NL8801064A - Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel. - Google Patents

Description

* 1.

Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel

De uitvinding heeft betrekking op een insteimechanisme voor een zit- of ligstoel, welk instelmechanisme is voorzien van: - meerdere verstelbaar uitgevoerde iichaamsondersteunings-elementen, 5. - per ondersteuningsselement daarop aangrijpende verste 1-middelen, alsmede - aandrijvingsmiddelen voor het separaat positioneren van de lichaamsondersteuningseiementen onder gebruikmaking van de bijbehorende versteImiddelen.

10. Een dergelijk insteimecnanisme voor een zit- of ligstoel is algemeen bekend en kan door de gebruiker naar believen worden bediend. Evenwel is een stoel met een dergelijk instel-mechanisme niet geschikt om te worden gebruikt door bepaalde categorieën minder valide mensen, zoals mensen met 15. rheumatische aandoeningen alsmede bejaarde personen, daar deze enerzijds vaak niet in staat zijn om genoemde versteImiddelen handmatig te bedienen, en anderzijds niet of nauwelijks bij machte zijn om uit zo'n stoei, overeind te komen.

20. De uitvinding beoogt voor het alhier geschetste probleem een oplossing te geven. Overeenkomstig de uitvinding is het insteimecnanisme van het in de aanhef omschreven soort voorzien van een binnen de stoelombouw te bevestigen framewerk. zijn bij dat insteimecnanisme de versteimiddelen 25. in koppeling gebracht met het framewerk, en omvatten de aandrijvingsmiddelen een enkele schuifstangmotor, waarbij het motorhuis aan de versteimiddelen van een eerste lichaams-öndersteuningselament, en het vrije uiteinde van de schuif-stang aan de versteimiddelen van een tweede licnaamsonder- 30. steuningselement is gekoppeld.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van genoemd instel-mechanisme overeenkomstig de uitvinding wordt verkregen, indien een der middels versteImiddelen aan de schuif- 78801064

•A

2.

* stangmotor gekoppelde 1ichaamsondersteuningselementen wordt gevormd door een zitsteunelement en het andere, middels verstelmiddeien aan de schuifstangmotor gekoppeld iichaamsondersteuningselement wordt gevormd door een 5· rugsteunelement of rugleuning, terwijl de stoei voorts een derde 1ichaamsondersteuningselement omvat, dat door een beensteunelement gevormd wordt, dat draaibaar, met het zitsteunelement in verbinding is gebracht, waarbij de verstelmiddeien met die van het rugsteunelement in koppeling 10. worden gebracht. Hiertoe is het moge lijk, om nadat men in de stoel plaatsgenomen heeft, het rugsteunelement achterwaarts en het beensteunelement in opwaartse richting te doen draaien met behulp van genoemde schuifstangmotor. Daar een beensteunelement in neerwaarts geklapte toestand een beperkte 15. lengte mag hebben teneinde niet met de vloer in aanraking te komen, maar in opwaarts gedraaide toestand een wat grotere lengte gewenst is, hetgeen de ondersteuning van de voeten ten goede komt, wordt een zeer bijzondere uitvoeringsvorm van het als laatste omschreven insteimechanisme verkregen door het 20, beensteunelement aan het vrije uiteinde te voorzien van een uitschuifbaar ten opzichte van het beensteunelement aangebracht voetsteunelement, hetwelke met de tot het beensteunelement behorende verstelmiddelen in koppeling is gebracht. De uitvinding zal nu nader aan de hand van 29· bijgaande figuren worden toegelicht, waarvan Fig. 1 het basisconcept met betrekking tot het insteImechanisme van een dergelijke zit- of ligstoel weergeeft;

Fig. 2 dit insteImechanisme in een eerste stand toont; 30. Fig. 3 dit insteImechanisme in een tweede stand weergeeft; .Fig.4 een onderdeel van het insteImechanisme toont; en Fig. 5 de compositie van een stoelombouw met enkele delen van het insteimechanisme weergeeft.

Fig. 1 geeft in doorsnede een insteImechanisme weer voor 35. een zit- of ligstoel welk insteimechanisme is voorzien van ,6801664

A

3.

