NL8320226A

NL8320226A - Gelamineerd veegmiddel.

Info

Publication number: NL8320226A
Application number: NL8320226A
Authority: NL
Original assignee: Scott Paper Co
Priority date: 1982-07-16
Filing date: 1983-06-16
Publication date: 1984-06-01
Also published as: FR2530185B1; CA1199565A; DE3390079T1; ES282056Y; AU565560B2; ES282056U; IT8367733A0; GB2137557A; GB2137557B; BE897267A; DE3390079C2; FR2530185A1; AU1820783A; US4429014A; IT1161490B; WO1984000323A1; GB8329277D0

Description

- 83 2 02 2 6

Korte aanduiding: Gelamineerd veegmiddel Technisch gebied

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op wegwerpconstructies 5 van gelamineerd baanvormig materiaal en op werkwijzen voor het maken van deze constructies, welke geschikt zijn voor gebruik als een vervangingsmiddel van fabriekshanddoeken van doek. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een gelamineerde baanconstructie waarin een zeer lichte, relatief sterke versterkingsbaan met een hechtmiddel is 10 verbonden met hetzij één of twee vezelbanen, gemaakt van in hoofdzaak vezels als worden gebruikt voor papierfabricage.

Achtergrond van de uitvinding

De bekende stand van de techniek doet zién dat vezelbanen, gemaakt van in 15 hoofdzaak vezels voor papierfabricage, kunnen worden versterkt voor het maken van een constructie van gelamineerd baanvormig materiaal, die geschikt is voor gebruik als sterk veegmiddel. Dit wordt in het algemeen verkregen door het hechten van een versterkingslaag aan één of meer lagen van banen met een uniform soortelijk gewicht of uniforme dichtheid, 20 zoals tissue papier.

Eén bekende gelamineerde constructie, gemaakt met tissue-lagen, is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3,862.877, waarbij deze constructie bestaat uit drie lagen tissue-papier en waarbij een grote hoeveelheid bijzonder zacht, kleverig, zich niet verplaatsend vast bind-25 materiaal is geïmpregneerd in een centraal gelegen tissue-laag die is bekleed met extra buitenste tissue-lagen.

Amerikaans octrooischrift 3,709.764 beschrijft een gelamineerd veegmiddel, waarin één of meer lagen cellulose-tissuelagen zijn geplaatst tussen buitenste voeringlagen.

30 Amerikaans octrooischrift 3,953.638 beschrijft een gelamineerde veegconstructie die een relatief niet rekbare centrale laag heeft van cellulose-tissuepapier, die is versterkt door het opdrukken van een intermitterend patroon van een geschikte polymere kunsthars op elk oppervlak. De buitenste lagen van het veegmiddel bestaan uit sterk 35 rekbaar crêpe-cellulose-tissuepapier die intermitterend worden gehecht aan het oppervlak van de versterkte centrale laag.

Amerikaans octrooischrift 3,879.257 beschrijft een vezelige baan, bestaande uit een enkele laag, die een laminaatvormige constructie heeft, welke bestaat uit een zacht, absorberend centraal kerngebied met 40 een relatief lage vezelconcentratie, aangebracht tussen twee sterke, 8320226 * i - 2 - tegen schuren bestendige oppervlakgebieden met een grotere vezelconcentra-tie. De oppervlakgebieden dragen bandmateriaal in zich voor het verschaffen van sterkte en de gebonden gebieden in tenminste één van de oppervlakgebieden zijn fijn gecrêpt. Dit octrooischrift beschrijft ook een 5 werkwijze voor het maken van een laminaatvormige baan van een reeds gevormde vezelige baan, welke werkwijze de stappen omvat van het aanbrengen van bindmateriaal op een zijde van de baan, dat van ongeveer 10 - 60% de dikte van de baan binnendringt, het aanbrengen van bindmateriaal aan de andere zijde van de baan in een fijn uiteen liggend patroon 10 dat van ongeveer 10 - 60% de dikte van de baan binnendringt, maar zich vrijwel niet verbindt met het eerste bindmateriaal, het hechten van de andere zijde van de baan aan een crêpe-oppervlak door middel van het hechtmateriaal en het crêpen van de baan van het crêpe-oppervlak. Het is ook in de bekende stand van de techniek bekend een gelamineerde baan-15 constructie te vormen door een uit draden bestaande voering te lamineren tussen twee vezelbanen, vervaardigd volgens het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 3,879.257. De afstand tussen de draden van de voering 2 geeft openingen in de voering met een oppervlak van ongeveer 0,5 cm . Aanvraagster heeft gevonden dat deze vrij grote, niet versterkte 20 gebieden de gelamineerde constructie ongeschikt maken als een sterk veegmiddel, daar de relatief grote niet versterkte gebieden de neiging hebben openingen te vertonen en geen goede wrijfweerstand verschaffen over het gehele oppervlak van het veegmiddel. Amerikaans octrooischrift 2,834.809 beschrijft een werkwijze bekend als reliëfperforeren, van het 25 mechanisch bewerken van vezelbanen teneinde deze beter absorberend en beter vormbaar te maken. Bij deze werkwijze wordt de baan gevoerd door de kneep van twee rollen, waarbij het oppervlak van elke rol is voorzien van een aantal uitsteeksels en indrukkingen, welke zodanig zijn aangebracht, dat de uitsteekséls van elke rol behoren bij overeenkomstige 30 indrukkingen in de andere rol. Wanneer de vezelbaan de kneep van de beide rollen passeert, worden delen van de baan samengedrukt, terwijl delen van de baan tussen de samengedrukte gebieden worden gerekt voorbij de élasticiteitsgrens van de vezels of van de binding tussen de vezels, waardoor de vezels van elkaar worden gescheiden, zodat de poreusheid 35 van de baan groter wordt. In sommige gevallen wordt de treksterkte van het papier overschreden, waardoor openingen in de baan worden gevormd.

De octrooihouder van het laatstgenoemde octrooischrift ziet in dat met hun werkwijze uit meer lagen bestaande banen mechanisch kunnen worden bewerkt.

