NL9300229A - Montage-orgaan voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis. - Google Patents

Description

Montage-orgaan voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis.

Aanvraagster noemt als uitvinder: Morssink, Wim.

De uitvinding heeft betrekking op een montage-orgaan, voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis, omvattende een busvormige eerste deel voorzien van middelen voor het vormslui-tend in de invoeropening bevestigen daarvan, een met het eerste deel kop-pelbaar open dopvormig tweede deel en een om de kabel of buis aan te brengen afdichtring.

Montage-organen van deze soort worden in de praktijk ook wel wartel genoemd (ENG. "turnbuckle" FRA. "presse-étoupe" DUI. "Stopfbuch-se").

Voor het in een behuizing, zoals een lasdoos e.d. invoeren van een kabel of buis wordt het busvormige eerste deel van het montage-orgaan in een invoeropening van de behuizing of de doos bevestigd. Vervolgens worden het dopvormige tweede deel en de afdichtring vanaf het in de behuizing of doos te monteren einde over de kabel of buis aangebracht en wordt de kabel of buis met het genoemde einde via het busvormige eerste deel in de behuizing of de doos ingébracht. Door het met het eerste deel koppelen van het tweede deel wordt de kabel of buis in de invoeropening vast gehouden.

Voor het in het montage-orgaan vasthouden van de kabel of buis wordt gebruik gemaakt van de, om de kabel of buis aan te brengen samendrukbare afdichtring. Door het koppelen van het eerste en het tweede deel van het montage-orgaan wordt deze afdichtring zodanig samengedrukt, dat er een voldoende wrijvingskracht tussen de afdichtring en het kabel- of buiseinde werkzaam is, om het betreffende kabel- of buiseinde in het busvormige eerste deel vast te houden. Deze afdichtring zorgt er tevens voor dat een binnen bepaalde grenzen water- of vochtdichte invoer van de kabel of buis in de behuizing of doos wordt verkregen. Dit is in het bij-zonder van belang voor elektrische installaties in de buitenlucht of vochtige ruimten.

Bij de bekende montage-organen wordt voor het in een invoeropening bevestigen van het busvormige eerste deel gebruik gemaakt van schroefdraadverbindingen. In de praktijk zijn ook invoerstukken voor het in een behuizing, zoals een lasdoos, invoeren van een kabel of buis bekend waarbij in plaats van schroefdraad van een klikverbinding gebruik wordt gemaakt. Met behulp van deze bekende klikverbindingen kan evenwel geen water- of vochtdichte montage van de kabel of buis worden bewerkstelligd, vanwege het ontbreken van een met het tweede deel samenwerkende afdichting waarmee een vochtdichte montage van de kabel of buis in het busvormige eerste deel kan worden verschaft.

Aan de uitvinding ligt nu de opgave ten grondslag een montage-orgaan of wartel van de, in de aanhef genoemde soort zodanig te verbeteren dat, ongeacht het type van de vormsluitende bevestigingsmiddelen van het busvormige eerste deel, in gemonteerde toestand van een kabel of buis een gewenste, stevige bevestiging van het montage-orgaan wordt verkregen.

Volgens de uitvinding is deze opgave aldus opgelost, dat het eerste deel is voorzien van verdere middelen welke in gemonteerde toestand van het montage-orgaan onder invloed van het tweede deel met kracht op een de invoeropening begrenzend wanddeel kunnen aangrijpen, zodanig dat door het koppelen van het eerste en het tweede deel een de vormsluitende bevestiging van het eerste deel ondersteunende krachtsluitende werking wordt verkregen.

Ongeacht het type van de vormsluitende bevestigingsmiddelen, zoals een schroefdraad- of klikverbinding, zorgt de volgens de uitvinding bij het koppelen van het eerste en tweede deel van het montage-orgaan aanvullende krachtsluitende werking voor de beoogde stevige bevestiging van het eerste deel in de invoeropening. Naast een grotere dimensione-ringsvrijheid (tolerantie) in zowel de bevestigingsmiddelen zelf als de invoeropening en het de invoeropening begrenzende wanddeel van een behuizing of doos, wordt hiermee tevens een binnen bepaalde grenzen vochtdichte bevestiging van het montage-orgaan in de invoeropening bereikt.