* meerdere verstelbaar uitgevoerde lichaamsondersteunings-elementen zoals een rugsteuneiement 2, een zitsxeunedement. 3. een beensteuneiement 4 en een voetsteuneIement 5. alsmede van een framewerk 6, dat rechthoekig van vorm is, en dat in de 5· langsrichting binnen in de stoeiombouw in een nagenoeg horizontale positie is aangebracht. Aan elk van de lange zijden 7 van het framewerk 6. dat overigens grotendeels van metaal is, zijn zijwaarts gericht twee niet in de figuur weergegeven draagsteunen 8 aangebracht waarmee het framewerk 10* 6 aan de stoeiombouw is bevestigd. Het framewerk 6 is aan de achterzijde, d.w.z. aan de nabij het rugsteuneiement 2 gesitueerde zijde, en wel in het midden van die zijde voorzien van een loodrecht daarop bevestigde draagsteun 10, welke uit een stelsel van twee evenwijdige platen is 15· opgebouwd. In deze platen 10 is in een in hoofdzaak horizontale richting een slobgang li aangebracht.

Het instelmechanisme 1 is voorts voorzien van een schuif-stangmotor 12, met elektrische aandrijving, ten gevolge waarvan de schuifstang 13 in of uit het motorhuis (14) wordt 20. geschoven. De schuifstang 13 is aan het vrije uiteinde voorzien van een koppeiingsorgaan 15 ten behoeve van een draaibare verbinding met de nog nader uiteen te zetten versteImiddelen 16 van het rugsteuneIement 2, welk orgaan 15 nog een dwars daarop gericht penvormig element 17 omvat, dat 25. in de slobgang 11 schuifbaar is opgenomen. De schuifstang- motor 12 is aan de andere zijde in een draaibare koppeling 18 gebracht met het onderarmdeel 33 van een knievormig gebogen hefboomstelsel 19, dat deel uitmaakt van de versteImiddelen 20 van het zitsteuneIement 3 en dat in het bochtstuk 21 30. draaibaar is bevestigd aan een evenwijdig aan de voorzijde •van het framewerk 6 opgehangen draaiingsas 22.

Op de beide lange zijden van het framewerk zijn meer naar achteren montagesteunen 23 bevestigd, waaraan een hefboomstelsel 24 draaibaar is gekoppeld.

35» Een verbindingsstrip 25 is aan beide uiteinden ( 26,17) .8801064 4.

draaibaar met het bovenarmdeel 28 van 'nee hefboomsceisei 24 resp. met de schuifstang 13 onder gebruikmaking van het koppelingsorgaan 15 verbonden. De elementen 17, 23, 25, 26 en 28 vormen de versteImiddelen 16 van het rugsteunelement 2, 5. dat aan het bovenarmdeel 28 van net hefboomstelse 1 24 moet worden bevestigd.

Het vrije armdeei (of bovenarm 29) van het knievormig gebogen hefboomstelse1 19 maakt deel uit van een schaarmechanisme 30 dat de versteImiddelen representeert van het daarop te 10. bevestigen zitsteunelement 3. Het beensteunelement 4 is in de weergegeven uitvoeringsvorm aan de toegangszijde 31 van het zitsteunelement 3 daaraan draaibaar bevestigd (ofschoon het beensteunelement 4 ook aan de voorzijde van het framewerk 6 gekoppeld zou kunnen zijn). Daarbij verzorgen stangvormige 15. verbindingssmiddelen 32, die aan beide uiteinden ervan draaibaar met het onderarmdeel 54 respectievelijk been— steunelement 4 zijn verbonden, de bewegingsoverdracht van het hefboomstelse1 24 naar het beensteunelement 4. Derhalve vormen de elementen 17, 26, 24, 25 en 32 de versteImiddelen 20. 34 van het beensteunelement 4.

Indien de schuifstangmotor 12 zodanig wordt bekrachtigd, dat de schuifstang 13 in het motorhuis 14 schuift, zal het motorhuis 14 in de richting van de slobgang 11 bewegen, waardoor het knievormig gebogen hefboomstelsel 19 een 25. draaiing over een zekere hoek zal gaan uitvoeren. Daarbij zai het bovenliggende armdeei 35 omhoog gaan, en zal met behulp van het schaarmechanisme 30 op een nog nader te verklaren wijze-het daarop aangebrachte zitsteunelement 3 zich verheffen. Wordt in de alsdan bereikte situatie de schuif-30. stangmotor 12 in tegenovergestelde zin bekrachtigd, dat wil •zeggen, dat de schuifstang 13 naar buiten schuift, dan zal als gevolg van het gewicht op de versteimiddelen 20 van het zitsteunelement 3 en de wrijvingskrachten, welke wer3<zaam zijn op de aan de schuifstang 13 gekoppelde elementen ( 15, 35. 24 25, 32), het motorhuis 14 zich in voorwaartse richting ,8801064 5.

verplaatsen, waarbij het schaarmechanisme 30 met het daarop aangebrachte zitsteuneiement 3 zijn laagste stand zal bereiken.

