BE1007077A3 - Zendstation voor het uitzenden van een pluraliteit van televisie programma's, en een ontvanger voor het ontvangen van de programma's. - Google Patents

Abstract

Zendstation voor het uitzenden, en ontvanger voor het ontvangen, van een pluraliteit van televisie programma's via respectievelijke transmissie kanalen. Met één van de programma's, bijvoorbeeld een lokaal televisie programma, wordt een teletext pagina uitgezonden met afstemgegevens welke representatief zijn voor de door het zendstation gebruikte transmissie kanalen. Een installatie procedure met het downloaden van de afstemgegevens omvat het zoeken van het lokale televisie programma. Teneinde de procedure te versnellen is in de kopregel van diens teletext pagina's een code(-) opgenomen die aangeeft dat de afstemgegevens in dat televisie programma zijn ondergebracht.

Description

Zendstation voor het uitzenden van een pluraliteit van televisie programma’s, en een ontvanger voor het ontvangen van de programma’s.

GEBIED VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een zendstation voor het uitzenden van een pluraliteit van televisie programma’s via respectievelijke transmissie kanalen, voorzien van een data generator welke is ingericht om in het televisie signaal van een van de televisie programma’s afstemgegevens over te dragen, welke representatief zijn voor de door het zendstation gebruikte transmissie kanalen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een televisie ontvanger voor het ontvangen van televisie signalen van een dergelijk zendstation.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING ;

In het algemeen worden televisie toestellen op een gewenst programma afgestemd met behulp van voorkeuze toetsen, ook wel programma nummers of preset nummers genoemd. Een afstemgeheugen in het toestel omvat voor elk preset nummer een afstemgegeven in de vorm van de zenderfrequentie of kanaalnummer, met behulp waarvan het toestel op het corresponderende transmissie kanaal wordt afgestemd. Het afstemgeheugen dient bij de eerste ingebruikname van het toestel geprogrammeerd te worden in een zogenaamde installatie procedure. Maar ook bij een reeds geïnstalleerd toestel kan het wenselijk zijn om reeds toegewezen preset nummers te wijzigen, bijvoorbeeld bij de introductie van een nieuw televisie programma.

Van de installatie procedure zijn diverse uitvoeringsvormen bekend. Een aantrekkelijke uitvoeringsvorm is beschreven in de Europese octrooi aanvrage EP 0 263 555. Deze is met name toepasbaar in kabeltelevisie systemen waarin de beheerder van het kabelnet de distributie van televisie programma’s verzorgt. Zoals in de octrooi aanvrage is beschreven, wordt door het kabeltelevisie zendstation simultaan met tenminste één van de televisie programma’s een teletext pagina uitgezonden waarin de afstemgegevens van de beschikbare programma’s en corresponderende preset nummers zijn opgenomen. De betreffende teletext pagina heeft een gestandaardiseerd pagina nummer, bijvoorbeeld een hexadecimaal paginanummer buiten de gebruikelijke range van 100-899. De installatie procedure omvat nu het selecteren van deze pagina en het opslaan van de daarin ondergebrachte afstemgegevens in het afstemgeheugen.

Daarna zijn alle ontvangbare programma’s oproepbaar met behulp van het preset nummer dat door de beheerder is bepaald. In het algemeen zal dat voldoen aan de wensen van de gebruiker.

De teletext pagina met afstemgegevens wordt bij voorkeur meegezonden met het televisie signaal van een door de kabelbeheerder gegenereerd lokaal televisie programma. In vrijwel alle kabelnetten is zo’n programma reeds voorhanden in de vorm van een kabelkrant, mozaïekbeeld of dergelijke. Het is echter niet bij voorbaat bekend op welke frequentie of kanaalnummer het lokale televisie programma wordt uitgezonden. Zoals de genoemde Europese octrooiaanvrage beschrijft, zoekt het televisie toestel in de installatie procedure dan ook alle kanalen af tot het programma met de voorafbepaalde teletext pagina is gevonden. Bij elk gevonden televisie programma dat tevens teletext uitzendt (tegenwoordig zijn dat nagenoeg alle programma’s) dient nu tenminste gedurende een bepaalde tijd afgewacht te worden of de teletext pagina met afstemgegevens daarin voorhanden is. De wachttijd dient relatief lang te zijn omdat de pagina met afstemgegevens deel kan uitmaken van een repeterende cyclus die een pluraliteit van teletext pagina’s omvat. In de praktijk kan een teletext cyclustijd, en dus ook de herhalingstijd van de pagina met afstemgegevens, meer dan 30 seconden bedragen. Een probleem van de bekende installatie procedure is dan ook dat de installatie vele minuten kan duren. Hiermee wordt sterk afbreuk gedaan aan de potentiële gebruikersvriendelijkheid van de bekende procedure.