40 8320226 ψ - 3 -

Samenvatting van de uitvinding

Volgens deze uitvinding wordt een uit meer lagen bestaand veegmiddel verschaft, met een sterk oppervlakgebied van vezels met in hoofdzaak een kleinere lengte van 6,35 mm en waarbij bindmateriaal daarin is 5 aangebracht volgens een patroon met fijne afstanden, waarbij de gebieden in het sterke oppervlakgebied, waar het bindmateriaal wordt aangebracht, fijn worden gecrêpt. Het veegmiddel heeft ook een binnenste kerngebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met een kleinere vezelconcentratie dan in het oppervlakgebied. Het veegmiddel 10 heeft een tweede sterk gebied van vezels met een lengte die in hoofdzaak kleiner is dan 6,35 mm en met een grotere vezelconcentratie dan in het binnenste kerngebied, waarbij bindmateriaal daarin is aangebracht volgens een patroon met fijne afstanden, voor het binden van de vezels in het tweede sterke gebied aan elkaar tot een sterk netwerk, 15 terwijl het bindmateriaal in het tweede sterke gebied in hoofdzaak niet is verbonden met het bindmateriaal in het sterke oppervlakgebied.

Het veegmiddel wordt versterkt door een versterkingslaag bestaande uit een baan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in elke richting en die in hoofdzaak vrij is 2 20 van grotere openingen dan 0,13 cm , waarbij de versterkingslaag is gehecht aan het buitenvlak van het tweede sterke gebied.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kan het veegmiddel verder een derde sterk gebied van vezels hebben met in hoofdzaak een lengte kleiner dan 6, 35 mm, waarbij bindmateriaal daarin is aangebracht 25 volgens een patroon met fijne afstanden voor het binden van de vezels aan elkaar in het derde sterke gebied tot een sterk netwerk; een tweede binnenste kerngebied van vezels met in hoofdzaak een lengte kleiner dan 6,35 mm en met in het algemeen een kleinere vezelconcentratie dan het derde sterke gebied; en een tweede sterk oppervlakgebied van vezels 30 met in hoofdzaak een lengte kleiner dan 6,35 mm, waarbij bindmateriaal daarin is aangebracht volgens een patroon met fijne afstanden, terwijl de gebieden in het sterke oppervlakgebied waar het bindmateriaal is aangebracht, fijn zijn gecrêpt en het bindmateriaal in het tweede sterke oppervlakgebied in hoofdzaak niet is verbonden met het bindmateriaal in 35 het derde sterke vezelgebied, en veel van de vezels in het tweede kerngebied, grenzend aan het tweede sterke oppervlakgebied en aan het derde sterke gebied, zijn verbonden met vezels in het tweede sterke oppervlakgebied of het derde sterke gebied, hetzij door bij de papierfabricage gebruikte bindmiddelen of bindmateriaal.

40 In nog een ander aspect van de uitvinding kan het veegmiddel 8320226 - 4 -

V

ook een tweede versterkingslaag hebben, bestaande uit een baan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm gemeten in enige richting en die in hoofdzaak vrij is van grotere 2 openingen dan 0,13 cm , welke versterkingslaag is gehecht aan het 5 buitenvlak van het eerste sterke gebied.

Volgens de werkwijze volgens deze uitvinding wordt een uit meer lagen bestaand veegmiddel vervaardigd door a) het aanbrengen van hechtmateriaal aan een zijde van een baan vezels met in hoofdzaak een lengte kleiner dan 6,35 mm, welk 10 bindmiddel van ongeveer 10 - 60% in de baan dringt; b) het aanbrengen van hechtmateriaal op de andere zijde van de baan volgens een fijn patroon mèt kleine afstanden, dat ongeveer 15 - 60 % van het oppervlakgebied bedekt en dat van ongeveer 10 - 60 % in de dikte van deze baan binnendringt en in hoofdzaak 15 niet wordt verbonden met het bindmateriaal aan de ene zijde; c) het hechten van de gebonden delen van de andere zijde van de baan aan een crêpe-oppervlak en het crêppen van de baan van dit crêpe-oppervlak; en d) het hechten van een versterkingsbaan van vezelmateriaal met een 20 minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in enige richting, welke versterkingsbaan in hoofdzaak vrij is van grotere 2 openingen dan 0,13 cm aan het oppervlak van de ene zijde van de baan.

In een ander aspect van de uitvinding kan een uit meer lagen 25 bestaand veegmiddel worden vervaardigd door het hechten van een tweede versterkingsbaan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in enige richting, en die in hoofdzaak 2 vrij is van openingen groter dan 0,13 cm , aan het oppervlak aan de andere zijde van de baan.

30 In nog een ander aspect van de uitvinding kan een uit meer lagen bestaand veegmiddel worden vervaardigd door extra de stappen a, b en c te herhalen voor een tweede baan vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en het hechten van deze ene zijde van de tweede baan aan de versterkingsbaan.

35

Korte beschrijving van de tekeningen

Pig. 1 is een schematische doorsnede door een vorm van de gelamineerde baan.

Fig. 2 is een schematische doorsnede door een tweede vorm van de gela-40 mineerde baan.

8320226 - 5 -

Fig. 3 is een schematische doorsnede door een derde vorm van de gelamineerde baan.

Fig. 4 is een stroomschema in blokvorm van een werkwijze voor het maken van de baan van fig. 1 , 5 Fig. 5 is een stroomschema in blokvorm van extra stappen, die, wanneer zij worden gevoegd bij sommige van de stappen van de werkwijze van fig. 4, de baan van fig. 2 tot resultaat hebbfen.

Fig. 6 is een stroomschema in blokvorm van extra stappen, die, wanneer zij worden toegevoegd aan sommige van de stappen van de werkwijze van 10 fig. 4, de baan van fig. 3 tot gevolg hebben.