Wanneer het schaarmechanisme 30 eenmaal in de laagste stand 5· is gekomen, zal bij een verdere bekrachtiging van de motor 12 de schuifstgngnotor 13 verder naar buiten komen, en daarmee het bovenarmdeel 28 van het hefboomsteise1 24 naar achteren doen kantelen. Tevens zal het onderarmdeel 54 van het hefboomsteIse1 24 in voorwaartse richting draaien. Daar het 10. onderarmdeeï 54 met het beensteunelement 4 via verbindingsmiddelen 32 in verbinding staat, zal het beensteunelement 4 de beweging van het hefboomsteIse1 24 volgen.

Daar in het voorgaande slechts het principe van de verste1-mogelijkheid van het zitsteuneiement 2 en het beensteun-15· element 4 is weergegeven, zal nu nader op genoemde verste 1-mogelijkheid aan de hand van een uitvoeringsvorm van een zitsteuneiement 2 en een beensteunelement 4 worden ingegaan. Het schaarmechanisme 30 omvat een tweetal schaardelen 36 en 37, welke scharnierbaar om een punt 38 aan elkaar zijn 20. verbonden. Het schaardeel 36 wordt gevormd door het bovenarmdeel 29 van de knievormig omgezette hefboom 19, dat bij het bochtstuk 21 draaibaar aan het framewerk 6 is gekoppeld en aan het vrije uiteinde van het onderarmdeeï 33 met de schuifstangmotor 12 draaibaar in verbinding is gebracht. Het 25. vrije uiteinde van het bovenarmdeel 29 is door middel van een schuifkoppeling met het zitsteuneiement 3 in verbinding gebracht. Hiertoe is het zitsteuneiement 3 zoals in Fig. 2 is weergegeven voorzien van een schuifgeleidingssysteem 35 van twee evenwijdige strookdeien 40 en 41 welke aan de zijkant 30. van het zitsteuneiement 3 is bevestigd.

'Men kan hiervoor gebruik maken van een U-vormig profielstuk waarvan het basisstuk aan de zijkant van het zitsteuneiement 3 is bevestigd. Verder is het vrije armdeel 29 aan het uiteinde voorzien van een loodrecht daarop geplaatste wieltje 35. of giijstift 42, dat in het U-vormig profielstuk aanligt, of ,8801064 Λ β.

daarmee samenwerkt. Het tweede schaardeei 37 bezin met bet framewerk 6 een soortgelijk schuifgeleidingssysteem 43 als weergegeven is bij systeem 39. Daar in de weergegeven uitvoeringsvorm de aan de voor- of toegangszijde van de stoel 5. gelegen, en tot het scharnierpunt 38 gemeten armdeien 44. 45 korter zijn, dan de in het verlengde daarvan gelegen armdeien persoon zal vergemakkelijken. Wanneer het scharnierpunt 38 in het midden van de schaardeien 36, 37 wordt aangebracht, zal het zitsteunelement 3 bij het omhoog komen niec in een gekantelde positie geraken.

Ofschoon in Fig. 1 en 2 eenvoudshalve een enkelvoudig schaarmechanisme is weergegeven, en dit in de praktijk zeker ook een mogelijkheid is om door een vakman gerealiseerd te kunnen worden, geniet het in de praktijk de voorkeur om het 15. inste lmechanisme te voorzien van een tweetal schaarmecha- nismen, welke elk aan een zijkant tussen het zitsteunelement 3 en het framewerk 6 zijn aangebracht.

