NL8602013A

NL8602013A - Inrichting voor het plaatsen van een bevestigingsmiddel bestaande uit een schroef en een plaat.

Info

Publication number: NL8602013A
Application number: NL8602013A
Authority: NL
Original assignee: Cornelis Everardus Van Berkel
Priority date: 1986-08-06
Filing date: 1986-08-06
Publication date: 1988-03-01
Also published as: EP0255746B1; US4817275A; ES2017089B3; DE3763932D1; EP0255746A1; ATE54863T1

Description

\ Λ

Ν.0. 33946 , I

1 ^ X

Inrichting voor het plaatsen van een bevestigingsmiddel bestaande uit een schroef en een plaat.__

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het plaatsen van een bevestigingsmiddel dat wordt gevormd door een schroef en een plaat, welke plaat is voorzien van een schroefgat met een uit het vlak van de plaat gedrukte rand voor het verzinken van de schroefkop, welke 5 Inrichting bestaat uit een voetplaat, een op de voetplaat geplaatst huis met een loodrecht op de voetplaat staande geleiding voor een op en neer beweegbare drager voor een schroevendraaier, een magazijn voor platen, een magazijn voor schroeven, middelen voor het een voor een toevoeren van een plaat uit het magazijn naar een opening in de voet-10 plaat van welke opening het hart zich in de hartlijn van de schroevendraaier bevindt, middelen voor het een voor een toevoeren van een schroef naar een punt gelegen in de hartlijn van de schroevendraaier welke middelen voor het toevoeren van een plaat respectievelijk een schroef zijn gekoppeld met de op en neer beweegbare drager. Een derge-15 lijke inrichting is bekend. Deze bekende inrichting heeft een platenmagazijn alsmede een magazijn met schroeven waarin de schroeven zijn opgenomen in een band die stapsgewijs wordt bewogen. Bij deze bekende inrichting wordt bij het naar beneden drukken van de schroevedraaier een schroef uit de magazijnband gebracht naar een plaats waar deze schroef 20 zich in lijn met de schroevendraaier bevindt en wordt tegelijkertijd een plaat van onder uit de stapel platen van het platenmagazijn geschoven naar een opening die in lijn ligt met de schroevendraaier. De plaat wordt daarbij bewogen door een zwaaiende platenschuif die is gekoppeld met de middelen die de van schroeven voorziene magazijnband verplaat-25 sen. Deze inrichting wordt gebruikt voor het mechanisch bevestigen van een warmte-isolerende laag op een dak, zoals een plat dak. Met deze bekende inrichting worden de platen en schroeven tegelijkertijd in lijn met de schroevendraaier gebracht tijdens het omlaag drukken van deze electrisch aangedreven schroevendraaier waarbij dan de op de schroef 30 aangrijpende schroevendraaierkop in de schroef grijpt, zodat bij verder naar beneden doordrukken van de schroevendraaier deze de schroef in de onderlaag schroeft onder gelijktijdig via de plaat aandrukken van de isolerende laag.

Deze bekende inrichting Is gecompliceerd en geeft veel aanleiding 35 tot storingen want schroef en plaat moeten tegelijkertijd met het omlaag drukken van de schroevendraaier in de juiste stand ten opzichte 8502013 - 2 van elkaar en ten opzichte van de schroevendraaier worden gebracht. Vindt dit niet op tijd of niet op de juiste wijze plaats dan kunnen beschadigingen optreden. Voert men het inschroeven niet volledig door dan blokkeert de inrichting.

5 Doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarbij zich dit bezwaar niet meer kan voordoen. Een verder doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen die zeer eenvoudig van constructie is.

Volgens de uitvinding wordt dit doel in de eerste plaats bereikt 10 doordat deze middelen zodanig zijn gekoppeld met de drager dat alleen tijdens de opwaartse beweging van de drager naar de uitgangsstand een volgende plaat uit het magazijn wordt geschoven naar de opening in de voetplaat en een volgende schroef in lijn met de hartlijn van de schroevendraaier wordt gebracht.

