NL8300379A - Tabaksrookfilters. - Google Patents

Description

JTvV---------— ir.o. 51607 1

Tabaksrookfliters.

De uitvinding heeft betrekking op tabaksrookfilters voor het gebruik bij rookartikelen, zoals bijvoorbeeld bij sigaretten.

Het is algemeen bekend om van een filtermondstuk voorziene sigaretten te voorzien van ventilatiemiddelen welke het binnentreden van 5 ventilatielucht in het filter mogelijk maken. Een vermindering van rookcomponenten in de toegevoerde hoofdstroom is het doel hiervan. Waargenomen Is dat indien ventilatielucht In een filter stroomt, bestaande uit een plug vezelachtig filtreermateriaal, bijvoorbeeld cellu-loseacetaat, via een ventilatiezone die zich rond het filter uitstrekt, 10 de tabaksrook gedwongen wordt om uit het filter te gaan in een axiale stroom die een diameter heeft die kleiner is de diameter van het eind-vlak van de filterplug. Deze verhoudingsgewijs smalle stroom rook treft op een beperkt gebied van de smaak opnemende organen in de mond van de roker. Het is een doel van de onderhavige uitvinding om takabsrookfil-15 ter te verschaffen waarbij bij het gebruik daarvan in een groter gebied in de mond van de roker een stimulering van de smaak opnemende organen plaatsvindt.

De onderhavige uitvinding voorziet in een rookfilter, omvattende een stang-achtige plug filtreermateriaal en met ten minste êén kanaal 20 voor luchtstroming aan de omtrek van die plug, waarbij dat ten minste ene kanaal voor luchtstroming een uitlaatopening bij het mondeinde van de plug heeft en een inlaatopening op afstand van het mondeinde heeft en waarbij het ten minste ene kanaal voor luchtstroming een gebied heeft waarin de diepte progressief afneemt langs het kanaal voor lucht-25 stroming in een richting naar het mondeinde van de plug toe.

Bij voorkeur strekt bij het ten minste ene kanaal voor luchtstroming het gebied van afnemende diepte zich in hoofdzaak tot het mondeinde van de plug uit. Bij voorkeur zijn er verscheidene kanalen voor luchtstroming, elk gedeeltelijk begrenst door een bijbehorende uit een 30 veelheid van sleuven in het omtreksoppervlak van de filterplug, en gedeeltelijk begrenst door het naar binnen gerichte oppervlak van omhullende middelen om de filterplug. In dit geval kan de breedte van sleuven gelijkblijvend zijn of kan in de richting naar het mondeinde van de filterplug toe- of afnemen.

35 Ten einde de uitvinding te verduidelijken en gemakkelijk uit te voeren, wordt als voorbeeld verwezen naar de schetsmatige tekening daarvan, waarin: 8300379 2 figuur 1 eeu deelaanzicht, in axiale doorsnede, van een van een filter voorziene sigaret toont; figuur 2 een aanzicht 'van het mondeinde van de filter van de sigaret uit figuur 1 toont; 5 figuur 3 een aanzicht van het mondeind van een filter met een enigszins verschillende vorm ten opzichte van filter afgebeeld in figuur 1 toont; en

Figuur 4 een aanzicht van een uitslag van een deel van het om-treksoppervlak van een filterplug met een andere vorm toont· 10 De sigaret uit figuur 1 omvat een stang 1 van gesneden tabak om huld in sigarettepapier 2, en een filter 3 omvattende een eigen vorm bedhouden filterplug 4 van vezelachtig celluloseacetaat filtreermateri-aal. Aan de omtrek van de plug 4 strekken zich een aantal, acht zijn afgebeeld, evenwijdige, zich in axiale richting uitstrekkende sleuven 5 15 uit - zie tevens figuur 2. Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn de sleuven 5, die zich vanaf het mondeinde van de plug 4 over een afstand kleiner dan de gehele lengte van de plug uitstrekken, zo gevormd dat de diepte van elk daarvan naar en in hoofdzaak tot het mondeinde van de plug afneemt. Een geschikte methode voor het vormen van de sleuven 5 is het 20 onderwerpen van plug 4, of bij voorkeur een lengte filterstang waaruit de plug gesneden wordt, aan een warm-vormproces, zoals dat bijvoorbeeld geopenbaard is in de Britse,octrooipublikatie 1.507.765, door het gebruiken van geschikt gevormde vormmiddelen. De oppervlakken van de sleuven 5 kunnen ondoorlatend blijven.

