NL9101968A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9101968A
NL9101968A NL9101968A NL9101968A NL9101968A NL 9101968 A NL9101968 A NL 9101968A NL 9101968 A NL9101968 A NL 9101968A NL 9101968 A NL9101968 A NL 9101968A NL 9101968 A NL9101968 A NL 9101968A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
machine according
soil cultivation
cultivation machine
transport
Prior art date
Application number
NL9101968A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9101968A priority Critical patent/NL9101968A/nl
Priority to DE1992620331 priority patent/DE69220331T2/de
Priority to EP19920203554 priority patent/EP0543464B1/en
Publication of NL9101968A publication Critical patent/NL9101968A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/005Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width for endwise transportation, i.e. the direction of transport being substantially perpendicular to the direction of agricultural operation

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

G RONDBEWE RKINGSMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsraachine met een aan een trekker koppelbaar gestel, voorzien van een as met ten minste één wiel, welke as via één of meer steunen die via een scharnieras met het gestel zijn verbonden, in de transportstand van de machine, gezien in bovenaanzicht, althans voor het grootste deel aan de buitenzijde van een denkbeeldig, verticaal en in de voortbewegingsrichting uitstrekkend, raakvlak met de omtrek van het gestel is opgesteld.
Dergelijke machines zijn bekend. Veelal echter dient het wielstel waarmee de machine getransporteerd wordt, handmatig van de machine losgekoppeld en verwijderd te worden, dan wel omhoog geduwd en vervolgens vergrendeld te worden. De kans dat een dergelijke constructie rugklachten bij de gebruiker veroorzaakt is hierbij groot. Het strekt tot de bedoeling van de onderhavige uitvinding om tot een beter bruikbare machine te komen. Daartoe is de machine voorzien van een verstelcilinder, werkzaam tussen het gestel en één of meer van de genoemde steunen, met welke verstelcilinder het transportwiel ten behoeve van de bedrijfsstand van de machine om de scharnieras verzwenkbaar is. Meer in het bijzonder is een wiel volgens de uitvinding verzwenkbaar naar en vastzet-baar op een hoogte boven de onderste grens van het gestel, zodat de wielen tijdens het bedrijf van de machine ruimschoots vrij van de grond zijn. Een nog gunstiger constructie wordt volgens de uitvinding verkregen wanneer een wiel althans voor het grootste deel aan de binnenzijde van het raakvlak kan worden opgesteld. Dit heeft het voordeel dat eventuele obstakels, bijvoorbeeld aan de rand van een te bewerken perceel, ongehinderd gepasseerd kunnen worden. De constructie met behulp waarvan tot de genoemde opstelling van het wiel gekomen kan worden is zodanig dat conform een verder aspect van de uitvinding de transportas over 180° om de scharnieras waarmee een steun ten opzichte van het gestel kan scharnieren, verzwenkbaar is. De genoemde constructie wordt er door gekenmerkt, dat één van de uiteinden van de verstel- cilinder is verbonden met één van twee scharnierbaar met elkaar verbonden stangen, van welke één scharnierbaar is verbonden met het gestel en de ander scharnierbaar met een steun voor de as van het wiel.
Conform een verder aspect van de uitvinding is het gestel aan de omtrekszijde tegenover de nabij en parallel aan de as van het wiel gelegen omtrekszijde, ten behoeve van de koppeling met een trekker, voorzien van een uit twee ten opzichte van elkaar scharnierbare delen bestaande dissel, waarvan het ene deel binnen de omtrek van het gestel vast aan het gestel is aangebracht en het andere deel in de bedrijfsstand van de machine binnen de omtrek van het gestel en in de transportstand overwegend buiten de omtrek van het gestel brengbaar en vergrendelbaar is. Een dergelijke constructie heeft als voordeel dat de dissel binnen de omtrek van het gestel zo dicht mogelijk tegen een uiteinde opgesteld kan zijn, zodat tijdens bedrijf voldoende tegenwicht ontstaat ten opzichte van de zijde waarvan het wielstel is aangebracht. Dit bevordert de gelijkmatige werking van de machine. Om een dergelijke constructie te kunnen realiseren, is de scharnieras van de dissel althans ongeveer horizontaal gericht en is ongeveer loodrecht hieronder een vergrendel-voorziening voor het ten opzichte van elkaar vergrendelen van de disseldelen aangebracht.
