NL8402062A

NL8402062A - DISC ELEVATOR.

Info

Publication number: NL8402062A
Application number: NL8402062A
Authority: NL
Original assignee: Pwh Holland B V
Priority date: 1984-06-28
Filing date: 1984-06-28
Publication date: 1986-01-16
Also published as: DE3522719A1; NL185338C

Description

«a. <5 ITO 52634"a. <5 ITO 52634

Korte aanduiding: Schijvenelevator.Short designation: Disc elevator.

De uitvinding betreft een schijvenelevator omvattende twee op een afstand van elkaar evenwijdig lopende, opstaande buizen die bij hun ene uiteinden met elkaar zijn verbonden door een buisbochtstuk, terwijl bij de 5 andere open uiteinden van de buizen een aandrijfmiddel is gemonteerd voor een door de buizen en het bochtstuk lopend buigzaam orgaan zonder eind, in het bijzonder een kabel, waaraan op gelijke afstanden van elkaar een aantal schijven zijn bevestigd waarvan de omtreksvorm gelijk is aan de 10 doorsnedevorm van de buizen en van het buisbochtstuk en de afmetingen zodanig zijn, dat de schijven met een kleine speling door de buizen en het bochtstuk kunnen schuiven, welk aandrijfmiddel wordt gevormd door een, door een motor tot rotatie te brengen nestenschijf waarvan de rotatie-as 15 loodrecht staat op het vlak door de hartlijnen van de ópstaande buizen en die is voorzien van een omtreksgroef voor het opnemen van de kabel en van uitsparingen of nesten in de omtrek die de schijven aan de kabel gedeeltelijk kunnen opnemen. Een dergelijke elevator is bekend uit de 20 Nederlandse octrooiaanvrage 73.07491.The invention relates to a disc elevator comprising two upright tubes which run parallel to each other and which are connected at one end by a pipe bend, while at the other 5 open ends of the tubes a drive means is mounted for one through the tubes and the endless bend running flexible member, in particular a cable, to which an equal number of discs are attached, the circumference of which is equal to the cross-sectional shape of the pipes and of the pipe bend and the dimensions are such that the discs can slide through the pipes and the bend with a small play, which drive means is formed by a nest disc, which can be rotated by a motor, the axis of rotation of which is perpendicular to the plane through the axes of the upright pipes and which is provided of a circumferential groove for receiving the cable and of recesses or nests in the circumference that the discs a can partially pick up the cable. Such an elevator is known from Dutch patent application 73.07491.

Bij het in werking zijn van een schijvenelevator, wordt het op te voeren materiaal via een inlaat in het buisbochtstuk gebracht, waarna dit materiaal door middel van de aan de kabel bevestigde transportschijven 25 door de ene ópstaande buis omhoog wordt gevoerd en vervolgens in een uitlaatmond wordt gestort. Daarbij lopen door de andere opstaande buis de transportschijven onbelast weer naar beneden, zodat er een betrekkelijk groot verschil aanwezig is tussen de krachten in het opgaande part van de 30 kabel en in het neergaande part, welk verschil tevens wordt beïnvloed door de weerstand die de transportschijven ondervinden bij het doorlopen van het bochtstuk.When a disc elevator is in operation, the material to be fed up is introduced into the pipe bend via an inlet, after which this material is fed up through the one upright pipe by means of the transport discs attached to the cable and then into an outlet mouth. deposited. In this case, the transport discs run unloaded again through the other upright tube, so that there is a relatively large difference between the forces in the upward part of the cable and in the downward part, which difference is also influenced by the resistance of the transport discs experience when going through the bend.

