte-eenheid 24 wanneer de juiste hoeveelheid heet water is afgegeven. De extract-drank die zich in de houder 62 bevindt is thans gereed voor consumptie. De controle-eenheid 1003716.

9 54 activeert vervolgens de aandrijfmiddelen 52 opdat de vlakke platen 50 van elkaar af worden bewogen. Tevens activeert de controle-eenheid 54 de aandrijfmiddelen 32 om de naaldvormige buis 30 omhoog te bewegen dusdanig dat deze uit het gebruikte 5 vacuümpak 1 wordt getrokken. Vervolgens wordt de aandrijving 38 geactiveerd om de zijwand 34 omhoog te bewegen. Het gebruikte vacuümpak 1 kan thans uit de houder 22 worden genomen waarna de inrichting gereed is om met een nieuw vacuümpak 1 te worden gevuld voor het opnieuw bereiden van 10 koffie zoals hiervoor omschreven. Opgemerkt wordt dat in de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 de inrichting is voorzien van ten opzicht van elkaar beweegbare zijwanden (zijwand 34 ten opzichte van overige zijwanden van de houder 22) en drukmiddelen (de aandrijving 38) voor het tegen het vacuümpak 15 aandrukken van deze zijwanden tijden althans een gedeelte van de periode waarin via de naaldvormige buis een vloeistof aan vacuümpak wordt toegevoerd.

Volgens een bijzondere variant worden de klemmiddelen 48 van de inrichting 20 weggelaten. In dat geval wordt echter een 20 enigszins gemodificeerd type vacuümpak gebruikt zoals getoond in figuur 3A en figuur 3B. Het vacuümpak volgens figuren 3A en 3B heeft als kenmerk dat de tegenover elkaar gelegen zijwanden 16 van het vacuümpak 1 in het flapvormige gedeelte 44 op een aantal posities 62 aan elkaar zijn bevestigd dusdanig dat 25 tussen deze posities spleten 64 zijn gevormd. Deze spleten 64 vormen thans de eerder genoemde filtermiddelen. De bevestiging van de tegenover elkaar gelegen zijwanden van de verpakkings-folie is op de positie 62 dusdanig sterk uitgevoerd bijvoorbeeld door middel van "heat sealen" dat deze bevesti-30 ging niet wordt verbroken wanneer de vloeistofdruk in het pak sterk wordt opgevoerd. Wanneer met behulp van het vacuümpak volgens figuur 3A en 3B koffie dient te worden bereikt, wordt deze in de houder 22 geplaatst zoals in relatie met figuur 2 is besproken. De controle-eenheid 54 zal de aandrijving 38 35 activeren opdat de zijwand 34 naar beneden wordt gedrukt. Wanneer aldus het vacuümpak nauwsluitend is omhuld door de houder 22 activeert de controle-eenheid 54 de aandrijfmiddelen tOO 3716.

10 32 zodat de naaldvormige buis 30 naar beneden wordt bewogen. Met behulp van het vrije uiteinde 60 wordt zoals reeds eerder beschreven een gaatje geprikt in de bodem van het vacuümpak. Vervolgens activeert de controle-eenheid 54 de vloeistofaf-5 giftemiddelen opdat heet water aan de binnenzijde van het vacuümpak 1 wordt toegevoerd. De sluitnaad 14, die zich in dit voorbeeld tussen de bodemwand 6 en de spleten 64 van het vacuümpak bevindt, zal ten gevolge van de hoge druk in het vacuümpak worden opengetrokken. Vervolgens zal het koffie-10 extract via de spleten 64 het vacuümpak 1 verlaten om te worden opgevangen in de kom 61. De spleten 64 zijn echter dermate nauw dat de gemalen koffie 4 het vacuümpak niet verlaat.

