NL9500039A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een honingraatvormige kern voor honingraatpanelen. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vormen van een honing-raatvormiqe kern voor honinqraatpanelen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een honingraatvormige kern, die geschikt is om bijvoorbeeld opgenomen te worden in een honingraatpaneel, waarbij banen of platen van vervormbaar materiaal, in het bijzonder cellulosemateriaal zoals bijvoorbeeld papier of karton voorzien worden van een aantal parallelle lijmstroken en dan op elkaar geplakt en daarna geperst te worden, waarbij de lijmstroken voor twee opeenvolgende op elkaar aan te brengen platen, die eventueel afkomstig zijn van genoemde banen in dwarsrichting versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, om, wanneer de stroken gesneden van een aantal op elkaar geplakte platen van elkaar afgetrokken worden, de vorming van honingraatcellen mogelijk te maken. Doorgaans hebben de honingraatcellen, uit rendementsoverwegingen, hechtzij-den die kleiner zijn dan de zich tussen de platen of stroken uitstrekkende overbruggingszijden van de cellen.

Wanneer een groot aantal platen, bijvoorbeeld 200, op deze wijze op elkaar geplakt zijn in een stapel, wordt deze stapel samengeperst en daarna in dwarsrepen gesneden. Deze stapels reepjes vormen dan ieder een ho-ningraatkern, die na uitgetrokken te zijn bijvoorbeeld opgenomen kan zijn in een binnendeur voor een woning.

Het opbrengen van de lijm, zoals aardappelzet- meellijm, geschiedt in koude vorm met behulp van lijmrol-len, die door een lijmbad draaien en de gewenste hoeveelheid lijm overbrengen op de daarlangs gevoerde plaat. De lijmrol is hierbij voorzien van zich in omtreksrichting uitstrekkende rillen, die op een afstand van elkaar geplaatst zijn die overeenkomt met de gewenste zijdelingse afstand tussen de op de plaat aan te brengen lijmstroken.

Het opbrengen van de lijmstroken geschiedt bij voorkeur zodanig, dat voor twee op elkaar aan te brengen platen al of niet afkomstig uit respectievelijke banen, de lijmstroken van de ene plaat in zijdelingse richting versprongen gelegen zullen zijn ten opzichte van de lijmstroken van de andere plaat. Dit wordt bereikt door ofwel opeenvolgende platen zijdelings over de gewenste afstand ten opzichte van elkaar te verplaatsen, waarbij gebruik gemaakt wordt van een stationaire lijmrol, ofwel door gebruik te maken van twee in parallelle bewerkingspaden of achter elkaar in één bewerkingspad opgestelde lijmrollen, waarvan de rillen of vergelijkbare lijmcontactmiddelen over die afstand in zijdelingse richting verschoven ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

Bij het uitvoeren van de bekende werkwijze is gebleken dat lijm achterblijft op de rillen of vergelijkbare middelen en op de lijmrol, met als gevolg dat het lijmcontactvlak met de banen of de platen in de loop der tijd toeneemt zodat de lijmstroken breder worden en/of onregelmatiger. Wil men dit voorkomen dan is regelmatig reinigen van de lijmrollen nodig, hetgeen productietijd-verlies met zich mee brengt en de arbeidskosten verhoogt.

De lijmstroken hebben een zodanige zijdelingse afmeting, dat zij opeenvolgende platen aan elkaar hechten langs de volledige hechtzijden van de zeshoekige cellen, bijvoorbeeld met een afmeting van 12 mm voor honingraat-cellen met een afstand tussen tegenoverliggende hechtzijden van 25 è 37 mm in de te vormen honingraatkern. Als gevolg van de wijze van aanbrenging van de lijm zijn de lijmstroken echter onregelmatig en varieert de breedte daarvan binnen een bereik van 10-17 mm. Hierdoor zullen ook de cellen onregelmatig gevormd zijn en zal voor een honingraat met een bepaalde gewenste lengte-afmeting meer plaatmateriaal benodigd zijn. Door het aankoeken van lijm op de ribben zullen opeenvolgende platen en de daarvan gesneden stroken in een honingraatkern vormende stapel over grotere gebieden aan elkaar gehecht zijn, waardoor de bereikbare gerekte lengte van die stapel verkleind wordt en bijgevolg het rendement verlaagd wordt. Bovendien wordt lijm verspild.

Een doel van de uitvinding is een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het belijmings- en vervaardigingsproces voor de honingraatker-nen beter te beheersen is.