DOEL EN SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding om de installatie procedure verder te verbeteren en, in het bijzonder, om deze te versnellen.

Het televisie transmissie systeem heeft daartoe volgens de uitvinding het kenmerk, dat de data generator verder is ingericht om in het televisie signaal een code over te dragen met een hogere herhalingsfrequentie dan die waarmee de pagina met afstemgegevens wordt overgedragen, welke code aangeeft dat de afstemgegevens in het televisie signaal zijn ondergebracht. Hiermee wordt bereikt dat reeds na een relatief korte wachttijd vastgesteld kan worden of een televisie programma wel of geen afstemgegevens omvat. Het zoeken naar het televisie programma met de afstemgegevens wordt aanzienlijk versneld. Alleen bij dit televisie programma behoeft gedurende langere tijd op de pagina met afstemgegevens te worden gewacht.

In een zendstation waarin de afstemgegevens zijn opgenomen in een teletext pagina, is de code bij voorkeur ondergebracht in de kopregel van de teletext pagina’s waarvan de pagina met afstemgegevens deel uitmaakt. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder zinvol omdat deze geen extra transmissie overhead voor het overdragen van de code kost, de wachttijd niet verder verhoogt, en gemakkelijk in een bestaande teletext dienst kan worden geïmplementeerd. Bovendien is de wachttijd op de code niet afhankelijk van de (a priori onbekende) teletext cyclustijd. Wordt de code ondergebracht in de kopregel van alle teletext pagina’s in de cyclus, en wordt slechts één beeldlijn van het televisie signaal voor teletext gebruikt (hetgeen zoals bekend overeenkomt met 2 teletext pagina’s per seconde), dan bedraagt de maximale wachttijd op de afstemgegevens 30 seconden voor een cyclus van 60 pagina’s, 45 seconden voor een cyclus van 90 pagina’s etc. De code wordt dan echter 2 keer per seconde uitgezonden. Bij gebruik van meerdere beeldlijnen wordt de frequentie nog hoger. In de praktijk wordt de wachttijd op de code dan ook slechts bepaald door de tijd die nodig is om op een kanaal af te stemmen. Verder heeft deze uitvoeringsvorm het voordeel dat geen additionele schakeling voor de detectie van de code nodig is, omdat elke gangbare teletext decoder in afwachting van een geselecteerde pagina alle kopregels ontvangt en opslaat.

De code wordt bij voorkeur gevormd door een van de besturingscodes welke bij teletext gangbaar zijn voor het omschakelen van de teletext weergave modus. Een dergelijke code kan worden ondergebracht in een spatie van de tekst in de kopregel, is onzichtbaar voor de gebruiker en heeft geen verdere beperkingen voor de layout van de kopregel.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuur 1 toont een zendstation voor het uitzenden van een pluraliteit van televisie programma’s volgens de uitvinding.

De Figuren 2 en 3 tonen enkele formaten van teletext datapakketten welke door een in Figuur 1 aangegeven teletext generator worden opgewekt.

Figuur 4 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een teletext pagina met afstemgegevens.

Figuur 5 toont schematisch de algemene opbouw van een televisie ontvanger volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont het stroomschema van een installatie programma dat wordt uitgevoerd door een microcomputer die in Figuur 5 is aangegeven.

Figuur 7 toont een mogelijke indeling van een afstemgeheugen dat in Figuur 5 is aangegeven, na uitvoering van het in Figuur 6 aangegeven installatie programma.

BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVOORBEELDEN

In Figuur 1 is een zendstation volgens de uitvinding weergegeven. Het zendstation is voorzien van een ontvangantenne 1 voor de ontvangst van televisie programma’s. Deze programma’s worden met behulp van een aantal parallel geschakelde transpositietrappen 2 heruitgezonden via transmissiekanalen welke door de beheerder van het station worden bepaald. De door de transpositietrappen geleverde signalen worden in een optelschakeling 3 bij elkaar opgeteld, zodat aan de uitgang daarvan een centraal antenne signaal CAS optreedt dat naar een pluraliteit van televisie ontvangers wordt overgedragen. De heruitgezonden televisie programma’s kunnen al dan niet een teletext dienst omvatten.

Behalve de heruitgezonden televisie programma’s bevat het signaal CAS ook een lokaal opgewekt televisie programma waarvan het televisie signaal LOC via een modulator 4 aan de optelschakeling 3 wordt toegevoerd. Dit lokale TV programma wordt geleverd door een signaalbron 5. Deze omvat een videosignaalbron 51 die een basisband videosignaal levert en een teletext generator 52 die een of meer teletext pagina’s levert. De teletext generator omvat een toetsenbord 53 voor het samenstellen van de teletext pagina’s. De uit te zenden pagina’s worden door een teletext inserter 54 op beeldlijnen in de beeldterugslag van het videosignaal LOC ondergebracht.

In het hiernavolgende zal worden verondersteld dat de teletext pagina’s worden uitgezonden volgens de bekende World System Teletext standaard. Zoals in Figuur 2 is weergegeven omvat een beeldlijn van het televisie signaal een zogenaamd datapakket van 45 bytes van ieder 8 bits. De eerste 2 bytes met een vaste waaide o 1010.. 10 worden "clock-run-in" genoemd en zijn in de Figuur met CRI aangeduid. Het derde byte is een zogenaamde "framing code" F en heeft eveneens een vaste waarde.

De volgende 2 bytes bevatten een magazine nummer M en een regelnummer R. De betekenis van de overige 40 bytes hangt af van de waarde van het regelnummer R.

Heeft het regelnummer een van de waarden 1-23, zoals verondersteld in Figuur 2B, dan vormen de 40 bytes een tekstregel van 40 karakters voor weergave op een beeldscherm. Heeft het regelnummer de waarde 0, zoals verondersteld in Figuur 2A, dan vormt het datapakket een zogenaamde kopregel van een teletext pagina. De reeks van 40 bytes van een dergelijke kopregel begint met een tweetal digits T (tientallen) en U (eenheden) van het paginanummer, een subcode SC en een aantal besturingsbits C. Het resterende gedeelte omvat 24 karakterposities met een pagina koptekst en 8 karakterposities voor weergave van de actuele tijd. De koptekst van alle pagina’s is in principe voor alle teletext pagina’s gelijk. Het is echter mogelijk (en gangbaar) om het pagina nummer in de vorm van weergeefbare karakters nogmaals in de koptekst op te nemen. In dat geval verschillen de kopregels van elkaar in het pagina nummer.

De uitzending van een teletext pagina begint met, en impliceert, de kopregel van die pagina en omvat vervolgens de relevante tekstregels. Het paginanummer wordt gevormd door het magazine nummer M, tientallen T en eenheden U. Het is 3-cijferig en ligt in het algemeen in het bereik 100-899 opdat het door de gebruiker met een decimaal toetsenbord selecteerbaar is. Een reeks van teletext pagina’s wordt in een repeterende cyclus uitgezonden. Bij wijze van voorbeeld zal in het hierna volgende worden verondersteld dat via het lokale televisie programma een cyclus van 120 teletext pagina’s wordt uitgezonden via twee beeldlijnen van het televisie signaal.

De duur van de cyclus bedraagt dan 30 seconden.