15 Het plaatsen van een volgende plaat uit het magazijn naar de ope ning toe vindt dus nu plaats tijdens de teruggaande slag dus wanneer de schroevendraaier juist van het bevestigingsmiddel af wordt bewogen en hetzelfde geldt voor de schroef. Gevaar voor vastlopen doordat de naar beneden gaande schroevendraaier te vroeg in aanraking komt met de nog 20 niet goed geplaatste schroef respectievelijk plaat bestaat nu niet meer want de schroevendraaier beweegt juist weg van plaat respectievelijk schroef tijdens een beweging naar de uitgansstand voor de volgende werkslag. Volgens de uitvinding is het nu mogelijk dat het schroevenma-gazijn bestaat uit een aan de onderzijde van een sleuf voorziene koker, 25 die onder een scherpe hoek naar boven toe hellend aansluit op een in het huis geplaatste magazijnhouder, die is voorzien van een verticale boring in lijn met de hartlijn van de schroevendraaier en met een diameter die de schacht van de schroevendraaier kan geleiden. Men behoeft dus niet meer gebruik te maken van een magazijnband met schroeven. Het 30 is voldoende de schroeven onder te brengen in een koker die helt zodat de schroeven door hun eigen gewicht glijden, hangend aan hun kop, naar de plaats waar zij in lijn komen met de hartlijn van de schroevendraaier, welke schuifbeweging mogelijk is zodra de schacht van de schroevendraaier zover omhoog is bewogen dat de schroef de vereiste da-35 lende beweging kan uitvoeren. Een dergelijk uit een koker bestaand magazijn is eenvoudig. Men kan een uit kunststof bestaande buis toepassen waarin een hoeveelheid schroeven worden geplaatst, welke buis men dan steekt in de magazijnhouder en vervangt door een nieuwe met schroeven gevulde buis zodra dit nodig is. Middelen voor het stapsgewijs ver-40 plaatsen van een band zijn niet meer nodig.

8602013 3

Bij voorkeur wordt de magazijnhouder in hoogte instelbaar in het huis aangebracht ten einde een aanpassing mogelijk te maken aan de lengte van de in elk bepaald geval toe te passen schroeven.

De verticale boring van de magazijnhouder is bij voorkeur nabij 5 zijn ondereinde en onder de sleuf van de koker voorzien van een de boring vernauwend elastisch middel waarop een schroefkop kan steunen en waardoorheen deze schroefkop kan worden gedrukt. De uit de buis glijdende schroeven blijven dan met hun kop hangen op het elastische middel totdat de naar beneden bewegende schroevendraaier op de kop aangrijpt 10 en deze door het elastische middel heen drukt.

Bij voorkeur wordt dit elastische middel gevormd door een haar-speldveer.

De middelen voor het toevoeren van een plaat uit het platenmagazijn kunnen volgens de uitvinding bestaan uit een in de in de voetplaat 15 geleide schuif die vanuit een positie naast het magazijn horizontaal verschuifbaar is onder het magazijn door in de richting van de opening van de voetplaat, welke schuif door middel van een scharnierend bevestigd schalmstelsel is verbonden met de op en neer beweegbare drager. De plaatschuif maakt dus nu geen zwaaibeweging die is afgeleid van het be-20 wegen van een magazijnband, maar maakt een rechtlijnige horizontale schuifbeweging die een plaat uit het magazijn schuift naar de opening in de voetplaat tijdens het omhoog bewegen van de schroevendraaier. De in de opening geschoven plaat wordt daarin bij voorkeur vastgehouden door middel van op zijranden aangrijpende veren. Wordt de schroeven-25 draaier naar beneden bewogen dan zorgt het schalmstelsel ervoor dat de schuif weer onder het magazijn uit wordt bewogen naar zijn uitgangs-stand die gelegen is naast het magazijn.

Bij voorkeur bestaat het schalmstelsel uit twee paren schalmen ter weerszijden van de drager, elk bestaande uit een scharnierend aan de 30 drager bevestigde korte schalm met sleufgeleiding en een scharnierend aan de schuif bevestigde lange schalm die met zijn boveneinde scharnierend en verschuifbaar grijpt in de genoemde schuifgeleiding van de korte schalm en met een tussen de einden aangebrachte sleuf waarmee deze lange schalm verschuifbaar en draaibaar is ondersteund op een aan het 35 huis bevestigde pen. Deze constructie is eenvoudig en verzekert, bij voldoende vrijheid tot wegschuiven van de schuif dat de schroevendraaier dus ook de schroef en plaat voldoende ver naar beneden toe kunnen worden verplaatst.