Bovengenoemde constructieaspecten kunnen in het bijzonder op gunstige wijze worden toegepast wanneer de machine een rotorkopeg met een geheel gestel is en is voorzien van rotoren met tanden. Conform de uitvinding zijn de genoemde constructies in het bijzonder geschikt voor machines groter dan ongeveer 5 meter en bij voorkeur 6 meter. Hierbij omvat het gestel een bok voor de aankoppeling aan een trekker en schoorbalken die elk overwegend dwars op de rijrichting tijdens bedrijf tussen de bok en een uiteinde van het gestel zijn aangebracht, waarbij de dissel, de verstelcilinder en het scharnierpunt voor een steun van een wielas aan een schoorbalk zijn aangebracht. Tevens kan de machine zijn voorzien van een rol en kan de machine gecombineerd zijn met een zaaiinrichting.
In het bijzonder is de machine, in de transportstand, ter weerszijden van een zwaartepuntsvlak in de breedterichting van de machine, door één of meer wielen ondersteund. Weer een ander aspect van de machine houdt in dat de scharnieras voor de steunen, gemeten in een richting dwars op de voortbewegingsrichting tijdens bedrijf, buiten de draaicirkel van een buitenste rotortand, doch binnen het werkbereik van de machine is gelegen. Verder is het volgens de uitvinding mogelijk dat het van het wiel afgekeerde uiteinde van een steun kan samenwerken met een grendelelement aan het gestel. Tevens is de verstelcilinder voorzien van een grendelelement dat kan aangrijpen op een complementair grendelelement aan één der stangen, waarmee de zuigerstang van de verstelcilinder is verbonden. Hierbij kan een grendelelement vanuit de bestuurdersplaats van een met de machine gekoppelde trekker uit zijn vergrendelende positie worden gesteld. Een gunstig detail van de constructie betreft het feit dat de verstelcilinder en de steunen via een draagconstructie aan het gestel zijn verbonden. Deze draagconstructie bestaat uit een driehoekig raamwerk en is bevestigd aan een schoor. Volgens weer een ander detail is ten minste één wiel buiten het zwaartepunt van de rol opgesteld.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen. i Figuur 1 is een vooraanzicht van de machine volgens de uitvinding;
Figuur 2 is een bovenaanzicht volgens de pijl II in Figuur 1;
Figuur 3 is, op grotere schaal, een deel van de i machine volgens de pijl III in Figuur 2;
Figuur 4 is een bovenaanzicht volgens de pijl IV in Figuur 3.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvin-i ding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont in een vooraanzicht een rotorkopeg met een gestel 1 dat een kokervormige gestelbalk 2 en in het midden daarvan een bok 3 en schoorbalken 4 omvat. De schoorbalken 4 strekken zich in de breedte, dat wil zeggen dwars op de voortbewegingsrichting A tijdens bedrijf, uit tussen de bok 3 en een uiteinde van de machine en hebben een hoogte van 10, en een breedte van 20 cm. Aan de uiteinden is de kopeg voorzien van delen van een inrichting, met behulp waarvan de machine in de breedterichting B getransporteerd kan worden. De rotorkopeg is zes meter breed en omvat van tanden 5 voorziene grondbewerkingsorganen 6 die elk via een opwaarts gerichte as 7 in de kokervormige gestelbalk 2 zijn gelegerd en die via over de assen 7 aangebrachte tandwielen in de gestelbalk 2, in aandrijvende verbinding met elkaar staan. Ongeveer in het midden van het gesteldeel 2, tussen de poten 8 van de bok 3, is een tandwielkast 10 aangebracht, aan de voorkant waarvan een asstomp 11 uitsteekt voor de verbinding met de aftakas van een trekker. De aandrijving vanaf een trekker wordt in de tandwielkast 10 via conische tandwielen op het verlengde van de as van één van de grondbewerkingsorganen overgebracht.