Opgemerkt wordt dat in fig.3 loodrecht op de hoekpunten van het zitsteunelement 3 steunprofielen 48 zijn aangebracht, 2Q. waarop armleuningen kunnen worden gemonteerd. Alhoewel het moge lijk is om het beensteunelement als een enkelvoudige eenheid uit te voeren waarop de verbindingsmiddelen 32 een direkte werking uitoefenen, is bij de in Fig. 3 gerealiseerde uitvoeringsvorm van een instelmechanisme voor een zit— of 25. ligstoel het beensteunelement samengesteld van vorm. Het aldaar weergegeven beensteunelement 4 omvat tevens een voetsteunelement 5.

Daartoe is het beensteunelement 4 aan de achterzijde voorzien van twee op afstand van elkaar en evenwijdig aan 30. elkaar gesitueerde U-vormige profielbalkjes 49. Deze 'U-vormige profielbalkjes zijn met de open zijde naar elkaar toegericht, en vormen aldus een schuifgeleidingssysteem voor een tussen deze profielen op te nemen voetsteunelement 5. Een dergelijke constructie is gewenst, daar de totale lengte van 35· het beensteunelement 4 met uitgeschoven voetsteunelement 5 „8801064 7.

welke ongeveer beantwoordt aan de beenlengte van de gebruiker, groter is dan de afstand tussen de voorzijde var. het zitsteunelament 3 en de onderkant van de stoel. Voor het in- en uitschuiven van het voetsteuneiement 5 wordt daarbij 5· gebruik gemaakt van een daartoe aangepaste vorm van stangvormige verbindingsmiddelen 32. Deze verbindingsmiddelen 32 omvatten een tweetal draaibaar aan elkaar bevestigde verbindingsprofielen 50 en 51, waarbij het vrije uiteinde van verbindingsprofie 1 50 draaibaar aan het voetsteuneiement 5 en -J0. het vrije uiteinde van verbindingsprof iel 51 draaibaar aan een aan de onderzijde van het framewerk 6 aangebracht steunprofiel 52, is bevestigd. Voorts omvatten de verbindingsmiddelen 32 nog een verbindingsprofiel 53, welke aan het ene uiteinde draaibaar aangrijpt op het vrije uiteinde van 15. het onderarmdeel 54 van hefboomstelse1 24 en aan het andere uiteinde draaibaar met het verbindingsprofie 1 50 in verbinding is gebracht.

Bij een zich naar achteren verplaatsende schuifstang 13 zal het onderarmdeel 54 naar voren draaien, welke beweging 2o. gevolgd wordt door het verbindingsprofiel 53. Hierdoor worden de verbindingsprofielen 50 en 51 verder uit elkaar gedraaid, waardoor het beensteunelement 4 omhoog draait, en tevens het voetsteuneiement 5 wordt uitgeschoven tot een stand ais in Fig. 3 is weergegeven.

25e Een correcte schuifbeweging van het voetsteuneiement 5 gepaard gaande met een draaibeweging van het beensteunelement 4 is slechts moge lijk wanneer het verbindingsprofiel 53 over een onder het framewerk 6 aangebrachte draagbeugei 55 wordt geleid. Een dergelijke draagbeugei 55 wordt in deze 30. uitvoeringsvorm verkregen door een tweetal vertikaal en evenwijdig aan elkaar opgestelde strookdelen, welke aan de onderzijde met elkaar verbonden zijn door middel van een verbindingsstrip van kunststof.

Daar het doorgaans door de gebruiker gewenst wordt dat hij 35. bij het plaats nemen in de stoel eerst zijn rugsteunelement 2 .0801064 8.

in een meer achterwaarts gekantelde positie wil brengen, alvorens hij gebruik wil maken van de versteimogelijkheid van het beensteunelement 4 en het voetsteuneiement 5. is de verbindingsstrip 53 aan het uiteinde voorzien van een 5· slobgang 56, waarin de aldaar benodigde draaikoppeiing schuifbaar is opgenomen. In de onderhavige uitvoeringsvorm is deze slobgang 56 bij' de koppeling met het onderarmdeel 54 aan hefboomstelsel 24 opgenomen. Wanneer de zit- of ligstoel zich in de door Fig. 3 weergegeven stand bevindt, gewij'zigd moet 10· worden naar de in Fig. 2 weergegeven situatie, dan moet eerst het rugsteunelement 2 en het beensteunelement 4 met voetsteunelement 5 in een meer vertikale positie gebracht worden, alvorens het zitsteunelement 3 in de gekantelde » positie van Fig. 2 kan worden gebracht. Hiertoe is, zoals in 15· Fig.4 is weergegeven, het instelmechanisme van de zit-of ligstoel voorzien van een arreteermechanisme 57, dat op het zitsteunelement 3 aangrijpt, en daarmee het schaarmechanisme 30 in neergeklapte positie houdt (en dus het motorhuis 14 in de ingenomen ruimtelijke positie houdt, totdat het 20· rugsteunelement 2 en het beensteunelement 4 (met voetsteunelement 5) een meer vertikaal gedefinieerde eindstand hebben bereikt.

