NL9001843A - Werkwijze voor het vervaardigen van een continuuem van etiketten. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten en meer in het bijzonder op een etiketplakinrichting, die op een automatische wijze een continuüm van etiketten, die voorlopig en losneembaar met een bepaalde interval in de lengterichting van een bandvormig vrijgeefvelmateriaal zijn vastgeplakt, aflevert, de etiketten van het vrijgeef-materiaal vrijgeeft en deze aan het voorwerp vastplakt.

Fig. 4 is een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van conventionele etiketten en fig. 5 is een ter illustratie gegeven afbeelding, welk een voorbeeld toont van een continuüm van etiketten, vervaardigd door de conventionele methode voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten, weergegeven in fig. 4. Wanneer een bandvormig vrijgeefvelmateriaal 3 met etiketten 1, welke daaraan voorlopig zijn vastgeplakt door middel van een hechtlaag 2, die aan de achterzijde van elk etiket is gevormd, wordt dit etiket 1 bijvoorbeeld gevormd door onbewerkt etiketteerpapier in de juiste vorm te ponsen door een stempelponsmethode onder gebruik van een ponsinrichting 4, zoals een stempelrol.

Het overschot 5 van het uitgeponste onbewerkte etiketteerpapier wordt op een afvalwikkelklos 6 gewikkeld en de vereiste etiketten 1 worden slechts voorlopig op het vrijgeefmateriaal 3 vastgeplakt. Het continuüm van etiketten, dat op deze wijze wordt vervaardigd, wordt door een wikkelrol 7 opnieuw opgewikkeld en laag voor laag op een (niet afgebeelde) automatische etiketplakinrichting gewikkeld.

In het continuüm van etiketten, vervaardigd overeenkomstig een dergelijke conventionele methode, bevindt de geponste groef 8, welke derhalve door de ponsinrichting 4 wordt gevormd, zich onder het oppervlak van de vrijgeef-laag van het vrijgeefvelmateriaal 3 en, als aangegeven in fig. 4, wordt een etiketuitponsindrukking 9 gevormd. Wanneer derhalve dit continuüm van conventionele etiketten wordt gebruikt bij een automatische etiketplakinrichting (niet afgebeeld), wordt het etiket normaliter niet afgestroopt en wordt dikwijls het vrijgeefvelmateriaal 3 laag voor laag vanuit het vrijgeefvelmateriaal 3 aan een trekkracht onderworpen en wordt de uitponsindrukking 9 van het etiket verbroken en afgescheurd, waardoor moeilijkheden ontstaan.

Een voornaam doel van de uitvinding is derhalve het verschaffen van een werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten, dat kan worden afgestroopt zonder dat het vrijgeefvel wordt verbroken of afgescheurd.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen voor een continuüm van etiketten, waarbij uit een hoofdvlak naar het andere hoofdvlak een ponsstap plaatsvindt, het etiketmateriaalpapier en het vrijgeefvelmateriaal zich in het grensvlak tussen de hechtlaag en het vrijgeefvelmateriaal scheiden, het vrijgeefvelmateriaal voorlopig opnieuw aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier en het vrijgeefvelmateriaal wordt vastgeplakt en de onnodige delen van het etiketmateriaalpapier van de etiketten worden gescheiden .