Voor een goede aandrijving door de nestenschijf is het gewenst dat de steek van de 35 transportschijven kleiner is dan de steek van de nesten in de omtrek van de nestenschijf. Daardoor zal bij het in 8402062 ί Ί» -2- werking zijn steeds slechts één transportschijf, of in werkelijkheid de bevestigingsnaaf van deze schijf, in aangrijping zijn met de, ten opzichte van de rotatierichting achterste rand van het deze schijf opnemende nest, terwijl 5 op het moment dat dit nest tot buiten aangrijping met de schijf wegdraait, de kabel iets gaat slippen totdat de daar achter liggende schijf door de achterrand van het deze schijf opnemende nest wordt gegrepen.For a good drive through the nest disc it is desirable that the pitch of the transport discs is smaller than the pitch of the nests in the circumference of the nest disc. As a result, in operation in 8402062, only one transport disc, or in reality the mounting hub of this disc, will engage the edge of the nest receiving this disc relative to the direction of rotation, while 5 the moment this nest rotates out of engagement with the disc, the cable will slip slightly until the disc behind it is gripped by the rear edge of the nest receiving this disc.

Het is gebleken dat bij een leeglopende 10 elevator van het onderhavige type, dat wil zeggen bij een elevator waarvan de schijvenkabel wel wordt voortbewogen maar geen materiaal wordt opgevoerd, na verloop van tijd de transportschijven niet meer correct door de nesten worden opgenomen en de kabel klem loopt. Dit euvel treedt 15 voornamelijk op bij schijvenelevators van betrekkelijk grote hoogte.It has been found that with a deflated elevator of the present type, that is to say with an elevator whose disc cable is advanced but no material is advanced, after a while the transport discs are no longer correctly received by the nests and the cable clamp runs. This problem mainly occurs with disc elevators of relatively great height.

Volgens de uitvinding is nu gevonden dat de oorzaak van genoemd euvel ligt in het, bij leegloop van de elevator, te geringe krachtverschil tussen de krachten in 20 het opgaande en neergaande part van de schijvenkabel, waardoor de kabel niet meer gaat slippen, zoals hierboven uiteengezet, en bij het roteren van de nestenschijf, de schijven steeds meer nabij het vooreind van de nesten komen te liggen. Het genoemde krachtverschil wordt bij een 25 leeglopende elevator hoofdzakelijk bepaald door de wrijving tussen de transportschijven en de binnenwand van het buisbochtstuk, waardoor de kracht in het opgaande part toeneemt en in het neergaande part afneemt ten opzichte van een stilstaande elevator. Bij een toenemende hoogte van de 30 elevator, waardoor de krachten in beide parten, door het gewicht van de schijven en de kabel, in toenemende mate groter worden, wordt de genoemde wrijving relatief klein ten opzichte van de krachten in beide parten, waardoor geen voldoende groot krachtverschil meer ontstaat om de kabel te 35 doen slippen.According to the invention it has now been found that the cause of said shortcoming lies in the small difference in force between the forces in the ascending and descending part of the disc cable when the elevator is deflated, as a result of which the cable no longer slips, as explained above. , and as the nest disc rotates, the discs increasingly come to lie near the front end of the nests. The said difference in force with a deflated elevator is mainly determined by the friction between the transport discs and the inner wall of the pipe bend, whereby the force in the ascending part increases and decreases in the descending part relative to a stationary elevator. With an increasing height of the elevator, as a result of which the forces in both parts increase, due to the weight of the discs and the cable, the aforementioned friction becomes relatively small compared to the forces in both parts, so that no sufficient there is a large difference in force to cause the cable to slip.

Het doel van de uitvinding is een schijvenelevator van het genoemde type te verschaffen die genoemd euvel niet heeft.The object of the invention is to provide a disc elevator of the said type which does not have said defect.