Volgens de uitvinding worden hiertoe de lijmstroken op de platen aangebracht met behulp van lijm-spuitmonden. Door de lijm op te brengen door middel van lijmspuitmonden wordt voorkomen dat zich op lijmtoevoeren-de oppervlakken lijmresten kunnen ophopen die tot vergroting van het contactoppervlak zouden leiden en onregelmatige belijmde oppervlakken de platen resultaat zouden hebben. De lijm wordt hierbij gedoseerd in nauwkeurig gestuurde hoeveelheden door een opening van de spuitmonden die althans nagenoeg direct in contact is met het materiaal van de plaat. Met de lijmspuitmonden kan op constante, regelmatige wijze lijm worden afgegeven.

Volgens een verdere ontwikkeling van de werkwijze van de uitvinding worden lijmstroken aangebracht, die elk opgebouwd zijn uit twee lijmsporen, die in dwarsrich-ting op afstand van elkaar gelegen zijn. Hun van elkaar afgelegen randen liggen daarbij op een afstand in de orde van grootte van de hechtzijde van een te vormen honing-raatcel. De zogenaamde lijmstroken worden hierdoor beperkt tot gebieden die werkelijk noodzakelijk zijn voor de realisatie van honingraatcellen in de te vormen honingraatkern. Opeenvolgende platen worden hierdoor enkel aan elkaar gehecht ter plaatse van de gebieden aangrenzend aan de gewenste hoeken van de cellen, hetgeen voldoende is voor de vorming van honingraatcellen wanneer de genoemde stapels reepjes enigermate van elkaar weggetrokken worden.

Wanneer het gewenst is om in de honingraatkern regelmatig-zeshoekvormige honingraatcellen te verkrijgen, heeft het de voorkeur, dat de afstand tussen twee in zijdelingse richting aangrenzende lijmsporen, waarvan de ene op de ene plaat en de andere op de daarop te leggen plaat aangebracht is, althans nagenoeg overeenkomt met de gewenste overbruggingszijde van een honingraatcel.

De lijmsporen worden op een plaat bij voorkeur op een hart op hart afstand van ongeveer 7 S 8 mm van elkaar aangebracht. De breedte van de lijmsporen kan hierbij beperkt gehouden worden tot ongeveer 2 è 4 mm in zijdelingse richting. De hoogte kan 1 mm zijn of zelfs nog minder.

Door het verminderde gebruik aan lijm wordt tevens bereikt dat het watergehalte van de gelijmde platen lager zal zijn dan tot nu toe het geval is. Zo heeft papier gewoonlijk een watergehalte van ongeveer 8%, de gebruikte aardappelzetmeellijm gewoonlijk een watergehalte van ongeveer 80% en de gelijmde stapel platen een watergehalte van ongeveer 14-18%. Door de beperkte omvang van de lijmsporen volgens de uitvinding, wordt bereikt dat het watergehalte van de gelijmde stapel platen niet hoger komt dan 10-12%. De platen zijn hierdoor minder vatbaar voor onomkeerbare vervorming en breuk dan tot nu toe het geval is geweest en behoeven minder gedroogd te worden.

Bij de belijming van platen voor honingraatker-nen dienen vele lijmsporen, mogelijk zoveel als 60,- naast elkaar te worden aangebracht. De inrichting voor gebruik bij het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding omvat daartoe een boven de voor de honingraatkern te gebruiken platen of banen op te stellen lijmstation met een reeks zijdelings naast elkaar opgestelde lijmspuitmon-den en een primair lijmtoevoermiddel daarvoor, waarbij de lijmspuitmonden groepsgewijs via secundaire lijmtoevoer- middelen verbonden zijn met het primaire lijmtoevoermid-del, waarbij de secundaire lijmtoevoermiddelen voorzien zijn van selectief te bedienen afsluiters voor het al of niet doorlaten van lijm daardoorheen, waarmee kan worden afgestemd op gewijzigde plaatbreedtes. Het primaire lijm-toevoermiddel is bij voorkeur voorzien van een selectief te bedienen lijmdrukregelaar.

Het is daarbij voordelig indien middelen aanwezig zijn voor het meten van de snelheid van de langs het lijmstation gevoerde banen of platen, waarbij de lijmdrukregelaar bedienbaar is in respons op de meetgegevens van de snelheidsmeetmiddelen. Aldus wordt voorkomen dat in lengterichting van de lijmsporen te grote onregelmatigheden kunnen optreden in de omvang van de lijmsporen als gevolg van onvoorziene (tijdelijke of kortstondige) wijzigingen in de plaatsnelheid.

