NL8701670A

NL8701670A - COUPLING DEVICE.

Info

Publication number: NL8701670A
Application number: NL8701670A
Authority: NL
Original assignee: Fruehauf Corp
Priority date: 1987-07-15
Filing date: 1987-07-15
Publication date: 1989-02-01
Also published as: GB2208218A; IT1226326B; IT8821393A0; GB8816914D0; FR2620384A1; JPH01111507A

Description

NL 34.372-Vo/hp fttNL 34.372-Vo / hp ftt

KoppelingsinrichtingCoupling device

De uitvinding heeft betrekking op een koppelingsinrichting voor het aan elkaar koppelen van een motorvoertuig en een aanhangwagen, met een vast met het motorvoertuig verbonden trekhaak en een daarmee koppelbare, van een koppeloog 5 of dergelijke voorziene, trekstang, die vast is verbonden met de aanhangwagen.The invention relates to a coupling device for coupling a motor vehicle and a trailer to each other, with a towbar fixedly connected to the motor vehicle and a drawbar which can be coupled to it, provided with a coupling eye or the like, which is fixedly connected to the trailer.

Bij een bekende koppelingsinrichting van het in de aanhef genoemde type moet de trekstang een bepaalde minimale lengte bezitten om er voor te zorgen, dat de voorzijde van de 10 aanhangwagen en de achterzijde van het motorvoertuig tijdens het rijden van een bocht niet met elkaar in aanraking komen.In a known coupling device of the type mentioned in the preamble, the drawbar must have a certain minimum length in order to ensure that the front of the trailer and the rear of the motor vehicle do not come into contact with each other when cornering. .

Deze minimale lengte leidt tijdens het rechtuitrijden echter tot een vrij grote afstand tussen het motorvoertuig en de aanhangwagen. Gezien de maximaal toegestane lengte van een 15 motorvoertuig-aanhangwagencombinatie veroorzaakt deze grote afstand tussen het motorvoertuig en de aanhangwagen een verlies aan beschikbaar laadvolume.However, this minimum length leads to a fairly large distance between the motor vehicle and the trailer during straight-ahead driving. In view of the maximum permissible length of a motor vehicle-trailer combination, this great distance between the motor vehicle and the trailer causes a loss of available loading volume.

De uitvinding beoogt een koppelingsinrichting van het genoemde type te verschaffen, waarbij dit nadeel op een-20 voudige, doch niettemin doeltreffende wijze is opgeheven.The object of the invention is to provide a coupling device of the type mentioned, wherein this drawback is eliminated in a simple but nevertheless effective manner.

Hiertoe bezit de koppelingsinrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de afstand vanaf het koppeloog of dergelijke tot aan de aanhangwagen en/of het motorvoertuig variabel is als functie van de, in een horizontaal vlak ge-25 zien, door de langsas van het motorvoertuig en de langsas van de trekstang ingesloten hoek.For this purpose the coupling device according to the invention is characterized in that the distance from the coupling eye or the like to the trailer and / or the motor vehicle is variable as a function of the, viewed in a horizontal plane, through the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal axis of the drawbar enclosed angle.

Op deze wijze is het mogelijk, om tijdens het rechtuitrijden een kleinere afstand tussen het motorvoertuig en de aanhangwagen te kiezen, aangezien dit niet zal leiden 30 tot het met elkaar in aanraking komen van de voorzijde van de aanhangwagen en de achterzijde van het motorvoertuig tijdens het rijden van een bocht. Immers, tijdens het rijden van een bocht wordt de afstand tussen de aanhangwagen en het motorvoertuig vergroot, zodat een dergelijke aanraking niet zal 35 optreden.In this way it is possible to select a smaller distance between the motor vehicle and the trailer during straight-ahead driving, as this will not lead to the front of the trailer and the rear of the motor vehicle coming into contact with each other during the driving a bend. After all, when driving a bend, the distance between the trailer and the motor vehicle is increased, so that such a contact will not occur.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de koppelingsinrichting volgens de uitvinding bezit de trekstang een lengte die variabel is als functie van de, in een horizontaal 8701670 ψ -2- « vlak gezien, door de langsas van het motorvoertuig en de langsas van de trekstang ingesloten hoek. Op deze wijze kan tijdens het rijden van een bocht de lengte van de trekstang worden vergroot.In a preferred embodiment of the coupling device according to the invention, the drawbar has a length which is variable as a function of the angle, when viewed horizontally from the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal axis of the drawbar, viewed in a horizontal plane. In this way, the length of the tie rod can be increased while driving a bend.