8402062 -3-8402062 -3-

Dit doel wordt bereikt doordat bij de elevator volgens de uitvinding de nestenschijf is voorzien van middelen die bij het roteren van de nestenschijf in wezen tegen een, in een nest opgenomen schijf kunnen 5 aankomen en bij de verdere rotatie van de nestenschijf een beweging kunnen uitvoeren die tegengesteld is aan de rotatierichting van de nestenschijf voor het over een bepaalde afstand in de richting tegengesteld aan de rotatierichting van de nestenschijf, ten opzichte van het lönest verplaatsen van de daarin opgenomen schijf en bijgevolg het laten slippen van de kabel over de nestenschijf.This object is achieved in that in the elevator according to the invention the nesting disc is provided with means which, when the nesting disc is rotated, can essentially come into contact with a disc incorporated in a nest and can execute a movement during the further rotation of the nesting disc. is opposite to the direction of rotation of the nesting disc for moving the predetermined distance in the direction opposite to the direction of rotation of the nesting disc, relative to the longitudinal displacement of the disc contained therein and consequently slipping the cable over the nesting disc.

Door deze middelen wordt, wanneer bij leegloop van de schijvenelevator een transportschijf te ver uit het midden nabij de voorrand van het deze schijf 15 opnemende nest komt te liggen, de kabel gedwongen te slippen waardoor de nesten de transportschijven weer op de juiste wijze opnemen, zodat er geen gevaar meer bestaat dat de kabel klem loopt.By these means, when a transport disc comes to lie too far from the center near the front edge of the nest receiving this disc 15 when the disc elevator deflates, the cable is forced to slip, so that the nests take up the transport discs in the correct manner again, so that there is no longer any danger of the cable becoming jammed.

Op voordelige wijze worden de genoemde 20 middelen gevormd door een hefboom die zwaaibaar om een punt aan de nestenschijf is gemonteerd en waarvan het ene eind nabij de rotatie-as van de nestenschijf is gelegen en het andere eind nabij de, in de bewegingsrichting van de nestenschijf gezien, voorste rand van een nest van de 25nestenschijf, waarbij het genoemde ene eind tegen een vast om de rotatie-as aangebracht nokorgaan aanligt of kan aanliggen, welk nokorgaan een zodanige vorm heeft dat bij een rotatie van de nestenschijf over 180°, waarbij het genoemde nest vanaf de stand waarin het nest in wezen in het 30 horizontale vlak door de rotatie-as van de nestenschijf ligt, het hoogste punt van de nestenschijf doorloopt en weer in het genoemde horizontale vlak komt te liggen, het genoemde ene eind van de hefboom vanaf de uitgangsstand ten opzichte van de rotatie-as naar buiten wordt verplaatst, 35zodat het genoemde andere eind vanaf de voorrand van het nest naar binnen in het nest wordt verplaatst.The said means are advantageously formed by a lever which is mounted for pivoting about a point on the nesting disc, one end of which is located near the axis of rotation of the nesting disc and the other end near the, in the direction of movement of the nesting disc seen, front edge of a nest of the nesting disc, wherein said one end abuts or can abut against a cam member fixedly arranged about the rotation axis, which cam member has such a shape that when the nest disc is rotated through 180 °, the said nest from the position in which the nest lies essentially in the horizontal plane through the axis of rotation of the nesting disc, passes through the highest point of the nesting disc and comes back into said horizontal plane, said one end of the lever is moved outward from the starting position relative to the axis of rotation, so that the said other end is moved into the nest from the leading edge of the nest rplace.

Bij voorkeur wordt daarbij de hefboom zodanig door middel van een veerorgaan tegen een aanslag 8402062 j' * -4- aangehouden, dat het genoemde ene eind daarvan vrij is van het nokorgaan, en het genoemde andere eind zodanig nabij de voorrand van een nest is gelegen, dat bij het in dit nest komen van een transportschijf die daarbij te ver uit het 5 midden nabij de voorrand van het nest komt te liggen, het genoemde andere eind van de hefboom in de rotatierichting wordt weggeduwd door de transportschijf, zodat het genoemde ene eind van de hefboom tegen de veerkracht in, tegen het nokorgaan wordt aangedrukt.Preferably, the lever is held against a stop 8402062 j '* -4- by means of a spring member in such a way that said one end thereof is free from the cam member, and said other end is located such near the front edge of a nest , that when a transport disc comes into this nest and thereby lies too far from the center near the front edge of the nest, the said other end of the lever is pushed away in the direction of rotation by the transport disc, so that the said one end of the lever against the spring force, is pressed against the cam member.

