NL8902071A - Transportvoertuig met een containerlosinrichting. - Google Patents

Description

TRANSPORTVOERTUIG MET EEN CONTAINERLOSINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een transportvoertuig met een van een laadopening voorziene laadruimte en een container los inrichting, welke omvat een hefinrichting voor het opnemen van een container en het naar de laadopening opheffen daarvan, waarbij de hefinrichting een door een elektro-hydraulische besturingsinrichting bestuurde hydraulische aandrijving heeft.

Een voorbeeld van een dergelijk transportvoertuig is een algemeen bekende vuilnisophaalwagen. Huishoudelijk of bedrijfsafval wordt verzameld in containers, welke geregeld geledigd worden met behulp van een transportvoertuig zoals boven omschreven. De container wordt daarbij door de hefinrichting opgenomen en de inhoud daarvan wordt via de laadopening in de laadruimte van het transportvoertuig gebracht.

De hefinrichting vormt een potentieel gevaar voor de be-dieningspersonen en andere personen die zich in de buurt van het transportvoertuig bevinden, wanneer dit in bedrijf is voor het ledigen van containers. Onoplettende personen zouden door de hefinrichting gegrepen kunnen worden en door de laadopening in de laadruimte terecht kunnen komen. Hierbij treedt een zeer groot risico van ten minste ernstige verwonding op. In het bijzonder wanneer de containerlosinrichting automatisch functioneert, dat wil zeggen de bewegingscyclus van de hefinrichting automatisch afloopt nadat een startcommando is gegeven, is het niet zeker dat een bedieningspersoon tijdig kan ingrijpen om de hefinrichting te stoppen.

De uitvinding beoogt dan ook een transportvoertuig van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen, die zodanig beveiligd is dat normaal gesproken geen personen door de hefinrichting in de laadruimte geduwd kunnen worden. Daarbij is van belang dat de gebruiksvriendelijkheid van de inrichting niet wordt verminderd, aangezien dan in de praktijk het risico bestaat dat de beveiliging wordt uitgeschakeld. De beveiliging moet dus met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voorko men dat personen door de laadopening bewogen kunnen worden, terwijl aan het door de laadopening bewegen van willekeurig welk voorwerp, geen belemmering mag worden opgelegd.

Met een transportvoertuig volgens de uitvinding wordt het bovenomschreven doel bereikt doordat langs ten minste een gedeelte van de rand van de laadopening een drukgevoelig schakel-orgaan is aangebracht, dat zodanig met de besturingsinrichting is gekoppeld, dat bij activering daarvan de hydraulische aandrijving van de hefinrichting wordt uitgeschakeld. Hierdoor blijft de laadopening geheel vrij voor het doorlaten van containers en uit deze containers uitgestorte voorwerpen. Aangezien naar verwachting door de hefinrichting gegrepen personen, wanneer deze naar de laadopening toe bewogen zullen worden, zich in een reflex zullen trachten tegen te houden aan de rand van de laadopening, zal in dat geval het drukgevoelige schakel-orgaan worden geactiveerd, en de hydraulische aandrijving van de hefinrichting worden uitgeschakeld. De beveiliging volgens de uitvinding beïnvloedt op geen enkele wijze de normale werking van de inrichting. Deze verschaft daarentegen nog als extra voordeel een extra beveiliging tegen het verwerken van containers met te ver uitstekende voorwerpen, die beschadiging van de inrichting en/of de container zouden kunnen veroorzaken. De te ver uitstekende delen zullen bij het naar de laadopening toe bewegen ook het drukgevoelige schakelorgaan langs de rand van de laadopening activeren, zodat de hefinrichting wordt uitgeschakeld, voordat de schade is aangericht.

De uitvinding is in het bijzonder van waarde bij een transportvoertuig die in de laadruimte een persinrichting heeft. Wanneer een persoon in de laadruimte van een dergelijk transportvoertuig terechtkomt, zal de afloop vrijwel altijd fataal zijn. Bij voorkeur wordt daarom de uitvoering van de uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 2 toegepast. Zelfs wanneer een door de hefinrichting gegrepen persoon na activeren van het drukgevoelige schakelorgaan en daardoor het stilzetten van de hefinrichting, nog geheel of gedeeltelijk, bijvoorbeeld met een arm of been door de laadopening in de laadruimte terechtkomt, bestaat niet alsnog het gevaar van verwonding of erger.