De gestelbalk 2 voor de tandwielen bestaat uit een onderste deel dat in dwarsdoorsnede trogvormig is en een bovenste deel dat dienst doet als deksel. Gezien in dwarsdoorsnede, zijn de opstaande wanden van het trogvormig deel aan de bovenzijde voorzien van een horizontaal omgezet deel, via welk deel het deksel en het trogvormig deel aan elkaar geschroefd zijn. Meer naar buiten toe, nog steeds in dwarsdoorsnede, zijn zowel het deksel als het trogvormig deel van de bak voorzien van een verticaal omgezette rand 12. Deze omzetting vormt een versteviging tegen doorbuigen van de gestelbalk 2. De bok 3 is voorzien van drie paren lippen voor de aankoppeling met de driepuntshefinrichting van een trekker. De bok 3 is opgebouwd met een tweetal op afstand van elkaar opgestelde poten 8, gevormd uit omgezet plaatstaal, waarvan de buitenzijde verticaal verloopt en waarvan de onderzijde in de voortbewegingsrichting A over de gehele gestelbalk 2 is uitgestrekt. Van de achterzijde van de gestelbalk 2 verlopen de poten 8 schuin naar boven en naar voren. Aan hun bovenzijde zijn de poten 8 verbonden via een topbalk 14. De schoren 4 zijn, via een plaat 16 die tegen het kopse eind van een schoor 4 is gelast, tegen de bovenzijde van de poten 8 juist onder de topbalk 14 geschroefd. Aan de buitenste, dat wil zeggen de van de bok 4 afgekeerde, kop-einden zijn de schoren 4 elk voorzien van een verticaal en in de rijrichting vastgelaste plaat 17 die met een omgebogen deel op de gestelbalk 2 is vastgeschroefd. Gerekend van buiten naar binnen toe, is even voorbij de as van de vijfde 1 rotor, oftewel ongeveer 115 cm vanaf het uiteinde van de gestelbalk 2, in de voortbewegingsrichting A, een verticale plaatvormige steun 18 tussen een schoor 4 en de gestelbalk 2 bevestigd. De steun 18 omgeeft de voor- en achterzijden van een schoorbalk 4 en strekt zich aan zijn onderzijde geheel i over de gestelbalk uit. Het opstaande deel van de plaat 17 aan het buitenste kopse eind van een schoor 4, loopt vanaf de voorzijde van de machine, dat wil zeggen de zijde met de lippen voor de koppeling met een trekker, naar achteren toe op en is aan de achterzijde met het bovenste uiteinde verbon-l den met een omgezet deel van een uiteindeplaat 26 die de kokervormige gestelbalk 2 afsluit. De horizontale afstand tussen beide platen 17, 20 bedraagt ongeveer 1 cm, oftewel de dikte van een plaat waaruit de armen 21 voor een rol 22 die aan de achterzijde van het gestel is aangebracht, zijn i gemaakt. De armen 21 zijn elk aan de voorzijde van de gestelbalk 2 via een horizontaal en dwars op de voortbewegingsrichting A aangebrachte bout 23 scharnierbaar met een uiteindeplaat 20 verbonden. De beweging van een arm 21 wordt aldus geleid door de uiteindeplaat 20 en het opstaande deel ) van de kopeindeplaat 17 van de schoor 4. Aan zijn achterzijde is een arm 21 op bekende wijze verbonden met een zogenoemde pakkerrol 22, welke is voorzien van een drager 24 met afschrapers voor het schoonhouden van de rol. De rol 22 is in de onderhavige uitvoering opgebouwd uit twee delen, waarvan 5 de naar elkaar toegekeerde uiteinden nabij één van de poten 8 van de bok wordt ondersteund door een tussenarm 25 die op gelijksoortige manier als de armen aan de uiteinden van de gestelbalk 2 scharnierbaar is. De tussenarm is in op zichzelf bekende wijze voorzien van een floating-constructie in de vorm van een aan de bok 8 bevestigde geleidingsarm 26, waarin een sleufgat is voorzien, en welke de tussenarm 25 ongeveer halverwege zijn lengte aangrijpt. Aan elk uiteinde van het gestel is, in op zichzelf bekende wijze, een grond-geleidingsplaat 27 aangebracht.