Beste wijze van uitvoering van de uitvinding Fig. 1 toont in schematische vorm een doorsnede door een baanconstructie 10 uit een aantal lagen, vervaardigd volgens de uitvinding. De baan 10 bestaat uit een oppervlak-vezellaag 12, een binnenste vezellaag 14 15 grenzend aan de oppervlaklaag 12, een tweede binnenvezellaag 16, grenzend aan de binnenlaag 14 en een versterkingslaag 18 van vezels grenzend aan de binnenlaag 16. De oppervlakvezellaag 12 is versterkt door het aanbrengen van hechtend bindmateriaal volgens een fijn patroon aan het oppervlak 11 van de laag 12. De binnenlaag 14 bestaat uit vezels die 20 los bijeen worden gehouden door papierfabricage-bindmiddelen. De dichtheid van de vezels in de binnenlaag 14 is in het algemeen kleiner dan de dichtheid van de vezels in de versterkte oppervlaklaag 12. Veel van de vezels in de binnenlaag 14 grenzend aan de versterkte oppervlaklaag 12 zijn gebonden aan de vezels in de oppervlaklaag 12 hetzij door 25 papierfabricagebindmiddelen of docrhet hechtende bindmateriaal in de oppervlaklaag 12, waardoor een geheel wordt gevormd tussen de lagen 12 en 14. De binnenste vezellaag 16 is ook versterkt door het aanbrengen van een hechtend bindmateriaal volgens een fijn patroon op het oppervlak 17 van de laag 16. De dichtheid van de vezels in de versterkte laag 16 30 is in het algemeen groter dan de dichtheid van de vezels in de binnenlaag 14. Veel van de vezels in de binnenlaag 14 grenzend aan de versterkte laag 16 zijn gebonden aan vezels in de oppervlaklaag 12, hetzij door papierfabricage-bindmiddelen of door het hechtende bindmateriaal in de versterkte laag 16, waardoor een geheel wordt gevormd tussen 35 de lagen 14 en 16. De versterkingslaag 18 wordt gehecht aan het oppervlak 17 van de versterkte laag 16 door een willekeurig geschikt middel zoals een hechtend bindmateriaal. In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt het bindmateriaal in hetzij het oppervlak 11 van de laag 12 of in het oppervlak 17 van de laag 16 zacht gemaakt door het oppervlak fijn te 40 crêpen. In de meest de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm is het 8390226 - 6 - bindmateriaal in de beide oppervlakken 11 en 17 fijngecrept.

Bij de baanconstructie volgens fig. 1 geeft de combinatie van de versterkte oppervlaklaag van vezels 12 met de minder dichte binnenlaag 14 de baan 14 een evenwicht van een goede wrijfweerstand 5 en absorbeervermogen en zachtheid. Daar het bindmateriaal in de versterkte oppervlaklaag 12 wordt aangebracht volgens een fijn patroon kan er enige neiging zijn tot pluizen wanneer dat oppervlak wordt gebruikt voor vegen. In die gevallen geeft de versterkingslaag 18, behalve dat deze de baan 10 overal sterkte en weerstand geeft tegen gaten, dat 10 oppervlak van de baan 10 tevens een hoge wrijfweerstand zonder pluizen hoewel met verminderd absorbeervermogen.

Fig. 2 toont schematisch een doorsnede door een andere baanconstructie 20, vervaardigd volgens de uitvinding. De lagen 12a, 14a, 16a en 18a hebben de zelfde constructie als de lagen 12, 14, 16, 18 van 15 fig. 1. Een tweede versterkingslaag 22 is gehecht aan het oppervlak 11a van de versterkte laag 12a door een willekeurig geschikt middel, bijvoorbeeld een hechtend bindmateriaal. De baan 20 van fig. 2 heeft twee buitenste versterkingslagen 18a en 22 voor die toepassingen waarin men wenst dat de beide oppervlakken een grote weerstand hebben en toch 20 vrijwel pluisvrij zijn. Het binnenste vezelgebied 14a met relatief kleine dichtheid draagt niet alleen bij tot een verbeterd absorbeervermogen van de baan, maar ook tot een meer plooibare baan 20, dan wanneer die laag niet aanwezig zou zijn.

Fig. 3 toont schematisch een doorsnede van een andere baan-25 constructie 30 volgens de uitvinding. De lagen 12b, 14b, 16b en 18b hebben de zelfde constructie als de lagen 12, 14, 16 en 18 van fig.1. Behalve de lagen 12b, 14b, 16b en 18b heeft de baan 30 een derde binnenste vezellaag 32, grenzend aan de versterkingslaag 18b, een vierde inwendige vezellaag 34, grenzend aan de laag 32 en een tweede oppervlakvezellaag 30 36 grenzend aan de laag 34. De oppervlak-^vezellaag 36 is ook versterkt door het aanbrengen van hechtmateriaal volgens een fijn patroon op het oppervlak 37 van de laag 36. De binnenlaag 34 bestaat ook uit vezels die los bij elkaar worden gehouden door papierfabricagehechtmiddelen. Zoals in de laag 14b is de dichtheid van de vezels in de binnenlaag 34 35 in hoofdzaak kleiner dan de dichtheid van de vezels in de versterkte oppervlaklaag 36. Veel van de vezèls in de biiinenlaag 34,grenzend aan de versterkte oppervlaklaag 36, zijn gebonden aan vezels in de oppervlaklaag 36, hetzij door papierfabricagehechtmiddelen of door het hechtende bindmateriaal dat wordt gebruikt voor het versterken van de oppervlaklaag 40 36, waardoor een geheel ontstaat tussen de lagen 34 en 36. De binnenste - 7 - vezellaag 32 is ook versterkt door het aanbrengen van hechtend bindma-teriaal volgens een fijn patroon op het oppervlak 31 van de laag 32.

De dichtheid van de vezels in de versterkte laag 32 is in hoofdzaak groter dan de dichtheid van de vezels in de binnenlaag 34. Veel van de 5 vezels in de binnenlaag 34 grenzend aan de versterkte laag 32 zijn ook gebonden aan vezels in de versterkte laag 32, hetzij door papier-fabricagehechtmiddelen of door het hechtende bindmateriaal in de versterkte laag 32, waardoor een geheel ontstaat tussen de lagen 32 en 33.

Het oppervlak 31 wordt gehecht aan de versterkingslaag 18b door een 10 willekeurig geschikt middel, bijvoorbeeld een hechtend bindmateriaal.

De baan 30 volgens fig. 3 heeft twee versterkte oppervlaklagen 12b, 36 van vezels, gecombineerd met twee minder dichte binnenlagen 14b, 34, teneinde aan de baan 30 een evenwicht te geven tussen wrijfweerstand en absorbeervermogen, zachtheid en plooibaarheid. De versterkingslaag 18b 15 geeft de baan 30 overal sterkte en weerstand tegen doorboringen.