Opgemerkt wordt dat het eveneens mogelijk is dat bij het 15 vacuümpak volgens 3A de posities 62 en de spleten 64 zich tussen de sluitnaad 14 en de bodemwand 10 in bevinden. Dergelijke varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Aan de hand van de figuur 4 zal thans een alternatieve 20 uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding worden omschreven. Volgens deze uitvoeringsvorm wordt met uitzondering van de zijwand 34 van de houder 22 de gehele houder 22 vervangen door een houder zoals getoond in figuur 4A. Deze is opgenomen in een flexibele omhulling zoals 25 getoond in figuur 4B welke flexibele omhulling is opgenomen in een rigide omhuizing zoals getoond in figuur 4C.

De houder 22', zoals getoond in figuur 4A, heeft een vorm die overeenkomt met de houder 22 zoals getoond in figuur 2. De houder is echter voorzien van een eerste paar tegenover elkaar 30 gelegen opstaande zijwanden 66, waarbij de afstand tussen deze zijwanden aan een bovenzijde 68 van de houder groter is dan de afstand tussen deze zijwanden aan een onderzijde 70 van de houder. De houder is aan zijn onderzijde wederom voorzien van een sleufvormige uitlaat 26 waardoorheen in gebruik het 35 flapvormige gedeelte 44 van het vacuümpak 1 naar buiten kan steken. In figuur 4A is het vacuümpak, zoals dit in de houder 22 in gebruik is opgenomen, gestippeld getoond.

1003716.

11

De genoemde twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden 66 van de houder 22' zijn beweegbaar ten opzichte van elkaar uitgevoerd. De genoemde zijwanden 66 zijn aan hun onderzijde nabij de sleufvormige uitlaat 26 met behulp van V-5 vormige veren 70 waarvan de benen elk aan een binnenzijde van een opstaande zijwand 66 zijn bevestigd. De houder 22' is voorts voorzien van een tweede paar tegenover elkaar gelegen zijwanden 72 die beweeglijk ten opzichte van elkaar zijn uitgevoerd. De zijwanden 72 zijn driehoekig uitgevoerd, een en 10 ander dusdanig dat de zijwanden 72 en 66 in hoofdzaak de vorm van het vacuümpak 1 hebben wanneer het vacuümpak 1 op zijn kop is gezet. De zijwanden 72 zijn met behulp van flexibele verbindingen 74 met de zijwanden 66 verbonden. Hierbij bevinden de zijwanden 72 zich buiten de ruimte die zich tussen 15 de zijwanden 66 bevindt. De flexibele verbindingen 74 kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door flexibele plastic draden.

De houder 22' wordt geplaatst in de eerder genoemde drukmiddelen vormende flexibele omhulling 76 met een fluïdumdrukorgaan 78. De flexibele omhulling 76 is 20 dubbelwandig uitgevoerd en volgt in hoofdzaak de vorm van de opstaande zijwanden van de houder 22'. De flexibele omhulling is aan zijn boven- en onderzijde open en heeft derhalve de vorm van een taps toelopende cilinder. De flexibele omhulling is in zijn geheel dubbelwandig uitgevoerd. Tussen de dubbele 25 wanden is een binnenruimte 80 aanwezig. De flexibele omhulling is voorts voorzien van inlaat 82 voor het toevoeren van een fluïdum zoals bijvoorbeeld perslucht aan de binnenruimte 80.

In dit voorbeeld wordt met behulp van het drukorgaan 78 perslucht aan de inlaat 82 toegevoerd.

30 De flexibele omhulling 74 is op zijn beurt in de rigide behuizing 84, die is getoond in figuur 4C, opgenomen. De rigide behuizing volgt wederom in grote lijnen de vorm van de houder 22'. In een zijwand 86 van de rigide behuizing 84 is een opening 88 opgenomen waardoorheen de inlaat 82 van de 35 flexibele omhulling 76 naar buiten kan steken. Ook de rigide behuizing 86 is aan zijn onderzijde voorzien van een sleufvormige opening 90 waardoorheen het flapvormige gedeelte 1003716.

12 44 van het vacuümpak 1 naar buiten toe kan steken. De rigide behuizing 84 is aan zijn bovenzijde open uitgevoerd. Wanneer de houder 22 van figuur 1 wordt vervangen door het samenstel bestaande uit de houder 22', de flexibele omhulling 76 en de 5 rigide behuizing 84 ontstaat een inrichting en systeem zoals getoond in figuur 5. In figuur 5 is de houder volgens figuur 4A en de omhulling volgens figuur 4B voor de eenvoud weggelaten. De werking van het systeem is als volgt.

