NL8501390A

NL8501390A - Verdeelsysteem voor gashouders.

Info

Publication number: NL8501390A
Application number: NL8501390A
Authority: NL
Original assignee: Supergas Limited
Priority date: 1984-05-23
Filing date: 1985-05-14
Publication date: 1985-12-16
Also published as: US4682627A; GB8413203D0; IT8553418V0; IT8567473A0; GB2159262B; GB2159262A; FR2564944B1; IT8567473A1; BE902469A; FR2564944A1; DE3517940A1; IT1183852B

Description

P & c

W 6290-1 Ned.dB/LdB

Korte aanduiding: Verdeelsysteem voor gashouders. 4

De uitvinding heeft betrekking op verdeelsystemen voor een aantal gashouders, bijvoorbeeld gascilinders, die gas onder druk of vloeibaargemaakt 5 gas bevatten, bijvoorbeeld propaangascilinders.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een verdeelsysteem van met elkaar verbonden slangen waarmee een gashoeveelheid kan worden afgetapt uit een willekeurige of uit alle van de gascilinders en het verschaffen van veiligheidsorganen, die een overmatige uitgaande 10 stroom of een terugstroming van gas beletten, bijvoorbeeld in het geval van een gescheurde slang.

Daarom verschaft de uitvinding een verdeelsysteem voor een aantal gashouders, waarmee gas kan wordentoegevoerd aan een uitlaat, welk systeem bestaat uit een aantal slangen voor het verbinden van de uitlaat 15 met elk van de gashouders, in serie, waarbij elke slang een terugslagklep heeft aan zijn het dichtst bij de gasuitlaat gelegen einde en een door overmatige stroming bediende afsluitklep aan zijn andere einde.

Voor het in de praktijk brengen van de uitvinding wordt nu een uitvoeringsvorm of voorbeeld beschreven aan de hand van de tekening, 20 waarin

Pig. 1 een verdeelsysteem volgens de uitvinding toont voor het verbinden van drie gashouders met een enkele gasuitlaat,

Fig. 2 een axiale doorsnede is door een dubbel aansluitblok dat nodig is voor het verbinden van het verdeelsysteem met alle gashouders, 25 behalve de laatste,

Pig. 3 een axiale doorsnede is door een terugslagklep en

Pig. 4 een axiale doorsnede is door een noodklep.

In fig. 1 zijn drie gashouders 1, 2, en 3 weergegeven, in dit voorbeeld standaard propaangascilinders, die vloeibaargemaakt propaangas bevatten.

30 De houders 1, 2, 3 zijn elk op gelijke wijze voorzien van een standaard regelbare gasklep 4 en een klepafscherming 5.

Het verdeelsysteem volgens de uitvinding, dat in het algemeen met 6 is aangeduid, dient voor het verbinden van de drie gashouders 1, 2, 3 in serie met een gasuitlaatverloopstuk 7. Het doel van het 35 verloopstuk 7 is alleen om de schroefdraad van een terugslagklep 9, die in detail aan de hand van fig. 3 wordt beschreven, aan te passen bij die van een pijpleiding of een toestel, waaraan gas moet worden toegevoerd en dit element behoeft niet verder hier te worden beschreven.

Zoals is weergegeven in fig. 1 omvat het verdeelsysteem 6 40 drie slangen 8, elk met een terugslagklep 9 aan zijn gasuitlaateinde en * i i 1 ï 9 0 V » - 2 - een noodklep 10 aan zijn gastoevoereinde. In het geval vein de gashouders 1 en 2 omvat het verdeelsysteem 6 verder de combinatie van een dubbel aansluitblok 11 en een verloopstuk 12 voor de klep van de gashouder.

Deze combinatie 11, 12 wordt in detail beschreven aan de hand van fig. 2.