Zoals in Figuur 2A bij wijze van voorbeeld is aangegeven, omvat de koptekst van alle teletext pagina’s die bij het lokale televisie programma worden uitgezonden, de karakterreeks "nnn—CabletextHierin stelt nnn het pagina nummer voor en ~ de code die aangeeft dat het televisie programma de pagina met afstemgegevens omvat. De code ~ kan worden gevormd door een besturingscode die bij weergave op het beeldscherm als spatie wordt weergegeven. De World System Teletext standaard kent een aantal van deze besturingscodes. Zij zijn bedoeld om een aantal beschikbare weergave modi van de erop volgende karakters te besturen. Zo zijn er besturingscodes om de kleur van de erop volgende karakters te besturen, of om over te schakelen van alfanumerieke naar grafische weergave. Andere voorbeelden van besturingscodes zijn "flash" die het knipperen van de erop volgende karakters bewerkstelligt, of "conceal" die de weergave van de erop volgende karakters onderdrukt. Sommige besturingscodes komen in paren voor. Zij hebben een complementaire versie voor het opheffen van de betreffende weergave mode. Zo heeft "flash" de complementaire besturingscode "steady", en heeft "conceal" de complementaire versie "reveal".

Sommige weergave modi, waaronder "flash" en "conceal", worden in de praktijk nooit toegepast in de koptekst van teletext pagina’s. De betreffende besturingscodes en hun complementaire versie komen dan ook niet in de kopregel van een normale teletext uitzending voor. Zij zijn daarom bijzonder geschikt om aan te geven dat een teletext cyclus de teletext pagina met afstemgegevens omvat. Met name de genoemde complementaire besturingscodes zijn geschikt omdat ze op zichzelf geen effect hebben ten aanzien van de weergave modus. In het hiernavolgende zal verondersteld worden dat de in Figuur 2A aangegeven code - gevormd wordt door de besturingscode "steady".

In Figuur 3 is het formaat weergegeven van de tekstregels die de pagina met afstemgegevens vormen. Meer in het bijzonder toont Figuur 3A het formaat van de eerste tekstregel en Figuur 3B het formaat van de overige tekstregels. De eerste 20 karakters van de eerste tekstregel (zie Figuur 3A) bevatten systeem informatie waaronder: twee karakters && om aan te geven dat het de pagina met afstemgegevens betreft, een taalcode L, het paginanummer NXT van een eventuele vervolgpagina met verdere afstemgegevens, een versie nummer V en een karakter % om aan te geven dat hierachter de afstemgegevens van een televisie programma volgen. Niet gespecificeerde karakterposities zijn voor toekomstige toepassingen gereserveerd. Het tweede gedeelte van de eerste tekstregel (zie Figuur 3A), alsmede het eerste en tweede gedeelte van de overige tekstregels (zie Figuur 3B) omvatten afstemgegevens van de televisie programma’s die door het zendstation worden uitgestraald. Deze afstemgegevens zijn achtereenvolgens: een 2-cijferig preset nummer P, een 5-cijferige afstemfrequentie F, een zendemaam NAM van 7 karakters, een systeemcode S om aan te geven volgens welke televisie norm het betreffende programma wordt uitgezonden (0=PAL B/G, 1=SECAM L, 2=PAL M, 3=NTSC etc.), het paginanummer PDC van een teletext pagina met behulp waarvan videorecorders geprogrammeerd kunnen worden (PDC staat voor Programme Delivery Control), en een continuation code c die met het karakter % aangeeft dat er nog meer afstemgegevens volgen of met het karakter ! de afstemgegevens op de pagina afsluit.

Omdat de pagina met afstemgegevens diverse karakters met een speciale betekenis bevat en niet is bedoeld voor selectie door de gebruiker, is voor het paginanummer een nummer buiten het gebruikelijke bereik van 100-899 gekozen, bijvoorbeeld het hexadécimale nummer 1BE. Een voorbeeld van de pagina met afstemgegevens is afgebeeld in Figuur 4. Zoals in deze Figuur getracht is aan te geven, bevat de pagina de afstemgegevens van 44 ontvangbare televisie programma’s. Het rechter gedeelte van tekstregel 1 omvat de afstemgegevens van een televisie programma dat gekoppeld is aan preset nummer 01. Dit programma wordt uitgezonden op 175.25 MHz, heeft de benaming NLD 1, wordt uitgezonden volgens de PAL B/G norm, en bevat de PDC gegevens op teletext pagina 210. Een tweede televisie programma, gekoppeld aan preset nummer 02, wordt uitgezonden op 511.25 Mhz, heeft de benaming NLD 2, wordt eveneens uitgezonden volgens de PAL B/G norm, en bevat de PDC gegevens op teletext pagina 220.