De controle-eenheid 54 stuurt de aandrijfmiddelen 32 en 10 de aandrijving 38 dusdanig aan dat de naaldvormige buis 30 en de zijwand 34 geheel omhoog worden bewogen. Een gebruiker kan dan een vacuümpak 1 op zijn kop in de houder 22' plaatsen. Het flapvormige gedeelte 44 van het vacuümpak 1 steekt door de openingen, die zich aan de onderzijde van de houder 22', de 15 flexibele omhulling 76 en de rigide behuizing 84 bevindt, naar buiten. In dit voorbeeld is het vacuümpak 1 van een type zoals in relatie met figuur 3A is omschreven. Dit verklaart waarom bij de inrichting volgens figuur 5 de klemmiddelen 48 achterwege zijn gelaten. Alhoewel dit natuurlijk niet 20 essentieel is voor de uitvinding. Wanneer het vacuümpak 1 aldus in de houder is geplaatst, activeert de controle-eenheid 54 de aandrijving 38 zodat de zijwand 34 naar beneden wordt bewogen. Met andere woorden, de opstaande zijwanden van de houder 22 enerzijds en de horizontale zijwand 34 van de houder 25 anderzijds zijn beweegbaar ten opzichte van elkaar. Tevens activeert de controle-eenheid 54 het aandrukorgaan 78.

Hierdoor wordt perslucht aan de binnenruimte 80 van de flexibele omhulling 76 toegevoerd. De flexibele omhulling 76 wordt hierdoor opgeblazen. Omdat de flexibele omhulling zich 30 in de rigide behuizing 84 bevindt, zal de flexibele omhulling 76 de tegenover elkaar gelegen zijwanden 66 van de houder 22' naar elkaar toe drukken. Tevens zal de flexibele omhulling de tegenover elkaar gelegen zijwanden 72 naar elkaar toedrukken. Het gevolg is dat het vacuümpak 1 nauw wordt omsloten. Nadat, 35 voordat of tegelijkertijd dat het vacuümpak nauw wordt omsloten, activeert de controle-eenheid 54 de aandrijfmiddelen 32 zodat de naaldvormige buis 30 naar beneden toe wordt 1 0 0 3 7 1 6".

13 bewogen. Het vrije uiteinde 60 van de naaldvormige buis 30 wordt dan door de bodem 66 van het vacuümpak 1 geprikt en bevindt zich uiteindelijk binnenin het vacuümpak. Vervolgens activeert de controle-eenheid 54 de vloeistofafgiftemiddelen 5 24 opdat deze in dit voorbeeld heet water aan het vacuümpak 1 toevoeren. Dit hete water zal wederom de druk in het vacuümpak sterk doen toenemen. Omdat de houder 22' het vacuümpak 1 nauw omsluit, zal het hete water een uitweg zoeken via de sluitnaad 14 van het vacuümpak. Bij voldoende hoge druk zal de sluitnaad 10 14 worden opengereten en kan het extract het vacuümpak via de spleten 46 verlaten en naar de kom 61 stromen. Opgemerkt wordt dat de controle-eenheid 54 in ieder geval het drukorgaan 78 activeert gedurende een periode waarin heet water aan het vacuümpak 1 wordt toegevoerd.

15 Tevens wordt opgemerkt dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan het vacuümpak bijvoorbeeld eveneens rechthoekig zijn uitgevoerd. In dat geval kan eveneens de houder 22, de houder 22', de flexibele omhulling 76 en de rigide behuizing 84 20 rechthoekig, dat wil zeggen in vorm aangepast aan het vacuümpak worden uitgevoerd. Bij voorkeur wordt de inrichting zoals hiervoor omschreven gebruikt voor het bereiden van één kop koffie. Het echter eveneens mogelijk om met behulp van de inrichting twee of meer en zelfs een kan koffie te bereiden.