5 In het geval van de gashouder 3 wordt een gewijzigd klepverloopstuk 12' gebruikt.

Zoals is weergegeven in fig. 2 omvat de combinatie het verloopstuk 12 voor de gashouderklep, dat is voorzien van een lichaam 13 met uitwendige schroefdraad en een verbindingsbuis 14, die een veerkrachtige 10 ringvormige afdichting 15 draagt. Dit verloopstuk past in de standaard gasuitlaatklep 4, die is aangebracht in de gashouder en wordt aan de klep 4 door inschroeven bevestigd door middel van een vleugelmoer 16 met drie vleugels. Het van de afdichting 15 afgelegen verloopstukeinde heeft een uitwendige schroefdraad, waarop het aansluitblok 11 .wordt geschroefd, 15 terwijl een axiale boring 17 door het gehele verloopstuk voert naar dit einde met schroefdraad.

Het aansluitblok heeft twee bussen 18 en 19 met inwendige schroefdraad voor het opnemen van een noodklep 10 in de ene bus en een terugslagklep 9 in de andere bus. De beide bussen zijn niet verwisselbaar voor 20 de beide klepsoorten door schroefdraden met verschillende spoed of verschillende diameter of een soortgelijk middel. De schroefdraadeinden van de terugslagklep en de noodklep zijn overeenkomstig verschillend.

De binneneinden van de bussen 18, 19 zijn resp. voorzien van schuine boringen 20, 21, die elkaar ontmoeten in de hartlijn van de boring 25 17 en daarmee doorlopende kanalen vormen.

Fig. 3 toont de terugslagklep 9, die een zeskant moerlichaam 22 heeft, een gedeelte 23 met uitwendige schroefdraad aan een einde en een cilindrisch einde 24 aan het andere einde voor het opnemen van een slang 8. Een inwendige boring 25 verloopt van het ene naar het andere 30 einde en is in het midden verwijd voor het vormen van een inwendige kamer 26. Deze kamer bevat een klepsluitorgaan 28 en een voorspanveer 29. Het klepsluitorgaan 28 heeft een kop 27 en een zittingelement 30.

Zoals duidelijk is, is een gasstroom alleen mogelijk in de richting van het einde 24 naar het einde 23, d.w.z. in de richting van de pijl 31.

35 Fig. 4 toont de noodklep 10, die een zeskant moerlichaam 32 heeft, een gedeelte 33 met uitwendige schroefdraad aan een einde en een cilindrisch einde 34 aan het andere einde, voor het opnemen van een slang 8. Een inwendige boring 35 verloopt van het ene naar het andere einde en is in het midden verwijd tot een inwendige kamer 36. Deze kamer 40 bevat een klepsluitorgaan 38 en een voorspanveer 39. Zoals in de ···! 0 ΰ ί 0 i ν

• * V

- 3 - tekening is weergegeven komt de kop van het klepsluitorgaan 38, geholpen door de veer 39, aan te liggen tegen een schouder 37 van de kamer 36 en wordt daarvan afgeheven door gasstroming in de richting van het einde 33 naar het einde 34, d.w.z. in de richting van de pijl 40. Wanneer er 5 een overmatige gasstroming is in de richting van de pijl 40 wordt het klepsluitorgaan voldoende ver bewogen tegen de veer 39 in, dat een taps vlak 41 van het klepsluitorgaan komt aan te liggen tegen een taps vlak 42 van de kamer 36. De klep 38 wordt in deze stand gehouden door de overmatige gasdruk, die werkt tegen de veer 39 in en hierdoor wordt de 10 gastoevoer lenigs de boring 35 gestopt.

Een niet weergegeven omlooplekkanaal kan zijn aangebracht om een beperkte gasstroom toe te laten wanneer dit nodig is.