5 Hierbij is het van voordeel, wanneer de koppelings- inrichting een meeteenheid bezit voor het meten van de genoemde hoek, alsmede een besturingseenheid voor het, afhankelijk van de gemeten hoek, variëren van de lengte van de trekstang.It is advantageous here if the coupling device has a measuring unit for measuring the said angle, as well as a control unit for varying the length of the tie rod, depending on the measured angle.

10 De aanpassing van de lengte van de trekstang ge schiedt hierbij volledig automatisch.10 The adjustment of the drawbar length is done fully automatically.

Teneinde onnodige variaties in de lengte van de trekstang te vermijden, kan het volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding van voordeel zijn, wanneer de be-15 sturingseenheid de lengte van de trekstang slechts varieert, wanneer de absolute waarde van de gemeten hoek een vooraf gekozen minimum waarde overschrijdt, terwijl de besturingseenheid de lengte van de trekstang niet meer varieert, wanneer de absolute waarde van de gemeten hoek een vooraf gekozen 20 maximum waarde overschrijdt.In order to avoid unnecessary variations in the length of the tie rod, according to a further embodiment of the invention it may be advantageous if the control unit varies the length of the tie rod only if the absolute value of the measured angle is a preselected exceeds minimum value, while the control unit no longer varies the length of the drawbar when the absolute value of the measured angle exceeds a preselected maximum value.

Volgens een handige uitvoeringsvorm van de koppe-lingsinrichting volgens de uitvinding is de lengte van de trekstang tevens variabel als functie van de, in een verticaal vlak gezien, door de langsas van het motorvoertuig en de 25 langsrichting van de trekstang ingesloten hoek. Op deze wijze kan rekening worden gehouden met verschillen in de hellings-hoeken van het motorvoertuig en de aanhangwagen, bijvoorbeeld op een niet vlak terrein.According to a convenient embodiment of the coupling device according to the invention, the length of the drawbar is also variable as a function of the angle, seen in a vertical plane, by the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal direction of the drawbar. In this way, account can be taken of differences in the angles of inclination of the motor vehicle and the trailer, for example on uneven terrain.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de koppe-30 lingsinrichting volgens de uitvinding is de trekstang in lengte varieerbaar door een cilinder-zuigersamenstel.According to a favorable embodiment of the coupling device according to the invention, the draw rod can be varied in length by a cylinder-piston assembly.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de koppelingsinrichting volgens de uitvinding is weergegeven.The invention is explained in more detail below with reference to the drawing, in which an embodiment of the coupling device according to the invention is shown.

35 Fig. 1 toont op schematische wijze een perspecti visch en gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van een uitvoeringsvorm van de koppelingsinrichting volgens de uitvinding;FIG. 1 schematically shows a perspective and partly cut-away view of an embodiment of the coupling device according to the invention;

Fig. 2 toont op schematische wijze de werking van de koppelingsinrichting volgens fig. 1 tijdens het rechtuit-40 rijden, en 8701670 -3- * fcFig. 2 schematically illustrates the operation of the coupling device of FIG. 1 during straight-ahead driving, and 8701670 -3- * fc

Fig. 3 toont op eveneens schematische wijze de werking van de koppelingsinrichting volgens fig. 1 tijdens het rijden van een bocht.Fig. 3 also schematically shows the operation of the coupling device according to FIG. 1 while driving a bend.