Volgens de uitvinding wordt, aangezien bijvoorbeeld na het uitponsen van een etiketmateriaalpapier in een bepaalde etiketvorm, nog een vrijgeefvelmateriaal voorlopig aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier gehecht, in plaats van een vrijgeefvelmateriaal, waardoor een continuüm van etiketten kan worden vervaardigd, waarbij in het vrijgeefvelmateriaal geen ponsindrukking wordt gevormd. Derhalve bestaat bij het vervaardigde continuüm van etiketten bijvoorbeeld geen kans, dat het vrijgeefvelmateriaal bij de uitponsindrukking wordt verbroken en afscheurt zelfs wanneer het continuüm van etiketten wordt toegevoerd aan een automatische etiketplakinrichting, waardoor derhalve elke moeilijkheid wordt uitgesloten.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. IA een ter illustratie gegeven aanzicht van een voorbeeld van een inrichting voor het uitvoeren van een vervaardigingsmethode volgens de uitvinding, en fig. 1B een ter illustratie gegeven doorsnede, welke de essentiële onderdelen daarvan toont; fig. 2 een ter illustratie gegeven doorsnede, welke een continuüm van etiketten toont, vervaardigd met de in fig. IA afgeheelde vervaardigingsinrichting; fig. 3 een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een vervaardigingsinrichting voor het uitvoeren van een ander vervaardigingsmethode volgens de uitvinding; fig. 4 een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een conventionele methode voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten, waarop de uitvinding is gebaseerd; en fig. 5 een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een continuüm van etiketten, vervaardigd door een conventionele methode volgens fig. 4.

Fig. IA is een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een vervaardigingsinrichting voor het uitvoeren van een vervaardigingsmethode volgens de uitvinding en fig. 1B is een ter illustratie gegeven doorsnede van de essentiële delen van deze inrichting.

Fig. 2 is een ter illustratie gegeven doorsnede van het continuüm van etiketten, vervaardigd onder gebruik van de in fig. IA afgeheelde vervaardigingsinrichting.

Het continuüm van etiketten 10 omvat een bandvormig vrijgeefbasispapier 13 als vrijgeefvelpapier en op een hoofdvlak van het vrijgeefbasispapier 13 zijn etiketten 16 voorlopig vanstgeplakt door middel van steeds een hecht-middellaag, die op de achterzijde daarvan is gevormd.

Het vrijgeefbasispapier 13 omvat bijvoorbeeld een bandvormig velmateriaal, zoals papier en kunsthars en op het oppervlak van het velmateriaal is een laag van een vrijgeefmiddel, als siliconen gevormd. Derhalve wordt het etiket 14 voorlopig en losneembaar aan het vrijgeefbasispapier 13 geplakt.

Hierna volgt een toelichting op een voorbeeld van de werkwijze voor het vervaardigen van het continuüm van etiketten 10 onder verwijzing naar een in fig. IA afgeheeld typerende vervaardigingsinrichting.

Eerst wordt voorzien in een laminaat, gevormd door het voorlopig vastplakken van een bandvormig etiket-materiaal papier 14A als het materiaal van het etiket 14 aan het hoofdvlak van de vrijgeefmiddellaagzijde van het bandvormige vrijgeefbasispapier 12 door middel van de hecht-middellaag 16, gevormd door drukken of bekleden van een bijvoorbeeld drukgevoelig hechtmiddel en deze laminaat wordt op een vasthoudrol 52 van een inrichting 50 gewikkeld en daarna achtereenvolgens afgevoerd naar de vervaardigings-post voor een continuüm van etiketten.

Deze inrichting 50 omvat een vasthoudrol 52 om de genoemde laminaat in rolvorm vast te houden. Van de laminaat van etiketmateriaalpapier 14A en het vrijgeefbasispapier 12, vastgehouden door de vasthoudrol 52, wordt een uiteinde afgewikkeld en het afgewikkelde uiteinde wordt daarna toegevoerd aan de etiketponsinrichting 54.

Deze etiketponsinrichting 54 dient voor het ponsen van etiketten met een voorafbepaalde vorm uit het etiketmateriaalpapier 14A en het oppervlak daarvan omvat een stempelrol 56 met een snijrand langs de contour van het etiket 14, dat in het oppervlak daarvan is gevormd. Na ponsen in de voorafbepaalde etiketvorm door deze stempelrol 56 wordt deze laminaat, als aangegeven in fig. 1B, door een stempelgroef 32 gesplitst in etiketten 14 en ponsafval 30 (onnodige gedeelten van het etiketmateriaalpapier 14 verschillende van de uitgeponste etiketten).

