NL8300167A - Cirkelmaaier. - Google Patents

Description

4 * - *..

VO 4056 Cirkelmaaier.

De uitvinding betreft een cirkelmaaier met ten minste een op een nagenoeg vertikale as aangedreven maaischijf met buiten de omtrek radiaal uitstekende messen, welke tussen de maaischijf en een aan de onderzijde bevestigd verend draagelement qp een nagenoeg vertikale 5 vasthoudpen vrij draaibaar en in een vertikaal vlak begrensd zwerikbaar gelagerd zijn}en waarbij een maaischijf bezittende maai cirkel aan zijn onderzijde via een coaxiaal aangébrachte glijschotel op de grond gesteund is.

Bij naaimachines van dit type is het gewenst, de maaihoogte 10 te kunnen instellen. Daartoe is bijvoorbeeld in het Duitse

Gebrauchsmusterschrift 19 72 328 voorgesteld, voor een bepaalde gewenste maaihoogte een. dienovereenkomstig aantal uitwisselbare afstand-schijven tussen maai cirkel en glijschotel aan te brengen.

Voorts is het uit het Duitse octrooischrift 14 82 952 bekend, 15 de maaicirkel via twee daartussen en de glijschotel aangebrachte bussen, welke door een door een bevestigingspen doorlopen schuine sleuf onderling verstelbaar zijn, in hoogte ten opzichte van de grond in te stellen. Beide uitvoeringsvormen hebben echter het nadeel, dat de verstelling onder de maaicirkel moet plaatsvinden, dus slechts 20 bij opgelichte en van onderen toegankelijke machine plaats kan vinden.

Dit is zeer moeilijk en vereist talrijke tijdrovende handelingen.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een cirfcel-maaier van het bovenbedoelde type te verschaffen, waarvan de maaihoogte eenvoudig en snel aan verschillende bodemeigenschappen en toe-25 passingseisen laat aanpassen, zander dat door de maaihoogteverstelling de spleet tussen de maaischijf en de glijschotel wezenlijk veranderd wordt.

Dit probleem wordt door de maatregelen volgens de uitvinding namelijk doordat het vertikale zwenkhereik van de messen veranderbaar is, 30 opgelost.

'In de tekening zijn twee uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding bij een cirkelmaaimachine schematisch weergegeven, en wel tonens fig. 1 een doorsnede door het onderste gedeelte van een maai-35 cirkel volgens de uitvinding, 8300 16 7 -2-

_ -S

* fig. 2 de maaicirkel volgens fig. 1 bij veranderde bovenste zwenkstand van het mes in een horizontale stand? fig. 3 en 4 een andere uitvoeringsvorm met veranderde bovenste zwenkstand van de messen.

5 De in de figuren weergegeven maaicirkel 1 van een willekeurige cirkelmaaier bestaat in hoofdzaak uit een om een onder een dwarsdrager aangebrachte vertikale draaiingsas (niet getékend) omlopend aangedreven trommel 2, welke aan zijn onderzijde van een buiten de trommelom- Λ trek uitstekende maaischijf 3 voorzien en via een op de draaiingsas van 10 de maaicirkel 1 gelagerde glijschotel 4 op de grond gesteund is.

Aan de onderzijde van de maaischijf 3 zijn op enige afstand ten opzichte daarvan verende draagelementen 5 voor de snijmessen 6 aangebracht.

De dr aage lemen ten 5 bestaan uit een bladveer en zijn aan het 15 ene einde door een schroefverbinding 7 aan de maaischijf 3 bevestigd. Aan het vrije einde van de draagelementen 5 is een vasthoudpen 8 voor de snijmessen 6 bevestigd. De vasthoudpen 8 heeft aan zijn naar de onderzijde van de maaischijf 3 gerichte vrije einde een aan een cilindrisch deel 9 met concaaf aangedraaid stuk voor de lagering 20 van de snijmessen6 aansluitende kraag 10,. waarvan de diameter kleiner dan de diameter van de voor de lagering dienende boring 11 in het snijmes 6 is, zodat, deze voor het wisselen van een mes over de kraag 10 geschoven kunnen worden.

Fig. 1 en 2 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

25 Daarin zijn de verende draage lementen 5 door het vrije einde van een in een draadboring 12 van de maaischijf 3 .gevoerde, en vanaf een plaats boven de maaischijf 3 draaibare en door contramaeren 13 vast ze tb are schroeven 14 in een voorafbepaalde stand van de maaischijf 3 gehouden. Volgens fig. 1 is de afstand van de dxaagelementen 30 5 ten opzichte van de maaischijf 3 zodanig ingesteld, dat de messen 6 een over ongeveer 20° ten opzichte van de grond hellende stand als bovenste zwenkstand hebben. De messen 6 zijn in deze bovenste zwenkstand door het aanliggen tegen de buitenrand van de maaischijf 3 en tegen de kraag 15 (als onderste aanlegkant 15} van de vasthoudpen 35 8 gehouden. Volgens fig. 2 is door het indraaien van de schroeven 14 de afstand tussen de maaischijf 3 en de onderste aanlegkant 15 van de — messen 6 op de vasthoudpennen 8 zodanig veranderd, dat de messen 6 8300167 ............

-3- ι nu een horioozontale stand als bovenste zwenkstand kunnen innemen. Daarmede is dan ook de maaihoogte van de maat h 1 in fig. 1 in de maat h 2 in fig. 2 veranderd.

Fig. 3 en 4 tonen een andere uitvoeringsvoorbeeld. Hier zijn 5 aan de maaischij f 3 verschillende draagelementen 5, 5 ' in de omtreks-richting qp enige onderlinge afstand aangebracht. Voor een verandering van de bovenste zwenkstand van de messen en dus de maaihoogte worden slechts de messen 6 van hun eerste draagelementen 5 (fig. 3) losgemaakt en op de tweede draagelementen 5' (fig. 4) geschoven, welke aan de 10 maaischij f 3 bijvoorbeeld over 60° in de omtreks richting verzet aan-gebracht zijn. Omdat de tweede draagelementen 5’ een andere afstand van hun met de vasthoudpen 8 verbonden vrije einde van de maaischij f 3 hebben, kunnen de messen 6 een dienovereenkomstig andere bovenste zwenkstand innemen (in fig. 3 maaihoogte met;de afmeting h 1 en in fig.' 4' 15 maaihoogte met de afmeting h 2) .

Volgens een andere uitvoeringsvorm kunnen de tweede draagelementen 5' evenals de eerste draagelementen 5 gevormd en aan de maaischijf 3 zijn aangebracht. Voor dit geval moet dan de maaischijf 3 aan zijn buitenomtrek in het horizontale zwenkbereik van de qp de 20 tweede draagelementen 5’ geschoven messen 6 overeenkomstig de voorafbepaalde tweede bovenste zwenkstand naar omhoog geperst worden, waardoor op dezelfde wijze de hierboven beschreven maaihoogteverendering bereikt wordt.

..... 830 0 16 7

Claims (7)

1. Cirkelmaaier met ten minste één om een nagenoeg vertikale as aangedreven maaischijf met tuiten de omtrek radiaal uitstekende messen, welke tussen de maaisclxijf‘ en een aan de onderzijde bevestigd verend draagelement op een nagenoeg vertikale vasthoudpen. vrij draaibaar en in het 5 vertikale vlak begrensd zwenkbaar gelagerd zijn, met het kenmerk, dat het vertikale zwenkbereik van de messen (6) veranderbaar is,

2. Cirkelmaaier volgens conclusie 1,. met het kenmerk, dat de bovenste zwenkstand van de messen (6) van een horizontale stand in een over ongeveer 20° ten opzichte van de grond hellende stand veranderbaar 10 is.

3. Cirkelmaaier volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de afstand tussen de maaischijf (3) en het onderste aanlegpunt (15). van de messen (6) op de vasthoudpennen (8) veranderbaar is.

4. Cirkelmaaier volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat 15 de vasthoudpen (8) met het vrije einde van het verende draagelement (5) verbonden en dit laatste door een in zijn lengte veranderbare aanslag (14) in een voorafbepaalde stand ten opzichte van de maaischijf (3) gehouden is.

5. Cirkelmaaier volgens conclusie 4. met het kenmerk, dat als 20 aanslag (14) een in een draadboring (12) van de maaischijf (3) gevoerde schroef (14) dient, welke vanaf een plaats boven de maaischijf (3) draaibaar en vastzetbaar is.

6. Cirkelmaaier volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat voor verschillende bovenste zwenkstanden van de messen (6) verschillende 25 draagelementen (5,5') met dienovereenkomstige afstand van hun met de vasthoudpen (8) verbonden vrije einde ten opzichte van de maaischijf (3) aanwezig zijn, welke aan de maaischijf (3J in de omtreksrichting op enige afstand onderling aangebracht zijn.

7. Cirkelmaaier volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de maai-30 schijf (3) aan zijn buitenrand in het horizontale zwenkbereik van de messen (6) overeenkomstig de voorafbepaalde bovenste zwenkstand, naar omhoog geperst is. 830 0 16 7