NL9500298A - Rijwiel alsmede koppelstuk. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Rijwiel alsmede koppelstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een rijwiel voorzien van een crank en een met de crank verbonden kettingwiel.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een koppelstuk.

Bij een op zich bekend rijwiel is de crank verbonden met een trapas en is over het kettingwiel een ketting geslagen waarmee het achterwiel van het rijwiel wordt aangedreven. Bij de bekende crank en het kettingwiel is de crank voorzien van vijf, zich radiaal uitstrekkende armen die aan de uiteinden zijn voorzien van gaten. Het bijbehorende kettingwiel is voorzien van vijf gaten die coaxiaal zijn gelegen met de vijf gaten van de crank. De gaten, die op een cirkel zijn gelegen, vormen bevestigingspunten voor de crank met het kettingwiel. De crank en het kettingwiel zijn met elkaar verbonden door middel van door de gaten gestoken bouten en daarop geschroefde moeren.

Een bezwaar van een dergelijke verbinding tussen de crank en het kettingwiel is dat de gaten in de crank en het kettingwiel op cirkels met eenzelfde diameter moeten zijn gelegen. Indien er door een fabrikant een crank op de markt wordt gebracht waarbij de gaten op een cirkel liggen met een andere diameter dan de gaten van het kettingwiel, moet het kettingwiel worden voorzien van eenzelfde gatenpatroon of worden vervangen door een ander geschikt kettingwiel. Ook maken verschillende fabrikanten gebruik van verschillende diameters van de cirkel waarop de gaten in respectievelijk de crank of kettingwiel zijn gelegen. Hierdoor zijn de cranks en kettingwielen van verschillende fabrikanten nagenoeg niet uitwisselbaar.

De uitvinding beoogt een rijwiel te verschaffen, waarbij een crank en een kettingwiel met elkaar zijn verbonden ondanks diameterver-schillen tussen de bevestigingspunten op de crank en de kettingwiel.

Dit doel wordt bij een rijwiel volgens de uitvinding bereikt doordat het kettingwiel met de crank is verbonden door middel van een aantal koppelstukken, waarbij elk koppelstuk met een eerste uiteinde is verbonden met de crank en met een tweede uiteinde is verbonden met het kettingwiel.

Door middel van de koppelstukken worden diameterver-schillen overbrugd en kunnen de crank en het kettingwiel ongeacht de diameters van de cirkels van de bevestigingspunten 'met elkaar worden verbonden.

Een uitvoeringsvorm van een rijwiel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het koppelstuk is voorzien van een eerste en tweede flens, die respectievelijk het eerste en tweede uiteinde omvatten en evenwijdig ten opzichte van elkaar versprongen zijn gelegen, waarbij een tegen de crank gelegen vlak van de eerste flens in eenzelfde vlak is gelegen als een tegen het kettingwiel gelegen vlak van de tweede flens.

Op deze wijze is de axiale afstand tussen de crank en het kettingwiel dezelfde als in het geval dat de diameters van de cirkels van de bevestigingspunten wel overeen waren gekomen.

Een andere uitvoeringsvorm van een rijwiel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste uiteinde van het koppelstuk is voorzien van een gat dat overeenkomt met een gat in het kettingwiel en het tweede uiteinde van het koppelstuk is voorzien van een gat dat overeenkomt met een gat in de crank, waarbij het eerste uiteinde van het koppelstuk met de crank en het tweede uiteinde van het koppelstuk met het kettingwiel is verbonden met behulp van door de gaten gestoken bouten en daarop geschroefde moeren.

Zodoende is bij de verbinding tussen het koppelstuk en de crank en het kettingwiel eenzelfde overgang aanwezig als in het geval dat de crank en het kettingwiel wel direct met elkaar hadden kunnen verbonden.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Fig. 1 een vooraanzicht van een deel van een rijwiel volgens de uitvinding toont,

Fig. 2 een doorsnede toont van het in Fig. 1 weergegeven rijwiel gezien in de richting van de pijlen 2-2,

Fig. 3 een vooraanzicht van een koppelstuk volgens de uitvinding toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

De figuren 1 en 2 tonen een rechter crank 1 van een fiets (rijwiel), die met behulp van vijf koppelstukken 2 is verbonden met een kettingwiel 3. De crank 1 is voorzien van een langgerekte stang 4 die aan een uiteinde is voorzien van een gat 5 waarin een trapas (niet weergegeven) wordt bevestigd. Een ander uiteinde van de stang 4 is voorzien van een vijfarmige schijf 6. Elk arm 7 van de schijf 6 is nabij een uiteinde voorzien van een gat 8 waarbij de vijf gaten 8 op een cirkel zijn gelegen met een diameter 2r. De armen 7 zijn op een regelmatige afstand van elkaar gelegen.