De in fig. 1 getoonde koppelingsinrichting dient 5 voor het aan elkaar koppelen van een motorvoertuig (waarvan een achterste constructiedeel 1 is weergegeven) en een aanhangwagen (waarvan een gedeelte schematisch is aangeduid met een streep-puntlijn 2). Het motorvoertuig bezit een vast met het constructiedeel 1 verbonden trekhaaksamenstel 3 met een 10 op zichzelf bekende constructie. Dit trekhaaksamenstel bezit onder andere een ontgrendelbare trekhaak 4 die samenwerkt met een koppeloog 5 van een trekstang 6, die vast is verbonden met de aanhangwagen.The coupling device shown in fig. 1 serves to couple a motor vehicle (of which a rear construction part 1 is shown) and a trailer (a part of which is schematically indicated by a dotted line 2). The motor vehicle has a towing hook assembly 3 fixedly connected to the construction part 1 and having a construction known per se. This towbar assembly has, inter alia, an unlockable towbar 4 which cooperates with a coupling eye 5 of a towbar 6, which is fixedly connected to the trailer.

In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de trekstang 6 15 een buitenbuis 7 en een coaxiaal verschuifbaar hierin aangebrachte binnenbuis 8. De buitenbuis 7 draagt een aantal in huisdelen 9 opgenomen rollen 10/ die aan de binnenzijde van de buitenbuis 7 enigszins binnenwaarts uitsteken en het buitenoppervlak van de binnenbuis 8 ondersteunen voor het co-20 axiaal verschuifbaar geleiden van de binnenbuis 8 ten opzichte van de buitenbuis 7. Op overeenkomstige wijze kunnen op enige afstand van de getoonde rollen 10 verdere rollen zijn aangebracht die eveneens zorgdragen voor een goede coaxiale verschuifbaarheid van de binnenbuis 8 ten opzichte van 25 de buitenbuis 7.In the embodiment shown, the pull rod 6 comprises an outer tube 7 and an inner tube 8 arranged coaxially displaceable therein. The outer tube 7 carries a number of rollers 10 incorporated in housing parts 9, which project slightly inwardly on the inside of the outer tube 7 and the outer surface of the support inner tube 8 for co-axially displaceable guiding of the inner tube 8 relative to the outer tube 7. Correspondingly, further rollers can be arranged some distance from the shown rollers 10, which also ensure a good coaxial displaceability of the inner tube 8 with respect to the outer tube 7.

Op niet nader getoonde wijze is het mogelijk, dat de rollen 10 met hun draaiassen in ovale gaten zijn gelagerd, zodat een instelling van deze rollen 10 overeenkomstig de afmetingen van de binnenbuis 8 mogelijk is. Tevens kunnen op 30 deze wijze grotere produktietoleranties worden toegestaan.In a manner not shown in more detail, it is possible that the rollers 10 are mounted with oval holes in their rotary axes, so that an adjustment of these rollers 10 is possible according to the dimensions of the inner tube 8. Larger production tolerances can also be permitted in this way.

In het inwendige van de binnenbuis 8 en de buitenbuis 7 is een dubbelwerkend cilinder-zuigersamenstel gelegen, dat bestaat uit een cilinder 11 alsmede een zuigerstang 12.In the interior of the inner tube 8 and the outer tube 7 there is a double-acting cylinder-piston assembly, which consists of a cylinder 11 and a piston rod 12.

De cilinder 11 is bevestigd aan de buitenbuis 7, terwijl de 35 zuigerstang 12 aan de binnenbuis 8 is vastgemaakt. De verbinding tussen de zuigerstang 12 en de binnenbuis 8 respectievelijk de cilinder 11 en de buitenbuis 7 wordt telkens gevormd door een zelfinstellende lagerconstructie 13.The cylinder 11 is attached to the outer tube 7, while the piston rod 12 is attached to the inner tube 8. The connection between the piston rod 12 and the inner tube 8 and the cylinder 11 and the outer tube 7, respectively, is formed by a self-adjusting bearing construction 13.