Het deel van de transportinrichting waarin wielen zijn voorzien is opgebouwd rond een driehoekig freem 28, waarvan de basis horizontaal en parallel aan de voort-bewegingsrichting A verloopt en waarvan een andere zijde zich in de transportrichting B onder een hoek met een horizontaal boven het gestel 1 bevindt. Het freem 28 is via twee verticale en in de rijrichting A opgestelde steunplaten 29, 30 met het gestel verbonden. De steun 29 aan de binnenzijde is tegen de steun 18 tussen schoorbalk 4 en de kokervormige gestelbalk 2 geschroefd. De buitenste steun 30 voor het freem 28 is vastgeschroefd aan een tweetal lippen 31 aan de voor- en achterzijde van de schoorbalk 4. De bovenzijde van de plaat 30 reikt in hoogte tot de bovenkant van het freem 28 en strekt zich in de rijrichting van de in de transportrichting B opgestelde freembalk tot de schuine freembalk uit. Deze constructie kan voldoende krachten opnemen om breuk door torsie om een in de transportrichting B gerichte as te voorkomen. In bovenaanzicht gezien, grenzend aan het uiteinde van het gestel 1, is het draagfreem 28 voorzien van asstompen 33 die in de voortbewegingsrichting A zijn gericht. Om de asstompen 33 is een paar steunen 34 voor een asdrager 35 met wielen 36 aangebracht. De steunen 34 zijn aan het uiteinde met de asdrager voorzien van een vierkante opening, waardoorheen de asdrager 35, in de vorm van een vierkante balk, is gevoerd. De wielen 36 zijn aan de uiteinden van de asdrager 35 gemonteerd. Het geheel van steunen 34 voor de wielen, asdrager 35 en wielen 36, kan hydraulisch om de asstompen 33 worden bewogen met behulp van een hydraulische verstel-cilinder 38 die aan de bovenkant tegen de in de transportrichting B gerichte balk 40 van het freem 28 is aangebracht. De zuigerstang 41 van de cilinder 40 grijpt aan op een schar-nieras 42 die een stelsel van twee stangen 43, 44 met elkaar verbindt. De scharnieras 42 is in de transportstand, gezien in vooraanzicht zoals in figuur 1, aan de buitenzijde van de scharnierassen 37 is geplaatst. Eén staaf 43 van het stelsel is via een in de voortbewegingsrichting A opgestelde scharnieras 46 met het freem 28 verbonden en de andere staaf grijpt, op ongeveer 1/5 van de afstand tussen de scharnieras 37 en het hart van de wielen 35, aan op een as 37 die aan een zijde wordt ondersteund door een steun 34 voor de wielen 35 en aan de andere zijde door een lip die is aangebracht op een verbindingsbalk 39 tussen de steunen 34. Door een dergelijke constructie is het mogelijk dat de steunen 34 voor de wielen 35 over meer dan 180° gescharnierd worden, zodat de as met wielen zo ver mogelijk naar het centrum van de machine toe in een bedrijfsstand geplaatst kan worden. Dit is gunstig voor de gewichtsverdeling van de kopeg tijdens bedrijf. Een dergelijke constructie maakt het ook mogelijk de wielen 35 zover naar binnen te verstellen, dat deze althans voor het grootste deel aan de binnenzijde van een zich verticaal en in de rijrichting A uitstrekkend vlak kunnen worden opgesteld. In de onderhavige, in de figuren weergegeven, uitvoering echter, is de lengte van de zuigerstang 41 zo gekozen, dat de wielen 35 ten behoeve van de bedrijfsstand niet verder verzwenkt kunnen worden dan de positie waarbij de wielen loodrecht boven de positie tijdens transport verkeren. Dit heeft het voordeel dat de machine sneller vanuit de transportstand in de bedrijfsstand kan komen.
