NL8204868A - Ventilatie-inrichting met geluiddempende voorzieningen. - Google Patents

Description

. t ft VO 4019 -1-

Ventilatie-inrichting met geluiddempende voorzieningen.

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting met geluiddempende voorzieningen met een rooster voorzien van ventilatieopeningen, waarvan de doorlaat regelbaar is tussen een axiaal open en een gesloten stand, en met een ten minste aan de ene zijde van het 5 rooster opgestelde geluiddempende kast voorzien van een zich tussen een inlaat en een uitlaat uitstrekkende vrije luchtdoorgang, die althans ten dele is begrensd door in de kast opgenomen geluiddempend materiaal.

Bij bekende inrichtingen van de bovenomschreven soort wordt een hoge geluiddemping nagestreefd door een relatief lange luchtdoorgang te 10 kiezen. Dit nu wordt onder meer verwezenlijkt door de luchtdoorgang binnen de kast een labyrinth- of zigzagvorm te geven, hetgeen evenwel een aanzienlijke, inwendige weerstand tot gevolg heeft, zodat de totale inlaatdoorlaat aanzienlijk moet worden vergroot om de vereiste ventilatie-capaciteit te kunnen leveren. De ventilatie-inrichting zou hierdoor een 15 relatief grote omvang moeten hebben, hetgeen in vele gevallen een aanmerkelijk nadeel betekent, te meer als bedacht wordt, dat dergelijke ventilatie-inrichtingen met geluiddempende voorzieningen boven of onder in raampartijen worden opgesteld.

Met de uitvinding wordt beoogd de ventilatie-inrichting zodanig 20 te construeren, dat deze een optimale geluiddemping combineert met een lage inwendige weerstand en een relatief kleine inbouwruimte.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij een ventilatie-inrichting met geluiddempende voorzieningen van de in de aanhef genoemde soort bereikt, als de luchtdoorgang zich in hoofdzaak rechtlijnig uitstrekt 25 van de inlaat naar de uitlaat en een deel van het inwendige van de kast ingenomen wordt door een resonator voorzien van een inlaatspleet, die zodanig is geplaatst, dat ventilatielucht in hoofdzaak loodrecht op de langsrichting van de spleet langs deze wordt geleid. Door deze maatregelen wordt een ventilatie-inrichting met een geringe inwendige weerstand ver-30 kregen als gevolg van de, relatief kort te houden, rechte "doorkijkbare" luchtdoorgang, die verrassenderwijs een optimale demping geeft, hetgeen verklaard zou kunnen worden door de demping van de frequenties in de t 8204868 -2- gebieden van 500 Hz en hoger middels het de luchtdoorgang begrenzende, geluiddempende materiaal en van de frequenties onder de 500 Hz middels de daarop afgestemde resonator. Hierbij kan nog worden opgemerkt, dat uit proefnemingen is gebleken, dat er een verband bestaat tussen de breedte 5 van de inlaatspleet van de resonator en de inlaathoogte van de luchtdoorgang. Bij zeer smalle resonatorspleten kan verder worden volstaan met vxij geringe resonator-volumina, doch dan is de dempingscapaciteit van de resonator vrij beperkt, terwijl bij het vrij breed kiezen van de resona-torspleet onder handhaving van de inlaathoogte van het ventilatiekanaal 10 de dempingscapaciteit van de resonator groter wordt, evenwel onder een dienovereenkomstige toename van het vereiste resonatorvolume. Daarnaast is het bekend, dat elke geluiddempende constructie een punt heeft, waarop de dempende werking het minst is. Proefnemingen aan de onderhavige inrichting hebben uitgewezen, dat bij relatief kort-houden van het lucht-15 doorgangskanaal bedoeld punt komt te liggen bij een in de hogere gebieden gelegen frequentie. Door nu onder relatief kort houden van het luchtdoorgangskanaal de resonator op die frequentie af te stemmen komt een resonator in aanmerking met een relatief brede spleet, en dienovereenkomstig aanmerkelijk dempend vermogen, in combinatie met een relatief 20 gering resonatorvolume. Optimaal is hierbij gebleken, als de resonator afgestemd is voor het dempen van frequenties in de orde van grootte van • 500 Hz of lager.

Bij metingen is verder gebleken, dat bij de bovenomschreven ventilatie-inrichting volgens de uitvinding door de rechte "doorkijkbare" 25 uitvoering het hoogfrequente gedeelte van het geluid, dat hoorbaar kan zijn als een in het algemeen niet als storend ondervonden sissendgeluid, niet of nauwelijks wordt gedempt. Dienen evenwel, zoals veelal gebruikelijk, bij de inlaat van de kast regeninslag voorkomende middelen te wordén opgesteld, dan is ook bedoeld hoogfrequent gedeelte van het geluid 30 op effectieve wijze te dempen, als overeenkomstig een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding deze middelen bestaan uit een op de kast geplaatste schort, die boven de inlaat met de kast is verbonden en zich tot voorbij de inlaat en op afstand daarvan benedenwaarts uitstrekt.