Met behulp van het cilinder-zuigersamenstel kan de 40 trekstang 6 in lengte worden gevarieerd. Het uitschuiven van 8701670 V ' -4- de zuigerstang 12 ten opzichte van de cilinder 11 leidt tot het gedeeltelijk uit de buitenbuis 7 schuiven van de binnenbuis 8, waardoor de lengte van de trekstang 6 toeneemt. Omgekeerd leidt het inschuiven van de zuigerstang 12 in de cilin-5 der 11 tot een afname van de lengte van de trekstang 6. De tijdens een verandering van de lengte van de trekstang 6 optredende radiale belastingen op de trekstang 6 worden door de getoonde vormgeving, waarbij het cilinder-zuigersamenstel zich binnen de binnenbuis 8 en de buitenbuis 7 bevindt, gemi-10 nimaliseerd. Tevens wordt het cilinder-zuigersamenstel door de getoonde plaatsing beschermd tegen uitwendige invloeden, alsmede tegen beschadigingen.With the aid of the cylinder-piston assembly, the 40 tie rod 6 can be varied in length. Extending the piston rod 12 from the cylinder 11 relative to the cylinder 11 results in the inner tube 8 being partially slid out of the outer tube 7, thereby increasing the length of the tie rod 6. Conversely, sliding the piston rod 12 into the cylinder 11 leads to a decrease in the length of the drawbar 6. The radial loads on the drawbar 6 occurring during a change in the length of the drawbar 6 are caused by the shown design, the cylinder-piston assembly located within the inner tube 8 and the outer tube 7 minimized. The cylinder-piston assembly is also protected from external influences, as well as from damage, by the location shown.

De lengte van de trekstang 6 is variabel als functie van de, in een horizontaal vlak gezien, door de 15 langsas 1 van het motorvoertuig en de langsas m van de trekstang 6 (of de aanhangwagen) ingesloten hoek a, zoals zichtbaar is in fig. 3. Voor het meten van de genoemde hoek α bezit de koppelingsinrichting een meetorgaan 14. Het meetorgaan 14 is verbonden met een niet weergegeven besturingseenheid, 20 die afhankelijk van de gemeten hoek α de lengte van de trekstang 6 varieert door het bekrachtigen van het cilinder-zuigersamenstel .The length of the drawbar 6 is variable as a function of the angle a, enclosed in a horizontal plane, enclosed by the longitudinal axis 1 of the motor vehicle and the longitudinal axis m of the drawbar 6 (or the trailer), as shown in fig. 3. For measuring the said angle α, the coupling device has a measuring member 14. The measuring member 14 is connected to a control unit (not shown), which, depending on the measured angle α, varies the length of the tie rod 6 by energizing the cylinder. piston assembly.

Het meetorgaan 14 bezit een om een verticale as 15 roteerbare arm 16, welke een gevorkt uiteinde bezit. De ro-25 teerbare arm 16 drijft een electronisch onderdeel 17, zoals een potentiometer of dergelijke, aan voor het aan de besturingseenheid afgeven van een meetsignaal.The measuring member 14 has an arm 16 rotatable about a vertical axis 15, which has a forked end. The rotatable arm 16 drives an electronic part 17, such as a potentiometer or the like, for outputting a measurement signal to the control unit.

Aan het constructiedeel 1 van het motorvoertuig is een uithouder 18 bevestigd, die aan een uiteinde een aanslag 30 19 draagt. De aanslag 19 is diabolo-vormig en is vervaardigd uit een veerkrachtig materiaal, zoals rubber of dergelijke.A bracket 18 is mounted on the construction part 1 of the motor vehicle and carries a stop 19 at one end. The stop 19 is diabolo-shaped and is made of a resilient material, such as rubber or the like.