Het laminaat met het etiketmateriaalpapier 14a, dat door de etiketponsinrichting in voorafbepaalde etiket-vorm is uitgeponst, wordt toegevoerd aan een scheidings-plaat 58.

Deze scheidingsplaat 58 dient om het geponste etiketmateriaalpapier 14a en vrijgeefbasispapier 12 van elkaar te scheiden in het grensvlak tussen de hechtmiddel-laag 16 en het vrijgeefbasispapier 12. De plaat is zodanig opgesteld, dat het in horizontale overdrachtsrichting bewogen vrijgeefbasispapier 12 door deze scheidingsplaat 58 plotseling wordt omgekeerd en in tegengestelde richting wordt afgevoerd, waarbij het vrijgeefbasispapier 12 en het etiketmateriaalpapier 14a daardoor van elkaar worden gescheiden en slechts het etiketmateriaalpapier 14a ten gevolge van de stijfheid daarvan zich voorwaarts beweegt.

Het door de scheidingsplaat 58 afgestroopte vrijgeef-basispapier 12 wordt door een wikkelrol 60 opgewikkeld.

Ondertussen wordt het afzonderlijk gereedgemaakte bandvormige vrijgeefbasispapier 13 in rolvorm vastgehouden door nog een vasthoudrol 62. Van het door deze vasthoudrol 62 vastgehouden vrijgeefbasispapier 13 wordt een uiteinde afgewikkeld en dit afgewikkelde uiteinde wordt toegevoerd aan een tijdelijke- plakplaat 64. Door deze tijdelijke-plakplaat 64 wordt het uitgeponste etiketmateriaalpapier 14a, dat zich direkt uit de scheidingsplaat 58 met de bijbehorende hechtmiddellaag 16 beweegt, tijdelijk aan het vrijgeefbasispapier 13 geplakt.

Het interval tussen de scheidingsplaat 58 en de tijdelijke- plakplaat 64 is kleiner dan de lengte van het etiket 14 in de voortbewegingsrichting daarvan.

Het ponsafval 30 van de etiketbasisplaat 14a van het uitgeponste etiketmateriaalpapier 14a (de onnodige delen van het etiketmateriaalpapier 14a verschillende van de uitgeponste etiketten), wordt, als aangegeven in fig. la, opgewikkeld door een afvalverwijderingsrol 68, terwijl de etiketten 14 voorlopig aan het vrijgeefbasis-papier 13 worden geplakt door de drukrol 66, welke zodanig met de tijdelijke- plakplaat 64 samenwerkt, dat slechts de vereiste etiketten 14 voorlopig aan het vrijgeefbasis-papier 13 wordt geplakt- Het op deze wijze gevormde continuüm aan etiketten 10 wordt door een wikkelrol 70 in rolvorm opgewikkeld.

Bij het op deze wijze vervaardigde continuüm aan etiketten 10 bestaat er geen gevaar, dat in het vrijgeef-basispapier 13 een uitponsindrukking wordt gevormd, zoals bijvoorbeeld is aangegeven in fig. 4. Derhalve kunnen de etiketten van het vrijgeefbasispapier worden afgestroopt zonder dat er gevaar bestaat, dat het vrijgeefbasispapier 13 inscheurt of wordt afgescheurd.

Fig. 3 is een ter illustratie gegeven afbeelding van een voorbeeld van een vervaardigingsinrichting voor het uitvoeren van een andere vervaardigingsmethode volgens de uitvinding, en fig. 4 is een ter illustratie gegeven doorsnede van een continuüm van etiketten, vervaardigd onder gebruik van de in fig. 3 afgeheelde vervaardigingsinrichting.

Dit continuüm aan etiketten 110 omvat een vrijgeef-basispapier 112 als een bandvormig vrijgeefvelpapier en op een hoofdvlak van dit vrijgeefbasispapier 112 zijn etiketten 114 met een aan de achterzijde van elk van deze etiketten gevormd hechtmiddellaag 116 in longitudinale richting met een bepaald interval tijdelijk vastgeplakt.