In de voorkeurs^uitvoeringsvormen volgens fig. 1 tot 3 bevatten alle vezellagen, behalve de versterkingslagen 18, 18a, 18b en 22, in hoofdzaak lignocellulosevezels, zoals houtpulp of katoenpluis, zoals worden gebruikt bij de papierfabricage, hetgeen korte vezels zijn 20 met een lengte kleiner dan 6,35 mm. Echter kan de baan ook zijn gevormd met een deel of alle vezels met grotere lengte, waarbij toch de voordelen van de uitvinding behouden blijven. Voorbeelden van zulke relatief langere vezels zijn katoen, wol, rayon, geregenereerde cellulose, cellulose-ester vezels, zoals cellulose -acetaatvezels, polyamide vezels, 25 acrylvezels, polyestervezels, vinylvezels, proteïnevezels, fluorkoolstof-vezels, dinitrile vezels, nitrile vezels en andere, natuurlijk of kunstmatig. De lengte van deze andere vezels kan tot ongeveer 63 mm bedragen, hoewel kortere lengten gunstig zijn voor het vormen van de baan op bekende papierfabricagemachines. Het is bijzonder gunstig om economische 30 en andere redenen om tenminste 50% papierfabricagevezels te gebruiken.

Het is ook bijzonder gunstig wanneer de vezels willekeurig zijn gericht in plaats van dat zij op een lijn liggen.

Het patroon van bindmateriaal, aangebracht op de baan, kan aan elke zijde en moet aan een zijde zijn in een willekeurige vorm van 35 fijne lijnen of fijne oppervlakken, waardoor een belangrijk deel van het oppervlak van de baan vrij van bindmateriaal blijft. Bij voorkeur moet het patroon zodanig zijn dat het bindmateriaal tussen ongeveer 15 en 60% beslaat van het totale oppervlak van de baan, waartussen ongeveer 40 -85% van elk oppervlak van de baan vrij blijft van bindmateriaal in het voltooi-40 de baanprodukt.

8320226 4 - 8 -

Het is gebleken dat het bijzonder gewenst is, wanneer de baan in hoofdzaak bestaat uit papierfabricagevezels, het bindmateriaal aan te brengen volgens een rechthoekig patroon zodat dit bindmateriaal een netvormig web vormt van sterkte, door het oppervlak van de baan.

5 Het is bekend dat papierfabricagevezels in het algemeen een kleinere lengte hebben dan ongeveer 6,35 mm en normaal een meest voorkomende vezellengte hebben die kleiner is dan 1,6 mm. Daarom is het van belang, daar de sterkte in hoofdzaak moet worden gegeven aan een vel door bindmateriaal in plaats van door onderlinge vezelbinding van de soort 10 zoals gewoonlijk wordt toegepast bij de papierfabricage, dat er een continue onderlinge verbinding is van tenminste sommige van de vezels door het bindmateriaal door de gehele baan. Wanneer het patroon van het bindmateriaal de vorm heeft van evenwijdige lijnen, staven of andere vormen van afzonderlijke gebieden, heeft de baan geen belangrijke 15 sterkte tenzij deze afzonderlijke gebieden onderlinge afstanden hebben kleiner dan de gemiddelde vezellengte. Wanneer echter het patroon van het hechtmiddel netvormig is, verschaffen de met elkaar verbonden lijnen bindmateriaal een netwerk van sterkte, zelfs wanneer belangrijke gebieden tussen de lijnen van het bindmateriaal ongebonden haandelen zijn.

20 De versterkingslaag 18, 18a, 18b en 22 volgens fig. 1, 2 en 3 is een materiaal dat een goede plooibaarheid heeft, sterk is en dat geen grote open gebieden heeft, die vrij zijn van versterkingsvezels.

In het bijzonder moet het versterkingsmateriaal 18, 18a, 18b en 22 een minimale natte (water) treksterkte hebben van ongeveer 178 g/cm, gemeten 25 in enige richting. Als een maat voor de plooibaarheid moet de versterkingslaag 18, 18a, 18b en 22 ook een buigstijfheid hebben, gemeten volgens ASTM D1388-75, volume 32, in het gebied tussen ongeveer 10 en 25. Het is ook gebleken dat de versterkingslaag 18, 18a, 18b en 22 geen grote open gebieden moet hebben. In een voorkeurs-uitvoeringsvorm is 30 de versterkingslaag een in willekeurige richting neergeslagen, door spinnen gebonden, niet geweven baan. Een voorkeurs, versterkingsmateriaal is een door spinnen geborden nylon web met een basisgewicht van 13,56 2 g/m , dat wordt verkocht onder het merk Cerex, dat kan worden gekocht bij Monsanto Textile Company, 800 North Lindbergh Boulevard, 35 St. Louis, MO 63166 in Amerika.

Figuur 4 is een stroomschema van een werkwijze voor de vervaardiging van een veegmiddel volgens fig. 1. Uit fig. 4 blijkt dat de werkwijze wordt begonnen door het behandelen van een rol basispapier 60, maar het is duidelijk voor deskundigen op dit terrein 40 dat de werkwijze ook kan worden begonnen door het behandelen van een 8320226 - 9 - baan, zoals deze wordt vervaardigd op een papierfabricagemachine, zoals beschreven in Amerikaans octrooischrift 3,879.257, waarnaar hier wordt verwezen. Het basispapier 60 wordt behandeld met de stap van blok 62, door het aanbrengen van bindmateriaal op een oppervlak van 5 de baan. Het bindmateriaal kan over het gehele oppervlak van de baan worden aangebracht of, in een voorkeurs,werkwijze, volgens een fijn patroon op het baanoppervlak. De indringing van het bindmateriaal in de baan wordt zodanig bestuurd, dat deze ligt tussen ongeveer 10 - 60% van de dikte van de baan na de crêpestap,weergegeven door blok 68.

10 Volgend op de stap 62 van het aanbrengen van bindmateriaal op een oppervlak van de baan 60 verdient het de voorkeur de stap 64 uit te voeren van het hechten van de baan, door middel van het bindmateriaal, dat is aangebracht op het ene oppervlak van de baan 60, aan een crêpe-oppervlak en het crêpen van de baan van het crêpe-oppervlak. Nadat het 15 bindmateriaal is aangebracht op het ene oppervlak, weergegeven door de stap 61, wordt bindmateriaal aangebracht op het andere oppervlak van de baan 60. Soortgelijk aan de stap 62, kan het bindmateriaal over het gehele oppervlak van de baan worden aangebracht, of, in een voorkeurswerkwijze, als een fijn patroon op dit oppervlak van de baan. De binnen-20 dringing van het bindmateriaal in de baan wordt zodanig bestuurd dat deze verloopt van ongeveer 10 tot 60% door de dikte van de baan, maar er wordt voor gezorgd, dat vrijwel geen verbinding ontstaat met het bindmateriaal, dafe bij de stap 62 is aangebracht. Na de stap 66 van het aanbrengen van bindmateriaal op het andere oppervlak van de baan 60 25 verdient het de voorkeur de stap 68 uit te voeren van het hechten van de baan 60, door middel van het op het andere oppervlak van de baan 60 aangebrachte bindmateriaal, aan een crêpe-oppervlak en het crêppen van de baan van het crêpe-oppervlak.