Nu weer in fig. 1 ziet men dat elke slang 8 een noodklep 10 heeft aam zijn toevoereinde en een terugslagklep 9 aan zijn gasafvoer-15 einde. Zoals hierboven is gezegd zijn de van schroefdraad voorziene klepeinden 23 en 33 niet onderling verwisselbaar. Daar in het uitlaatver-loopstuk 7 slechts een terugslagklep 9 kan worden opgenomen, kunnen de slangen slechts in de in fig. 1 getoonde volgorde en met de weergegeven stroomrichting worden verbonden.

20 Het verloopstuk 12' voor de gashouderklep, dat is weergegeven in fig. 1, verschilt alleen van het verloopstuk 12 doordat het een bus heeft met inwendige schroefdraad voor het opnemen van het einde 33 met uitwendige schroefdraad van een noodklep 10, in plaats van het einde met uitwendige schroefdraad dat in fig. 2 is weergegeven.

25 In een niet in de tekening weergegeven andere constructie, waarmee het gebruik mogelijk is van een eenvormige verloopstukconstructie 12 voor alle gashouders, is het eindverloopstuk 12' voorzien van een enkel aansluitblok met twee bussen met inwendige schroefdraad, één voor het einde met uitwendige schroefdraad van het verloopstuk 12 en de andere 30 voor het einde 33 met uitwendige schroefdraad van de klep 10.

Bij het gebruik kern het verdeelsysteem worden gebruikt voor een willekeurig aantal gashouders, die elk of alle kunnen worden ingesteld voor het toevoeren van gas aan het verdeelstuk door instelling van de verschillende kleppen 4. Elke gebruikte slang 8 is identiek en kan in de 35 juiste stroomrichting worden aangesloten door ongeschoolde arbeiders.

Wanneer een slang versleten of defekt raakt kan deze tezamen met zijn eindkleppen worden vervangen.

Bij breuk van een slang 8 gaat de gastoevoer door van de stroom-opwaartse zijde van de breuk en komen de noodafsluitkleppen in werking 40 voor het afsluiten van alle gashouders aan de stroomopwaartse zijde van «·» w* -> - vs i · . *- · ; ^ ^ V * Ό J ·.· 5 - 4 - de gebroken slang.

Bij een pijpbreuk of een ander ernstig lek voorbij het uitlaatverloopstuk 7 treden de noodkleppen 10 in werking voor het beschermen van het gehele gastoevoer-verdeelsysteem.

Claims

1. Verdeelsysteem voor een aantal gashouders, waardoor gas aan een uitlaat kan worden toegevoerd, gekenmerkt door een aantal slangen voor het in serie verbinden van de uitlaat met de gashouders, waarbij elke slang een terugslagklep heeft aan zijn het dichtst bij de gasuitlaat gele-S gen einde en een bij overmatige gasstroming bediende afsluitklep aan zijn andere einde heeft.

2. Verdeelsysteem volgens conclusie 1, gekenmerkt door een verloopstuk voor de gashouderklep van elke gashouder, waardoor gas uit deze houder kan stromen.

3. Verdeelsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke gashouder, behalve de het verst van de uitlaat verwijderde gashouder van de in serie verbonden houders, een dubbel aansluitblok heeft voor het daarmee verbinden van ingaande en uitgaande gasslangen.

4. Verdeelsysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 15 elk dubbel aansluitblok een directe gasstroomverbinding verschaft tussen de inkomende en uitgaande gasslangen.

5. Verdeelsysteem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verloopstuk voor de gashouderklep van de het verst van de uitlaat gelegen gashouder van de in serie verbonden houders een verloopstuk 20 voor zijn gashouderklep heeft en een aansluitblok, dat alleen een verbinding heeft voor een uitgaande gasslang.

6. Verdeelsysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk verloopstuk voor een gashouderklep een met een vleugelmoer verdraaibare schroefkoppeling met de betreffende gashouder heeft.

7. Verdeelsysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk verloopstuk voor een gashouderklep en elke slangverbinding een gasafdichting in de vorm van een O-ring heeft. 30 Λ * Λ ai -J * V V