Volgens de uitvinding kan verder de constructie van het huis een-40 voudig zijn doordat het huis bestaat uit twee zijwandplaten en een 8602013 * 4 Η dwarswand bevestigd tussen de zijwandplanten op een plaats waar deze dwarswand een wand van het magazijn bepaald, elke zijwandplaat een verticale sleuf heeft in het van het magazijn afgekeerde gedeelte van de zijwandplaat voor de geleiding van de drager en elke zijwandplaat een 5 in tegenover gestelde richting zich uitstrekkend ondergedeelte heeft die de zijwanden van het magazijn bepalen en die ernaar toe gebogen eindranden hebben die een gedeeltelijk open vierde wand van het magazijn bepalen.

De gehele constructie van de inrichting is derhalve eenvoudig want 10 het huis bestaat slechts uit een voetplaat, twee zijwandplaten en een dwarswand die bijvoorbeeld door middel van schroeven met elkaar zijn te verbinden waarbij de zijwandplaten sleufgeleiding hebben voor de drager van de electrische schroevendraaier alsmede voor de instelbare bevestiging van de magazijnhouder. In wezen bestaat de rest van de constructie 15 uit door strippen gevormde schalmen met een aantal scharnierpunten en een aan de drager bevestigde handgreep·

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Figuur 1 is een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvin- 20 ding.

Figuur 2 is een vooraanzicht van de inrichting van figuur 1.

Figuur 3 is een bovenaanzicht van de grondplaat van de inrichting van figuur 1 en 2.

Figuur 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV van figuur 3.

25 Figuur 5 is een bovenaanzicht van een klemveer te plaatsen in de grondplaat.

Figuur 6 is een zijaanzicht van een zijwandplaat.

Figuur 7 is een bovenaanzicht van de plaat van figuur 6.

Figuur 8 is een bovenaanzicht van de schuif die is gelegen in de 30 bodemplaat.

Figuur 9 is een bovenaanzicht van een deel van de magazijnhouder.

Figuur 10 is een zijaanzicht gedeeltelijk doorsnede van figuur 9.

Figuur 11 is een bovenaanzicht van een ander deel van de magazijnhouder en 35 figuur 12 een zijaanzicht daarvan.

Figuur 13 is een bovenaanzicht van een bevestigingsplaat.

Figuur 14 is een doorsnede op grotere schaal door een deel van de plaat van figuur 13.

De in de figuren 1 en 2 getoonde inrichting bestaat uit een bodem-40 plaat 1, twee daarop bevestigde zijwandplaten 2 respectievelijk 3 en 8602013 5 k een dwarswand 4 die door middel van schroeven 5 tussen de zijwandplaten 2 en 3 is bevestigd.

Figuur 6 en 7 tonen de zijwandplaat 3. De zijwandplaat 1 is het spiegelbeeld van de zijwandplaat 3. Deze plaat heeft aan de onderrand 5 een dwarsflens 6 voor de bevestiging öp de bodemplaat en is over vrijwel de gehele hoogte voorzien van een geleidingssleuf 7.

Verschuifbaar in deze geleidingssleuven 7 is een drager 8 met een houder 9 voor het opnemen van het vooreinde van het huis van een elec-trische boormachine (niet getoond).

10 Aan deze drager 8 is een beugel 10 bevestigd met behulp van de schroeven 11 en 12 en waarop een deel van de drager dat door de sleuf 7 heensteekt.

Aan deze beugel 10 is weer een handgreep 13 bevestigd door middel van strippen 14 en schroeven 15 respectievelijk 16.

15 Bij 17 bevindt zich een in hoogte instelbare aanslagstrip met aan- slaglip 18 voor de drager en met een klem-stelmoer 19.

Bij 20 respectievelijk 21 zijn ter weerszijde van de drager scharnierend daaraan bevestigd de korte schalmen 22 respectievelijk 23 elk voorzien van een geleidingssleuf 24 waarin glijdt een pen 25, die is 20 bevestigd aan lange schalmen 26 respectievelijk 27, die bij 28 respectievelijk 29 zijn bevestigd aan de schuif 30 die in bovenaanzicht is getoond in figuur 8.

De bodemplaat 1 is meer in detail getoond in de figuren 3 én 4.