Na de laatste crêpestap 68 kan het gewenst zijn de 30 behandelde baan 60 op te wikkelen tot moederrollen 70 en 72 en de fabricage van het veegprodukt op een andere plaats te voltooien. Ook kan met de behandelde baan 60 direct worden voortgegaan met de volgende stap 78, die bestaat uit het lamineren van de baan 60 aan een versterkings-laag, waarvan de bron is aangegeven met een rol 76. Bij de lamineerstap 35 78 wordt een hechtmiddel gebruikt, bestaande uit UCAR 878, verkrijgbaar van de Union Carbide Corporation, 170 Park Avenue, New York, NY 10017, vermengd met zes delen per 100 van rubber Cymel 303, verkrijgbaar van American Cyanamid Company, Wayne, N.J 07470 in Amerika, een verknopings-middel. Het hechtmiddel wordt op het oppervlak van de versterkingslaag 76 40 gedrukt door middel van een gravurerol met een ruitpatroon van 2,3 x 1,5 mm 8320226 - 10 - (waarvan de lange afmeting is gericht in de machinerichting van de baan) met lijnen met een breedte van 0,3 mm en een diepte van 0,0943 mm.

Het oppervlak van de versterkingslaag 76 met het daarop gedrukte hecht-middel wordt in aanraking gebracht met het oppervlak van de baan 60 en 5 dan gedroogd,bijvoorbeeld door de gecombineerde baan te voeren over een Yankee droger bij een temperatuur van 149 - 163°C. De baan wordt verder verhit, bijvoorbeeld door middel van een droge lucht droger, tot een temperatuur van 221 tot 232°C voor het harden van het laminerende hechtmiddel. Hoewel het aanbrengen van het hechtmiddel, dat werd ge-10 bruikt voor het lamineren van de versterkingslaag 76 aan de baan 72, werd gedaan volgens een continu ruitpatroon, is duidelijk voor deskundigen op dit gebied dat ook andere hechtmiddelpatronen kunnen worden gebruikt en in feite meer gewenst kunnen zijn. Bijvoorbeeld wordt gemeend dat het aanbrengen van het hechtmiddel in een patroon 15 van afzonderlijke punten een baan geeft, die een betere plooibaarheid heeft dan een baan die is gelamineerd met een continu hechtmiddelpatroon.

Na de lamineerstap 78 is de gelamineerde constructie in hoofdzaak die volgens fig. 1.

De gelamineerde veegmiddelconstructie die ontstaat door de 20 lamineerstap 78 kan vrij stijf zijn, vergeleken met een veegdoek.

Indien dit het gevaliis, wordt de gelamineerde veegmiddelconstructie gevoerd door een mechanische zachtmakingsstap 72, zoals microcrêppen, reliëfaanbrengen of reliëfperforeren. De voorkeursmethode voor de mechanische verzachtingsstap 82 is het reliëfperforeren van de gelami-25 neerde constructie volgens Amerikaans octrooischrift 2,834,809.

Na de mechanische verzachtingsstap 80 kan de gelamineerde veegconstructie worden gewikkeld tot moederrollen 84 voor latere omzetting in verpakkingen van afzonderlijke veegdoeken.

Fig. 5 is een stroomschema in blokvorm van extra stappen, die, 30 wanneer zij worden uitgevoerd na de lamineerstap 78 volgens fig. 4, de gelamineerde veegdoek volgens 2 fig. 2 tot gevolg hebben. Zoals aangegeven met de gebroken lijn 80 wordt de gelamineerde veegconstructie, afkomstig van de lamineerstap 78, gevoerd naar een tweede lamineerstap 88, waarin een tweede versterkingsbaan 86 wordt gehecht aan het . 35 onversterkte oppervlak van de gelamineerde constructie, verkregen met de lamineerstap 78. De lamineerstap 88 is in hoofdzaak identiek aan de lamineerstap 78 van fig. 4.De gelamineerde baanconstructie die een gevolg is van de lamineerstap 88 heeft de constructie volgens fig. 2 .

In de voorkeurswerkwijze van de vervaardiging van de gelamineerde veeg-40 constructie volgens fig. 2 ondergaat de gelamineerde baanconstructie een 0320226 - 11 - mechanische verzachtingsstap 90, die in hoofdzaak gelijk is aan de mechanische verzachtingsstap 82 van fig. 4. De mechanisch zachtgemaakte veeg-doek wordt gewikkeld tot een moederrol 92 voor latere omzetting in verpakkingen van veegdoeken.

5 Fig. 6 is een stroomschema in blokvorm van extra stappen, die, wanneer zij worden uitgevoerd na de crêpestap 78 van fig. 1, de gelamineerde veegdoek van fig. 3 tot gevolg hebben. In een voorkeurswerkwijze, aangegeven met de gebroken lijnen 71, 73 en 75, worden de banen 70, 72 en 76 aan elkaar gelamineerd in een enkele lamineerstap (94).

10 Dit wordt verkregen door de versterkingsbaan 76 in aanraking te plaatsen met een vlak van de baan 72, hechtmiddel aan te brengen zoals beschreven bij de lamineerstap 78 van fig. 5, op het oppervlak van de versterkingsbaan 76, dat niet in aanraking is met de baan 72 en dan de tweede baan 70 in aanraking te brengen met het oppervlak van de baan 76 dat niet 15 in aanraking is met de baan 72. De gelamineerde baanconstructie wordt dan gedroogd en gehard als beschreven in verband met de lamineerstap 78 van fig. 4. De gelamineerde baanconstructie, die een gevolg is van de lamineerstap 94, is de constructie volgens fig. 3. Het verdient echter de voorkeur een mechanische verzachtingsstap 96 uit te voeren, in hoofd-20 zaak gelijk aan die van fig. 4. De mechanisch zachtgemaakte gelamineerde veegdoek kan worden gewikkeld tot moederrollen 98 voor latere omzetting in verpakkingen van afzonderlijke veegdoeken.