De aanslag 19 is aanbrengbaar in het gevorkte uiteinde van de roteerbare arm 16 en is zodanig geplaatst, dat het aangrijpingspunt tussen de roteerbare arm 16 en de uithouder 18, dus 35 de aanslag 19, bij elke waarde van de ingesloten hoekα versprongen is gelegen ten opzichte van de zwenkas 20 van de trekstang 6 om de trekhaak 4.The stop 19 is insertable in the forked end of the rotatable arm 16 and is positioned such that the point of engagement between the rotatable arm 16 and the jib 18, i.e. the stop 19, is offset at any value of the enclosed angle α from the pivot shaft 20 of the drawbar 6 around the towbar 4.

Bij een verandering van de hoek α zorgt de aanslag 19 voor een rotatie van de arm 16 en derhalve een activering 40 van het electronische onderdeel 17. Het door het electro- 8701670 • V' -5- nische onderdeel 17 aan de besturingseenheid afgegeven signaal leidt tot een bekrachtiging van het cilinder-zuigersa-menstel, waardoor de lengte van de trekstang 6 wordt veranderd. Een dergelijke verandering van de lengte van de trek-5 stang 6 heeft geen invloed op de onderlinge plaatsing van de aanslag 19 en de roteerbare arm 16, aangezien het meetorgaan 14 door middel van een draagconstructie 21 op de binnenbuis 8 is bevestigd, en een verschuiving van de binnenbuis 8 ten opzichte van de buitenbuis 7 leidt tot een verandering van de 10 positie van de aanhangwagen (streep-puntlijn 2) ten opzichte van het motorvoertuig (constructiedeel 1). Met andere woorden geldt, dat het meetorgaan 14 op een constante afstand van het koppeloog 5 op de trekstang 6 is aangebracht.When the angle α changes, the stop 19 causes the arm 16 to rotate and thus activates the electronic part 17. The signal supplied by the electronic part 17 to the control unit leads to the control unit. to energize the cylinder-piston assembly, thereby changing the length of the tie rod 6. Such a change in the length of the pull rod 6 does not affect the mutual positioning of the stop 19 and the rotatable arm 16, since the measuring member 14 is mounted on the inner tube 8 by means of a supporting construction 21, and a displacement of the inner tube 8 with respect to the outer tube 7 leads to a change in the position of the trailer (dash-dotted line 2) relative to the motor vehicle (construction part 1). In other words, it holds that the measuring member 14 is arranged on the tie rod 6 at a constant distance from the coupling eye 5.

De besturingseenheid varieert de lengte van de 15 trekstang 6 slechts, wanneer de absolute waarde van de door het meetorgaan 14 gemeten hoek α een vooraf gekozen minimum waarde overschrijdt, bijvoorbeeld 3°. Hierdoor wordt vermeden, dat kleine variaties van de hoek a, die onvermijdbaar zijn bij het rechtuitrijden, telkens zouden leiden tot een 20 verandering van de lengte van de trekstang 6. Pas wanneer de gemeten hoekwaarde de gekozen minimum waarde overschrijdt zal de besturingseenheid een signaal afgeven aan het cilinder-zuigersamenstel. Tevens geldt, dat de besturingseenheid de lengte van de trekstang 6 niet meer varieert, wanneer de ab-25 solute waarde van de gemeten hoek α een vooraf gekozen maximum waarde overschrijdt. De keuze van de minimum waarde en de maximum waarde is onder andere afhankelijk van de vormgeving van het motorvoertuig en de aanhangwagen.The control unit varies the length of the pull rod 6 only when the absolute value of the angle α measured by the measuring member 14 exceeds a preselected minimum value, for example 3 °. This avoids that small variations of the angle α, which are unavoidable when driving straight ahead, would each time lead to a change in the length of the drawbar 6. Only when the measured angle value exceeds the selected minimum value will the control unit emit a signal to the cylinder-piston assembly. It also holds that the control unit no longer varies the length of the tie rod 6 when the absolute value of the measured angle α exceeds a preselected maximum value. The choice of the minimum value and the maximum value depends, among other things, on the design of the motor vehicle and the trailer.