25 Een buitenste filteromhulsel 7 dient om het filter 3 aan de siga- rettestang 1, 2 te bevestigen, welk omhulsel in de delen waar het de sleuven 5 bedekt, samen met de wanden van sleuven 5, kanalen 8 voor luchtstroming begrenst. Een reeks ventilatieopeningen 9, die op vergrote schaal afgebeeld zijn, in het buitenste filteromhulsel 7 omgeven 30 de plug 4 op een plaats die boven het stroomopwaartse einde van de sleuven 5 ligt, waarbij de inrichting zodanig is dat er een verbinding bestaat met elk van de kanalen 8 voor luchtstroming bij ten minste één van de openingen 9.

Indien de sigaret uit figuur 1 gerookt wordt, wordt omgevingslucht 35 door de ventilatieopeningen 9 in de kanalen 8 voor luchtstroming gezogen. De lucht gaat ongemengd of in hoofdzaak ongemengd met tabaksrook door de kanalen 8 voor luchtstroming naar de uitlaateinden daarvan. Aangezien de diepte van de sleuven 5, die gedeeltelijk de kanalen 8 voor luchtstroming begrenzen, in de stromingsrichting van de ventila-40 tielucht door de kanalen 8 af neemt, verlaat de lucht de kanalen 8 in de 8300379 * ♦ ..

3 mond van de roker met een snelheidscomponent die radiaal naar buiten gericht is. Bij gevolg is een divergente luchtstroom verschaft, welke rook afkomstig van het mondeinde van de filterplug 4 meesleept door een Coanda effect en zo de rook in aanraking doet komen met de smaakopene-5 mende organen in een verhoudingsgewijs groot gebied van de mond van de roker. Dit wordt door de roker waargenomen als een verbeterde rookka-rakteristiek.

Het filter, waarvan een aanzicht van het mondeinde afgebeeld is in figuur 3, omvat een plug 4', die in plaats van voorzien te zijn van een 10 aantal zich in de langsrichting uitstrekkende omtreksgroeven, een enkele ringvormige zich langs de omtrek uitstrekkende sleuf 5' omvat. In a-xiale doorsnede van de plug 4*, heeft de sleuf 5' een vorm die overeenkomt met de vorm van het grondvlak van elk van de sleuven 5 van plug 4 uit figuur 1. Een stijve omhullende huls of monddeel 7', welke gevormd 15 kan zijn uit kunststofmateriaal, omsluit de plug 4' en ontvangt een einddeel van een sigarettestang op een wijze die overeenkomt met het buitenste filteromhulsel 7 van de sigaret die afgebeeld is figuur 1. De ~ huls 7’ moet stijf zijn zodat de ringvormige bij het mond-einde gelegen opening, die met 6 aangegeven is, van het kanaal 8 * voor luchtstroming, 20 begrenst door de zich langs de omtrek uitstrekkende ringvormige sleuf 5’ en de huls 7r open blijft indien het filter in gebruik is.

Het effect voortgebracht door het filter uit figuur 3 komt overeen met dat van het filter 3 uit de figuren 1 en 2. Omgevingslucht wordt in het kanaal 8’ voor luchtstroming gezogen door openingen (niet afge-25 beeld) in het omhulsel of mondstuk 7', en vanwege de vorm van de sleuf 5' treedt de lucht de mond van de roker als divergente stroom binnen hetgeen de rook in een uitgebreid gebied tegen de smaakopnemende organen doet treffen.

Figuur 4 toont, als aanzicht van een uitslag, een patroon van zich 30 langs de omtrek uitstrekkende sleuven, hetgeen gebruikt kan worden als een alternatief voor de zich axiaal uitstrekkende sleuven 5 van het filter uit figuur 1, of voor de enkele ringvormige zich langs de omtrek uitstrekkende sleuf 5’ van het filter uit figuur 3. In figuur 4 geeft verwijzingscijfer 10 het mondeinde van een filterstang 11 aan. Een 35 eerste serie heeft zich langs de omtrek uitstrekkende, evenwijdige sleuven 13, die zich onder een kleine hoek ten opzichte van de hartlijn van de plug 11 uitstrekken en de sleuven 14 van een tweede overeenkomstige serie strekken zich onder in hoofdzaak dezelfde hoek ten opzichte van de as maar in tegeovergestelde richting uit. De twee stellen sleu-40 ven 13, 14 snijden elkaar om een netvormige formatie voort te brengen.

8300379

>· V

4

Evenals bij de enkele serie sleuven 5, heeft elk van de sleuven 13, 14 een gebied met afnemende diepte in de richting naar en in hoofdzaak tot het mondeinde 10 van de plug 11. Tijdens gebruik wordt de plug 11 over-wikkeld door een omhulsel (niet afgebeeld) hetgeen ventilatielucht in 5 staat stelt om in de sleuven 13, 14 te stromen bij stroomopwaartse plaatsen daarvan en een rook-spreidend effect wordt op overeenkomstige wijze als vertoond bij de· hiervoor beschreven filters, verkregen.