Het ringvormige kettingblad 3 is langs een buitenring voorzien van een vertanding 9 waarmee een ketting van een rijwiel wordt aangedreven. Langs een binnenring is het kettingwiel 3 voorzien van vijf gaten 10 die op een cirkel met een diameter 2r op regelmatige afstand van elkaar zijn gelegen. De diameter 2r van de cirkel van de gaten 8 is kleiner dan de diameter 2R van de cirkel van de gaten 10 zodat het kettingwiel 3 niet rechtstreeks met de crank 1 kan worden verbonden. De onderhavige uitvinding biedt een oplossing voor dit probleem door het verschaffen van het koppelstuk 2. Het koppelstuk 2 is voorzien van twee evenwijdig gelegen flenzen 11 die onderling zijn verbonden door middel van een tussenstuk 12. Elke flens 11 is voorzien van een gat 13, 14 waarbij het gat 13 in de tegenover het gat 8 van de crank gelegen flens 11 identiek is aan het gat 10 in het kettingwiel en het gat 14 in de tegenover het gat 10 van het kettingwiel 3 gelegen flens 11 identiek is aan het gat 8 in de crank 1. De flenzen 11 liggen met een vlak 15, 16 tegen respectievelijk de crank 1 en het kettingwiel 3. De vlakken 15 en 16 liggen eenzelfde vlak zodat de afstand in axiale richting tussen de crank 1 en het kettingwiel 3 gelijk is aan de afstand indien de straal R gelijk zou zijn aan de straal r en het kettingwiel 3 rechtstreeks op de crank 1 bevestigd had kunnen worden. Door de gaten 10 en 14 respectievelijk 13 en 8 worden imbusbouten 18 gestoken en moeren wordt geschroefd, waardoor het koppelstuk 2 enerzijds met het kettingwiel 3 en anderzijds met de crank 1 is verbonden en het diameterverschil "2R - 2r " is overwonnen. Indien een kettingwiel 3 wordt gebruikt met een diameter die groter is dan 2R zal de hoek a groter worden. Met behulp van het koppelstuk 2 kunnen op deze wijze kettingwielen 3 met uiteenlopende diameters 2R met eenzelfde crank 1 worden verbonden en omgekeerd.

Het is ook mogelijk om op deze wijze een kettingwiel 3 en een crank 1 met elkaar te verbinden, waarbij de diameter 2R kleiner is dan de diameter 2r. Dit is mogelijk indien de armen 6 dan in uitsparingen 17 van het kettingwiel 3 vallen. De hoek a wordt dan kleiner dan 90 °.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden de koppelstukken 3 op trek belast. Door een koppelstuk 2 met eenzelfde gat 8 in de crank 1 te verbinden maar met een ander nabij gelegen gat 10 in het kettingwiel 3 wordt het koppelstuk 2 op druk belast.

In plaats van vijf gaten in de crank 1 en het kettingwiel 3 is het ook mogelijk om een kettingwiel 3 en crank 1 met elk 'drie of vier gaten met behulp van koppelstukken te verbinden.

Het is ook mogelijk om een aantal evenwijdig aan elkaar gelegen kettingbladen op deze wijze met de crank te verbinden.

Claims (4)

1. Rijwiel voorzien van een crank en een met de crank Verbonden kettingwiel, met het kenmerk, dat het kettingwiel met de crank is verbonden door middel van een aantal koppelstukken, waarbij elk koppelstuk met een eerste uiteinde is verbonden met de crank en met een tweede uiteinde is verbonden met het kettingwiel.

2. Rijwiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelstuk is voorzien van een eerste en tweede flens, die respectievelijk het eerste en tweede uiteinde omvatten en evenwijdig ten opzichte van elkaar versprongen zijn gelegen, waarbij een tegen de crank gelegen vlak van de eerste flens in eenzelfde vlak is gelegen als een tegen het kettingwiel gelegen vlak van de tweede flens.

3. Rijwiel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste uiteinde van het koppelstuk is voorzien van een gat dat overeenkomt met een gat in het kettingwiel en het tweede uiteinde van het koppelstuk is voorzien van een gat dat overeenkomt met een gat in de crank, waarbij het eerste uiteinde van het koppelstuk met de crank en het tweede uiteinde van het koppelstuk met het kettingwiel is verbonden met behulp van door de gaten gestoken bouten en daarop geschroefde moeren.

4. Koppelstuk volgens een der voorgaande conclusies, welk koppelstuk geschikt is voor het koppelen van een crank en een kettingwiel.