In een uit montage-technisch oogpunt voordelige uitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding is het busvormige eerste deel van lipvormige organen voorzien, welke de middelen omvatten voor het vormsluitend in de invoeropening bevestigen van het eerste deel, welke lipvormige organen onder invloed van het dopvormige tweede deel naar buiten uitwijkbaar zijn uitgevoerd.

De betreffende lipvormige organen maken bij voorkeur als geheel deel uit van het eerste deel. Voor het onder invloed van het tweede deel doen uitwijken daarvan kunnen de lipvormige organen aan de binnenzijde van nokken, oploopkanten en dergelijke zijn voorzien waarop het tweede deel bij het met het eerste deel koppelen daarvan aangrijpt.

In een verdere uitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding zijn de lipvormige organen zodanig uitgevoerd, dat zij een in de richting van het in de invoeropening op te nemen uiteinde van het busvormige eerste deel conisch toelopende doorvoeropening voor de kabel of buis begrenzen, waarbij met het tweede deel een vanaf de conische doorvoeropening op de lipvormige organen aangrijpende kracht in radiale richting kan worden uitgeoefend.

Door het inwendig conisch doen toelopen van de lipvormige organen wordt reeds een zekere vasthoudkracht op een in het busvormige eerste deel te monteren kabel- of buiseinde bereikt, hetgeen de montage daarvan vergemakkelijkt.

t In de voorkeursuitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding wordt voor het bewerkstelligen van de aanvullende kracht-sluitende bevestiging van het eerste deel gebruikt gemaakt van de, in het eerste deel op te nemen, in gemonteerde toestand de kabel of buis omvattende samendrukbare afdichtring, zodanig dat via deze afdichtring onder invloed van het tweede deel de voor het in radiale richting doen uitwijken van de lipvormige organen benodigde kracht hierop kan worden uitgeoefend. Op deze wijze wordt bereikt dat met één enkele montagehandeling, dat wil zeggen het koppelen van het eerste en tweede deel van het montage-orgaan, zowel de aanvullende krachtsluitende bevestiging van het eerste deel wordt bewerkstelligd alsook de vochtdichte, vasthoudende montage van de kabel of buis.

Teneinde te verhinderen dat het afdichtelement, zoals de afdichtring, bij het koppelen van het eerste en tweede deel uit het busvormige eerste deel wordt gedwongen, zijn de lipvormige organen in een weer verdere uitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding zodanig gerangschikt, dat zij een afgeknotte conus begrenzen met een dusdanige tophoek dat in gemonteerde toestand de door het tweede deel op de afdichtring uitgeoefende kracht in evenwicht is met de wrijvingskracht tussen de afdichtring en het eerste deel en de kabel of buis.

Bij het toepassen van een montage-orgaan volgens deze uitvoeringsvorm, waarin het eerste deel van kunststof en de afdichtring van rubber is, dient de genoemde tophoek in het gebied tussen 60° en 80° te liggen en bij voorkeur ca. 70“ te bedragen. Een tophoek in de orde grootte van 70° blijkt voor in de praktijk voorkomende afmetingen van kabels of buizen van kunststof goed te voldoen.

In een montage-technisch voordelige uitvoeringsvorm zijn de lipvormige organen in radiale richting naar buiten veerkrachtig uitgevoerd en van een naar buiten gekeerd haakvormig vrij uiteinde voorzien, welke lipvormige organen voor het met hun haakvormige uiteinde door de invoeropening heen voeren hiervan in radiale richting tegen hun veerkracht in samendrukbaar zijn.