10 Op deze wijze wordt verkregen dat de hefboom eerst dan gaat werken wanneer bij een leeglopende elevator géén slip van de kabel optreedt.In this way it is obtained that the lever will only start working when no slipping of the cable occurs in the case of an empty elevator.

Bij voorkeur wordt het nokorgaan gevormd door een orgaan met een cirkelvormige omtrek waarvan het 15 middelpunt op een afstand onder de rotatie-as van de nestenschijf ligt.Preferably, the cam member is formed by a member with a circular circumference, the center of which is spaced below the axis of rotation of the nest disc.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin figuur 1 een schijvenelevator in zij-20 aanzicht weergeeft, figuur 2 op grotere schaal het hefboom-mechanisme volgens de uitvinding toont, en de"figuren 3 en 4 schematisch de werking van het hefboommechanisme tonen.The invention is further described with reference to the drawing in which figure 1 shows a disk elevator in side view, figure 2 shows on a larger scale the lever mechanism according to the invention, and the figures 3 and 4 schematically show the operation of the lever mechanism .

25 De in figuur 1 getoonde schijvenelevator omvat een rondlopende kabel 1, waaraan op gelijk afstanden van elkaar een aantal transportschijven 2 zijn bevestigd. De kabel met de daaraan bevestigde schijven 2 loopt door een buis bestaande uit de verticale delen 3 en 4 en het deze 30 delen met elkaar verbindende pijpbochtstuk 5, waarbij de binnendiameter van deze buis ten naaste bij gelijk is aan de diameter van de schijven 2, zodat de schijven met een geringe speling door de buis kunnen schuiven. De buisstukken 3 en 4 zijn bij de bovenkant open. Boven de open bovenkanten 35 van de buizen 3 en 4 is een nestenschijf 6 draaibaar gemonteerd die door middel van de aandrijfketting 7 door de aandrijfmotor 8 tot rotatie kan worden gebracht. In de omtrek van de nestenschijf 6 is een groef gevormd, waarin de 8402062 * * -5- kabel 1 is opgenomen, terwijl de uitsparingen of nesten 9 in de omtrek van de nestenschijf 6 de schijven 2 kunnen opnemen en achter deze schijven kunnen grijpen. Aan het bochtstuk 5 is een inlaat 10 voor het op te voeren materiaal 5 aangebracht, terwijl onder de nestenschijf 6 een uitlaatmond 11 is gevormd. De schijven 2 zijn aan de kabel 1 bevestigd door middel van de naven 12.The disk elevator shown in figure 1 comprises a revolving cable 1, to which a number of transport disks 2 are attached at equal distances from each other. The cable with the disks 2 attached thereto runs through a tube consisting of the vertical parts 3 and 4 and the pipe bend 5 connecting these 30 parts, the inner diameter of this tube being approximately equal to the diameter of the disks 2, so that the discs can slide through the pipe with little play. The pipe pieces 3 and 4 are open at the top. Above the open tops 35 of the tubes 3 and 4 a nesting disc 6 is rotatably mounted which can be rotated by the drive motor 8 by means of the drive chain 7. A groove is formed in the periphery of the nesting disc 6, in which the 8402062 * -5-cable 1 is received, while the recesses or nests 9 in the periphery of the nesting disc 6 can receive the discs 2 and grip behind these discs. An inlet 10 for the material 5 to be fed up is arranged on the bend 5, while an outlet mouth 11 is formed under the nesting disc 6. The disks 2 are attached to the cable 1 by means of the hubs 12.