Het vrijgeefbasispapier 112 kan bestaan uit een bandvormig velmateriaal van bijvoorbeeld papier en kunsthars. Elk etiket 114 wordt voorlopig en losneembaar aan het vrijgeefbasispapier 112 geplakt.

Thans zal een voorbeeld van een werkwijze voor het vervaardigen van het continuüm van etiketten 110 worden beschreven onder verwijzing naar een typerende in fig. 3 afgebeelde vervaardigingsinrichting.

Eerst wordt voorzien in een laminaat, verkregen door het voorlopig vastplakken van een bandvormig etiket-materiaalpapier 114a, waaruit de etiketten 114 zijn uitgeponst, aan het aan de hechtmiddellaagzijde gelegen hoofdvlak van het bandvormige vrijgeefbasispapier 112a door middel van de hechtlaag 116, bijvoorbeeld gevormd door het opdrukken of bekleden met een drukgevoelig hechtmiddel, waarbij deze laminaat op een vasthoudrol 152 van de inrichting 150 wordt gewikkeld en daarna wordt afgewikkeld en naar een post voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten wordt gezonden.

Deze inrichting 150 omvat een vasthoudrol 152 om de genoemde laminaat in rolvorm vast te houden. Van het laminaat van het etiketmateriaalpapier 114a en het vrijgeef-basispapier 112, vastgehouden door de vasthoudrol, wordt een uiteinde afgewikkeld en het afgewikkelde uiteinde wordt aan de scheidingsplaat 154 toegevoerd. Deze scheidings-plaat 154 dient om het etiketmateriaalpapier 114a en het vrijgeefbasispapier 112 van elkaar te scheiden bij het grensvlak (de grenslijn tussen de hechtmiddellaag 116 en het vrijgeefbasispapier 112. De plaat is zodanig opgesteld, dat wanneer het vrijgeefbasispapier 112 in de horizontale overdrachtsrichting wordt bewogen, dit papier plotseling door de scheidingsplaat 154 wordt omgekeerd teneinde in tegengestelde richting te worden weggetrokken, waarbij het vrijgeefbasispapier 112 en het etiketmateriaal 114a van elkaar worden gecheiden en slechts het etiketmateriaalpapier 114a zich langs een rechte lijn voortbeweegt ten gevolge van de stijfheid daarvan.

Het etiketmateriaalpapier 114a, dat zich volgens een rechte lijn uit de bovengenoemde scheidingsplaat 154 in de ' voortglijdingsrichting voortbeweegt wordt continu aan de etiketponsinrichting 156 toegevoerd. Deze etiket-ponsinrichting 156 dient om de voorafbepaalde vorm van etiketten uit het etiketmateriaalpapier 114a te ponsen en omvat een planaire, zgn. stempelsnijder 157 met in het oppervlak daarvan een snijrand die aan de contour van een bepaald etiket is aangepast. Onder deze stempelsnijder 157 bevindt zich een geleidingsplaat 158.

Op het oppervlak van deze geleidingsplaat 158 (het oppervlak, dat in aanraking is met het oppervlak van de hechtmiddellaag 116 van het etiketmateriaalpapier 114a) wordt een vrijgeef-laag gevormd door deze te bekleden met een vrijgeefmateriaal, zoals een vrijfgeefmiddel. Derhalve bestaat er zelfs indien het etiketbasispapier 114a zich over het oppervlak van deze geleidingsplaat 158 beweegt, geen kans, dat het etiketmateriaalpapier 114a met de bijbehorende hechtmiddellaag 116 daarvan aan de geleidingsplaat 158 blijft kleven. Etiketten met een voorafbepaalde vorm worden door deze stempelsnijder 156 uit het etiketmateriaalpapier 114a geponst. De etiketponsinrichting 156 kan ook bestaan uit een inrichting met een zgn. stempelrol, waarop een snijrand is gevormd.