Het heeft hierbij verder de voorkeur indien binnen elke groep lijmspuitmonden de lijmspuitmonden via tertiaire lijmtoevoermiddelen verbonden zijn met de secundaire lijmtoevoermiddelen, waarbij de tertiaire lijmtoevoermiddelen gevormd zijn als een reeks lijmtoevoerbuizen, die parallel geschakeld zijn en onderling althans nagenoeg gelijk gedimensioneerd zijn. Hierdoor wordt verzekerd dat binnen elke groep door de daarin gelegen spuitmonden een zelfde debiet aan lijm wordt afgegeven.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de in de bij gevoegde tekeningen weergegeven bij zonderheden.

Getoond wordt in: figuur 1 een schematische weergave van een vervaardigingsproces voor honingraatkernen volgens de uitvinding; figuur 2 een schematische doorsnede van twee platen nadat deze op de bekende wijze van lijmstroken voorzien zijn, waarbij het lijmpatroon is aangegeven; figuur 3 een met figuur 2 overeenkomende schematische doorsnede van twee overeenkomstig de uitvinding van lijmsporen voorziene platen bestemd voor de vorming van een honingraatkern; figuur 4 een schematische weergave van een deel van het lijmstation dat gebruikt wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding; en figuur 4A een aanzicht op een deel van het lijmstation van figuur 4.

In de schematische weergave volgens f iguur l zijn waar te nemen twee rollen 1' en 1'', waarop respectievelijke banen papier of karton gerold zijn, waarvan de platen voor de stroken voor de honingraatkern afkomstig zijn. De rollen 1' en 1'' staan parallel opgesteld en bij rotatie leveren zij respectievelijk papierbanen W1 en W2. De banen W1 en W2 worden langs respectievelijke lijmstati-ons 3' en 3'' gevoerd waar via de lijmspuitmonden 4' en 4·* op een wijze overeenkomstig de uitvinding dunne, evenwijdige, zich in de lengterichting van de baan uitstrekkende lijmsporen op het bovenoppervlak van de banen W1 en W2 aangebracht worden. De banen W1 en W2 worden ondersteund door transportbanden 5' en 5' ' en daardoor naar eerste snijstations 6' respectievelijk 6'' gevoerd, waar de banen W1 en W2, die voorzien zijn van de lijmsporen, op geschikte lengte gesneden worden tot respectievelijk panelen WP1 en WP2.

Begrepen zal worden dat de lijmstations ook alternatief opgesteld kunnen zijn op een plaats benedenstrooms van de snijstations, in welk geval op de reeds op lengte gesneden platen de lijmsporen aangebracht zullen worden. Voor de werkwijze volgens de uitvinding maakt dit echter weinig uit.

De gesneden panelen WP1 en WP2 worden ondersteund door respectievelijke transportbanden 7' en 7' ' en daarna, hetgeen op schematische wijze met pijlen weergegeven is, afgegeven aan verdere, gemeenschappelijke transportband 8, zodanig dat op elke plaat WP2 een plaat WP1 terecht komt. Deze platen WP1 en WP2 worden achtereenvolgens en paarsgewijs door een eerste persrolsamenstel 9 gevoerd naar transportband 10. De bovenste persrol is hierbij voorzien van omtreksgroeven die samenvallen met de lijmsporen op plaat WP1, zodat deze niet verstoord raken bij het persen. Het aldus op elkaar geplakte paar platen WP1 en WP2 wordt dan door transportband 10 afgegeven aan een stapel S op transportband 11. De stapel S bestaat uit een reeks paren platen WP1 en WP2. De platen WP2 hechten hierbij met hun onderoppervlak op de lijmsporen aangebracht op het bovenoppervlak van een onderliggende plaat WP1.

Door de transportband 11 wordt de stapel S, wanneer deze bijvoorbeeld 200 platen heeft, gevoerd naar een tweede persrolsamenstel 12, waar de paren platen door uitoefening van druk stevig op elkaar gehecht worden. De resulterende samengedrukte stapel S' wordt dan over transportband 13 gevoerd naar een tweede snij station 14, waar de stapel met niet weergegeven middelen vastgehouden wordt tijdens het snijden en met geschikte stapjes steeds vooruitbewogen wordt, waarbij na iedere snijhandeling een stapel S'' aan elkaar geplakte reepjes WS verkregen wordt, die bij uittrekken de vorm aanneemt van een honingraat-kern.