Het principe van de'rgelijk arreteermechanisme 57 bestaat hieruit, dat de achterzijde van het zitelement 3 voorzien oc is van een voorrand 58, waarover heen een omgebogen uiteinde, 59 een aanslaglip of een beugel/van het arreteermechanisme 57 aangrijpt. Aan het andere uiteinde van het mechanisme 57 is een met opsluitmiddelen geborgde verend orgaan 60 aanwezig, om zolang het nodig is, het arreteermechanisme 57 in de 30· arreteerstand te houden. Bij het naar binnen schuiven van de •schuifstang 13 in het motorhuis 14 zal de verbindingsstrip 25 tegen het arreteermechanisme 57 aankomen, en dit tegen de veerkracht van verend orgaan 60 in, in voorwaartse richting doen bewegen, waarbij de beugel, aanslaglip of omgebogen 35. uiteinde 50 zich van de voorrand 58 zal verwijderen, en het , 8801064 W' 9.

zitsteuneiement 3 in een gede-arreteerde toestand zai geraken.

Tenslotte geeft Fig.5 de combinatie van stoelombouw 61 en enkele delen van het insteimechanisme weer.

5. ï!et een toetsenpaneel wordt motor 12 gestuurd.

% .8801064

Claims (18)

10.

1. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel, welk mechanisme is voorzien van·. -meerdere, verstelbaar uitgevoerde iichaamsondersteu-ni ngs e1eme nten, 5. ~ Per ondersteuningselement daarop aangrijpende verstel-middelen, alsmede - aandrijvingsmiddelen voor het separaat positioneren van de 1ichaamsondersteuningselementen onder gebruikmaking van bijbehorende verstelmiddelen, 10. met het kenmerk, - dat het instelmechanisme voorts is voorzien van een binnen > de stoelombouw van de zit- of ligstoel te bevestigen frame werk, - dat de verstelmiddelen in koppeling zijn gebracht met het 15. framewerk, en - dat de aandrijvingsmiddelen één enkele schuifstangmotor omvatten, waarbij het motorhuis aan de verstelmiddelen van een eerste 1ichaamsondersteuningselement en het vrije uiteinde van de schuifstang aan de verstelmiddelen van een 20. tweede 1ichaamsondersteuningselement is gekoppeld.

2. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat één der middels verstelmiddelen aan de schuifstangmotor gekoppelde 1ichaamsondersteuningselementen wordt gevormd door een 25. zitsteunelement.

3. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens Conclusie 2 met het kenmerk, dat het eerste ondersteuningselement wordt gevormd door het zitsteunelement.

4. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens 30. conclusie 1 met het kenmerk, dat de schuifstangmotor binnen «,8601064 11. een eerste afstandsinterval van de slag·lengte van de schuifstang werkzaam is op de tot het eerste lichaamsonder-steuningselement behorende versteimiddeien, waarbij de tot 'net tweede lic'naamsondersteuningselement behorende verste 1-5· middelen in een eindstand verkeert, en binnen een tweede afstandsinterval van genoemde slaglengte werkzaam is op de tot het tweede lichaamsondersteuningselement behorende versteImiddeien, waarbij de tot het eerste 1ichaamsonderst eunings element behorende versteImiddeien in een eindstand 10. verkeren.

5. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat het eerste afstandsinterval % van de slaglengte van de schuifstang beantwoordt aan een uitschuiving van de sc'nuifstang, welke kleiner is dan die, 15, behorende bij het tweede afstandsintervaï.

6. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het andere, middels versteimiddeien aan de schuifstangmotor gekoppeld lichaamsondersteuningselement wordt gevormd door een 20. rugsteunelement.

7. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het andere, middels versteImiddeien aan de schuifstangmotor gekoppeld lichaamsondersteuningselement wordt gevormd door een 25· beensteunelement, dat draaibaar met het framewerk in verbinding is gebracht, *8. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat het instelmechanisme voorts een derde lichaamsondersteuningselement omvat, dat gevormd 30. wordt door een beensteunelement, dat draaibaar met het zitsteunelement in verbinding is gebracht, en waarbij de .8801004 12. verstelmidde1en met die van het rugsteunelement in koppeling zijn gebracht.

9. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de verstelmiddelen van het 5. beensteunelement en die van het rugsteunelement ten dele gemeenschappelijk zijn uitgevoerd.

10. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat het gemeenschappelijk uitgevoerde gedeelte van de verstelmiddelen van het 10, beensteunelement en die van het rugsteunelement nabij de schuifstangmocor zijn gelegen. %

11. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de verstelmiddelen voor het zitsteungedeeIte een scnaarmechanisme omvatten, waarvan een ^5. eerste schaardeel aan een kanteinde draaibaar is bevestigd aan het framewerk, en vooris aan dat kanteinde is voorzien van een aan de schuifstangmotor gekoppelde hefboomarm. en waarbij het andere kanteinde van het schaardeel middels een schuifkoppeling in het vlak van het zitsteunelement daarmee 20. is verbonden, en van welk schaarmechanisme het tweede schaardeel aan een kanteinde draaibaar aan het raam van het zitsteunelement is bevestigd en aan het andere kanteinde middels een schuifkoppeling in het vlak van het framewerk daarmee is verbonden. 25. 12. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat bij tenminste één schaardeel de lengte van het aan de toegangszijde van de zit-of ligstoel gelegen armdeel tot het scharnierpunt korter is dan die van de voorbij dat scharnierpunt gelegen armdeel. 30. 23. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens «8801064 13. conclusie 11 met het kenmerk, dat elk schaardeel wordt gevormd door een paar evenwijdig opgestelde schaarhenen.

14. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 11 met het kenmerk dat het framewerk is voorzien 5* van, op het zitsteunelement aangrijpende arreteermiddelen tijdens de neergeklapte fase van de bijbehorende verstel— middelen.

15. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 14 met het kenmerk, dat <1® arreteermiddelen door de 10· versteImiddeien van het andere lichaamsondersteunings-element worden bestuurd.

16. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 7 of 8 met het kenmerk, dat het beensteunelement aan het vrije uiteinde is voorzien van een schuifbaar ten Ί5. opzichte van het beensteunelement aangebracht voetsteun— element, hetweike met de tot het beensteunelement behorende versteimiddeien in koppeling is gebracht.

17. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 16 met het kenmerk dat de versteImiddeien voor het 20» beensteunelement twee sc'narnierbaar gekoppelde construct ie— elementen omvatten, waarbij een dezer elementen aan het vrije uiteinde draaibaar aan het voetsteunelement is gekoppeld, en het andere element aan het vrije uiteinde draaibaar aan het framewerk is gekoppeld, en dat de bijbehorende versteimid-25* delen voorts nog drie opeenvolgende, scharnierbaar verbonden constructieelementen omvatten, waarvan één element aan diens vrije uiteinde scharnierend met de schuifstangmotor is verbonden, het volgende element op een meer naar binnen gelegen punt kantelbaar met het framewerk is verbonden en het 30. derde element scharnierend met het voetsteunelement is verbonden. . 8S0106 4 , 14.

18. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 17 met het kenmerk dat het tussen het tweede en het derde constructieelement gevormde, draaibaar uitgevoerde koppeling een koppelingsorgaan omvat, dat schuifbaar in een 5. slobgang in het derde element is aangebracht.

19. Instelmechanisme voor een zit- of ligstoel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat tussen het verstelmechanisme van het tweede lichaamsondersteuningseiement en het vrije uiteinde van de schuifstang een draaibare penkoppeling 10. aanwezig is, netwelke in een slobgang van een met het framewerk verbonden plaatvormige houder is opgenomen.

20. Zit— of ligstoel met meerdere verstelbaar uitgevoerde lichaamsondersteuningselementen, welke stoel is voorzien van een op deze 1ichaamsondersteuningseiementen werkzaam 15, instelmechanisme volgens een der voorafgaande conclusies. .8801064