Op de nestenschijf 6 is een hefboommecha-nisme 13 gemonteerd dat op grotere schaal is getoond in 10 figuur 2.A lever mechanism 13 is mounted on the nest disc 6, which is shown on a larger scale in figure 2.

Het hefboommechanisme 13 omvat een hefboom die wordt gevormd door twee, aan weerskanten van de nestenschijf 6 aangebrachte staven 14 die bij 15 door middel van een, door een opening in de nestenschijf ó lopende bout met 15 elkaar zijn verbonden en die bij 16 draaibaar aan de nestenschijf 6 zijn bevestigd. Bij het ene eind is een aanslag-orgaan 17 aan de staven 14 bevestigd en aan het andere eind een volgorgaan 18 in de vorm van een roteerbare rol.The lever mechanism 13 comprises a lever which is formed by two rods 14 arranged on either side of the nesting disc 6, which are connected to each other at 15 by means of a bolt passing through an opening in the nesting disc and which are rotatable at 16 nest disc 6 are attached. At one end a stop member 17 is attached to the bars 14 and at the other end a follower 18 in the form of a rotatable roller.

Een nokorgaan 20 is op verder niet 20 getoonde wijze vast bevestigd, welk nokorgaan een cirkel-vormige omtrek heeft waarvan het middelpunt 21 op een afstand e onder de rotatie-as 19 van de nestenschijf 6 ligt.A cam member 20 is fixedly fixed in a manner not further shown, which cam member has a circular circumference, the center point of which 21 is spaced e below the rotation axis 19 of the nest disc 6.

Verder is een veerorgaan 22 aangebracht dat aan de ene kant bij 23 aan de hefboom 14 en aan de 25 andere kant bij 24 aan de nestenschijf 6 is bevestigd, zodat normaal de hefboom 14 door het veerorgaan 22 tegen een op de nestenschijf 6 bevestigde aanslag 25 wordt getrokken, waardoor het volgorgaan 18 vrij ligt van het nokorgaan 20.Furthermore, a spring member 22 is provided, which is fastened on one side at 23 to the lever 14 and on the other side at 24 to the nest disc 6, so that normally the lever 14 is mounted by the spring member 22 against a stop 25 mounted on the nest disc 6. is pulled, leaving the follower 18 clear of the cam 20.

In figuur 2 is echter getoond dat de in het nest 9 opgenomen 30 transportschijf 2 zodanig nabij de voorrand van het nest 9 ligt, dat de naaf 12 tegen de aanslag 17 van de hefboom 14 aanligt, waardoor de hefboom 14 tegen de veerkracht van het veerorgaan 22 in is gezwaaid, waardoor de volgrol 18 tegen het nokorgaan 20 aanligt. Als gevolg zal bij het roteren van 35 de nestenschijf 6 het volgorgaan 18 zich over het nokorgaan 20 afrollen, waardoor de hefboom 14 in een richting tegengesteld aan de rotatierichting van de nestenschijf 6 gaat zwaaien, waardoor de kabel 1 over de nestenschijf 6 8402062 <* * -6- gaat slippen, zodat de transportschijven 2 op de juiste wijze door de nesten 9 worden opgenomen.In Figure 2, however, it is shown that the transport disc 2 received in the nest 9 lies so close to the front edge of the nest 9 that the hub 12 rests against the stop 17 of the lever 14, whereby the lever 14 against the spring force of the spring member 22 has been swung in, so that the follower roller 18 rests against the cam member 20. As a result, when rotating the nest disc 6, the follower 18 will roll over the cam 20, causing the lever 14 to swing in a direction opposite to the rotation direction of the nest disc 6, causing the cable 1 to pass over the nest disc 6 8402062 * -6- slips, so that the transport discs 2 are correctly received by the nests 9.

Deze werking van het hefboommechanisme is verder schematisch getoond in de figuren 3 en 4.This operation of the lever mechanism is further schematically shown in Figures 3 and 4.