Afgezien van de lijmstations 3·, 3'' gaat de schematische weergave van figuur 1 tevens op voor bekende werkwijzen voor het vervaardigen van honingraatkernen. In figuur 2 is schematisch weergegeven hoe het lijmpatroon volgens de stand der techniek en daarbij uit komt te zien, voor een te maken honingraatkern met cellen met een hecht-zijde van 12 mm en een lengte hx (grootste afstand tussen twee opeenvolgende platen) van 37 mm. In een alternatieve uitvoering zijn de hechtzijde en de lengte respectievelijk 11 mm en 25 mm. Op de bovenste papierplaat W1 met dikte 0,2 mm zijn lijmstroken 20 aangebracht, die een nominale breedte bl van 11 mm bezitten en op een tussenafstand b2 van elkaar gelegen zijn van tweemaal een over-bruggingszijde en eenmaal een hechtzijde, hier 74 mm. Op de papierplaat W2 (ook 0,2 mm dikte) zijn lijmstroken 21 aangebracht, die eveneens 11 mm breed zijn en op een afstand van elkaar liggen van 74 mm. Wanneer de platen W1 en W2 op elkaar geperst worden zal de lijmstrook zich enigszins zijwaarts uitbreiden en zal de plaat W1 over stroken van ongeveer 12 mm breed gehecht zijn aan de onderzijde van de plaat Wl. Wanneer de platen W1 en W2 in de stapel platen opgenomen zijn, en daarna van elkaar af worden getrokken in de richtingen X zullen de platen Wl en W2 ter plaatse van de lijmstrook, dus over een gebied van 12 mm, aan elkaar gehecht blijven en zullen de naastliggende gedeelten relatief verdraaien in richtingen Τχ en T2 en de schuin daarop staande overbruggingszijden van de honingraatcellen gaan vormen. Dit is schematisch en overdreven weergegeven met onderbroken lijnen.

In figuur 3 is een voorstelling weergegeven die lijkt op die van figuur 2, maar daarbij is overeenkomstig de uitvinding elke lijmstrook vervangen door één paar lijmsporen 30, die een breedte b3 hebben van 3 mm en op een tussenafstand b4 van elkaar gelegen zijn van 5 mm. De lijmsporen van naast elkaar gelegen hechtzijden bevinden zich weer op een onderlinge afstand b5 van 74 mm. Op de plaat W2 zijn vergelijkbare lijmsporen 31 aangebracht, echter op centraal versprongen wijze. De in horizontale zin het dichtstbij elkaar gelegen lijmsporen die op verschillende platen gelegen zijn bevinden zich op een onderlinge afstand, die gelijk is aan de overeenkomstige afstand in het lijmpatroon volgens figuur 2. Na het persen zijn de lijmsporen elk naar weerszijden verbreed tot 4 mm brede sporen, met een tussenafstand van 4 mm. Wanneer Wl en W2 met het lijmpatroon van figuur 3 van elkaar af worden getrokken, wordt hetzelfde effect bereikt als bij figuur 2. Ter plaatse van de lijmsporen 31 worden de platen Wl en W2 aan elkaar bevestigd gehouden, waarbij de tussen de lijmsporen van opeenvolgende platen Wl en W2 gelegen gebieden weer de schuine zijden van de honingraatcellen zullen vormen. Nochtans wordt dit zelfde effect bereikt met veel minder lijm.

In figuren 4 en 4A is een schematisch zij-aanzicht weergegeven van een mogelijke uitvoering van het lijmstation 3' (en lijmstation 3,f, niet weergegeven). Het lijmstation 3' waarvan hier een deel, een groep lijmspuit-monden vormend weergegeven is, is opgesteld boven de baan W1 die afgerold wordt van rol 1' in de met de pijl aangegeven richting. Benedenstrooms van het lijmstation 3' wordt de baan Wl ondersteund door een rol 5'.

Het lijmstation 3' is in een niet weergegeven vast gestel opgehangen middels staven 101, en bevat een lijmtoevoerbuis 100, die voert naar een verdeelkamer 102. De verdeelkamer 102 is voorzien van een niet weergegeven horizontale reeks uitmondingen, die aansluiten op afzonderlijke lijmtoe voer kanal en 105, die lijm vanuit de kamer 102 toevoeren naar lijmspuitmonden 4', die gevormd zijn in het lijmblok 103, dat middels schroefbouten 106 zodanig bevestigd is op de kamer 102, dat geen lijm weg kan lekken.

Op de bovenzijde van de lijmkamer 102 bevinden zich afsluitschroeven 104, waarmee de doorgangopening van de kamer 102 naar het betreffende lijmkanaal 105 open of dicht gezet kan worden. Hierdoor kan afstemming plaats vinden op de breedte van de platen die behandeld worden.