De op deze wijze gerealiseerde klikverbinding voor het in een invoeropening bevestigen van het busvormige eerste deel kan desgewenst met een voldoende speling worden gerealiseerd om de bevestiging van het eerste deel ook op moeilijk bereikbare plaatsen te vergemakkelijken. Door de aanvullende krachtsluitende werking volgens de uitvinding wordt uiteindelijk een voldoende stevige bevestiging bereikt.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van het montage-orgaan, volgens de uitvinding, bezitten het busvormige eerste deel en het dopvormige tweede deel een cirkel-cilindrische doorsnede en kan het tweede deel door middel van schroefdraad in het eerste deel worden geschroefd. Hoewel tijdens het koppelen van het eerste en tweede deel de, volgens de uitvinding, aanvullende krachtsluitende bevestiging werkzaam wordt, kan het noodzakelijk zijn om het eerste deel ten opzichte van de invoeropening te arreteren, om verdraaiing van het eerste deel bij het hierin schroeven van het tweede deel te voorkomen. Een effectieve arretatie wordt in een uitvoeringsvorm van de uitvinding verkregen middels een pen/gat constructie. Het busvormige eerste deel is daarbij voorzien van één of meer in langsrichting uitstekende pennen welke tijdens de bevestiging in geschikt gevormde (blinde) gaten in het wanddeel van de behuizing of doos nabij de invoeropening vallen. Uiteraard zijn ook andere manieren van arretatie mogelijk, bijvoorbeeld door het eerste deel en de invoeropening van op elkaar aangrijpende kanten te voorzien.

Het bovenbeschreven busvormige eerste deel kan ook afzonderlijk worden toegepast voor het in een invoeropening monteren van een kabel of buis, dus zonder het beschreven dopvormige tweede deel, in het bijzonder wanneer er geen eisen worden gesteld aan een vochtdichte montage. Dit is bijvoorbeeld het geval bij elektrische installaties in droge ruimten van woonhuizen, kantoren e.d. waarin elektrische installatiebuizen in las-dozen eindigen voor het maken van de gewenste verbindingen van de, in de buizen aangebrachte elektrische bedrading.

De uitvinding heeft bijgevolg tevens betrekking op een busvor-mig lichaam voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis, voorzien van lipvormige organen die in radiale richting naar buiten veerkrachtig zijn uitgevoerd en van een naar buiten gekeerd haakvormig vrij uiteinde zijn voorzien, welke lipvormige organen voor het met hun haakvormig uiteinde door de invoeropening heen voeren hiervan in radiale richting tegen hun veerkracht in samendrukbaar zijn en een in de richting van het in de invoeropening op te nemen uiteinde van het busvormige lichaam conisch toelopende doorvoeropening voor de kabel of buis begrenzen.

In tegenstelling tot het eerder genoemde, uit de praktijk bekende invoerstuk, wordt het busvormige lichaam volgens de uitvinding mechanisch stevig in de invoeropening bevestigd door de, door de kabel of buis op de lipvormige organen uitgeoefende kracht, waarbij tegelijkertijd een zekere vasthoudende werking op de kabel of buis wordt uitgeoefend, hetgeen de montage daarvan vergemakkelijkt.

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm middels de bijgesloten tekening nader geïllustreerd.

Fig. 1 toont schematisch, gedeeltelijk in doorsnede-aanzicht een uit de stand van de techniek bekend montage-orgaan, bevestigd in een inyoeropening van een behuizing of dergelijke.

Fig. 2 toont schematisch, gedeeltelijk in doorsnede-aanzicht een uitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding, bevestigd in een invoeropening van een behuizing of dergelijke.

Fig, 3 toont een aanzicht tegen het in de invoeropening op te nemen deel van het montage-orgaan zoals getoond in figuur 2.

Fig. 4 toont schematisch een aanzicht tegen het in de invoeropening op te nemen uiteinde van het in fig. 3 getoonde deel van het montage-orgaan volgens de uitvinding.

Fig. 5 toont schematisch een doorsnede langs de lijn V-V in fig. 4.

Het in fig. 1 getoonde, uit de praktijk bekende montage-orgaan 1 bestaat uit een busvormig eerste deel 2 en een open dopvormig tweede deel 3. welke delen zowel van metaal als van kunststof kunnen zijn vervaardigd.