Op de in Figuur 4 weergegeven teletext pagina zijn diverse variaties mogelijk. Zo behoeven de preset nummers niet noodzakelijk in de pagina te worden opgenomen, daar ze desnoods ook uit het regelnummer afleidbaar zijn. Worden de preset nummers wel in de pagina opgenomen dan behoeft dat niet per sé in hun numerieke volgorde te geschieden. De in Figuur 4 weergegeven indeling heeft echter het voordeel van de mogelijkheid tot het detecteren van inconsistenties ten gevolge van transmissie fouten. Treedt een dergelijke situatie op dan kan hernieuwde transmissie van de pagina worden afgewacht. Verder kan in de plaats van de afstemfrequentie een kanaalnummer worden toegepast.

In Figuur 5 is schematisch de algemene opbouw weergegeven van een Heurentelevisie-ontvanger (of het ontvangst gedeelte van een videorecorder) volgens de uitvinding. De ontvanger is voorzien van een antenne-ingang 6 die het centraal antenne signaal CAS ontvangt van het zendstation dat in Figuur 1 is aangegeven. Het ontvangen signaal wordt toegevoerd aan een tuner 7. Deze ontvangt een afstemspanning VT van een interfaceschakeling 8. Als interfaceschakeling kan worden gekozen het Philips IC SAB 3035 dat bekend staat onder de naam CITAC (Computer Interface for Tuning and Analog Control). De tuner 7 levert een oscillatorsignaal met frequentie f en voert dit, na deling door 256 in een frequentiedeler 9 terug aan de CITAC 8. Aldus vormen tuner 7, deler 9 en CITAC 8 een frequentie synthese schakeling. Wordt aan de CITAC een getal toegevoerd dat representatief is voor een afstemfrequentie of kanaalnummer dan stemt de tuner op autonome wijze of deze frequentie of dat kanaalnummer af.

De tuner 7 levert verder een middenfrequent signaal IF. Laatstgenoemde signaal wordt toegevoerd aan een middenfrequent versterkings- en demodulatieschakeling 10 die een basisband videosignaal CVBS levert. Voor deze schakeling 10 zou kunnen worden gekozen het Philips IC TDA 2540. Het videosignaal CVBS wordt toegevoerd aan een kleurdecodeerschakeling 11, die de drie elementaire kleursignalen R, G, B levert die op hun beurt via een versterkerschakeling 12 worden toegevoerd aan een beeldscherm 13 ter weergave van het ontvangen programma. In de kleurdecodeerschakeling 11 worden zaken als kleurverzadiging, contrast en helderheid beïnvloed door middel van geëigende stuursignalen CTRL welke eveneens door de CITAC worden toegevoerd. Tevens ontvangt hij een additionele set elementaire kleursignalen R’, G’ en B’, alsmede een blanking signaal BLK met behulp waarvan de primaire kleursignalen R, G en B geheel of gedeeltelijk kunnen worden onderdrukt.

Voor deze schakeling 11 kan worden genomen een Philips IC behorende tot de TDA 356X familie.

Het videosignaal CVBS wordt ook toegevoerd aan een teletext decoder 14. Deze omvat een video input processor 141 die het videosignaal CVBS ontvangt, daarvan afscheidt de teletext datapakketten en deze laatste over een datalijn TTD toevoert aan een circuit 142 dat Computer Controlled Teletext decoder genoemd zal worden (afgekort CCT-decoder). De CCT-decoder ontvangt tevens via een kloklijn TTC een kloksignaal van de video input processor 141. Hij is verder nog gekoppeld aan een geheugen 143 waarin één of meer teletext pagina’s kunnen worden opgeslagen en daarom paginageheugen wordt genoemd. De CCT-decoder levert de drie eerder genoemde elementaire kleursignalen R’, G’ en B’, alsmede het blanking signaal BLK.

De CCT-decoder is tevens geschikt voor het weergegeven van lokaal opgewekte

On-Screen-Display informatie. De video input processor 141 kan worden gevormd door het Philips IC SAA 5230, de CCT-decoder 142 door het Philips IC SAA 5240 en het paginageheugen 143 door een 8 kbyte RAM. Voor een uitvoerige beschrijving van opbouw en werking van de teletext decoder 14 zij kortheidshalve verwezen naar "Computer Controlled Teletext", Electronic Components and Applications, Vol. 6,

No. 1, 1984, pagina’s 15-29.