De baan Wl wordt door de rol 5' enigszins opgedrukt, zodat het bovenoppervlak van de baan Wl met geringe druk tegen de spuitroondopeningen aankomt. Bovenstrooms daarvan is het lijmstation voorzien van een vaste stalen staaf 108 voor geleiding van de papierbaan langs de spuit-monden om de contactdruk zo minimaal mogelijk te houden

De rol 1' is voorzien van een hoeksnelheidsmeter 120 en een voorraadmeter 121. De gegevens van deze beide worden via gegevenslijn 122 afgegeven aan niet weergegeven stuurmiddelen in het lijmstation 3 ·, die de toevoerdruk van de lijm kunnen regelen in respons op die gegevens.

Het lijmstation 3' is opgebouwd uit een aantal van de weergegeven groepen. Elke groep kan 16 lijmspuitmonden bevatten en kan een breedte hebben van 420 mm.

Aan de zijkant is de in figuur 4Ά weergegeven lijmgroep voorzien van een aansluiting 110 met afsluiter 111, waarop een leiding voor een reinigingsmiddel aangesloten kan worden.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het vormen van een honingraatvormige kern, die geschikt is om bijvoorbeeld opgenomen te worden in een honingraatpaneel, waarbij banen of platen van vervormbaar materiaal, in het bijzonder cellulosemate-riaal zoals bijvoorbeeld papier of karton, voorzien worden van zich al of niet ononderbroken uitstrekkende lijmstro-ken, die voor elke twee op elkaar aan te brengen platen, die eventueel afkomstig zijn van banen, op gelijk georiënteerde vlakken daarvan zijdelings regelmatig versprongen ten opzichte van elkaar gelegen zijn en de platen op elkaar geperst worden om ze plaatselijk aan elkaar te laten hechten, waarbij de lijmstroken aangebracht worden met behulp van lijmspuitmonden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de lijmstroken elk opgebouwd zijn uit twee lijmsporen die in zijwaartse richting op afstand van elkaar gelegen zijn en met hun tegengestelde langsranden op een afstand van elkaar gelegen zijn die in de orde van grootte ligt van de gewenste hechtzijde van een honingraatcel.

3. Werkwijze volgens conclusie l of 2, waarbij de lijmsporen van een lijmstrook op een zijdelingse tussenafstand liggen die in de orde van grootte ligt van de breedte van de lijmsporen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de dikte van de lijmsporen in zijwaartse richting ongeveer 2 è 4 mm bedraagt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstand tussen twee in zijdelingse richting aangrenzende lijmsporen, waarvan de ene op de ene plaat en de andere op de daarop te leggen plaat aangebracht zijn, althans nagenoeg overeenkomt met de gewenste overbruggende zijde van een honingraatcel.

6. Inrichting voor gebruik bij het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een boven de voor de honingraatkern te gebruiken panelen op te stellen lijmstation met een reeks zijdelings naast elkaar opgestelde lijmspuitmonden en een primair lijmtoevoermiddel daarvoor, waarbij de lijmspuitmonden groepsgewijs via secundaire lijmtoevoermiddelen verbonden zijn met het primaire lijmtoevoermiddel, waarbij de secundaire lijmtoevoermiddelen voorzien zijn van selectief te bedienen afsluiters voor het al of niet doorlaten van lijm daardoorheen, waarbij het primaire lijmtoevoermiddel bij voorkeur is voorzien van een selectief te bedienen lijm-drukregelaar.

7. Inrichting volgens conclusie 6, voorts omvattend middelen voor het meten van de snelheid van de langs het lijmstation gevoerde platen, waarbij de lijmdrukrege-laar bedienbaar is in respons op de meetgegevens van de snelheidsmeetmiddelen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij binnen elke groep lijmspuitmonden de lijmspuitmonden via tertiaire lijmtoevoermiddelen verbonden zijn met de secundaire lijmtoevoermiddelen, waarbij de tertiaire lijmtoevoermiddelen gevormd zijn als een reeks lijmtoevoerbuizen, die parallel geschakeld zijn en althans nagenoeg onderling gelijk gedimensioneerd zijn.

9. Honingraatkern gevormd door een aantal met lijm aan elkaar gehechte stroken van vervormbaar materiaal zoals bijvoorbeeld papier of karton, waarbij enkel ter plaatse van de hoekpunten van de honingraatcellen lijm aangebracht is.