Het busvormige eerste deel 2 is met een van schroefdraad voorzien uiteinde 4 in een, van overeenkomstige schroefdraad voorziene invoeropening 7 in een wanddeel 6 van een behuizing, zoals bijvoorbeeld een lasdoos of dergelijke bevestigd. Desgewenst kan ook (aanvullend) van een moer 28 gebruik worden gemaakt om het montage-orgaan in de invoeropening 7 te bevestigen, zoals met onderbroken lijnen in fig. 1 is geïllustreerd. Een dergelijke moer 28 wordt steeds dan gebruikt, wanneer de dikte van het wanddeel 6 te gering is om schroefdraad in de invoeropening 7 aan te brengen of wanneer de wand te zwak, zoals bijvoorbeeld een wand van kunststof. Het open dopvormige tweede deel 3 is met zijn van schroefdraad voorziene uiteinde 8 in het van overeenkomstige schroefdraad voorziene andere uiteinde 5 van het busvormige eerste deel 2 geschroefd.

De door het eerste en tweede deel 2, 3 begrensde inwendige ruimte 9 vormt een doorvoeropening voor het opnemen van een elektrische kabel of buis (niet getoond). In deze doorvoeropening 9 bevindt zich in het busvormige eerste deel 2 een afdichtring 10 van een elastisch samendrukbaar materiaal zoals bijvoorbeeld rubber. In axiale richting van het montage-orgaan 1 kan via een tussenring 11 van kunststof of metaal door het in het eerste deel 2 schroeven van het tweede deel 3 kracht op de afdichtring 10 worden uitgeoefend. Daar waar de afdichtring 10 op het eerste deel 2 aangrijpt, is dit inwendig in de richting van het uiteinde 4 hiervan taps toelopend gevormd, zoals getoond en aangeduid met het ver-wijzingscijfer 12. Hiermee wordt bereikt dat bij het in axiale richting in het montage-orgaan 1 verplaatsen van de afdichtring 10 een om de kabel of buis heen samendrukkend en afsluitend effect wordt verkregen, hetgeen in een tot op zekere hoogte vochtdichte montage van de kabel of buis in dp doorvoeropening 9 resulteert.

De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm van het montage-orgaan 13 volgens de uitvinding omvat eveneens een busvormig eerste deel 14 en een hiermee koppelbaar open dopvormig tweede deel 15, beide van kunststof of metaal e.d..

Voor het in een invoeropening 17 in een wanddeel 16 van een behuizing bevestigen van het eerste deel 14 is dit aan een uiteinde van lippen 18 voorzien, met een naar buiten gekeerd haakvormig vrij uiteinde 19. De lippen 18 zijn, in radiale richting van het montage-orgaan 13 gezien, naar buiten veerkrachtig en voor het in de invoeropening 17 opnemen daarvan in radiale richting tegen hun veerkracht in samendrukbaar. Op deze wijze ontstaat een vormsluitende klikverbinding, waarbij in gemonteerde toestand het haakvormige vrije uiteinde 19 van de lippen 18 aangrijpt op het, de invoeropening 17 begrenzende gedeelte van het wanddeel 16, zoals getoond.

De lippen 18 zijn in radiale richting van het montage-orgaan 13 conisch naar binnen toe gepositioneerd, zodanig dat de door het eerste en tweede deel 14 en 15 begrensde doorvoeropening 20 voor het opnemen van de te monteren kabel of buis naar het in de invoeropening 17 te bevestigen uiteinde van het montage-orgaan 13 conisch toeloopt. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn het eerste deel 14 en het tweede deel 15 van overeenkomstige schroefdraad voorzien, zodanig dat het tweede deel 15 in het eerste deel 14 kan worden geschroefd. Deze schroefdraadverbinding is in de figuur op gebruikelijke wijze met dik en dun getekende evenwijdige lijnen schematisch aangegeven. In het busvormige eerste deel 14 bevindt zich verder een afdichtring 21 en een tussenring 22 waarop in gemonteerde toestand het in het eerste deel 14 geschroefde uiteinde 23 van het dop-vormige tweede deel 15 aangrijpt. Eén en ander overeenkomstig fig. 1.