Een bedrijfszekere uitvoering van de uitvinding wordt gekenmerkt in conclusie 3.

Gebleken is dat het schakelorgaan zoals gekenmerkt in conclusie 4 een zeer betrouwbare werking paart aan een grote gevoeligheid bij een lange levensduur. Door toepassing van deze maatregel wordt dus een optimaal beveiligd transportvoertuig verkregen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Fig. 1 is een gedeeltelijk perspectivisch achteraanzicht van een transportvoertuig volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een schakelorgaan voor toepassing bij de uitvinding.

Fig. 3 toont een schakelschema van de hydraulische aandrijving van een transportvoertuig volgens de uitvinding.

Het in fig. 1 gedeeltelijk weergegeven voertuig 1 is een transportvoertuig dat in het bijzonder ingericht is voor het transporteren van afval. Het voertuig 1 omvat een laadbak 3, waarin een laadruimte is bepaald. De laadbak is bij de getoonde uitvoeringsvorm van het voertuig voorzien van twee laadopenin-gen 2 die toegang geven tot de laadruimte.

Nabij elke laadopening 2 is een containerlosinrichting 4 gemonteerd. Deze containerlosinrichting 4 omvat een hefinrichting waarmee een container 10 opgenomen kan worden en naar de laadopening 2 bewogen kan worden, voor het in de laadruimte storten van de inhoud van de container 10. De hefinrichting omvat een drager 5 met aan de bovenrand een kamvormig aangrij-pingsorgaan, dat achter een rand nabij de bovenkant van de container 10 kan grijpen. De drager 5 is door middel van twee armen omhoog beweegbaar gemonteerd aan een zwenkgestel 7. Dit zwenkgestel 7 omvat een as 9 die roteerbaar onder de laadopening 2 is gelagerd en door een zwenkcilinder 8 om zijn langsas geroteerd kan worden.

Bij het opnemen van een container 10 wordt eerst de cilinder 6 geactiveerd, waardoor de houder 5 met de container 10 omhoog bewogen wordt. Wanneer de cilinder 6 geheel ingetrokken is, wordt de zwenkcilinder 8 actief en wordt het samenstel om de as 9 gezwenkt, waarbij de opening van de container 10 nabij of gedeeltelijk in de laadopening 2 wordt gestoken, zodat de container 10 kan worden geleegd.

Het voorzover beschreven transportvoertuig is op zichzelf bekend en wordt algemeen gebruikt.

Volgens de uitvinding omvat het transportvoertuig 1 een beveiliging die ervoor zorgt dat de hefinrichting wordt uitgeschakeld wanneer een hierdoor gegrepen persoon 11 dreigt door de laadopening 2 in de laadruimte geduwd te worden. Volgens de uitvinding is langs een gedeelte van de rand van de laadope-ning, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld nl. langs de verticale zijranden en langs de bovenrand, een drukgevoelig schakel-orgaan 14 aangebracht, dat op nog nader te beschrijven wijze zodanig met de besturingsinrichting voor de hydraulische aandrijving van de containerlosinrichting is gekoppeld, dat wanneer dit schakelorgaan wordt geactiveerd, de aandrijving van de hefinrichting onmiddellijk wordt uitgeschakeld. De uitvinding gaat er hierbij van uit dat een door de hefinrichting gegrepen persoon 11 zich in een reflex met zijn armen 12 en/of benen 13 zal trachten tegen te houden aan de rand van de laadopening 2. Het schakelorgaan 14 wordt daarbij vanzelf geactiveerd, waardoor dus de beweging van het hefmechanisme onmiddellijk stopt.

Fig. 2 geeft meer in detail een voorkeuruitvoeringsvorm van het drukgevoelige schakelorgaan 14 weer.