De ontvanger omvat verder een als microcomputer uitgevoerde besturingsschakeling 15. Hiervoor kan een exemplaar worden genomen uit de familie MAB 84xx van Philips. De microcomputer is via een bussysteem 16 gekoppeld aan de teletext decoder 14, de CITAC 8, een niet-vluchtig geheugen 17 en een lokaal bedieningspaneel 18. Het niet-vluchtige geheugen 17, dat verder afstemgeheugen TM zal worden genoemd, dient voor het opslaan van, onder andere, de afstemgegevens van ontvangbare televisie programma’s. Met behulp van het lokale bedieningspaneel 18 kan de gebruiker naar eigen inzicht het afstemgeheugen programmeren, dat wil zeggen naar eigen inzicht de afstemgegevens van gewenste televisie programma’s onder een preset nummer opslaan. Deze verder bekende wijze van programmeren van het afstemgeheugen zal worden aangeduid met "hand-programmering". Het lokale bedieningspaneel omvat verder een installatie toets 181 voor automatische programmering.

Voor de dagelijkse bediening van de ontvanger is een afstandsbedieningseenheid 19 aanwezig. Deze draagt infrarode bedieningssignalen over aan een ontvanger 20 welke met een ingang van microcomputer 15 is verbonden. De afstandsbedieningseenheid 19 omvat een aantal cijfertoetsen 0 tot en met 9 en omvat verder de gebruikelijke toetsen voor het regelen van beeld en geluid, voor het inschakelen van een teletext mode en dergelijke.

De werking van de televisie ontvanger wordt verder bepaald door een besturingsprogramma dat in het geheugen van microcomputer 15 is opgeslagen. In een normale bedrijfsmode wordt de ontvanger afgestemd door met een cijfertoets, of met een combinaties van cijfertoetsen, een preset nummer op te wekken. In het afstemgeheugen 17 is voor elk preset nummer de afstemfrequentie van een daaraan gekoppeld televisie programma vastgelegd. De betreffende afstemfrequentie wordt door de microcomputer 15 gelezen en aan de CITAC 8 toegevoerd.

Wordt op de installatie toets 181 gedrukt dan voert de microcomputer een installatie programma INST uit dat in Figuur 6 is weergegeven. In een stap 60 van dit programma wordt aan de CITAC een laagste afstemfrequentie toegevoerd. Hierna wordt in een stap 61 een zoekloop procedure gestart waarin de afstemfrequentie stapsgewijs wordt verhoogd totdat een televisie signaal wordt ontvangen. Wordt hierbij een maximale frequentie fmax overschreden (stap 62) dan is het installatie programma beëindigd.

Terwijl de ontvanger op een gevonden televisie programma is afgestemd, voert de microcomputer in een stap 63 aan de teletext decoder het pagina nummer 1BE toe. De teletext decoder start nu de acquisitie van deze pagina. Het is echter niet bij voorbaat bekend of het ontvangen televisie programma teletext uitzendt en, indien dat het geval is, of pagina 1BE daarin aanwezig is. In afwachting van de geselecteerde teletext pagina worden door de teletext decoder op verder bekende wijze de kopregels van alle ontvangen pagina’s in het pagina geheugen 143 (zie Figuur 5) geschreven. Is de ontvanger afgestemd op het lokale televisie programma (twee beeldlijnen met teletext) dan gebeurt dit met een frequentie van 4 kopregels per seconde. De koptekst "nnn~Cabletext(zie Figuur 2A) wordt aldus 4 keer per seconde in het geheugen geschreven. Alleen de pagina nummers veranderen hierbij steeds. De rest van de koptekst wordt continu door identieke karakters overschreven en blijft dus onveranderd. Met name de "steady" code ~ wordt aldus, vanaf de start van de acquisitie, 4 keer per seconde ontvangen en in het pagina geheugen geschreven.