Bij de werkwijzen die in hoofdzaak beschreven zijn in fig. 4 tot 6, zijn de mechanische zachtmakingsstappen 82, 90 en 96 weergegeven 25 als plaats te vinden na de bijbehorende lamineerstappen 78, 88 en 94. Overwogen wordt echter door Aanvragers dat de mechanische verzachtings-stappen 82, 90 en 96 ook kunnen plaatsvinden direct na de tweede crêpestap 68 van fig. 1.

Bij de bespreking van fig. 4 tot 6 werd ook aangegeven dat de 30 mechanische verzachtingsstappen facultatief zijn. Als algemene aanwijzing is het gewenst, wanneer de buigstijfheid van de veegdoek na de lamineerstap groter is dan 600, de mechanische verzachtingsstap uit te voeren.

De baanconstructies volgens fig. 1-3 hebben in het algemeen 2 een voltooid basisgewicht tussen 13,6 kg per riem van" 267 m en 50 kg per 35 riem, waarbijiiet voorkeursgebied ligt tussen 30 en 43 kg per riem.

Voorbeeld 1

Voorbeeld 1 is een zware veegdoek met de constructie van fig. 3 en vervaardigd volgens fig. 4 en 6.

40 De basisbaan 60 werd op bekende wijze gevormd op een bekende 8320226 .-12- papierfabricagemachine uit een pulpbrij van gebleekte kraftvezels van zachthout uit het noord-oosten, waaraan RYCO 637 was toegevoegd voor het verkleinen van de onderlinge binding van de vezels. De baan werd gehecht aan een Yankee droger en daarvan gecrêpt. De nominale 5 fysische eigenschappen van de basisbaan 60 waren als volgt: 2

Basis-gewicht 14 Kg per 267 m

Totale dikte 5,33 mm per 24 vel

Treksterkte in machinerichting 190 g/cm

Rek in machinerichting 6 % 10 Trekkracht in dwarsrichting 123 g/cm

De beide vlakken van de basisbaan 60 worden gehecht en gecrêpt volgens de stappen 62, 64, 66 en 68 van fig. 4. Het op de oppervlakken van de baan aangebracht bindmateriaal is een wateremulsie van A-105, verkrijgbaar 15 van Air Products & Chemical Inc., P.0. Box 538, Allentown, PA 18105, U.S.A., in een hoeveelheid van 4,5 - 8 Kg vaste stof per riem, tot 0,5 delen ammoniumchloride per 100 delen vaste stof A-105, tot 0,5 délen Foamaster VF, verkrijgbaar van Diamond Shamrock Corporation, 350 Mount Kemble Ave., Morristown, N.J. 07960 per 100 delen vaste stof A-105, en tot o,5 delen 20 Natrosol, verkrijgbaar van Herculus Corporation, Wilmington, DE, per 100 delen vaste stof A-105. Het hechtmateriaal wordt gedrukt op de oppervlakken door middel van een gravurerol met een ruitpatroon van 2,3 x 1,5 mm waarbij de breedte van de ruitlijnen lag tussen 0,24 en 0,27 mm en de diepte tussen 68 en 76 jU m. Na de tweede crêpestap 68 werde de baan 25 gelamineerd aan een door spinnen gebonden nylon web van Cerex, verkrijgbaar van Monsanto Textile Co., 800 Uindsbergh Blvd., St. Louis, MO 63166, 2 met een basis-^gewicht van 9,9 g/cm . Het hechtmiddel en de werkwijze van het aanbrengen daarvan waren als beschreven bij de verklaring van de lamineerstap 78 van fig. 6. Nadat de veegconstructie was gelamineerd, 30 werd deze reliëfgeperforeerd volgens het bovengenoemde Amerikaanse octrooi-schrift . Het reliëfperforeren werd uitgevoerd door het voeren van de gelamineerde veegconstructie door twee rollen met gelijke bobbelpatronen.

De dwarsdoorsnede van elke bobbel is een in de machinerichting langwerpige zeshoek met twee evenwijdige lange zijden, die verlopen 35 over 1,3 mm in de machinerichting en twee paar gelijke evenwijdige zijden die over 0,5 mm verlopen in een richting die een hoek van 45° maakt met de lange zijden van de langwerpige zeshoek. De bobbels van elke rol liggen op een lijn in de machinerichting met een afstand tussen de bobbels van 3,6 mm, waarbij aangrenzende bobbels zijn verschoven onder 40 een hoek van 45° in de dwarsrichting van de rol, zodat de afstand van 8 3 2 0 l ? 6 Λ - 13 - bobbel tot bobbel langs een lijn 45 met de machinerichting van de rol 2,8 mm bedraagt. De bobbels van de beide rollen grijpen in elkaar zodat zij elkaar overlappen met een diepte van 0,8 mm.

De verkregen gelamineerde veegdoek heeft de volgende eigenschap? 5 pen: _ Vóór zachtmaking Na zachtmaking_

Treksterkte in dwarsrichting 798 g/cm 477 g/cm

Natte treksterkte in machine- — 1107 g/cm

Totale scheurtest richtin9 537 g/cm 432 g/cm 10 Barstproef volgens Muilen in droge toestand „ 218 kPa 162 kPa

Buigstijfheid 941.2 327.5 wrijfproef van Taber in droge toestand 245 c^cli 106 cycli basisgewicht in kilo per riem 167 m van 267 40,28 Kg 40,15 Kg.

15

De werkwijze bij de totale scheurtest is beschreven in TAPPI Procedure T414 tS-65.

De barstproef van Muilen is beschreven in TAPPI Procedure T403

Os-76.

20

De buigstijfheid wordt gemeten volgens ASTM Procedure Dl388-75 volume 32.

De wrijfproef van Taber wordt beschreven in ASTM 1175, met roterend platform, dubbele kop, sectie 41.3, 6,35 mm diameter breekpunt.

25

Voorbeeld II

Voorbeeld II betreft een zware veegdoek vervaardigd öp de zelfde wijze als de veegdoek van voorbeeld I, behalve dat de versterkingslaag hier is

Cerex, door spinnen gebonden nylon web met een basisgewicht van 13,65 g/cm .