Dit schakelorgaan 14 is een in de handel verkrijgbare schakelstrip, die omvat een aluminium montageprofiel 15, waarin een rubber profiel 16 is opgenomen, dat een langsholte 17 bepaalt. In deze langsholte is een elektrodensamenstel 18, 19 opgenomen. De elektrode 19 is een buigzaam profiel met een halfcirkelvormige doorsnede, van elektrisch geleidend materiaal. In het inwendige van de elektrode 19 is een strookvormige elektrode 18 opgenomen, die door een isolatielaag 20 vast verbonden is met de vlakke zijde van de elektrode 19. Wanneer op het rubber profiel 16 een kracht wordt uitgeoefend, zoals aangegeven met pijl 21, zal het rubber profiel 16 en de halfcirkelvormige wand van de elektrode 19 ingedrukt worden. De halfcirkelvormige elektrode 19 komt daarbij in contact met de strookvormige elektrode 18, zodat een met de elektrode 18 en 19 verbonden elektrisch circuit, dat de gewenste uitschakelwerking van de hydraulische aandrijving teweegbrengt, wordt gesloten.

Fig. 3 toont schematisch een hydraulisch schakelschema voor de in fig. 1 getoonde containerlosinrichting.

In fig. 3 zijn te zien de in fig. 1 getoonde trekcilinder 6 en zwenkcilinder 8. Deze kunnen gevoed worden met olie onder druk uit een toevoerleiding 22. De olie onder druk wordt geleverd door een niet getoonde pomp, welke verbonden is met de motor van het voertuig 1.

De olie onder druk uit toevoerleiding 22 wordt via leiding 27 naar de cilinders 6 en 8 gevoerd. De klep 25 wordt hiervoor in de ten opzichte van fig. 3 naar links bewogen stand gezet. De constructie van de hefinrichting is zodanig dat de belasting op de cilinder 6 geringer is dan die op de cilinder 8, zodat bij het toevoeren van olie onder druk eerst de cilinder 6 ingetrokken wordt, waarbij de drager 5 omhoog beweegt, en zodra de cilinder 6 geheel omhoog bewogen is de cilinder 8 wordt geactiveerd, teneinde het gehele samenstel omhoog te zwenken. Het omlaag zwenken na het ledigen van de container geschiedt in omgekeerde volgorde, waarbij de driestandenklep 25 in fig. 3 gezien naar rechts bewogen wordt, zodat de hydraulische olie uit de cilinders 8 en 6 in deze volgorde weg kan vloeien naar het reservoir 32. De cilinders 6 en 8 kunnen terugbewegen onder invloed van het gewicht van de hefinrichting, dan wel, indien gewenst, met behulp van aan de inrichting aangebrachte veren.

De bediening van de klep 25 op de zojuist beschreven wijze geschiedt door via stuurleidingen 26 olie onder druk naar één van de twee zijden van de klep toe te voeren. Dit kan gebeuren met de driestandenklep 23, die elektrisch wordt geactiveerd door een niet nader beschreven elektrisch deel van de bestu-ringsinrichting, of door een met de hand bediende klep 24. Deze besturing is op zichzelf bekend en wordt derhalve hier niet uitgebreider toegelicht.

De hydraulische inrichting omvat verder een hoofdklep 28, die enerzijds werkt als drukbegrenzingsklep en anderzijds geopend kan worden om de leiding 27 drukloos te maken en daardoor de toevoer van olie onder druk naar de cilinders 6 en 8 onmiddellijk te stoppen. De hoofdklep 28 wordt tot een bepaalde druk gesloten gehouden, welke druk bepaald wordt door de stuurdruk in de met de klep 28 verbonden stuurleiding 29. Deze stuurlei-ding 29 is via een tweestandenklep 30 verbonden met de leiding 31, waarin de reservoirdruk heerst. De tweestandenklep 30 kan elektrisch worden bediend en wordt tijdens normaal bedrijf geactiveerd, zodat de klep 30 ten opzichte van de stand in fig. 3 in de naar beneden bewogen stand wordt gehouden, waarin de omloopleiding is gesloten. Door de bekrachtiging van de klep 30 te onderbreken wordt de omloopleiding geopend, waardoor de stuurleiding 29 drukloos wordt en de hoofdklep 28 opent, zodat alle olie onder druk via de leiding 31 naar het reservoir afvloeit. Een mogelijke schakeling van de bekrachtigingsspoel van de klep 30 is eveneens in fig. 3 getoond.