3 Na de stand zoals getoond in figuur 4, waarbij de kabel 1 over de nestenschijf 6 is geslipt, zal bij een verdere rotatie van de nestenschijf 6 de aanslag 17 los komen van de naaf 12, waardoor de hefboom 14 door het veerorgaan 22 tegen de aanslag 25 wordt aangetrokken, en de 10 volgrol 18 vrijkomt van het nokorgaan 20.3 After the position as shown in figure 4, in which the cable 1 has slipped over the nesting disc 6, with a further rotation of the nesting disc 6, the stop 17 will come loose from the hub 12, whereby the lever 14 is pressed against the stop 25 is attracted, and the follower roller 18 is released from the cam 20.

De afstand e of excentriciteit van het nokorgaan 20 is bij voorkeur gelijk aan het product van het aantal nesten in de nestenschijf en het verschil tussen de steek van deze nesten en die van de transportschijven. Bij 15 het getoonde voorbeeld met twaalf nesten en een steekver-schil van 0,5 mm zal dus de afstand e = 6 mm bedragen.The distance e or eccentricity of the cam member 20 is preferably equal to the product of the number of nests in the nest disc and the difference between the pitch of these nests and that of the transport discs. Thus, in the example shown with twelve nests and a pitch difference of 0.5 mm, the distance will be e = 6 mm.

84020628402062

Claims

Disc elevator comprising two spaced upstanding upright tubes connected at one end by a tube bend, while at the other open ends of the tubes a drive means is provided for passing through the tubes and the bend running flexible member without end, in particular a cable, to which an equal number of transport discs are attached, of which the circumferential shape is equal to the cross-sectional shape of the pipes and of the pipe bend and the dimensions are such that the discs a small play can slide through the tubes and the elbow, which drive means is formed by a motorized rotatable nest disk whose axis of rotation is perpendicular to the plane through the center line of the upright tubes and which is provided with a circumferential groove for receiving the cable and circumferential recesses or nests, which support the discs and the cable 1 can take up partially, characterized in that the nest disc is provided with means which, when the nest disc is rotated, can come into contact essentially with a disc incorporated in a nest and, when the nest disc is further rotated, can perform a movement which is opposite is directed to the rotation direction of the nesting disc, for moving the disc incorporated therein over a certain distance in a direction opposite to the rotation direction of the nesting disc, and consequently slipping the cable over the nesting disc .

Disc elevator as claimed in claim 1, 50, characterized in that said means are formed by a lever which is pivotally mounted about a point on the nesting disc, the one end of which is located near the axis of rotation of the nesting disc and the other end near the front edge of a nest of the nesting disc, viewed in the direction of movement of the nesting disc 55, wherein said one end abuts or can abut against a cam member fixedly arranged about the axis of rotation, which cam member has such a has the form that, when the nest disc is rotated through 180 °, said nest passes through the highest point of the nest disc from the position in which the nest is essentially in the horizontal plane through the axis of rotation of the nest disc, and again in said horizontal plane comes to lie, said one end of the lever, is moved outwards from the starting position relative to the axis of rotation, so that said other end d is moved from the leading edge of the nest into the nest.

Disc elevator as claimed in claim 2, characterized in that the lever is held against a stop by means of a cattle member, such that said one end thereof is free from the cam member and said other end such near the front edge of a nest it is located that when a transport disc comes into this nest and thereby lies too far from the center near the front edge of the nest, the said other end of the lever is pushed away in the direction of rotation by the transport disc so that it said one end of the lever is pressed against the spring force against the cam member.

Disc elevator according to claims 2 or 3, characterized in that the cam member is formed by a member with a circular circumference, the center of which is spaced below the axis of rotation of the nest disc.

Disc elevator according to claim 4, characterized in that said distance is equal to the product of the number of nests in the nest disc and the pitch difference between the discs and the nests, the pitch of the discs being less than that of the nesting and the pivot of the lever is located in the center thereof. 1402062 \ _____________________________