In een stap 64 leest de microcomputer de koptekst in het pagina geheugen en gaat na of daarin de "steady" code ~ voorkomt. Is dat niet het geval dan herleest de microcomputer de koptekst gedurende een vooraf bepaalde tijd T (stap 65). De tijd T behoeft slechts een xh seconde te bedragen omdat, zelfs bij gebruik van één beeldlijn voor teletext, twee kopregels per seconde worden ontvangen. Is de ontvanger afgestemd op een televisie programma dat teletext uitstraalt, dan is dus na xh seconde bekend of dat het lokale televisie programma is met de pagina met afstemgegevens. Is dat niet het geval dan keert het installatie programma terug naar de stap 61 om een verder televisie programma op te zoeken. Deze programma lus wordt beëindigd zodra in de stap 62 is gevonden dat de hoogste afstemfrequentie f^ is bereikt zonder dat het gezochte televisie programma gevonden is. In dat geval kan bijvoorbeeld aan de gebruiker worden gemeld dat hij zijn toevlucht moet nemen tot "hand-programmering".

Is in de stap 64 de "steady" code ~ gevonden dan wacht de teletext decoder in een stap 66 de ontvangst af van teletext pagina 1BE met de afstemgegevens. De gehele pagina is dan in het pagina geheugen opgeslagen. De microcomputer leest vervolgens in het pagina geheugen een preset nummer P (stap 67) en adresseert daarmee een corresponderende locatie TM(P) van het afstemgeheugen. In een stap 68 leest de microcomputer vervolgens de met P geassocieerde afstemfrequentie F, zendemaam NAM, systeemcode S, en pagina nummer PDC en slaat deze op in genoemde geheugenlocatie TM(P). In een stap 69 wordt tenslotte de continuation code c gelezen. Wordt deze gevormd door het karakter % dan keert de microcomputer terug naar de stap 67 voor verwerking van een volgend preset nummer. Wordt de continuation code gevormd door het karakter ! dan zijn alle preset nummers verwerkt en wordt het installatie programma beëindigd. In het geval dat niet alle preset nummers in pagina 1BE worden overgedragen, kan de microcomputer in de eerste tekstregel het pagina nummer NXT (zie Figuur 3A) van een vervolgpagina lezen. Deze pagina wordt dan geselecteerd (niet getoond in Figuur 6) waarna de stappen 67-69 voor die vervolgpagina worden herhaald.

Opgemerkt zij nog dat in de stap 64, waarin het voorkomen van de code — (in dit voorbeeld "steady") wordt nagegaan, tevens kan worden nagegaan of deze wordt voorafgegaan door diens duale versie ("flash"). In dat geval wordt niet het lokale televisie programma ontvangen, doch is blijkbaar sprake van een televisie programma met een teletext uitzending waarin daadwerkelijk "flash" weergave in de koptekst is beoogd.

Na afloop van de installatie procedure heeft het afstemgeheugen een inhoud zoals weergegeven in Figuur 7. Het geheugen omvat een aantal geheugenlocaties in elk waarvan een afstemfrequentie F, zendemaam NAM, systeemcode S en PDC paginanummer is opgeslagen. Het is zinvol om aan het einde van de installatie procedure, of op verzoek van de gebruiker middels een OSD toets (191 in Figuur 5), een On-Screen-Display overzicht van tenminste de preset nummers en de daaraan geassocieerde zendemamen op het beeldscherm te presenteren.

Zoals reeds eerder werd beschreven bij de toelichting op Figuur 5, wordt in de normale TV bedrijfsmode bij intoetsen van een preset nummer op de afstandsbedieningseenheid de daarmee corresponderende geheugenlocatie van het afstemgeheugen 17 geadresseerd. De microcomputer 15 leest nu de in die geheugenlocatie opgeslagen afstemfrequentie F en voert deze toe aan CITAC 8 waardoor de ontvanger op het betreffende programma wordt afgestemd. Tevens wordt de corresponderende zendemaam NAM gelezen en aan de teletext decoder 14 toegevoerd ten behoeve van On-Screen-Display gedurende enkele seconden. Omdat de zendemamen door de beheerder van het zendstation volgens plaatselijke gebruiken zijn bepaald, vervalt hiermee het omslachtige handmatige programmeren van zendemamen zoals dat bij sommige bekende televisie ontvangers geschiedt. Handmatige herprogrammering van zendemamen volgens persoonlijke inzichten blijft hierbij mogelijk.