Het verband tussen de variatie van de lengte van de 30 trekstang 6 en de optredende hoek a is afhankelijk van de programmering van de besturingseenheid, en kan op elke willekeurige wijze worden gekozen.The relationship between the variation of the length of the tie rod 6 and the angle a occurring depends on the programming of the control unit, and can be chosen in any way.

Voor het registreren van de momentane stand van de zuigerstang 12 ten opzichte van de cilinder 11 van het cilin-35 der-zuigersamenstel is het mogelijk, dat dit, op niet nader getoonde wijze, is voorzien van een verplaatsingsmeter. Hierbij is het mogelijk, dat de verplaatsingsmeter een inrichting omvat voor het meten van de dielectrische weerstand van het hydraulische medium tussen de zuiger van de zuigerstang 12 en 40 de bodem van het cilinderhuis van de cilinder 11.In order to register the instantaneous position of the piston rod 12 relative to the cylinder 11 of the cylinder piston assembly, it is possible that it is provided, in a manner not shown, with a displacement meter. It is possible here that the displacement meter comprises a device for measuring the dielectric resistance of the hydraulic medium between the piston of the piston rod 12 and 40, the bottom of the cylinder housing of the cylinder 11.

87016708701670

VV

-6--6-

Het verdient de voorkeur, wanneer de lengte van de trekstang 6, behalve als functie van de genoemde hoek a, tevens variabel is als functie van de, in een verticaal vlak gezien, door de langsas van het motorvoertuig en de langsas 5 van de trekstang ingesloten hoek. Hiertoe kan, op niet nader getoonde wijze, op enige afstand verticaal boven de trekhaak 4 of de trekstang 6 een naderingssensor aan het motorvoertuig respectievelijk aan de aanhangwagen zijn bevestigd, welke de lokale afstand meet tussen het motorvoertuig en de aanhangwa-10 gen. Deze naderingssensor staat eveneens in verbinding met de besturingseenheid voor het, afhankelijk van de gemeten afstand, eveneens variëren van de lengte van de trekstang. Op deze wijze kan worden vermeden, dat de bovenrand van de voorzijde van de aanhangwagen in contact komt met de bovenrand 15 van de achterzijde van het motorvoertuig, wanneer de motor-voertuig-aanhangwagencombinatie zich op een niet vlak terrein bevindt.It is preferable if the length of the tie rod 6, in addition to the function of the said angle a, is also variable as a function of the, viewed in a vertical plane, enclosed by the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal axis 5 of the pull rod. corner. To this end, an approach sensor can be mounted on the motor vehicle or on the trailer at some distance vertically above the tow bar 4 or the tow bar 6, which measure the local distance between the motor vehicle and the trailers. This proximity sensor also communicates with the control unit for varying the length of the tie rod, depending on the measured distance. In this way it can be prevented that the top edge of the front of the trailer comes into contact with the top edge 15 of the rear of the motor vehicle when the motor-vehicle-trailer combination is located on an uneven surface.

Vanzelfsprekend dient in een dergelijk geval er voor te worden gezorgd, dat een afstemming plaatsvindt tussen 20 de signalen, welke afkomstig zijn van het meetorgaan 14 en de signalen, welke afkomstig zijn van de genoemde naderingssensor.Obviously, in such a case it must be ensured that a coordination takes place between the signals coming from the measuring member 14 and the signals coming from the said proximity sensor.

Het bekrachtigen van het cilinder-zuigersamenstel voor het variëren van de lengte van de trekstang 6 vindt 25 plaats door een op op zichzelf bekende wijze ontworpen hydraulische inrichting, die reageert op de door het meetorgaan 14 en/of de naderingssensor opgewekte signalen.Actuation of the cylinder-piston assembly for varying the length of the tie rod 6 takes place by a hydraulic device designed per se known, which responds to the signals generated by the measuring member 14 and / or the proximity sensor.