Bij het koppelen van het eerste en tweede deel 14, 15 van het montage-orgaan 13 wordt de afdichtring 21 axiaal in de richting naar de lippen 18 verplaatst. Door de inwendig conisch toelopende vorm van de lippen 18 zal de afdichtring 21 enerzijds hierdoor strak om de, in de doorvoeropening 20 opgenomen kabel of buis (niet getoond) worden samengedrukt, zoals bij het aan de hand van fig. 1 besproken montage-orgaan 1, en wordt anderzijds een in radiale richting van het montage-orgaan 13 gezien naar buiten toe werkende kracht op de lippen 18 uitgeoefend. Deze lippen 18 worden hierdoor in de invoeropening 17 tegen de rand hiervan gedrukt, waardoor naast de vormsluitende klikverbinding tevens een ondersteunende krachtsluitende werking wordt verkregen.

Deze krachtsluitende werking bewerkstelligt dat het eerste deel 14 stevig in de invoeropening 17 wordt bevestigd, zodat ook hier, evenals met de afdichtring 21, een binnen zekere grenzen vochtdichte bevestiging wordt verschaft. Teneinde meedraaien van het busvormige eerste deel 14 bij het hierin schroeven van het tweede deel 15 te verhinderen, is het eerste deel van tenminste één in axiale richting uitstekende pen 24 voorzien welke in gemonteerde toestand in één of meer blinde gaten 25 in het wanddeel 16 aangrijpt, zoals getoond.

Fig. 3 toont een aanzicht tegen het busvormige eerste deel 14 van het montage-orgaan 13 volgens fig. 2, waarin de lippen 18 met hun haakvormig vrij uiteinde 19 duidelijk zijn te herkennen. Teneinde de lippen 18 in radiale richting samen te kunnen drukken voor het door de invoeropening 17 verplaatsen daarvan, bevinden zich sleufvormige openin-gen 26 tussen de lippen 18, zoals ook duidelijk in het in fig. 4 getoonde onderaanzicht van het busvormige eerste deel 14 is te zien.

Uit het in fig. 5 getoonde doorsnede-aanzicht langs de lijn V-V in fig. 4, is duidelijk te zien dat het naar binnen gekeerde gedeelte van de lippen 18 een afgeknotte conus 27 begrenst met een tophoek a, zoals met onderbroken lijnen schematisch is weergegeven.

Uiteraard is de tophoek α van de conus 27 belangrijk voor de beoogde afdichtende werking van de afdichtring 21, en om te voorkomen dat de afdichtring 21 bij het in het eerste deel 14 schroeven van het tweede deel 15 door de invoeropening 17 heen wordt gedrukt. Naast de dikte van de afdichtring 21 speelt ook de materiaalkeuze van het eerste deel 14 en de afdichtring 21 een belangrijke rol. Het zal duidelijk zijn dat bij een hoge mate van wrijving tussen de afdichtring 21 en het eerste deel 14 alsmede de kabel of buis, de kans op het uit het eerste deel 14 verplaatsen van de afdichtring 21 kleiner zal zijn.

Bij een praktische uitvoeringsvorm van het montage-orgaan volgens de uitvinding, waarin van een afdichtring 21 van rubber en een eerste deel l4 van kunststof zoals bijvoorbeeld polyamide 6 gebruik wordt gemaakt, blijkt voor gangbare afmetingen van een te monteren kabel of buis een tophoek α in een gebied tussen ca. 60° en 80° goed te voldoen. Een tophoek α in de orde grootte van 70° bleek nagenoeg optimaal voor een kabel of buis met een buitenmantel van kunststof.

Hoewel in het voorgaande de aanvullende krachtsluitende werking op de lippen 18 via de tussenliggende afdichtring 21 wordt uitgeoefend, is het uiteraard ook mogelijk om het tweede deel 15 met zijn in het bus-vormige eerste deel 14 te monteren uiteinde 23 direct op de lippen 18 te laten aangrijpen. Dit in het bijzonder wanneer geen hoge eisen aan een vochtdichte montage van de betreffende kabel of buis worden gesteld.

Hoewel een schroefdraadkoppeling tussen het eerste deel l4 en het tweede deel 15 van voordeel is wanneer deze delen een cirkel-cilin-drische doorsnede hebben zal het voor een deskundige duidelijk zijn dat ook andere, op zichzelf bekende koppelingstechnieken kunnen worden gebruikt zoals bijvoorbeeld een in elkaar grijpende vertanding, waarbij het dopvormige tweede deel 15 middels een kracht in axiale richting in het busvormige eerste deel 14 wordt gemonteerd. In een dergelijk geval is er uiteraard geen sprake van meedraaien van het eerste deel 14 bij het koppelen van het tweede deel 15, zodat dan ook de getoonde pen/gat-verbin-ding 24, 25 niet noodzakelijk is. In plaats van een pen/gat-verbinding kunnen, indien gewenst, ook andere oplossingen worden toegepast zoals bijvoorbeeld op elkaar aangrijpende rechte kanten van de invoeropening 17 en het eerste deel 14 van het montage-orgaan 13 om de gewenste arretering hiervan te bewerkstelligen etc.

De besproken klikbevestiging van het eerste deel 14 in de invoeropening 17 middels de lippen 18 met hun haakvormig vrij uiteinde 19 heeft montagetechnisch gezien het voordeel dat het busvormige eerste deel 14 ook op moeilijk bereikbare plaatsen relatief eenvoudig in een invoeropening kan worden bevestigd, dat wil zeggen bijvoorbeeld dicht nabij twee haaks op elkaar staande wanden, waar een bevestiging middels schroefdraad moeilijkheden kan opleveren. Bij gebruik van het montage-orgaan 13 volgens de uitvinding vervalt tevens de noodzaak voor het (aanvullend) toepassen van een moer 28 zoals geïllustreerd in fig. 1, hetgeen een verder montagetechnisch voordeel betekent. In het bijzonder wanneer de beschikbare ruimte in een behuizing gering is, zoals bijvoorbeeld bij een lasdoos, of bij uitbreiding van een bestaande installatie waarbij in de behuizing reeds diverse kabels of buizen met bijbehorende bedrading zijn ingevoerd.

Het, met het dopvormige tweede deel 15 uitgeoefende krachtslui-tende effect wordt bijvoorbeeld ook bereikt wanneer de lippen 18 van schroefdraad zijn voorzien voor het door schroeven in de invoeropening 17 bevestigen daarvan, zoals bij het uit de praktijk bekende montage-orgaan 1. Evenals bij een klikbevestiging wordt ook bij een schroefdraadbevesti-ging de dimensioneringsvrijheid voor wat betreft toleranties e.d. met de aanvullende krachtsluitende werking volgens de uitvinding verhoogd ten opzichte van de stand van de techniek.

Wanneer de lippen 18 zodanig conisch toelopend zijn uitgevoerd dat zij door een, in de doorvoeropening 20 te monteren kabel of buis in radiale richting van het eerste deel 14 gezien naar buiten kunnen worden verplaatst, ontstaat naast een ondersteunende krachtsluitende werking tevens een het betreffende einde van de kabel of buis in de doorvoeropening 20 vasthoudende krachtwerking en kan het eerste deel 14 ook afzonderlijk als montage-orgaan worden gebruikt. In het bijzonder in die gevallen wanneer er nauwelijks of geen eisen aan een vochtdichte montage van de betreffende kabel of buis worden gesteld.

Hoewel de uitvinding aan de hand van een enkele uitvoeringsvorm is geïllustreerd, zal het duidelijk zijn dat deze hiertoe niet beperkt is en voor een vakman binnen* de uitvindingsgedachte liggende verdere uitvoeringsvormen denkbaar en realiseerbaar zijn.