Deze plaat heeft een opening 31 en zodanige afmetingen dat een plaat, 25 zoals bijvoorbeeld de plaat getoond in figuur 13 en 14 daar doorheen kan bewegen.

Het platenmagazijn bevindt zich tussen de dwarswand 4 en de zij-wandplaten 2 en 3. Deze hebben in het ondergedeelte een verbreding 32 getoond in de figuren 1 en 6 welke verbreding, zoals getoond in figuur 30 7, bij 33 naar binnen toe is omgezet.

De zijwanden hebben in deze delen scharnierpennen 34 respectievelijk 35 voor het scharnierend ondersteunen van de lange schalmen 26 respectievelijk 27 met behulp van de daarin aangebrachte sleuven, zoals de sleuf 36 (figuur 2).

35 De bodemplaat 1 is voorzien van een uitgefreesde verdieping 37, 38 voor de geleiding van de in figuur 8 getoonde schuifplaat 30.

Figuur 5 toont een veer die ter weerszijden van de opening 31 kan worden bevestigd in de in de bodemplaat aangebrachte uitsparingen 39 respectievelijk 40, welke veer met het gedeelte 41 op de zijranden van 40 een naar de opening 31 verplaatste plaat kunnen aangrijpen en die op 8602015 6 X, ·» hun plaats worden gehouden door middel van de omgebogen gedeelten 42 en 43 en schroeven zoals 44, 45.

In het ondergedeelte van de lange sleuven 7, die zijn aangebracht in de zijwandplaten 2 respectievelijk 3 is in hoogte instelbaar met be-5 hulp van de klemmoeren 46 respectievelijk 47 een magazijnhouder 48 aangebracht waarin een buis 49 steekt, die aan de onderzijde een sleuf 50 heeft.

Deze magazijnhouder is meer in detail getoond in de figuren 9 tot en met 12.

10 Deze magazijnhouder heeft een bodemplaat 51 met een êên geheel daarmee vormende huls 52 die eveneens aan de onderzijde een sleuf 53 heeft en waarin een met schroeven gevulde koker 49 kan worden gestoken. De voetplaat 51 heeft een uitsparing 54 voor het opnemen van een haar-speldveer 55 die de doorlaat van de centrale boring 56 iets vernauwt, 15 zoals weergegeven. Bovenop deze voetplaat bevindt zich een blok 57, getoond in de figuren 11 en 12, dat dient voor de geleiding en voor de klemschroeven en dat met schroeven op de voetplaat 51 is bevestigd van welke schroeven de schroefgaten in de bodemplaat zijn aangeduid bij bijvoorbeeld 58 en de van schroefdraad voorziene boringen bij 59.

20 Bij 60 (figuur 1 en figuur 2) bevindt zich een schroevendraaier- schacht die binnen de drager 8 en de houder 9 voor het boorhuis aan-sluitbaar is op een niet getoonde electrische boor of schroevendraaier welke schacht 60 aan het ondereinde een niet getoonde bij voorkeur kruisvormige schroevendraaierkop heeft, die kan samenwerken met een 25 dienovereenkomstige uitsparing in de kop van een in te draaien schroef.

Bij gebruik bevinden zich in het magazijn een aantal platen, zoals getoond in figuur 13. Deze platen hebben een centraal gat 61 en een aantal door indrukking verkregen uitstulpingen 62 die van plaat tot 30 plaat ten opzichte van elkaar verspringen.

Wordt de handgreep 13 naar boven getrokken dan zal door middel van de schalmen 22, 23 respectievelijk 26, 27 de schuif 30 in figuur 1 naar links worden verplaatst en daarbij de onderste plaat uit het magazijn verplaatsen naar de opening 31 in de bodemplaat alwaar deze plaat wordt 35 vastgehouden door de in figuur 5 getoonde veren.

De schroevendraaierschacht passeert de boring 56 van de magazijnhouder en geeft daardoor een schroef vrij die daardoor onder invloed van zijn eigen gewicht in de opening kan zakken. De voetplaat 51 heeft voor dit doel een in lijn met de sleuf 53 liggende sleuf 63. Deze 40 schroef hangt dan op de benen van de haarspeldveer 55. Wordt nu de 8602013 7 handgreep 13 weer naar beneden bewogen dan gaat de schuif 30 terug naar de in figuur 1 getoonde uitgangsstand. De schroevendraaier zal dan eerst de schroef pakken en deze door de haarspeldveer heen drukken onder gelijktijdige afsluiting van het schroevenmagazijn en zal dan de 5 punt van de schroef bewegen door de doórgedrukte opening 61 van de plaat die vervolgens, dat wil zeggen wanneer de kop van de schroef de plaat bereikt, vrij wordt gemaakt van de klemveren 41.