25 In dat geval dient echter een groter vacuümpak te worden gebruikt, omdat meer gemalen koffie nodig is. Dergelijke varianten worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1003716.

Claims

1. Werkwijze voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie waarbij een vloeistof en een korrelvormig materiaal zoals gemalen koffie samen worden gebracht voor het verkrijgen van de drank waarbij: 5. een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd vacuümpak in een houder wordt geplaatst die het vacuümpak, in gebruik, althans gedeeltelijk nauwsluitend omhult waarbij het vacuümpak is gevuld met het korrelvormig materiaal en een sluitnaad omvat die tegenover elkaar 10 gelegen delen van de verpakkingsfolie met elkaar verbindt; - een vrij uiteinde van tenminste een naaldvormige buis in de binnenruimte van het vacuümpak wordt gebracht; en waarbij - via het naaldvormige buis een vloeistof onder druk aan de binnenruimte van het vacuümpak wordt toegevoerd zodat de 15 genoemde sluitnaad onder invloed van de vloeistofdruk in het vacuümpak althans gedeeltelijk open gaat waarbij de in het vacuümpak gevormde drank via de opening uit het vacuümpak stroomt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 tegenover elkaar en althans nagenoeg tegen elkaar aan gelegen delen van de verpakkingsfolie nabij de sluitnaad naar elkaar toe worden gedrukt zodat tenminste een nauwe spleet tussen deze delen een filter vormt dat de drank doorlaat en een barrière vormt voor het korrelvormige materiaal.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tegenover elkaar gelegen delen van de verpakkingsfolie nabij de sluitnaad op een aantal van elkaar verschillende posities aan elkaar zijn bevestigd zodat tussen de genoemde posities spleten zijn gevormd die fungeren als een filter dat de drank 30 doorlaat en een barrière vormt voor het korrelvormige materiaal.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden omvat die tegen het vacuümpak aan worden gedrukt 35 tijdens althans een gedeelte van de periode waarin via de 1003716. naaldvormige buis een vloeistof aan het vacuümpak wordt toegevoerd.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vacuümpak een rechthoekige bodemwand omvat 5 met een eerste en een tweede paar tegenover elkaar gelegen langsranden, twee tegenover elkaar gelegen rechthoekige opstaande zijwanden die zich vanaf het eerste paar langsranden van de bodemwand in opwaartse richting naar elkaar toe uitstrekken en aan hun bovenzijde via de sluitnaad met elkaar 10 zijn verbonden en twee tegenover elkaar gelegen opstaande driehoekige opstaande zijwanden die zich vanaf het tweede paar langsranden in opwaartse richting uitstrekken; en de houder twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden omvat waarbij de afstand tussen deze zijwanden aan een 15 bovenzijde van de houder groter is dan de afstand tussen de zijwanden aan een onderzijde van de houder, de houder aan zijn onderzijde is voorzien van een opening en waarbij het vacuümpak dusdanige in de houder wordt geplaatst dat de bodemwand van het vacuümpak boven ligt terwijl de sluitnaad 20 van het vacuümpak onder ligt.

6. Werkwijze volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden van de houder beweegbaar ten opzichte van elkaar zijn en naar elkaar toe worden gedrukt tijdens althans een gedeelte van de periode 25 waarin via de naaldvormige buis vloeistof aan de binnenzijde van het vacuümpak wordt toegevoerd.

7. Werkwijze volgens conclusie 4 of 6, met het kenmerk, dat de ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden rigide zijwanden zijn.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de houder in een flexibele omhulling wordt geplaatst waarbij een fluïdumdruk op de omhulling wordt uitgeoefend voor het naar elkaar toe drukken van de rigide zijwanden vein de houder.