Het laminaat met het etiketmateriaalpapier 114a waarbij etiketten met een voorafbepaalde vorm zijn uitgeponst door de etiketponsinrichting 156, wordt tussen een tijdelijke- herplakrol 156 en een drukrol 168 bewogen.

Ondertussen wordt van het vrijgeefbasispapier 112, dat door de scheidingsplaat 154 is afgestroopt, de bewegingsrichting omgezet door omzetrollen 162 en 164, en het vrijgeefbasispapier 112 waarvan de bewegingsrichting door de genoemde rollen 162 en 164 wordt omgezet, wordt weer in de oorpsronkelijke bewegingsrichting gebracht en voorlopig opnieuw aan het oppervlak van de hechtmiddellaag 116 van het etiketmateriaal 114a door de voorlopige-herplakrol 166 geplakt.

In dit geval dient het interval tussen de etiketponsinrichting 156 enerzijds en de voorlopige- herplakrol 166 en de drukrol 168 anderzijds kleiner te zijn dan de lengte van het etiket 114 in de voortbewegingsrichting daarvan. De in het etiketmateriaalpapier 114 door de etiketponsinrichting 156 gevormde etiketponsindrukking hecht zich tijdelijk tenzij het uitgesneden etiket 114 en het ponsafval (onnodige delen van het etiketmateriaalpapier 114 verschillende van de etiketten 114) volledig van elkaar worden gescheiden.

De etiketten 114 worden uit het etiketmateriaalpapier 114a uitgeponst en voorlopig aan het vrijgeefbasispapier 112 vastgeplakt door de drukrol 168, welke samenwerkt met de tijdelijke- herplakrol 166, terwijl de afval van het etiketmateriaalpapier 114a door de rol 170 wordt opgewikkeld en slechts het vereiste etiket 114 voorlopig opnieuw aan het vrijgeefbasispapier 112 wordt vastgeplakt.

Het op deze wijze gevormde continuüm van etiketten 110 wordt door een wikkelrol 172 in rolvorm gewikkeld en op een zodanige wijze vastgehouden, dat deze aan een (niet weergegeven) automatische etiketplakinrichting kan worden toegevoerd.

Claims (3)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten gekenmerkt door het voorlopig vastplakken van een etiketmateriaalpapier aan een vrijgeefvelmateriaal door middel van een hechtmiddellaag, het uitponsen van etiketten met een voorafbepaalde vorm uit het etiketmateriaalpapier vanuit een hoofdvlak naar het andere hoofdvlak, het van elkaar scheiden van het etiketmateriaalpapier en het vrijgeefvelmateriaal in het grensvlak tussen de hechtmiddellaag en het vrijgeefvelmateriaal·, het voorlopig opnieuw vastplakken van het vrijgeefvelmateriaal aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier, en het voorlopig opnieuw vastplakken van het vrijgeefvelmateriaal aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier, en het scheiden van onnodige delen van het etiketmateriaalpapier ten opzichte van uitgeponste etiketten.

2. Werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het scheiden een onderstap omvat waarbij het uitgeponste etiketmateriaalpapier en het vrijgeefvelmateriaal van elkaar worden gescheiden in het grensvlak tussen de hechtmiddellaag en het vrijgeefvelmateriaal en de voorlopige vastplakstap een onderstap omvat van het voorlopig vastplakken van nog een vrijgeefvelmateriaal aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier.

3. Werkwijze voor het vervaardigen van een continuüm van etiketten volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de ponsstap een onderstap omvat van het uit een hoofdvlak naar het andere uitponsen voor het verkrijgen van etiketten met een voorafbepaalde vorm door het etiketmateriaalpapier en het vrijgeefvelmateriaal van elkaar te scheiden in het grensvlak tussen de hechtmiddellaag en het vrijgeefvelmateriaal, en het voorlopig vastplakken een stap omvat, waarbij het vrijgeefvelmateriaal voorlopig opnieuw wordt vastgeplakt aan het uitgeponste etiketmateriaalpapier.