Uit fabricage-overwegingen verdient het de voorkeur, dat over- “8204868 < . ^ -3- eenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de doorgang een in dwarsdoorsnede in hoofdzaak rechthoekige doorlaat heeft. Tevens is dan op eenvoudige wijze een aanpassing van de ventilatie-inrichting afhankelijk van de inbouwplaats mogelijk, als de doorlaat van de door-5 gang instelbaar is. De geluiddempende voorzieningen zijn ontworpen om onder de zwaarste omstandigheden op de gewenste wijze te kunnen werken.

Op vele plaatsen zal de geluidsoverlast (verkeerslawaai en buitengeluid) minder zijn dan die waarvoor de ventilatie-inrichting is ontworpen.

Door dan de inlaathoogte groter te kiezen kan onder voldoen aan de ge-10 wenste geluiddemping volstaan worden met een ventilatierooster met kortere lengte onder handhaving van de vereiste ventilatiecapaciteit.

Bij proefnemingen zijn zeer goede resultaten verkregen met een ventilatie-inrichting, waarbij de resonator onder de luchtdoorgang is geplaatst en voorzien is van een ventilatiespleet, die onder de inlaat 15 van de luchtdoorgang is geplaatst, en de schort tot voorbij de inlaat-spleet reikt, welke uitvoering dan ook in de praktijk de voorkeur ver- dient.

Ingeval bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld twee of meer sterk overheersende frequenties in verschillende gebieden, daartoe nood-20 zaken, is het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding zeer wel mogelijk, dat zowel boven als onder de luchtdoorgang ten minste een resonator is geplaatst, waarbij de respectievelijke in-laatspleten in de luchtdoorgang uitmonden, op welke wijze dan wederom een optimale geluiddempende werking bij voldoende ventilatie is te ver-25 wezenlijken.

Onder verwijzing naar in de tekening weergegeven uitvoerings-voorbeelden zal de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding thans nader worden besproken en toegelicht. Daarbij toont:

Fig. 1 in dwarsdoorsnede een ventilatie-inrichting met geluid-30 dempende voorzieningen overeenkomstig de uitvinding? en fig. 2 in dwarsdoorsnecb een variant van de geluiddempende voorzieningen volgens fig. 1.

In fig. 1 is een deel van een raampartij 1 weergegeven, waarin een opening 2 is uitgespaard voor het opnemen van een ventilatie-inrich--35 ting 3 met geluiddempende voorzieningen 4. Hoewel gesproken wordt over 8204868 -4- 4 • · raampartij spreekt het vanzelf,, dat dit ook enig ander deel van een gebouw, voertuig, etc. waar een dergelijke voorziening wordt gevraagd, kan zijn.

De ventilatie-inrichting 3 is voorzien van een freemdeel 5, dat 5 middels veerkrachtige koppelmiddelen 6 verbonden is met de raampartij 1. Het frontvlak van het freemdeel 5 is voorzien van ventilatiesleuven, die geheel, gedeeltelijk of niet kunnen worden overlapt door een van soortgelijke sleuven voorzien kleplichaam 7. Met een regelknop 8 is het klep-lichaam 7 ten opzichte van het stationaire freemdeel 5 verplaatsbaar ten 10 behoeve van het wijzigen van de ventilatiestand.

Het freemdeel 5 is via geluid- en warmteisolerende koppelorganen 9 verbonden met de geluiddempende voorzieningen 4 ook genaamd suskast met zijwanden 10 waartussen zich een aantal langsprofielen uitstrekken. Tot deze profielen behoort een bovenprofiel 11 met in dwarsdoorsnede een 15 E-vorm. De binnenruimten van het profiel vormen holten 12 voor het opnemen van geluiddempend materiaal, dat zich uitstrekt tot de streeplijn 13.

Een onderprofiel 14 heeft een in hoofdzaak doosvormige dwarsdoorsnede met een zich in langsrichting uitstrekkende inlaatspleet 15, die mede begrensd wordt door een in het onderprofiel 14 reikende flens 16. Het al-20 dus uitgevoerde onderprofiel 14 fungeert als ' spleetresonator. Op het onderprofiel 14 zijn een tweetal J-vormige profielen 17 bevestigd, die een ruimte 18 begrenzen voor het opnemen van geluiddempend materiaal, dat zich uitstrekt tot de streeplijn 19.

Op deze wijze wordt tussen de streeplijnen 13 en 19 een rechte 25 luchtdoorgang 20 gevormd, die in hoofdzaak begrensd wordt door geluiddempend materiaal. De hoogte van de luchtdoorgang 20 is te variëren door wijziging van de J-profielen 17, waarvan met streeplijnen een tweetal varianten is aangeduid.

Voor de luchtdoorgang 20 is een schort 21 opgesteld, die regen-30 inslag voorkomt, de ventilatielucht langs de inlaatspleet 15 leidt ter demping van geluid met bepaalde frequenties en hoogfrequente geluids-trillingen de weg naar de luchtdoorgang 20 versperd. Aan de binnenzijde van de schort 20 kan ter verdere demping van het geluid een bekleding uit geluiddempend materiaal zijn aangebracht.

35 De suskast 4 is via profielen 22 en veerkrachtige koppelmiddelen 23 verbonden met de raampartij 1.

8204868 -5- «

In fig. 2 is een variant van de suskast volgens fig. 1 weergegeven. Bij deze gewijzigde suskast 30 zijn zowel bovenprofiel 31 als onderprofiel 32 doosvormig uitgevoerd. Beide profielen zijn voorzien van . een zich in langsrichting uitstrekkende inlaatspleet 33 respectievelijk 5 34, die in hoofdzaak centraal ten opzichte van het doosvormige profiel zijn opgesteld. De spleet 33 respectievelijk 34 wordt begrensd door C-vormige profielen 35, 36 respectievelijk 37, 38. Profiel 35 vormt samen met een C-profièl 39 een ruimte 40 voor het onderbrengen van zich tot de streeplijn 41 uitstrekkend geluiddempend materiaal. Op soortge-10 lijke wijze vormen de C-profielen 36, 37 respectievelijk 38 met J-profielen 42, 43 respectievelijk 44 ruimten 45, 46, respectievelijk 47 voor het opnemen van zich tot streeplijn 48, 49, respectievelijk 50 uitstrekkend-geluiddempend materiaal, zodat een in hoofdzaak door geluiddempend materiaal begrensde luchtdoorgang 51 wordt verkregen, waarin de 15 luchtspieten 33 en 34 uitmonden.

De luchtdoorgang 51 wordt afgedekt door een schort 52 met dezelfde functies als de schort 21 bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 zijn zodoende twee 20 spleetresonatoren aanwezig, die op verschillende frequenties of frequentiegebieden kunnen worden afgestemd. De inlaatspleten hoeven daarbij niet centraal in de luchtdoorgang te zijn opgesteld, terwijl het onderprofiel ook op dezelfde wijze kan zijn uitgevoerd als dat volgens fig. 1.

25 Het spreekt vanzelf, dat buiten de bovenaangegeven uitvoerings vormen en varianten nog vele verdere wijzigingen mogelijk zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten. Zo zijn bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 2 de afmetingen van de C- en J-profielen te wijzigen ter beïnvloeding van de hoogte van de luchtdoorgang en zodoende de ventilatie-30 capaciteit. Verder zou het boven- en/of onderprofiel kunnen bestaan uit twee naast elkaar geplaatste resonatoren.

8204868

Claims (7)

1. Ventilatie-inrichting met geluiddempende voorzieningen met een rooster voorzien van ventilatie-openingen waarvan de doorlaat regelbaar is tusseieen maximaal open en gesloten stand, en met een ten minste aan een zijde van het rooster opgestelde geluiddempende kast voorzien van een 5 zich tussen een inlaat en een uitlaat uitstrekkende, vrije luchtdoorgang, die althans ten dele is begrensd door in de kast opgenomen geluiddempend materiaal, met het. kenmerk, dat de luchtdoorgang zich in hoofdzaak rechtlijnig uitstrekt van de inlaat naar de uitlaat en een deel van het inwendige van de kast ingenomen wordt door een resonator voorzien van 10 een inlaatspleet, die zodanig is geplaatst, dat ventilatielucht in hoofdzaak loodrecht op de langsrichting van de spleet langs deze wordt geleid.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de resonator afgestemd is voor het dempen van frequenties in de orde van grootte van 500 Hz of lager.

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij aan de inlaat regeninslag voorkomende middelen zijn opgesteld, met het kenmerk, dat deze middelen bestaan uit een op de kast geplaatste schort, die boven de inlaat met de kast is verbonden en zich tot voorbij de inlaat en op afstand daarvan benedenwaarts uitstrekt.

4. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorgang een in dwarsdoorsnede in hoofdzaak rechthoekige doorlaat heeft.

5. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorlaat van de doorgang instelbaar is.

6. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de resonator onder de luchtdoorgang is geplaatst en voorzien is van een inlaatspleet, die onder de inlaat van de luchtdoorgang is geplaatst, en de schort tot voorbij de inlaatspleet reikt.

7. Ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het 30 kenmerk, dat zowel boven als onder de luchtdoorgang ten minste een resonator is geplaatst, waarbij de respectievelijke inlaatspleten in de luchtdoorgang uitmonden. 8204868