In fig. 2 is schematisch de situatie weergegeven, wanneer de motorvoertuig-aanhangwagencombinatie rechtuit-30 rijdt. In deze situatie bevindt de arm 16 zich in de middenstand, waarbij het, niet weergegeven, meetorgaan geen signaal afgeeft aan de besturingseenheid. Wanneer de motorvoer-tuig-aanhangwagencombinatie een bocht beschrijft, zoals is aangeduid in fig. 3, neemt de hoek α tussen de langsas 1 van 35 het motorvoertuig en de langsas m van de aanhangwagen toe. Aangezien de aanslag 19 niet samenvalt met de zwenkas 20 van de trekhaak vindt een rotatie van de arm 16 om de verticale as 15 van het meetorgaan 14 plaats. Dit is in fig. 3 duidelijk zichtbaar. Ten gevolge van deze rotatie van de arm 16 40 geeft het meetorgaan 14 een signaal af aan de besturingseen- 8701670 -7- heid, welke zorgt voor het vergroten van de lengte van de trekstang 6. Omgekeerd leidt een verkleining van de hoek α vanuit de in fig. 3 getoonde stand tot een verkleining van de lengte van de trekstang 6.Fig. 2 schematically shows the situation when the motor vehicle-trailer combination drives straight ahead. In this situation, the arm 16 is in the middle position, the measuring device (not shown) not supplying a signal to the control unit. When the motor vehicle-trailer combination describes a bend, as indicated in Fig. 3, the angle α between the longitudinal axis 1 of the motor vehicle and the longitudinal axis m of the trailer increases. Since the stop 19 does not coincide with the pivot axis 20 of the towing hook, the arm 16 rotates about the vertical axis 15 of the measuring member 14. This is clearly visible in Fig. 3. As a result of this rotation of the arm 16 40, the measuring member 14 gives a signal to the control unit 8701670 -7, which increases the length of the tie rod 6. Conversely, a reduction of the angle α leads from the shown in fig. 3 to decrease the length of the drawbar 6.

5 Ten gevolge van de variatie van de lengte van de trekstang 6 kan worden voorkomen, dat het motorvoertuig en de aanhangwagen tijdens het rijden van de bochten met elkaar in aanraking komen. Dit is duidelijk zichtbaar wanneer men fig.Due to the variation in the length of the drawbar 6, it can be prevented that the motor vehicle and the trailer come into contact with each other during cornering. This is clearly visible when fig.

2 en fig. 3 met elkaar vergelijkt.2 and FIG. 3.

10 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor gaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijzen kan worden gevarieerd. Zo is het mogelijk, dat middelen zijn toegepast, om de lengte van de trekstang 6 met de hand te variëren. Hiertoe kan het 15 cilinder-zuigersamenstel, dat in het algemeen dubbelwerkend is uitgevoerd voor het verkrijgen van een goede werking zowel tijdens het uitschuiven als tijdens het inschuiven van de zuigerstang, worden kortgesloten, zodat een verplaatsing van de zuigerstang 12 ten opzichte van de cilinder 11 zonder meer 20 mogelijk is. Tevens is het mogelijk om niet de lengte van de trekstang, doch de lengte van de trekhaak te variëren. Een combinatie van beide behoort eveneens tot de mogelijkheden.The invention is not limited to the embodiment described above, which can be varied in many ways within the scope of the invention. For example, it is possible that means have been used to manually vary the length of the drawbar 6. To this end, the cylinder-piston assembly, which is generally double-acting for obtaining a good operation both during the extension and during the retraction of the piston rod, can be short-circuited, so that a displacement of the piston rod 12 relative to the cylinder 11 no more than 20 is possible. It is also possible to vary the length of the tow bar, but the length of the tow bar. A combination of both is also possible.