Voor zover door het zendstation televisie programma’s worden uitgezonden volgens een andere dan de ter plaatse gebruikelijke norm (bijvoorbeeld NTSC in plaats van PAL), en voorzover de ontvanger een zogenaamde multi-norm ontvanger is, leest de microcomputer voor elk preset nummer tevens de corresponderende systeemcode S en schakelt daarmee de ontvanger om.

Is de ontvanger ingericht voor automatisch weergeven of opnemen van voorgeprogrammeerde televisie programma’s met behulp van PDC (Programme Delivery Control) waarvan de programmeringsgegevens zijn opgenomen in een bepaalde teletext pagina, dan kan rechtstreeks toegang tot die PDC pagina worden geboden met behulp van een PDC toets (192 in Figuur 5), zonder dat de gebruiker het daarvoor te selecteren pagina nummer behoeft te kennen.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat vele televisie toestellen tegenwoordig zijn voorzien van een uitgebreid menu bedieningssysteem in diverse talen. Met de hier beschreven ontvanger behoeft de gebruiker niet meer zelf de taal te kiezen. Daar door het zendstation de taalcode van de plaatselijk gebezigde taal (L in Figuur 3A) wordt uitgezonden, kan de ontvanger automatisch op deze taal worden ingesteld.

Claims (6)

1. Zendstation voor het uitzenden van een pluraliteit van televisie programma’s via respectievelijke transmissie kanalen, voorzien van een data generator (52) welke is ingericht om in het televisie signaal van een van de televisie programma’s afstemgegevens over te dragen met een bepaalde herhalingsfrequentie, welke afstemgegevens representatief zijn voor de door het zendstation gebruikte transmissie kanalen, met het kenmerk, dat de generator (52) verder is ingericht om in genoemd televisie signaal een code (~) over te dragen met een hogere herhalingsfrequentie, welke code aangeeft dat de afstemgegevens in het televisie signaal zijn ondergebracht.

2. Zendstation volgens conclusie 1, waarin de afstemgegevens zijn ondergebracht in een vooraf bepaalde teletext pagina, met het kenmerk, dat de code is ondergebracht in de kopregel van een pluraliteit van teletext pagina’s waarvan de pagina met afstemgegevens deel uitmaakt.

3. Zendstation volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de code is ondergebracht in een als spatie weer te geven karakteipositie van de kopregel en wordt gevormd door een besturingscode voor het omschakelen van de teletext weergave modus.

4. Ontvanger van televisie signalen welke worden uitgezonden door een zendstation volgens conclusie 1, welke ontvanger is voorzien van: - een tuner (7) voor het afstemmen op transmissie kanalen waarover de televisie signalen worden verzonden, - een decoder (14) voor het ontvangen en opslaan van data die in televisie signalen is ondergebracht, - een afstemgeheugen (17) voor het opslaan van afstemgegevens in respectievelijke geheugenlocaties, - een besturingscircuit (15) gekoppeld aan genoemde tuner, decoder en afstemgeheugen, en ingericht om de uitgezonden afstemgegevens te ontvangen en in het afstemgeheugen op te slaan, met het kenmerk, dat het besturingscircuit verder is ingericht om bij ontvangst van een televisie signaal de code te detecteren (64) die aangeeft dat de afstemgegevens in dat televisie signaal zijn ondergebracht en om bij ontvangst van de code de ontvangst van de afstemgegevens af te wachten (66).

5. Ontvanger volgens conclusie 4, waarin de afstemgegevens zijn ondergebracht in een teletext pagina, met het kenmerk, dat het besturingscircuit is ingericht om een vooraf bepaalde teletext pagina te selecteren (63) en in afwachting van de ontvangst daarvan te detecteren of de code in de kopregel van teletext pagina’s is ondergebracht (64).

6. Ontvanger volgens conclusie 4 of 5, waarin het besturingscircuit is ingericht om bij achterwege blijven van detectie van de code binnen een vooraf bepaalde tijd (65), de tuner op een verder transmissie kanaal af te stemmen (61).