30

De verkregen gelamineerde veegdoek heeft de volgende eigenschappen: ___ Vóór zachtmaking Na zachtmaking

Natte treksterkte in dwarsrich- 828 612 ting in g per cm

Natte treksterkte in de machine- - 1312 richting in g per cm

Totale scheurproef g x cm 564 515,2

Barstproef van Muilen in droge 224 162 toestand in kPa

Buigstijfheid 828 3314

Taber proef in droge toestand 292 107 40 in cycli * - 14 -

Basisgewicht in Kg per 267 m^ 40,78 41,37

Voorbeeld III

Voorbeeld III betreft een zware veegdoek, vervaardigd op de zelfde wijze 5 als in voorbeeld II, behalve voor wat betreft de stap van het reliëf-perforeren, waarbij de overlapping van de bobbels werd verminderd tot 0,28 mm, met als gevolg minder mechanische verzachting van de gelamineerde veegdoek.

De verkregen gelamineerde veegdoek heeft de volgende eigen- 10 schappen.

....... . Vóór zachtmaken Na zachtmaken_

Natte treksterkte in dwars- 836 - 754 richting in g/cm

Natte treksterkte in de — 1411 machinerichting in g/cm ^ Totale scheurproef g/cm 628 572

Barstproef van Muilen in 218 239 droge toestand in kPa

Buigstijfheid 1194,6 552,9

Taber proef in droge toestand 269 156 in cycli 2

Basisgewicht in Kg per 267 m 41,5 41,55 20

Voorbeeld IV

Het basisvel voor voorbeeld IV wordt gemaakt met in hoofdzaak de zelfde werkwijze en op de' zelfdepapiarfabricagemachine als het basisvel voor de voorbeelden I,II en IT/Π behalve dat het basisgewicht wordt 25 2 vergroot tot een nominale waarde van 20,4 Kg per 267 m . De andere nominale fysische eigenschappen van de basisbaan zijn als volgt:

Totale dikte 6,86 mm per 24 vel

Treksterkte in machinerichting 313 g/cm

Rek in machinerichting 6% 30

Treksterkte in dwarsrichting 190 g/cm

De beide vlakken van het basisbaanmateriaal worden gehecht en gecrêpt op de zelfde wijze als het basisbaanmateriaal voor de voorbeelden I, II en II, behalve dat de lijnbreedte van het patroon van de gravurerol ligt tussen 0,24 en 0,30 mm en de lijndiepte tussen 68 en 94 35 JUi m. De gehechte en gecrêpte basisbaan heeft een nominaal basisgewicht 2 van 25,85 kg per 267 m . Na de tweede crêpestap wordt de behandelde ba- 2 sisbaan gehecht aan een Cerexbaan met een basisgewicht van 13,56 g/m met behulp van de werkwijze, de soort en de hoeveelheid van het hechtmiddel als beschreven bij de verklaring van de lamineerstap . volgens 40 fig. 4. De gelamineerde baanconstructie wordt dan mechanisch zacht gemaakt 8320226 - 15 - door reliëfperforeren op de zelfde wijze als in voorbeeld I. De verkregen gelamineerde veegdoek heeft de volgende eigenschappen.

__Vóór zachtmaken Na zachtmaken

Natte treksterkte in dwarsrich- 811 491 ting in g/cm 5 Natte treksterkte in machine- — 1253 richting in g/cm

Totale scheurproef g/cm 458 358

Barstproef van Muilen in droge 203 183 toestand in kPa

Buigstijfheid 772,6 380,2

Taber proef in droge toestand 151 102 10 in cycli 2

Basisgewicht in Kg per 267 m 31 31,7

Voorbeeld V

Het niet versterkte oppervlak van de gelamineerde constructie van 15 voorbeeld IV wordt vóór het reliëfperforeren gehecht aan een tweede versterkingslaag van Cerex, door spinnen gebonden nylon met een basis- 2 gewicht van 13,56 g/m en met gebruikmaking van een tueede lamineerstap die in hoofidzaak gelijk is aan de lamineerstap die wordt toegepast in voorbeeld IV. De gelamineerde constructie wordt dan onderworpen aan 20 de zelfde reliëfperforeerwerkwijze die werd gebruikt voor het zachtmaken van voorbeeld IV. De verkregen gelamineerde veegdoek heeft de volgende eigenschappen: ..... .Vóór zachtmaken Na zachtmaken

Natte treksterkte in dwars- 1342 945 25 richting in g/cm

Natte treksterkte in machine^ — 2108 richting in g/cm

Totale scheurproef g/cm 883 742,4

Barstproef van Muilen in droge 373 317 toestand in kPa

Buigstijfheid 2901 1846 30 Taber proef in droge toestand 344 179 in cycli 2

Basisgewicht in Kg per 267 m 38 38,6 35 8320226

Claims

1. Uit meer lagen bestaande veegdoek gekenmerkt door a) een sterk oppervlakgebied van vezels met een lengte die in hoofdzaak kleiner is dan 6,35 mm, waarin bindmateriaal is aangebracht volgens een fijn patroon, terwijl de gebieden in het sterke opper- 5 vlakgebied waar het bindmateriaal is aangebracht, fijn gecrêpt zijn; b) een binnenste kerngebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met in hoofdzaak een kleinere vezelcon-centratie dan in het oppervlakgebied; 10 c) een tweede sterk gebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met een grotere vezelconcentratie dan in het binnenste kerngebied en met bindmateriaal daarin aangebracht volgens een fijn patroon voor het binden van de vezels in het tweede sterke gebied aan elkaar tot een sterk netwerk, waarbij het 15 bindmateriaal in het tweede sterke gebied in hoofdzaak niet is verbonden met het bindmateriaal in het sterke oppervlakgebied en veel van de vezels in het binnenste kerngebied grenzend aan het eerste sterke oppervlakgebied en het tweede sterke oppervlakgebied zijn gebonden aan vezels in het eerste sterke oppervlakgebied of 20 het tweede sterke gebied door hetzij bindmiddelen voor de papier fabricage of bindmateriaal; en d) een versterkingslaag bestaande uit een baan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in elke richting en die in hoofdzaak vrij is van grotere openingen 2 25 dan 0,13 cm , welke versterkingslaag is gehecht aan het buitenvlak van het tweede sterke gebied.