9. Werkwijze volgens conclusies 6 en 8, met het kenmerk, dat 35 de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden aan hun onderzijde verend met elkaar zijn verbonden. 1003716.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naaldvormige buis door de verpakkingsfolie van het vacuümpak wordt geprikt voor het toevoeren van de vloeistof aan de binnenruimte van het vacuümpak. 5

11 Werkwijze volgens conclusies 9 en 10, met het kenmerk, dat de naaldvormige buis door de bodemwand wordt geprikt.

12. Systeem voor het bereiden van een voor consumptie geschikte drank zoals koffie waarbij een vloeistof en een korrelvormig materiaal zoals gemalen koffie samen worden 10 gebracht voor het verkrijgen van de drank, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van tenminste een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd vacuümpak dat een sluitnaad omvat die tegenover elkaar gelegen delen van het verpakkingsfolie met elkaar verbindt en is gevuld met het 15 korrelvormig materiaal en een inrichting omvattende een met het vacuümpak gevulde houder, vloeistofafgiftemiddelen voor het afgeven van de vloeistof en een met de vloeistofafgiftemiddelen verbonden naaldvormige buis waarbij het systeem verder is voorzien van foltermiddelen en waarbij, in gebruik, 20 de houder het vacuümpak in hoofdzaak nauw omsluit, een vrij uiteinde van de naaldvormige buis zich via een opening in het vacuümpak tot in het vacuümpak uitstrekt, de vloeistofafgiftemiddelen via de naaldvormige buis vloeistof aan de binnenruimte van het vacuümpak toevoert, de sluitnaad onder invloed 25 van de vloeistofdruk in het vacuümpak althans gedeeltelijk opent waarna de in het vacuümpak gevormde drank via de sluitnaad en de foltermiddelen het vacuümpak verlaat.

13. Systeem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de foltermiddelen worden gevormd door tenminste een tussen de 30 tegenover elkaar gelegen zijwanden van de verpakkingsfolie gevormde spleet.

14. Systeem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de tegenover elkaar gelegen zijwanden van het vacuümpak op een aantal posities aan elkaar zijn bevestigd dusdanig dat tussen 35 genoemde posities spleten zijn gevormd.

15. Systeem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van tegenover elkaar gelegen klemmid- 1 00 37 U - delen die, in gebruik, tegenover elkaar gelegen zijwanden van het vacuiimpak naar elkaar toe drukken voor het verkrijgen van een nauwe spleet tussen de zijwanden van het vacuiimpak.

16. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 12-15, met 5 het kenmerk, dat de houder ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden omvat en drukmiddelen voor het tegen het vacuiimpak aan drukken van deze zijwanden tijdens althans een gedeelte van de periode waarin via de naaldvormige buis een vloeistof aan het vacuiimpak wordt toegevoerd.

17. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 12-16, met het kenmerk, dat het vacuiimpak een rechthoekige bodemwand omvat met een eerste en een tweede paar tegenover elkaar gelegen langsranden, twee tegenover elkaar gelegen rechthoekige opstaande zijwanden die zich vanaf het eerste 15 paar langsranden van de bodemwand in opwaartse richting naar elkaar toe uitstrekken en aan hun bovenzijde via de sluitnaad met elkaar zijn verbonden en twee tegenover elkaar gelegen opstaande driehoekige zijwanden die zich vanaf het tweede paar langsranden in opwaartse richting uitstrekken; en 20 de houder twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden omvat waarbij de afstand tussen deze zijwanden aan een bovenzijde van de houder groter is dan de afstand tussen de zijwanden asm een onderzijde van de houder, de houder aan zijn onderzijde is voorzien van de uitlaat opening en waarbij het 25 vacuiimpak dusdanige in de houder is geplaatst dat de bodemwand van het vacuiimpak boven ligt terwijl de sluitnaad van het vacuiimpak onder ligt.

18. Systeem volgens conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden van de 30 houder beweegbaar ten opzichte van elkaar zijn en met behulp van genoemde middelen naar elkaar toe worden gedrukt tijdens althans een gedeelte van de periode waarin via de naaldvormige buis vloeistof aan de binnenzijde van het vacuiimpak wordt toegevoerd.

19. Systeem volgens conclusie 16 of 18 met het kenmerk, dat de ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden rigide zijwanden zijn. 1003716.