Het omhullende middel voor de filterplug kan een plugomhulsel van doorlatende aard op het uitwendige van de plug en een langer buitenste 10 filteromhulsel van ondoorlatende aard dat het plugomhulsel bedekt en de filterplug aan de tabaksstang 2 bevestigt, omvatten. In dit geval hoeven de perforaties slechts in het ondoorlatende buitenste filteromhulsel aanwezig te zijn.

De filterplug kan, indien gewenst, gevormd worden als twee neven— 15 pluggen waarvan een de sleuven 5, 13, 14 of de enkele zich langs de omtrek uitstrekkende sleuf 5* daarin heeft, terwijl de andere neven-plug van het gewone type is.

Indien gewenst kunnen de ventilatieopeningen een van micro-openin- \ gen voorzien gebied van het buitenste filteromhulsel omvatten.

8300379

Claims (10)

1. Rookfilter omvattende een stang-achtige plug van filtreermate-riaal met ten minste één kanaal voor luchtstroming aan de omtrek van de plug, waarbij het ten minste ene kanaal voor luchtstroming een uitlaat-5 opening bij het mondeinde van de plug heeft en een inlaatopening heeft op afstand geplaatst van het mondeinde, met het kenmerk, dat het ten minste ene kanaal (S, 8') voor luchtstroming een gebied heeft waarin de diepte in de lengte van het kanaal voor de luchtstroming in toenemende mate afneemt in een richting na het mondeinde van de plug (4, 4', 10).

2. Rookfilter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gebied met toenemend afnemende diepte van het kanaal voor luchtstroming zich in hoofdzaak tot aan het mondeinde van de filterplug (4, 4’, 10) uitstrekt.

3. Rookfilter volgens één van de voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat deze bovendien een omhulsel (7) omvat dat de plug (4, 4') omhult en het binnentreden van omgevingslucht in het ten minste ene kanaal (8, 8’) voor luchtstroming mogelijk maakt bij een deel daarvan afgelegen van het mondeinde van de plug.

4. Rookfilter volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat verschil- 20 lende kanalen (8) voor luchtstroming aanwezig zijn, welke elk gedeeltelijk begrensd worden door een daarbij behorende uit een veelheid van zich in de langsrichting uitstrekkende sleuven (5) in het omtreksopper-vlak van de filterplug (4) en gedeeltelijk begrensd worden door het naar binnen gerichte oppervlak van het omhulsel (7).

5. Rookfilter volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sleuven (5, 13, 14) gelijkblijvende breedte hebben.

6. Rookfilter volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sleuven (5) naar het mondeinde van de plug (4) in breedte toenemen.

7. Rookfilter volgens één van de conclusies 4 t/m 6, met het ken- 30 merk, dat twee stellen sleuven (13, 14) aanwezig zijn; en dat de sleuven (13) van een eerste stel schroefvormig in een eerste zin zijn, en dat de sleuven (14) van een tweede stel schroefvormig in tegengestelde zin zijn, waardoor ten minste één van de sleuven (13) van het eerste stel verscheidene sleuven (14) van het tweede stel snijdt en waarbij 35 elke sleuf (13, 14) van elk van de stellen een inlaateinde heeft dat dieper is dan een uitlaateinde daarvan en een gebied met toenemende vermindering in diepte tussen de in- en uitlaateinden heeft.

8. Rookfilter volgens êén van de conclusies 4 t/m 7, gekenmerkt door ventilatieopeningen (9) in het omhulsel om het binnentreden van 40 lucht in de delen van de sleuven (5) mogelijk te maken. 8300379 * η ν-

9. Rookfilter volgens één van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat één kanaal (8) voor luchtstroming aanwezig is in de vorm van een ringvormige sleuf (15) die zich langs de omtrek rond de plug (4') uitstrekt, en waarvan êén zijde dieper is dan de andere, waarbij de on- 5 diepe zijde bij het mondeinde van de plug (4’) geplaatst is en de diepere zijde op afstand van het mondeinde ligt.

10. Rookfilter volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat deze bovendien een verhoudingsgewijs stijve buitenste huls (7') om de plug (4') bevat die deze omsluit, welke huls bij het mondeinde van de plug 10 eindigt en een ruimte tussen de buitenomtrek van de mondeinde van de plug (4') en het inwendige oppervlak van de huls (7') vrijlaat, om het uitlaateinde van het kanaal (8f) voor luchtstroming te begrenzen, welke huls (7’) rondom een veelheid ventilatieopeningen daaromheen bevat, die de diepere zijde van de sleuf (5’) bedekken ten einde in verbinding te 15 staan met het enkele ringvormige kanaal (8') voor luchtstroming dat begrensd wordt door de sleuf. t 8300379