De beschreven inrichting bestaat uit eenvoudig te vervaardigen delen, is robuust en is zodanig gemaakt dat tijdens het bedrijf geen con-10 flict van delen met elkaar mogelijk is.

8602013

Claims

1. Inrichting voor het plaatsen van een bevestigingsmiddel dat wordt gevormd door een schroef en een plaat, welke plaat is voorzien van een schroefgat met een uit het vlak van de plaat gedrukte rand voor het verzinken van de schroefkop, welke inrichting bestaat uit een voet- 5 plaat, een op de voetplaat geplaatst huis met een loodrecht op de voetplaat staande geleiding voor een op en neer beweegbare drager voor een schroevendraaier, een magazijn voor platen, een magazijn voor schroeven, middelen voor het een voor een toevoeren van een plaat uit het magazijn naar een opening in de voetplaat van welke opening het hart zich 10 in de hartlijn van de schroevendraaier bevindt, middelen voor het een voor een toevoeren van een schroef naar een punt gelegen in de hartlijn van de schroevendraaier welke middelen voor het toevoeren van een plaat respectievelijk een schroef zijn gekoppeld met de op en neer beweegbare drager, met het kenmerk, dat deze middelen zodanig zijn gekoppeld met 15 de drager dat alleen tijdens de opwaartse beweging van de drager naar de uitgangsstand een volgende plaat uit het magazijn wordt geschoven naar de opening in de voetplaat en een volgende schroef in lijn met de hartlijn van de schroevendraaier wordt gebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 schroevenmagazijn bestaat uit een aan de onderzijde van een sleuf voorziene koker, die onder een scherpe hoek naar boven toe hellend aansluit op een in het huis geplaatste magazijnhouder die is voorzien van een verticale boring in lijn met de hartlijn van de schroevendraaier en met een diameter die de schacht van de schroevendraaier kan geleiden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de maga zijnhouder in hoogte instelbaar is in het huis.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de verticale boring van de magazijnhouder nabij zijn ondereinde en onder de sleuf van de koker is voorzien van een de boring vernauwend elas- 30 tisch middel waarop een schroefkop kan steunen en waar doorheen deze schroefkop kan worden gedrukt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het elastische middel een haarspeldveer is.

6. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 tot 35 en met 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het toevoeren van een plaat uit het magazijn naar de opening in de voetplaat bestaan uit een in de voetplaat geleide schuif die vanuit een positie naast het magazijn horizontaal verschuifbaar is onder het magazijn door in de rich- 8602013 Λ ting van de opening van de voetplaat, welke schuif door middel van een scharnierend bevestigd schaimstelsel is verbonden met de op en neer beweegbare drager.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het 5 schaimstelsel bestaat uit twee paren schalmen ter weerszijden van de drager, elk bestaande uit een scharnierend aan de drager bevestigde korte schalm met sleufgeleiding en een scharnierend aan de schuif bevestigde lange schalm die met zijn boveneinde scharnierend en verschuifbaar grijpt in de genoemde schuifgeleiding van de korte schalm en 10 met een tussen de einden aangebrachte sleuf waarmee deze lange schalm verschuifbaar en draaibaar is ondersteund op een aan het huis bevestigde pen·

8. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het huis bestaat uit twee zij wandplaten en een dwars- 15 wand bevestigd tussen de zijwandplanten op een plaats waar deze dwars-wand een wand van het magazijn bepaald, elke zijwandplaat een verticale sleuf heeft in het van het magazijn afgekeerde gedeelte van de zijwandplaat voor de geleiding van de drager en elke zijwandplaat een in tegenover gestelde richting zich uitstrekkend ondergedeelte heeft die de 20 zijwanden van het magazijn bepalen en die ernaar toe gebogen eindranden hebben die een gedeeltelijk open vierde wand van het magazijn bepalen. 8602013