2. Veegdoek volgens conclusie 1, verder gekenmerkt door a) een derde sterk gebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met bindmateriaal daarin aangebracht volgens 30 een fijn patroon voor het binden van de vezels in het derde sterke gebied aan elkaar tot een sterk netwerk, b) een tweede binnenste kerngebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met in het algemeen een kleinere vezelconcentratie dan in het derde sterke gebied; en 35 c) een tweede sterk oppervlakgebied van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm en met bindmateriaal daarin aangebracht volgens een fijn patroon, waarbij de oppervlakken in het sterke oppervlakgebied, waar het bindmateriaal is aangebracht, fijn 8 3 2 0 2 2 § * -17 - gecrêpt zijn, en het bindmateriaal in het tweede sterke oppervlak-gebied in hoofdzaak niet is verbonden met het bindmateriaal in het derde sterke vezelgebied en veel van de vezels in het tweede kerngebied grenzend aan het tweede sterke oppervlakgebied en het 5 derde sterke gebied zijn gebonden aan vezels in het tweede sterke oppervlakgebied of het derde sterke gebied, hetzij door bindmiddelen voor de papierfabricage of bindmateriaal.

3. Veegdoek volgens conclusie 1, gekenmerkt door a) een tweede versterkingslaag, bestaande uit een baan van vezelmate- 10 riaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in elke richting, welke laag in hoofdzaak vrij is van 2 grotere openingen dan 0,13 cm en is gehecht aan het buitenvlak van het eerste sterke gebied.

4. Veegdoek volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bind-15 materiaal in het oppervlak van het tweede sterke gebied grenzend aan de versterkingslaag fijn is gecrêpt.

5. Veegdoek volgens conclusie 1 of 4, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het buitenvlak van het sterke oppervlakgebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

6. Veegdoek volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het tweede sterke gebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

7. Veegdoek volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het tweede sterke gebied van ongeveer 15 - 60% van het 25 oppervlak van de veegdoek beslaat.

8. Veegdoek volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het oppervlak van het tweede sterke gebied grenzend aan de versterkingslaag fijn is gecrêpt.

9. Veegdoek volgens conclusie 3 of 8, met het kenmerk, dat 30 het bindmateriaal in het buitenvlak van het sterke oppervlakgebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

10. Veegdoek volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het tweede sterke gebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

11. Veegdoek volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het tweede sterke gebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

12. Veegdoek volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het oppervlak van het tweede en het derde sterke gebied, 40 grenzend aan de versterkingslaag fijn is gecrêpt. 8320226 * - 18 -

13. Veegdoek volgens conclusie 2 of 12, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het buitenvlak van de beide sterke oppervlakgebie-den van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

14. Veegdoek volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het 5 bindmateriaal in het tweede en het derde sterke gebied van ongeveer 15 -60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

15. Veegdoek volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het bindmateriaal in het tweede en het derde sterke gebied van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak van de veegdoek beslaat.

16. Werkwijze voor de vervaardiging van een uit meer lagen bestaan de veegdoek, gekenmerkt door de stappen van a) het aanbrengen van bindmateriaal aan een zijde van een baan van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm, welk bindmateriaal van ongeveer 10 - 60% van de dikte in de baan dringt; 15 b) het aanbrengen van bindmateriaal op de andere zijde van de baan volgens een fijn patroon dat van ongeveer 15 - 60% van het oppervlak beslaat en van ongeveer 10 - 60% in de dikte van de baan binnendringt en dat vrijwel niet wordt verbonden met het bindmateriaal in de ene zijde; 20 c) het hechten van de gebonden delen van de andere zijde van de baan aan een crêpe-oppervlak en het crêppen van de baan van dit crêpe-oppervlak; en d) het hechten van een versterkingsbaan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm gemeten in 25 elke richting en die in hoofdzaak vrij is van grotere openingen 2 dan 0,13 cm , aan het oppervlak van de ene zijde van de baan.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, gekenmerkt door de extra stap van het hechten van een tweede versterkingsbaan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten in elke 2 30 richting en die in hoofdzaak vrij is van grotere openingen dan 0,13 cm , aan het oppervlak van de andere zijde van de baan.

18. Werkwijze volgens conclusie 16, gekenmerkt door de extra stappen van a) het herhalen van de stappen a, b en c op een tweede baan van vezels 35 met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm; en b) het hechten van deze ene zijde van de tweede baan aan de versterkingsbaan .

19. Werkwijze volgens conclusie 16, gekenmerkt door de extra stap van het hechten van de gebonden delen van de ene zijde van de baan 40 aan een crêpe-oppervlak en het crêppen van de baan van dit crêpe-oppervlak. %3?0??6 - 19 -

20. Werkwijze volgens conclusie 16 of 19, gekenmerkt door de extra stap van het mechanisch zachtmaken van de uit meer lagen bestaande veegdoek.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat 5 de mechanische verzachtingsstap wordt verkregen door het reliëfperfo-reren van de uit meer lagen bestaande veegdoek.

22. Werkwijze volgens conclusie 19, gekenmerkt door de extra stap van het hechten van een tweede versterkingsbaan van vezelmateriaal met een minimale natte treksterkte van ongeveer 178 g/cm, gemeten 10 in elke richting en die in hoofdzaak vrij is van grotere openingen dan 2 0,13 cm t aan het oppervlak van de andere zijde van de baan.

23. Werkwijze volgens conclusie 17 of 22, gekenmerkt door de extra stap van het mechanisch zachtmaken van de uit meer lagen bestaande veegdoek.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de mechanische verzachtingsstap wordt verkregen door het reliëfperforeren van de uit meer lagen bestaande veegdoek.

25. Werkwijze volgens conclusie 19, gekenmerkt door de extra stappen van 20 a) het herhalen van de stappen a, b en c op een tweede baan van vezels met een lengte in hoofdzaak kleiner dan 6,35 mm; b) het hechten van de gebonden delen van de ene zijde van de tweede baan aan een crêpe-oppervlak en het crêppen van de baan van dit crêpe-oppervlak; en 25 c) het hechten van deze ene zijde van de tweede baan aan de versterkingsbaan.

26. Werkwijze volgens conclusie 18 of 25, gekenmerkt door de extra stap van het mechanisch zachtmaken van de uit meer lagen bestaande veegdoek.

27. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de mechanische verzachtingsstap wordt uitgevoerd door het reliëfperforeren van de uit meer lagen bestaande veegdoek. 35 8320226