20. Systeem volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat genoemde drukmiddelen zijn voorzien van een flexibele omhulling en tenminste een fluïdumdrukorgaan waarbij de houder in de flexibele omhulling is opgenomen en waarbij, in gebruik, 5 met behulp het fluïdumdrukorgaan een fluïdumdruk op de omhulling kan worden uitgeoefend voor het naar elkaar toe drukken van de genoemde rigide zijwanden van de houder.

21. Systeem volgens conclusies 18 en 20, met het kenmerk, dat de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden aan hun 10 onderzijde verend met elkaar zijn verbonden.

22. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 12-21, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van aandrijfmid-delen voor het in zijn lengterichting ten opzichte van de houder heen en weer bewegen van de naaldvormige buis voor het 15 door de verpakkingsfolie van het vacuümpak prikken van het vrije uiteinde van de naaldvormige buis.

23. Systeem volgens conclusies 21 en 22, met het kenmerk, dat de naaldvormige buis dusdanige is gepositioneerd dat deze door de bodemwand van het vacuümpak naar binnen prikt.

24. Systeem volgens conclusie 12-23, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een controle-eenheid voor het besturen van de waterafgifte middelen, klemmiddelen en/of de drukmiddelen.

25. Inrichting geschikt voor gebruik in het systeem volgens 25 een der voorgaande conclusies 12-24.

26. Vacuümpak geschikt voor gebruik in het systeem volgens een der voorgaande conclusies 14 of 17.

27. Inrichting omvattende een houder voor het opnemen van een uit een dunwandige en buigzame verpakkingsfolie vervaardigd 30 vacuümpak dat een sluitnaad omvat die tegenover elkaar gelegen delen van het verpakkingsfolie met elkaar verbindt en is gevuld met het korrelvormig materiaal, vloeistofafgifte-middelen voor het afgeven van de vloeistof en een met de vloeistofafgiftemiddelen verbonden naaldvormige buis waarbij 35 de houder is voorzien van ten opzichte van elkaar beweegbare zijwanden en drukmiddelen voor het tegen het vacuümpak aan drukken van deze zijwanden. 1003716.

28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de houder in zijn lengte richting heen en weer bewegen van de naaldvormige buis.

29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een controle-eenheid die de vloeistofafgiftemiddelen, de drukmiddelen en de aandrijfmiddelen dusdanig stuurt dat, in gebruik, de houder het vacuümpak in hoofdzaak nauw omsluit, een vrij uiteinde van de naaldvor- 10 mige buis in het vacuümpak wordt geprikt en de vloeistofafgiftemiddelen via de naaldvormige buis vloeistof aan de binnenruimte van het vacuümpak toevoeren waarbij de sluitnaad onder invloed van de vloeistofdruk in het vacuümpak zich althans gedeeltelijk opent waarna de in het vacuümpak gevormde 15 drank via de sluitnaad en de filtermiddelen het vacuümpak verlaat.

30. Inrichting volgens een der conclusies 27-29, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van tegenover elkaar gelegen klemmiddelen voor het naar elkaar toe drukken 20 van tegenover elkaar gelegen zijwanden van een zich in de houder bevindend vacuümpak voor het verkrijgen van een nauwe spleet tussen deze zijwanden van het vacuümpak.

31. Inrichting volgens een der conclusies 27-30, met het kenmerk, dat de beweegbare zijwanden van de houder rigide 25 zijwanden zijn.

32. Inrichting volgens een der conclusies 27-31, met het kenmerk, dat genoemde drukmiddelen zijn voorzien van een flexibele omhulling en tenminste een fluïdumdrukorgaan waarbij de houder in de flexibele omhulling is opgenomen en waarbij, 30 in gebruik, met behulp van het fluïdumdrukorgaan een fluïdumdruk op de omhulling kan worden uitgeoefend voor het naar elkaar toe drukken van de rigide zijwanden van de houder.

33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de twee tegenover elkaar gelegen opstaande zijwanden aan hun 35 onderzijde verend met elkaar zijn verbonden waarbij de afstand tussen deze wanden in opwaartse richting toeneemt. 1003716.