87016708701670

Claims

1. Coupling device for coupling together a motor vehicle and a trailer, with a towbar fixedly connected to the motor vehicle and a towing bar, which can be coupled thereto, which is provided with a coupling eye or the like, which is fixedly connected to the trailer, characterized in that the distance from the coupling eye or the like to the trailer and / or the motor vehicle is variable as a function of the angle, seen in a horizontal plane, by the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal axis of the drawbar.

2. Coupling device according to claim 1, characterized in that the drawbar has a length which is variable as a function of the angle, seen in a horizontal plane, by the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal axis of the drawbar.

Coupling device according to claim 2, characterized in that it has a measuring member for measuring said angle, and a control unit for varying the length of the tie rod, depending on the measured angle.

Coupling device according to claim 3, characterized in that the control unit varies the length of the tie rod only when the absolute value of the measured angle exceeds a preselected minimum value, while the control unit no longer extends the length of the pull rod. varies when the absolute value of the measured angle exceeds a preselected maximum value.

Coupling device according to claim 3 or 4, characterized in that the measuring member is arranged on the tie rod at a constant distance from the coupling eye or the like.

Coupling device according to claim 5, characterized in that the measuring member has an arm rotatable about a vertical axis, which engages near its end on a bracket attached to the motor vehicle, the point of engagement between arm and bracket at any value of the enclosed angle is offset relative to the pivot axis of the drawbar about the towbar. 8701670 '-9-

Coupling device according to claim 6, characterized in that the rotatable arm drives an electronic part, such as a potentiometer or the like, for supplying a measuring signal to the control unit.

Coupling device according to claim 6 or 7, characterized in that the rotatable arm has a forked end, while the jib carries a stop which can be arranged in the forked end of the arm.

Coupling device according to claim 8, 10, characterized in that the stop is diabolo-shaped.

Coupling device according to claim 8 or 9, characterized in that the stop is made of a resilient material, such as rubber or the like.

Coupling device according to any one of claims 2-10, characterized in that the length of the tie rod is also variable as a function of the angle, seen in a vertical plane, by the longitudinal axis of the motor vehicle and the longitudinal direction of the pull rod.

Coupling device according to claim 11, characterized in that a proximity sensor is mounted at some distance vertically above the towing hook or drawbar on the motor vehicle or on the trailer for measuring the local distance between the motor vehicle and the trailer, which proximity sensor communicates with a control unit for varying the length of the tie rod depending on the measured distance.

13. Coupling device as claimed in any of the claims 2-12, characterized in that the tie rod is variable in length by a cylinder-piston assembly.

Coupling device according to claim 13, characterized in that the cylinder-piston assembly comprises a displacement meter for registering the instantaneous position of the piston rod relative to the cylinder housing.

Coupling device according to claim 14, characterized in that the displacement meter comprises a device for measuring the dielectric resistance of the hydraulic medium between the piston and the bottom of the cylinder housing.

16. Coupling device according to any one of claims 13-15, characterized in that the pull rod comprises an outer tube and an inner tube coaxially slidably arranged therein, the piston rod being attached to the inner tube, while the cylinder housing is attached to the outer tube.

Coupling device according to claim 16, characterized in that the cylinder-piston assembly lies entirely in the interior of the inner tube and the outer tube.

Coupling assembly according to claim 17, characterized in that the connection between the piston rod and the inner tube, respectively the cylinder housing 15 and the outer tube, consists in each case of a self-adjusting bearing.

Coupling assembly according to any one of claims 16-18, characterized in that the outer tube carries a number of rollers for guiding the inner tube coaxially displaceable.

Coupling assembly according to claim 19, characterized in that the rollers are mounted in oval holes or are designed eccentrically.

21. Coupling assembly according to any one of claims 2-20, characterized in that means are used for manually varying the length of the tie rod.

A variable length drawbar assembly for use in a coupling device according to any one of claims 2-21. 8701670