Ten behoeve van de vergrendeling van de steunen 34 van de wielen 35 in een transportpositie is op de scharnieras 46, waarmee de binnenste staaf 43 met het freem 28 is verbonden, is verder een grendelhaak 47 voorzien. Bij het in de transportstand brengen van de wielen 35 valt de grendelhaak 47 over een pal 48 die is aangebracht aan de voorkant van de voorste steun voor de transportwielen 35 en nabij het vrije uiteinde daarvan. De vergrendelhaak 48 kan vanaf de bestuurdersplaats op de trekker worden gelicht met behulp van een koord, dat via de bok verloopt en met de vergrendelhaak 47 is verbonden. De steunen 34 voor de wielen kunnen op soortgelijke manier in de bedrijfsstand vergrendeld en ontgrendeld worden. Hiertoe zijn aan het buitenste uiteinde van de verstelcilinder 38 aan de voor- en achterzijde, eveneens scharnierbaar, vergrendelhaken 49 aangebracht. Deze zijn via een stang 50 die over de bovenzijde van de cilinder 38 heen-reikt met elkaar verbonden. Door een dergelijke constructie wordt voorkomen dat een vergrendelhaak 49 in verticale positie komt te verkeren.
Het deel van de transportinrichting aan het uiteinde tegenover het uiteinde met de transportwielen voorziet in een uit twee, ten opzichte van elkaar opklapbare delen 53, 54 bestaande dissel 52. Een binnenste deel 53, bestaande uit een holle balk met opstaand rechthoeksprofiel, is via steun-platen 55, 56 vast met het gestel 1 verbonden. Hiertoe is een buitenste, opwaarts en in de voortbewegingsrichting A gerichte steunplaat 55 tegen lippen 31, die aan de voor- en achterzijde van een schoor 4 zijn aangebracht, vastgeschroefd. Een binnenste steunplaat 56 is op soortgelijke manier vastgeschroefd tegen de steunplaten 18 tussen schoorbalk 4 en kokervormige gestelbalk 2. Aan zijn buitenste uiteinde is het vaste deel 53 van de dissel 52 voorzien van een gaffel 57. Aan de binnenzijde hiervan is passend een gaffel 58 van het buitenste disseldeel 54 aangebracht. Bovenin beide gaffels 57, 58 bevinden zich openingen, waardoorheen een scharnieras 59 is geleid. Aan de onderzijde van de gaffels bevinden zich eveneens openingen, waardoorheen een pen 60 voor het ten opzichte van elkaar vastzetten van de disseldelen 53, 54 kan worden gevoerd. Beide gaffels 57, 58 bevinden zich, gezien in bovenaanzicht, binnen de omtrek van de kokervormige gestelbalk 2. Het buitenste disseldeel 54 bestaat verder uit een balk die in omvang geringer is dan de binnenste disselbalk en die in de transportstand in het verlengde van de binnenste disselbalk is opgesteld. Aan het uiteinde van de buitenste disselbalk is een verticaal gerichte holle balk 61 met vierkantsprofiel voorzien, in welke balk een met behulp van een schroefspindel 62 verschuifbare steun met een voetstuk 64 is aangebracht. Aan de onderzijde van de verticale balk is een oog 65 aangebracht, met behulp waarvan de eg aan de haak van een trekker gekoppeld kan worden. Bij het aankoppelen kan de hoogte van het oog 65 door het verdraaien van de spindel ingesteld worden. Ten behoeve van de bedrijfsstand kunnen de gaffels 57, 58 van hun vergrendeling ontdaan worden en wordt het buitenste disseldeel 54 bovenop het binnenste disseldeel 53 geklapt. Een dergelijke constructie van de dissel heeft als voordeel dat het gewicht van het deel van de transportinrichting aan het andere uiteinde van de kopeg enigszins gecompenseerd wordt, zodat de kopeg tijdens bedrijf beter in balans is.