In de stuurschakeling zijn in serie opgenomen een normaal gesloten contactenpaar van een relais 33 en een normaal geopend contactenpaar van een relais 34. Het relais 34 wordt bekrachtigd door de drukschakelaar 35 te bedienen, waarna het contactenpaar van het relais 34 sluit en aldus het relais 34 zichzelf bekrachtigd houdt. In deze toestand is de tweestandenklep 30 bekrachtigd, is de hoofdklep 28 normaal gesloten, en kan dus olie onder druk via de leiding 27 toegevoerd worden aan de cilinders 6 en 8.

Wanneer nu de schakelstrip 14 wordt geactiveerd, en de contacten 18 en 19 worden gesloten, wordt het relais 33 geactiveerd waardoor het normaal gesloten contactenpaar daarvan wordt geopend. Door het openen van dit contactenpaar valt de bekrachtiging weg van zowel de klep 30 als het relais 34. De klep 30 wordt daardoor in de in fig. 3 getoonde stand verplaatst, waardoor de stuurleiding 29 van de klep 28 drukloos wordt, en dus hoofdklep 28 opent. De oliedruk in leiding 27 valt onmiddellijk weg en door de werking van de terugslagklep 36 blijven de cilinders 6 en 8 in de bereikte stand staan. Pas na het weer indrukken van de drukknop 35 wordt het systeem actief.

Het besturingssysteem kan uiteraard verdere beveiligingen bevatten. Zo kan de mogelijkheid zijn ingebouwd, dat de cilinders 6 en 8 na uitschakeling door activering van de drukstrook 14, eerst met behulp van de handbediening 24 teruggebracht worden in hun onderste stand, voordat de automatische besturing weer ingeschakeld kan worden. Dergelijke verdere beveiligingen vallen echter buiten het kader van deze octrooiaanvrage.

Het uitschakelsignaal dat wordt opgewekt door activering van het schakelorgaan 14 kan op verder voor de hand liggende wijze ook worden gebruikt voor het uitschakelen van andere hydraulische systemen van het transportvoertuig 1, in het bijzonder voor het uitschakelen van een eventueel in de laadruimte van het transportvoertuig 1 aanwezige persinrichting.

Hoewel de in detail in fig. 2 getoonde schakelstrip voor toepassing bij de uitvinding de voorkeur heeft, kunnen uiteraard binnen het kader van de uitvinding ook drukgevoelige scha-kelorganen met een andere uitvoeringsvorm langs ten minste een gedeelte van de rand van de laadopening worden aangebracht.

De uitvinding kan worden toegepast bij elk type transportvoertuig met elk type containerlosinrichting.

Claims (4)

1. Transportvoertuig met een van een laadopening voorziene laadruimte en een containerlosinrichting, welke omvat een hef-inrichting voor het opnemen van een container en het naar de laadopening opheffen daarvan, waarbij de hefinrichting een door een elektro-hydraulische besturingsinrichting bestuurde hydraulische aandrijving heeft, met het kenmerk, dat langs ten minste een gedeelte van de rand van de laadopening een drukgevoelig schakelorgaan is aangebracht, dat zodanig met de besturingsin-richting is gekoppeld, dat bij activering daarvan de hydraulische aandrijving van de hefinrichting wordt uitgeschakeld.

2. Transportvoertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de laadruimte een persinrichting met een, met de besturings inrichting gekoppelde hydraulische aandrijving is aangebracht en dat bij activering van het schakelorgaan eveneens de hydraulische aandrijving van de persinrichting wordt uitgeschakeld.

3. Transportvoertuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting bij activering van het schakelorgaan een tussen de inlaat en de uitlaat van een hydraulische pomp van de hydraulische aandrijving geschakelde omloopklep opent.

4. Transportvoertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schakelorgaan hol profielmateri-aal van een elastomeer-materiaal omvat, in het inwendige waarvan twee op een afstand van elkaar ondersteunde, elektrisch geleidende elementen zijn aangebracht, en dat bij indrukking van het profiel de geleidende elementen in geleidende verbinding met elkaar worden gebracht.