Claims (11)

1. Montage-orgaan, voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis, omvattende een busvormig eerste deel voorzien van middelen voor het vormsluitend in de invoeropening bevestigen daarvan en een met het eerste deel koppelbaar open dopvormig tweede deel en een om de kabel of buis aan te brengen afdichtring, met het kenmerk dat het eerste deel is voorzien van verdere middelen welke in gemonteerde toestand van het montage-orgaan onder invloed van het tweede deel met kracht op een de invoeropening begrenzend wanddeel kunnen aangrijpen, zodanig dat door het koppelen van het eerste en het tweede deel een de vormsluitende bevestiging van het eerste deel ondersteunende krachtslui-tende werking wordt verkregen.

2. Montage-orgaan volgens conclusie 1, waarin het eerste deel van lipvormige organen is voorzien welke de middelen omvatten voor het vormsluitend in de invoeropening bevestigen van het eerste deel, welke lipvormige organen onder invloed van het tweede deel naar buiten uitwijk-baar zijn uitgevoerd.

3. Montage-orgaan volgens conclusie 2, waarin de lipvormige organen een in de richting van het in de invoeropening op te nemen uiteinde van het eerste deel conisch toelopende doorvoeropening voor de kabel of buis begrenzen, waarbij met het tweede deel een vanaf de conische doorvoeropening op de lipvormige organen aangrijpende kracht in radiale richting kan worden uitgeoefend.

4. Montage-orgaan volgens conclusie 2 of 3» waarin de afdichtring aangrijpt op de lipvormige organen zodanig dat via deze afdichtring onder invloed van het tweede deel de voor het in radiale richting doen uitwijken van de lipvormige organen benodigde kracht hierop kan worden uitgeoefend.

5. Montage-orgaan volgens conclusie 4, in afhankelijkheid van conclusie 3» waarin de lipvormige organen een afgeknotte conus begrenzen met een zodanige tophoek dat de in gemonteerde toestand door het tweede deel op de afdichtring uitgeoefende kracht in evenwicht is met de wrij-vingskracht tussen de afdichtring en het eerste deel en de kabel of buis.

6. Montage-orgaan volgens conclusie 5« waarin het eerste deel van kunststof en de afdichtring van rubber is, waarbij de genoemde tophoek in het gebied tussen 60° en 80° is gelegen en bij voorkeur ca. 70° bedraagt.

7. Montage-orgaan volgens één of meer van de conclusies 2 t/m 6, waarin de organen in radiale richting naar buiten veerkrachtig zijn uitgevoerd en van een naar buiten gekeerd haakvormig vrij uiteinde zijn voorzien, welke lipvormige organen voor het met hun haakvormige uiteinde door de invoeropening heen voeren hiervan in radiale richting tegen hun veerkracht in samendrukbaar zijn.

8. Montage-orgaan volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin het eerste deel is voorzien van met het de invoeropening begrenzende wanddeel in gemonteerde toestand samenwerkende verdere middelen voor het ten opzichte van de invoeropening arreteren van het eerste deel.

9· Montage-orgaan volgens conclusie 8, waarin de genoemde verdere middelen een pen/gat-constructie omvatten.

10. Montage-orgaan volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin het busvormige eerste deel en het dopvormige tweede deel een cirkel-cilindrische doorsnede bezitten en het tweede deel door middel van schroefdraad in het eerste deel kan worden geschroefd.

11. Busvormig lichaam voor het in een invoeropening monteren van een elektrische kabel of buis, voorzien van lipvormige organen die in radiale richting naar buiten veerkrachtig zijn uitgevoerd en van een naar buiten gekeerd haakvormig vrij uiteinde zijn voorzien, welke lipvormige organen voor het met hun haakvormig uiteinde door de invoeropening heen voeren hiervan in radiale richting tegen hun veerkracht in samendrukbaar zijn en een in de richting van het in de invoeropening op te nemen uiteinde van het busvormige lichaam conisch toelopende doorvoeropening voor de kabel of buis begrenzen.