In verband met een goede gewichtsverdeling en een stabiel rijgedrag bij transport is één van de wielen 35 althans voor het grootste deel buiten de hartlijn van de rol 22 opgesteld. Verder zijn aan de achterzijde van de bok 3 voorzieningen aanwezig waarmede een tweede werktuig, zoals een zaaiinrichting, met de machine gekoppeld kan worden. Als gevolg hiervan is het noodzakelijk dat de transportwielen 35 tijdens transport zo opgesteld zijn dat deze zich niet aan de binnenzijde van een denkbeeldig zich verticaal en in de rijrichting A uitstrekkend raakvlak V in de met de omtrek van het gestel 1 bevinden. Daarentegen is het tijdens bedrijf, met name in verband met eventuele obstakels aan de randen van een perceel, van voordeel dat de transportwielen niet of zo min mogelijk buiten dit vlak V steken.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande, doch betreft tevens alle details van de figuren, al of niet beschreven.

Claims (19)

1. Grondbewerkingsmachine met een aan een trekker koppelbaar gestel, vóórzien van een as met ten minste één wiel, welke as via één of meer steunen die via een schar-nieras met het gestel zijn verbonden, in de transportstand van de machine, gezien in bovenaanzicht, althans voor het grootste deel aan de buitenzijde van een denkbeeldig, verticaal en in de voortbewegingsrichting uitstrekkend, raakvlak met de omtrek van het gestel is opgesteld, met het kenmerk, dat de machine is voorzien van een verstelcilinder, werkzaam tussen het gestel en één of meer van de genoemde steunen, met welke verstelcilinder het transportwiel ten behoeve van de bedrijfsstand, van de machine om de scharnieras verzwenkbaar is.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een transportwiel ten behoeve van een bedrijfsstand verzwenkbaar is naar en vastzetbaar is op een hoogte boven de onderste grens van het gestel.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een wiel althans voor het grootste deel aan de binnenzijde van het raakvlak kan worden opgesteld.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat de transportas over 180°om de scharnieras waarmee een steun ten opzichte van het gestel kan scharnieren, verzwenkbaar is.
5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een van de uiteinden van de verstelcilinder is verbonden met één van twee scharnierbaar met elkaar verbonden stangen, van welke één scharnierbaar is verbonden met het gestel en de ander scharnierbaar met een steun voor de as voor het wiel.
6. Grondbewerkingsmachine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel aan de omtreks-zijde tegenover de nabij en parallel aan de transportas gelegen omtrekzijde, ten behoeve van de koppeling met een trekker, is voorzien van een uit twee ten opzichte van elkaar scharnierbare delen bestaande dissel, waarvan het ene deel binnen de omtrek van het gestel vast aan het gestel is aangebracht en het andere deel in de bedrijfsstand van de machine binnen de omtrek van het gestel en in de transportstand overwegend buiten de omtrek van het gestel brengbaar en vergrendelbaar is.
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de scharnieras althans ongeveer horizontaal is gericht en dat het ongeveer loodrecht hieronder een ver-grendelvoorziening voor het ten opzichte van elkaar vergrendelen van de disseldelen is aangebracht.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een kopeg met een geheel gestel is, en is voorzien van rotoren met tanden.
9. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de werkbreedte van de machine groter is dan ongeveer 5 meter en bij voorkeur 6 meter is.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel een bok voor de aankoppeling aan een trekker omvat en schoorbalken die elk overwegend dwars op de rijrichting tijdens bedrijf tussen de bok en een uiteinde van het gestel zijn aangebracht, waarbij de dissel, de verstelcilinder en het scharnierpunt voor een steun van een transportas aan een schoorbalk zijn aangebracht .
11. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine kan zijn voorzien van een rol en kan zijn gecombineerd met een zaaiinrichting.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine in de transportstand, ter weerszijden van een zwaartepuntsvlak in de breedterichting van de machine, door één of meer wielen wordt ondersteund.
13. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 8-12, met het kenmerk, dat de scharnieras voor de steunen, gemeten in een richting dwars op de voortbewegingsrichting, tijdens bedrijf buiten de draaicirkel van een buitenste rotortand, doch binnen het werkbereik van de machine is gelegen.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het van het wiel afgekeerde uiteinde van een steun kan samenwerken met een grendelelement aan het gestel.
15. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelcilinder is voorzien van een grendelelement, dat kan aangrijpen op een complementair grondelelement aan een der stangen waarmee de zuigerstang van de verstelcilinder is verbonden.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een grendelelement vanuit de bestuurdersplaats van een met de machine gekoppelde trekker uit zijn vergrendelende positie kan worden gesteld.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelcilinder en de steunen via een draagconstructie aan het gestel zijn verbonden.
18. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de draagconstructie uit een driehoekig raamwerk bestaat en is bevestigd aan een schoor.
19. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één wiel buiten het zwaartepunt van de rol is opgesteld.
NL9101968A 1991-11-22 1991-11-22 Grondbewerkingsmachine. NL9101968A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101968A NL9101968A (nl) 1991-11-22 1991-11-22 Grondbewerkingsmachine.
DE1992620331 DE69220331T2 (de) 1991-11-22 1992-11-19 Bodenbearbeitungsmaschine
EP19920203554 EP0543464B1 (en) 1991-11-22 1992-11-19 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9101968 1991-11-22
NL9101968A NL9101968A (nl) 1991-11-22 1991-11-22 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9101968A true NL9101968A (nl) 1993-06-16

Family

ID=19859956

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9101968A NL9101968A (nl) 1991-11-22 1991-11-22 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0543464B1 (nl)
DE (1) DE69220331T2 (nl)
NL (1) NL9101968A (nl)

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK143121C (da) * 1978-12-12 1981-12-14 Kongskilde Koncernselskab As Redskabsbom,navnlig til landbrugsformaal
EP0094442B1 (de) * 1982-05-15 1986-07-23 Rabewerk Heinrich Clausing Bodenbearbeitungsmaschine für die Ankupplung an einen Schlepper
IT8253775V0 (it) * 1982-10-11 1982-10-11 Sacef Dei F Lli Avignone S N C Erpice combinato a denti vibranti e rulli sminuzzatori
DE3538601A1 (de) * 1985-10-30 1987-05-07 Amazonen Werke Dreyer H Saemaschine mit einer langfahrvorrichtung
NL8700200A (nl) * 1987-01-28 1988-08-16 Zijlstra & Bolhuis Bv Grondontsmettingsmachine.
EP0350513B1 (de) * 1988-07-09 1992-02-26 Rabewerk GmbH + Co. Bodenbearbeitungsmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
EP0543464A1 (en) 1993-05-26
EP0543464B1 (en) 1997-06-11
DE69220331D1 (de) 1997-07-17
DE69220331T2 (de) 1998-01-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
US4576238A (en) Folding outrigger attachment for farm implements
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
NL8204705A (nl) Grondbewerkingsrol.
NL9001873A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8002233A (nl) Aan een trekker te bevestigen inrichting voor het losmaken van grond.
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9101968A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL193084C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204382A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8302688A (nl) Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203892A (nl) Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.
NL9200062A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8201055A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8303042A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203978A (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine met een tweede machine, bijvoorbeeld een zaaimachine.
NL8201807A (nl) Aanbouwbok voor driepuntshefinrichting van een trekker.
EP0264987A1 (en) Soil cultivating machines
NL9101330A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed