NL8000315A - Afsteminrichting voor een radio-ontvanger. - Google Patents

Afsteminrichting voor een radio-ontvanger. Download PDF

Info

Publication number
NL8000315A
NL8000315A NL8000315A NL8000315A NL8000315A NL 8000315 A NL8000315 A NL 8000315A NL 8000315 A NL8000315 A NL 8000315A NL 8000315 A NL8000315 A NL 8000315A NL 8000315 A NL8000315 A NL 8000315A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
counting
signal
frequency
tuning
state
Prior art date
Application number
NL8000315A
Other languages
English (en)
Other versions
NL191132B (nl
NL191132C (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8000315A publication Critical patent/NL8000315A/nl
Publication of NL191132B publication Critical patent/NL191132B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL191132C publication Critical patent/NL191132C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H03ELECTRONIC CIRCUITRY
    • H03JTUNING RESONANT CIRCUITS; SELECTING RESONANT CIRCUITS
    • H03J5/00Discontinuous tuning; Selecting predetermined frequencies; Selecting frequency bands with or without continuous tuning in one or more of the bands, e.g. push-button tuning, turret tuner
    • H03J5/02Discontinuous tuning; Selecting predetermined frequencies; Selecting frequency bands with or without continuous tuning in one or more of the bands, e.g. push-button tuning, turret tuner with variable tuning element having a number of predetermined settings and adjustable to a desired one of these settings
    • H03J5/0245Discontinuous tuning using an electrical variable impedance element, e.g. a voltage variable reactive diode, in which no corresponding analogue value either exists or is preset, i.e. the tuning information is only available in a digital form
    • H03J5/0272Discontinuous tuning using an electrical variable impedance element, e.g. a voltage variable reactive diode, in which no corresponding analogue value either exists or is preset, i.e. the tuning information is only available in a digital form the digital values being used to preset a counter or a frequency divider in a phase locked loop, e.g. frequency synthesizer
    • H03J5/0281Discontinuous tuning using an electrical variable impedance element, e.g. a voltage variable reactive diode, in which no corresponding analogue value either exists or is preset, i.e. the tuning information is only available in a digital form the digital values being used to preset a counter or a frequency divider in a phase locked loop, e.g. frequency synthesizer the digital values being held in an auxiliary non erasable memory
    • HELECTRICITY
    • H03ELECTRONIC CIRCUITRY
    • H03JTUNING RESONANT CIRCUITS; SELECTING RESONANT CIRCUITS
    • H03J1/00Details of adjusting, driving, indicating, or mechanical control arrangements for resonant circuits in general
    • H03J1/0008Details of adjusting, driving, indicating, or mechanical control arrangements for resonant circuits in general using a central processing unit, e.g. a microprocessor
    • H03J1/0041Details of adjusting, driving, indicating, or mechanical control arrangements for resonant circuits in general using a central processing unit, e.g. a microprocessor for frequency synthesis with counters or frequency dividers
    • H03J1/005Details of adjusting, driving, indicating, or mechanical control arrangements for resonant circuits in general using a central processing unit, e.g. a microprocessor for frequency synthesis with counters or frequency dividers in a loop

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Microelectronics & Electronic Packaging (AREA)
  • Channel Selection Circuits, Automatic Tuning Circuits (AREA)
  • Superheterodyne Receivers (AREA)
  • Circuits Of Receivers In General (AREA)

Description

r -1- \
Afsteminrichting voor een radio-ontvanger.
De uitvinding heeft betrekking op een afstemin-richting voor een radio-ontvanger, en meer in het bijzonder op een dergelijke afsteminrichting voor toepassing bij een radio-ontvanger met een zogenaamde "frequency-synthesizer" 5 waarbij de afstemtoestand van de afsteminrichting nauwkeurig zodanig wordt bestuurd of geregeld, dat ontvangst mogelijk is van omroepfrequenties, welke betrekkelijk weinig van elkaar verschillen. Daarbij wordt onafhankelijk van het feit, of een bepaald omroepsignaal een hoog of een laag signaalni-10 veau heeft, nauwkeurige stemming op de gewenste omroepfrequentie verkregen.
Men heeft reeds de toepassing van dergelijke af-steminrichtingen van het type met een "frequency-synthesizer" bij FM-radio-ontvangers voorgesteld. Daarbij wordt de oscil-15 latiefrequentie van een variabele oscillator, zoals een spanningsgeregelde oscillator, bepaald door een digitaal getal of telresultaat, dat een weergave vormt van een bepaalde omroepfrequency, waarop de afsteminrichting dient te worden afgestemd. Bij een verandering van dit digitale telresultaat 20 ondergaat de afstemtoestand van de ontvanger een overeenkomstige verandering. Aftasting van het in aanmerking komende ontvangstspectrum vindt plaats door het genoemde, digitale telresultaat afhankelijk van de behoefte stapsgewijs te vergrote of te verkleinen.
25 Tot nog toe heeft de toepassing van een afstemin richting met een "frequency synthesizer" zich in hoofdzaak beperkt tot FM-radio-ontvangers. Toepassing bij AM-radio-ontvangers heeft praktisch niet plaats gevonden aangezien de frequencyscheiding tussen aangrenzende omroepfrequenties 30 binnen het FM-frequentiegebied betrekkelijk scherp is, doch de omroepfrequenties binnen het AM-frequentiegebied betrekkelijk dicht bij elkaar liggen. In de Verenigde Staten van Amerika wordt bijvoorbeeld de FM-frequentieband van 8000315 ·* -+ ' ' " ” “* Λλ 88-108 MHz gebruikt, waarbij ieder omroepkanaal een bandbreedte van 200 KHz heeft. Teneinde te verhinderen, dat aangrenzende FM-omroepkanalen elkaar binnen een bepaald ruimtelijk gebied overlappen, zijn aangrenzende FM-omroepfrequenties 5 van elkaar gescheiden door veelvouden van 100 KHz; zo kunnen aangrenzende FM-omroepfrequenties bijvoorbeeld 400 KHz van elkaar verwijderd liggen. Als gevolg van deze betrekkelijk scherpe scheiding of grote frequency-afstand tussen aangrenzende FM-omroepfrequenties doen zich in het algemeen weinig 10 problemen voor bij de bepaling van en de nauwkeurige afstemming op een FM-kanaal, waarop werkelijk ontvangst mogelijk is.
In de Verenigde Staten van Amerika strekt de AM-frequentieband zich echter over een gebied van 5,35-1605 Khz uit, waarbij ieder omroepkanaal een bandbreedte van 15 ongeveer 10 KHz heeft; in andere landen, zoals Japan, heeft ieder AM-onroepkanaal een bandbreedte van 9 KHz. Als gevolg hiervan zijn AM-omroepfrequenties in Amerika gescheiden door veelvouden van 10 KHz (in Japan door veelvouden van 9 KHz) zodat aangrenzende AM-omroepfrequenties bijvoorbeeld 20 KHz 20 (in Japan 18 KHz) uitnelkaar kunnen liggen. Een dergelijke geringe bandbreedte en kleine afstand tussen aangrenzende AM-omroepsfrequenties vormen tot nog toe problemen bij het ontwerp van een voor toepassing bij een AM-radio-ontvanger in aanmerking komende afsteminrichting met een "frequency-25 synthesizer", zodanig, dat nauwkeurige afstemming op een AM-omroepfrequentie mogelijk is.
Eén van de problemen, welke aan de toepassing van een "frequency synthesizer" bij de afsteminrichting van een AM-radio-ontvanger inherent zijn, wordt gevormd door het 30 feit, dat gedurende de aanvankelijke instelfase waarin het AM-cmroepfrequentiespectrum moet worden afgetast voor keuze van voor toekomstige ontvangst in aanmerking komende AM-omroepfrequenties, deze laatstgenoemden niet immer voldoende nauwkeurig worden ontvangen. In het algemeen wordt een aan-35 wijzing, dat een radio-ontvanger op een bepaalde omroepfrequentie is afgestemd, ontleend aan de middenfrequentdetector, welke gewoonlijk deel uitmaakt van de middenfrequenttrap van .··» 8000315 -3- de ontvanger. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat afstemming op een omroepfrequentie is verkregen wanneer het middenfre-quentsignaalniveau een voorafbepaald drempelniveau overschrijdt. Bij aftasting van het AM-omroepfrequentiespectrum 5 door middel van een "frequency-synthesizer" wordt verondersteld, dat het middenfrequentsignaalniveau het genoemde drempelniveau slechts zal overschrijden wanneer de frequentie-synthesizer op een respectievelijk bijbehorende omroepfrequentie is afgestemd. De aftasting, welke wordt uitgevoerd, 10 kan dan steeds wannéér een dergelijke aanwijzing wordt verkregen, worden onderbroken. De instelling van het genoemde drempelniveau dient echter zeer zorgvuldig te geschieden. Indien voor het drempelniveau een te hoge waarde wordt gekozen, en indien ontvangen omroepsignalen een betrekkelijk laag ni-15 veau vertonen, zal zelfs bij nauwkeurige afstemming op een dergelijke omroepfrequentie het signaalniveau van het door de middenfrequentdetector afgegeven signaal eventueel het (te) hoog gekozen drempelniveau niet overschrijden, zodat de uitgevoerde aftasting niet wordt onderbroken; dit wil 20 zeggen, dat geen ontvangst op een eventueel gewenst AM- omroepkanaal wordt verkregen. Indien voor het genoemde drempelniveau daarentegen een te lage waarde wordt gekozen, zal het signaalniveau van de door de middenfrequentdetector af-gegeven signaal het drempelniveau zelfs in die gevallen over-25 schrijden, waarin geen werkelijke afstemming op de juiste omroepfrequentie is verkregen. De afstemtoestand van de "frequentie-synthesizer" kan dan bijvoorbeeld van de juiste omroepfrequentie afwijken met een gering frequentieverschil Af, terwijl het onder die omstandigheden afgegeven midden-30 frequentdetectiesignaal een niveau kan hebben, dat boven het genoemde drempelniveau ligt. De uitgevoerde aftasting zal dan, zelfs hoewel geen afstemming op een omroepfrequentie is verkregen, toch worden onderbroken.
In verband met de betrekkelijk geringe bandbreed-35 te van ieder AM-omroepkanaal en voorts in verband met de geringe frequentie-afstand tussen aangrenzende AM-omroepfre- 8000315 V - ——
V
-4- quenties treden de zojuist geschilderde problemen bij AM-radio-ontvangers in veel ernstiger mate op dan in FM-radio-ontvangers.
De onderhavige uitvinding stelt zich nu ten doel, 5 een verbeterde afsteminrichting voor toepassing bij een radio-ontvanger te verschaffen.
Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een afsteminrichting voor toepassing bij een radio-ontvanger te verschaffen, waarbij nauwkeurite afstemming van de afstemin-10 richting op verschillende omroepfrequenties mogelijk is, zelfs indien sommige van dergelijke omroepfrequenties betrekkelijk dicht bij elkaar liggen, en zelfs wanneer iedere van de desbetreffende omroepkanalen een betrekkelijk geringe bandbreedte heeft.
15 Een ander doel van de uitvinding is het verschaf fen van een afsteminrichting voor toepassing bij een AM-radio-ontvanger, zonder dat daarbij de hiervoor genoemde problemen optreden.
Nog een ander doel van de uitvinding is het ver-20 schaffen van een afsteminrichting van het type met een zogenaamd "frequentie-synthesizer", waarbij de afsteminrichting en aftasting van een frequentiespectrum met omroepfrequenties kan uitvoeren en op een ontvangen omroepfrequentie nauwkeurig kan worden afgestemd, en zulks onafhankelijk van het feit, 25 of het signaalniveau van een desbetreffend omroepsignaal hoog of laag ligt.
beer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een nauwkeurig werkende afsteminrichting van weinig kostbaar type, welke op digitale wijze is uitgevoerd '30 en in samenhang met een "frequentie-synthesizer" bij een ra-dio-ontvanger kan worden toegepast.
Daartoe verschaft de uitvinding een afsteminrichting voor een radio-ontvanger, welke is voorzien van: een instelbare afstemeenheid, waarvan de afstemtoestand binnen een 35 frequentiegebied kan worden gevarieerd voor afstemming op gekozen omroepfrequenties; een met de afstemeenheid gekoppelde middenfrequenttrap voor afgifte van een middenfrequent 8000315 ν' -5- signaal, waarvan het signaalniveau een functie is van de frequentie, waarop de afstemeenheid is afgestemd; een middenfre-quentdetector voor detectie van het niveau van het middenfre-quentsignaal en voor bepaling of de afstemeenheid op een wer-5 kelijke omroepfrequentie is afgestemd, zodanig, dat wanneer het middenfrequentniveau een voorafbepaald drempelniveau overschrijdt, een afstemaanwijssignaal wordt afgegeven. Dit af-stemaanwijssignaal wordt derhalve afgegeven wanneer hétzij juiste afstemming van de afstemeenheid op een bepaalde omroep-10 frequentie is verkregen, hetzij een ontvangen omroepsignaal een hoger dan het drempniveau liggend signaalniveau vertoont, hetgeen het geval is wanneer de afstemeenheid is afgestemd op een frequentie, die minder dan een voorafbepaald frequen-tiebedrag met de werkelijke omroepfrequentie verschilt. Een 15 regelschakeling wijzigt de afstemtoestand van de afsteminrich-ting in bovenwaartse of benedenwaartse richting met frequentie-stappen van voorafbepaalde waarde, terwijl een detectiescha-keling onderzoekt of het afstemaanwijssignaal venchijnt en, zo ja, eerst de regelschakeling in staat stelt om de afstem-20 toestand van de afsteminrichting met een voorafbepaald fre-quentiebedrag te wijzigen en vervolgens, indien het afstemaanwijssignaal ook na deze wijziging van de afstemtoestand aanwezig wordt bevonden, een verdere wijziging van de afstemtoestand verhindert. Indien het afstemaanwijssignaal na de 25 genoemde wijziging van de afstemtoestand niet meer wordt aangetroffen, dan wordt deze laatstgenoemde met een zelfde fre-quentiebedrag zodanig gewijzigd, dat de afstemtoestand wordt hersteld, waarin de aanwezigheid van het afstemaanwijssignaal was vastgesteld.
30 De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening. Daarin tonen: figuur 1, een blokschema van een afsteminrichting van een type, dat bij een radio-ontvanger kan worden toege-35 past, figuur 2, een grafische weergave van enige foutieve afstemtoestanden, welke bij de afsteminrichting volgens 8000315 -6- figuur 1 kunnen optreden, figuur 3, een schema, grotendeels uitgevoerd als blokschema, van een afsteminrichting volgens de uitvinding, figuur 4A-4I, enige impulsgolfvormen ter verdui-5 delijking van de werking van de uitvinding en figuur 5A-5J, enige verdere impulsgolfvormen ter verduidelijking van de werking van de uitvinding.
Figuur 1 toont het blokschema van een afsteminrichting van het type met een zogenaamde "frequency-synthe-10 sizer", welke in aanmerking komt voor toepassing bij een AM-radio-ontvanger, welke in zijn geheel met het verwijzings-cijfer 10 is aangeduid. De ontvanger is voorzien van een af-stemeenheid met een afstembare hoogfrequent-trap 11, een hoog-frequentversterker 12 en een menger 13 en voorts van een mid-15 denfrequenttrap met een middenfrequentversterker 15 en een AM-detector 16. Tenslotte zijn aan de ontvanger 10 een laag-frequentversterker 17 en een geluidsweergeefinrichting in de vorm van een luidspreker 18 toegevoerd. De afstembare hoogfre-quentversterker 11 van de afstemeenheid is gekoppeld met een 20 antenne of andere schakeling voor signaalontvangst, waarmede de door verschillende omroepstations uitgezonden omroepsigna-len kunnen worden ontvangen. In de Verenigde Staten van Amerika vindt uitzending van AM-omroep plaats binnen een frequentie-band, die zich van 535 tot 1605 KHz uitstrekt, waarbij ieder 25 oraroepkanaal een bandbreedte van 10 KHz heeft, terwijl aangrenzende omroepfrequenties van elkaar zijn gescheiden door veelvouden van 10 KHz. (In Japan bedraagt deze scheiding steeds een veelvoud van 9 KHz). De afstembare hoogfrequenttrap 11 is met de hoogfrequentversterker 12 gekoppeld voor leve-30 ring van binnen de AM-omroepband ontvangen signalen aan de trap 12, welke de hoogfrequentsignalen in versterkte vorm toevoert aan de menger 13, waarin deze hoogfrequentsignalen aan heterodyne-bewerking met een locaal oscillatiesignaal worden onderworpen; het laatstgenoemde signaal is afkomstig van een 35 oscillator 14 van variabele frequentie, die bijvoorbeeld als spanningsgeregelde oscillator is uitgevoerd. Zoals een deskundige duidelijk zal zijn, zal in afhankelijkheid van de /·.]·.
8000315 - 7 - frequentie van het door de oscillator 14 van de menger 13 geleverde oscillatiesignaal een bepaald omroepsignaal worden omgezet in een middenfrequentsignaal met een constante draag-golffrequentie, de zogenaamde "middenfrequentie"; het midden-5 frequentdraaggolfsignaal is amplitudegemoduleerd met de oorspronkelijke programma-informatie. In de Verenigde Staten van Amerika bedraagt de middenfrequentie 455 KHz, zodat, indien de radio-ontvanger 10 dient te worden afgestemd op ontvangst van met een omroepfrequentie van bijvoorbeeld 1000 KHz uitgezon-10 den programma-informatie, de oscillator 14 een locaal oscilla-tiesignaal dient af te geven, waarvan de frequentie gelijk is aan 1455 KHz. De afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 wordt derhalve steeds bepaald door de frequentie van het locale oscillatiesignaal. Voor wijziging van deze afstemtoestand 15 dient de frequentie van het locale oscillatiesignaal overeenkomstig te worden gewijzigd.
Zoals gebruikelijk dient de middenfrequentversterker 15 voor frequentie van het middenfrequente signaal met een draaggolffrequentie van 455 KHz; daartoe is de middenfre-20 quentversterker 15 gekoppeld met de uitgang van de menger 13. Het versterkte middenfrequentsignaal wordt toegevoerd aan de detector 16 voor detectie van de amplitudemodulaties van het middenfrequentsignaal. De detector 16 dient voor demodulatie van de AM-programma-informatie die aan de zijde van de om-25 roepzender op de draaggolffrequentie is gemoduleerd. Deze programma-informatie die in het algemeen uit audio-frequenties bestaat, wordt door de laagfrequentversterker 17 versterkt voor aandrijving van de luidspreker 18, De door een omroep-station, waarop de radio-ontvanger 10 is afgestemd, uitgezon-30 den programma-informatie kan derhalve als van de luidspreker 18 afkomstig geluid worden waargenomen.
Zoals gebruikelijk vormt de amplitude of het signaalniveau van het middenfrequentsignaal een functie van de frequentie, waarop de radio-ontvanger 10 is afgestemd. Het 35 middenfrequentsignaal zal een betrekkelijk hoog niveau vertonen wanneer de radio-ontvanger op een werkelijke omroepfrequentie is afgestemd. Bepaling van de afstemtoestand van de 8000315 η - 8 - radio-ontvanger 10 kan derhalve plaats vinden als functie van het gedetecteerde middenfrequent-signaalniveau. Een dergelijke bepaling vindt plaats door middel van de middenfrequentdetec-tor 37, die met de uitgang van de middenfrequentversterker 15 5 is gekoppeld en in staat is tot afgifte van een afstemaanwijs-signaal Q^, waarvan in het kader van de onderhavige beschouwing wordt verondersteld, dat het de binaire waarde "1" vertoont indien het middenfrequent-signaalniveau een vooraf bepaald drempelniveau overschrijdt, en de binaire waarde "0" 20 vertoont indien het middenfrequentsignaalniveau lager dan dit drempelniveau ligt. Dit wil zeggen, dat indien de frequentie van het door de oscillator 14 opgewekt en afgegeven, locale oscillatiesignaal een zodanig waarde heeft, dat uitzending van programma-informatie op een voorafbepaalde omroepfrequentie 25 wordt vastgesteld, de middenfrequent-detector 37 het afstem-aanwijssignaal afgeeft. Indien de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 daarentegen niet met een ontvangen omroepfrequentie verband houdt, dat wil zeggen indien de frequentie van het door de oscillator 14 afgegeven, locale oscillatie-20 signaal niet in demodulatie van programma-informatie resulteert, zal de middenfrequentdetector 37 daarentegen geen afstemaanwi jssignaal of geen afstemaanwijssignaal of een afstemaanwijssignaal ter binaire waarde "0" afgeven. Het afstemaanwijssignaal dient voor besturing of regeling van een nog na-25 der te beschrijven frequentie-aftasting, welke door de oscillator 14 van variabele frequentie wordt uitgevoerd.
De oscillator 14 is opgenomen in een als fasever-grendelde lus uitgevoerde schakeling met een referentie-oscil-lator 23, een fasevergelijkingsschakeling 22, een laagdoor-30 laatfilter 22' en een programmeerbare teller 21. De laatstgenoemde is gekoppeld met de uitgang van de spanningsgeregel-de oscillator 14 en kan bijvoorbeeld een frequentiedeler met een variable deelverhouding N omvatten. Deze deelverhouding N kan worden ingesteld door een digitaal signaal of digitale 35 telwaarde, welke aan de programmeerbare teller 21 wordt toegevoerd door een in twee telrichtingen werkzame teller 31. Meer in het bijzonder is de programmeerbare teller 21 in staat 8000315 - 9 - tot telling van ieder cyclus van het locale oscillatiesignaal (dat ter verkrijging van een rechthoekgolfvorm aan amplitude-begrenzing kan zijn onderworpen) en tot afgifte van een uit-gangsimpuls, steeds wanneer N dergelijke cycli zijn geteld.
5 het zal duidelijk zijn, dat de frequentie van de door de programmeerbare teller 21 afgegeven uitgangsimpulsen 1/N bedraagt van de frequentie van het locale oscillatiesignaal.
Het uitgangssignaal van de programmeerbare teller 21, dat wil zeggen het aan frequentiedeling onderworpen, loca-10 le oscillatiesignaal wordt toegevoerd aan de ene ingang van de fasevergelijkingsschakeling 22, waarvan de andere ingang een van de referentie-oscillator 23 afkomstig referentie-oscilla-tiesignaal ontvangt. Dit laatstgenoemde signaal vertoont een constante frequentie en wordt bij voorkeur door een frequentie-15 deler 24 onderworpen aan frequentiedeling tot een voorafbepaalde frequentiewaarde van bijvoorbeeld 10 KHz ( voor toepassing in Japan bijvoorbeeld 9 KHz). Het aan frequentiedeling onderworpen referentie-oscillatiesignaal, dat in het hierna volgende uitsluitend als "referentie-oscillatiesignaal" wordt 20 aangeduid, en een frequentie van 10 KHz (in Japan 9 KHz) heeft, wordt door de schakeling 22 aan fasevergelijking met het aan frequentiedeling onderworpen, locale oscillatiesignaal onderworpen. De faseverlijkingsschakeling 22 geeft een foutsignaal af, dat overeenkomt met het faseverschil tussen de beide toe-25 gevoerde oscillatiesignalen en via het laatdoorlaatfilter 22’ als regelsignaal aan de spanningsgeregelde oscillator 14 wordt toegevoerd. Het regelsignaal wordt voorts aan de afgestemde hoogfrequenttrap 11 toegevoerd voor regeling van de afstemtoe-stand daarvan.
30 Het zal duidelijk zijn, dat de programmeerbare teller 21 in staat is om de frequentie van het door de span-ningsgeregelde oscillator 14 afgegeven, locale oscillatiesignaal te delen tot een frequentie van 10 KHz (in Japan 9 KHz), dat wil zeggen de frequentiewaarde van het referen-35 tie-oscillatiesignaal. Indien het locale oscillatiesignaal een frequentiegebied van 990-2060 KHz bestrijkt, dient de programmeerbare teller een binnen het gebied van 99-206 . .
8 0 0 Q 3 1 5 * - 10 - instelbare deelverhouding N te hebben. Voor toepassing van de onderhavige uitvinding in Japan, waarin de frequentie van het door de frequentiedeler 24 aan de fasevergelijkingsschakeling 22 toegevoerde referentie-oscillatiesignaal de waarde 9 KHz 5 heeft, dient de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 binnen het gebied van 109-229 te liggen. Bij een dergelijk gebied, waarbinnen de deelverhouding N zich kan bewegen, kunnen omroepfrequenties van 535-1605 KHz worden ontvangen (in Japan van 531-16011 KHz).
10 De wijze, waarop de als fasevergrendelde lus uit gevoerde schakeling 20 de spanningsgeregelde oscillator 14 zodanig regelt, dat daardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 wordt bepaald, zal nu worden beschreven. Daarbij wordt aangenomen, dat de locale oscillatiefrequentie van het 15 door de oscillator 14 afgegeven oscillatiesignaal gelijk is aan 1010 KHz. Dit wil zeggen, dat de radio-ontvanger 10 is afgestemd op een omroepfrequentie van 555 KHz. Voorts wordt verondersteld, dat de deelverhouding N van de programmeerbare teller gelijk aan 101 is (N=101). Aan de faseverglijkings-20 schakeling 22 worden dan het referentie-oscillatiesignaal van 10 KHz en het aan frequentiedeling onderworpen, locale oscil-iatiesignaal van eveneens 10 KHz (1010/101=10). toegevoerd. Vervolgens wordt aangenomen, dat de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 met êén eenheid wordt vergroot, zo-25 dat N = 102. De frequentie van het locale oscillatiesignaal blijft eerst op een waarde van 1010 KHz, zodat aan de fasevergelijkingsschakeling 22 dan een door frequentiedeling op een frequentie van 9,9 KHz (1010/102 = 9,9) gebracht, locaal oscillatiesignaal wordt toegevoerd. De fasevergelijkingsscha-30 keling 22 stelt een faseverschil tussen de beide oscillatie-signalen vast en voert een desbetreffend foutsignaal aan de oscillator 14 toe. Dit foutsignaal wijzigt de locale oscillatiefrequentie, dat wil zeggen de frequentie van de locale oscillator, van 1010 in 1020 KHz. Zodra deze nieuwe oscilla-35 tiefrequentie is verkregen, daalt de door de fasevergelijkingsschakeling 22 afgegeven foutspanning naar nul. Bij een locale oscillatiefrequentie van 1020 KHz is de radio-ontvanger 10 -1 8000315 - 11 - afgestemd op een omroepfrequentie van 565 KHz. Uiteraard is het mogelijk, dat op een dergelijke omroepfrequentie geen uitzending plaats vindt binnen het ruimtelijke gebied, waarin de radio-ontvanger 10 zich bevindt.
5 Indien de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 vervolgens weer met ëën eenheid wordt vergroot, zodat N = 103, ontvangt de fasevergelijkingsschakeling 22 een aan frequentiedeling onderworpen, locaal oscillatiesignaal met een frequentie van 9,9 KHz (1020/103 = 9,9). De faseverge-10 lijkingsschakeling 22 voert dan opnieuw een foutsignaal aan de spanningsgeregelde oscillator 14 toe, zodanig, dat de locale oscillatiefrequentie wordt gewijzigd naar een waarde van 1030 KHz. Bij deze nieuwe oscillatiefrequentie daalt het foutsignaal naar nul. De radio-ontvanger 10 is dan op een omroep-15 frequentie van 575 KHz afgestemd.
Uit het voorgaande is duidelijk geworden, dat de deelverhouding N van de programmeerbare teller de afstemtoe-stand van de radio-ontvanger 10 bepaalt, Naarmate deze deelverhouding groter wordt, zal de frequentie van het door de 20 spanningsgeregelde oscillator 14 afgegeven, locale oscillatiesignaal overeenkomstig groter worden. Naarmate de deelverhouding N kleiner wordt, zal ook de locale oscillatiefrequentie dalen. De wijze, waarop de deelverhouding N wordt ingesteld, zal nu worden toegelicht aan de hand van een beschrijving van 25 de besturingsschakeling 30.
De besturingsschakeling 30 dient voor instelling van de waarde van de deelverhouding N van de programmeerbare teller. Deze deelverhouding N kan met eenheidsstappen wTorden vergroot of verkleind; ook is het mogelijk, dat een vooraf 30 bepaalde deelverhoudingswaarde N wordt ingesteld. De besturingsschakeling 30 bevat de in twee telrichtingen werkzame teller 31, waaraan telimpulsen kunnen worden toegevoerd voor optelling of aftelling (aftrekking), zulks afhankelijk van de toestand van een eveneens aan de teller 31 toegevoerd tel-35 richtingssignaal. Bovendien kan het telresultaat van de in twee richtingen werkzame teller 31 door middel van een digitaal signaal op een voorafbepaalde telwaarde worden ingesteld.
8000315 - 12 - ten impulsgenerator 32, welke van gebruikelijke uitvoering kan zijn, dient voor opwekking en afgifte van een trein met telimpulsen 2# welke via een EN-poortschakeling aan de impulsingangsaansluiting van de teller 31 worden toege-5 voerd. Wanneer de EN-poortschakeling 33 wordt opengestuurd, worden de telimpulsen P32 naar de teller 31 doorgelaten. Wanneer de EN-poortschakeling 33 wordt dichtgestuurd, kunnen de telimpulsen niet naar de teller 31 passeren. De telimpulsen worden tijdens een frequentie-aftasting gebruikt om het telre-10 sultaat van de teller 21 zodanig te vergroten of te verkleinen, dat de waarde van de deelverhouding N van de programmeerbare teller met discrete eenheidsstappen wordt gewijzigd, zodat de oscillatiefrequentie van de spanningsgeregelde oscillator 14 eveneens met vooraf bepaalde frequentiebedragen wordt gewijzigd 15 voor aftasting van het omroepfrequentiespectrum.
Zoals reeds is opgemerkt, ontvangt de tweede ingang van de EN-poortschakeling 33 de telompulsen P32 van de impuls-, generator 32. De eerste ingang van de pulsschakeling 33 ont vangt een vrijgeef-/verhindersignaal van de Q-uitgang van een 20 flip-flop 36 van het RS-type, waarvan de voor aanstoting door een positieve impuls dienende stelingang S is gekoppeld met een monostabiele multivibrator 35. De voor aanstoting door een positieve impuls dienende terugstelingang R van de flip-flop 36 is verbonden met de uitgang van de middenfrequent-detector 25 37. De ingang van de monostabiele multivibrator 35 is gekoppeld met een EN-poortschakeling 34 voor aansturing door een daarvan afkomstige, negatieve impuls. De beide ingangen van de EN-poortschakeling zijn respectievelijk met een schakelaar Su voor optelling en een schakelaar voor aftelling of af-30 trekking verbonden. Deze schakelaars kunnen met de hand worden bediend voor levering van een betrekkelijk lage potentiaal, zoals aardpotentiaal, aan de respectievelijk bijbehorende ingang van de EN-poortschakeling 34. Wanneer de beide schakelaars Su en in hun open toestand worden gebracht, worden aan de 35 respectievelijk bijbehorende ingangen van de EN-poortschakeling 34 betrekkelijk hoge potentialen aangelegd, zodat een impuls van hoge potentiaal naar de monostabiele 3000315
: V
- 13 - multivibrator 35 wordt doorgelaten. Wanneer of de ene öf de andere van beide schakelaars in zijn gesloten toestand wordt gebracht, zal de daaruit volgende verschijning van een lage potentiaal aan de desbetreffende ingang van de EN-poortschake-5 ling 34 tot gevolg hebben, dat de poortschakeling een negatieve impuls afgeeft, waardoor de monostabiele multivibrator 35 wordt aangestoten voor levering van een impuls aan de flipflop 36.
De schakelaar Su voor optelling is voorts gekop-10 peld met de voor aanstoting door een negatieve impuls dienen-. de stelingang S van een flip-flop 30 van het RS-type. De schakelaar voor aftelling is gekoppeld met de voor aansto-ting door een negatieve impuls dienende terugstelingang R van de flip-flop 38. De Q-uitgang van de flip-flop 38 is met de 15 in twee telrichtingen werkzame teller 31 gekoppeld voor levering van het reeds genoemde telrichtingssignaal daaraan. Indien dit telrichtingssignaal de binaire waarde "1" heeft, zoals wanneer de flip-flop 38 in zijn ingestelde toestand verkeert, dan zal de teller 31 een telling in voorwaartse rich-20 ting of optelling uitvoeren. De aan deze teller door de EN-poortschakeling 33 toegevoerde telimpulsen P32 zullen het telresultaat van de teller dan doen toenemen. Indien het aan de Q-uitgang van de flip-flop 38 verschijnende telrichtingssignaal daarentegen de binaire waarde "0H heeft, zal de teller 31 25 telling in teruggaande richting, dat wil zeggen aftelling of aftrekking, uitvoeren. Het telresultaat van de teller 31 zal dan met iedere daaraan toegevoerde telimpuls afnemen.
Aangenomen wordt nu, dat het omroepfreguentiespec-trum in bovenwaartse freguentierichting moet worden afgetast.
30 Daartoe wordt de schakelaar Su voor optelling gesloten. Wanneer dit geschiedt, stuurt de EN-poortschakeling 34 de monostabiele multivibrator 35 aan voor instelling van de flip-flop 36. Door de Q-uitgang van de fLip-flop 36 wordt dan een binair vrijgeef signaal Q^g van de waarde "1" aan de EN-poortschakeling 35 33 toegevoerd, zodat via deze EN-poortschakeling 33 telimpulsen P32 aan cte teller 31 worden toegevoerd. Door het sluiten van de schakelaar Su is bovendien de flip-flop 38 zodanig 8000315 - 14 - ingesteld, dat het door de Q-uitgang daarvan aan de teller 31 toegevoerde telrichtingssignaal Q^g de binaire waarde "1" heeft. Als gevolg daarvan zal de teller 31 een telling in voorwaartse richting of optelling uitvoeren, waarbij het be-5 reikte telresultaat steeds met iedere ontvangen telimpuls toeneemt .
Het zal duidelijk zijn, dat wanneer het telresul-· taat van de teller 31 toeneemt, ook de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 in de zelfde mate toeneemt. Bij 10 een dergelijke verandering van de deelverhouding van de programmeerbare teller 31 zal de als fase vergrendelde lus werkende schakeling 20 de locale oscillatiefrequentie van de span-ningsgeregelde oscillator 14 zodanig wijzigen, dat deze met vooraf bepaalde frequentiebedragen toeneemt voor aftasting 15 van het omroepfrequentiegebied. Daar de als fasevergrendelde lus werkende schakeling 20 een inherente vertragingsduur heeft, dient de frequentie van de telimpulsen in de orde van ongeveer 10 Hz te liggen. Een dergelijke frequentie is voldoende laag omde frequentie van het locale oscillatie-20 signaal met voorafbepaalde frequentiebedragen te laten toenemen, terwijl het telresultaat van de teller 31 stijgt.
Tijdens deze verandering van de locale oscillatiefrequentie verandert de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 mee. Verondersteld wordt nu, dat één van de met behulp van 25 de radio-ontvanger te ontvangen omroepsignalen een frequentie van 645 KHz heeft. Wanneer de deelverhouding N toeneemt tot de waarde 110, zal de frequentie van het door de spanningsgere-gelde oscillator 14 opgewekte, locale oscillatiesignaal de waarde 1100 KHz bereiken. Bij deze frequentie is de afstem-30 toestand van de radio-ontvanger 10 zodanig, dat afstemming op de omroepfrequentie van 645 KHz is verkregen. Het signaal-niveau van het bij deze afstemtoestand door de middenfrequent-cetector 37 afgegeven middenfrequent signaal zal dan het genoemde drempelniveau overschrijden, zodat het afstemaanwijs-35 signaal Qvan de binaire waarde "1" verschijnt; dit afstem-aanwijssignaal wordt toegevoerd aan de terugstelingang R van de flip-flop 36. 'Daardoor wordt deze laatstgenoemde naar zijn 8 0 0 0 3 1 5 - 15 - uitgangstoestand teruggevoerd, zodat het aan zijn Q-uitgang verschijnende vrijgeefsignaal Q^g van de binaire waarde "1" overgaat in het verhindersignaal van de binaire waarde "0". Daardoor wordt de EN-poortschakeling 33 dichtgestuurd, zodat 5 geen verdere telimpulsen naar de teller 31 worden doorgelaten. Dit wil zeggen, dat het laatst bereikte telresultaat van de teller' 31 behouden blijft, terwijl de daarbij bereikte deelverhoudingswaarde N = 110 van programmeerbare teller 21 eveneens behouden blijft. De locale oscillatiefrequentie van 10 de spanningsgeregelde oscillator 14 blijft derhalve bij een waarde van 1100 KHz, zodat de radio-ontvanger 10 op een omroepfrequentie van 645 KHz blijft afgestemd.
Het zal duidelijk zijn, dat in plaats van de schakelaar Su de schakelaar kan worden gesloten. In dat 15 geval wordt de flip-flop 38 zodanig teruggesteld, dat het door de flip-flop aan de teller 31 toegevoerde telrichtingsresul-taat de binaire waarde "0" heeft en de teller 31 telling in teruggaande richting of aftelling gaat uitvoeren. Daarbij herhaalt zich de in het voorgaande beschreven werking, zij 20 het, dat het telresultaat van de teller 31 nu steeds afneemt. De afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 wordt daarbij zodanig gewijzigd, dat aftasting van het omroepfrequentiespec-trum in benedenwaartse richting wordt verkregen. Zodra bij deze wijzigingen van de afstemtoestand weer een omroepfre-25 quentie wordt gevonden, zal het niveau van het aan de midden-frequentdetector 37 toegevoerde middenfrequentsignaal echter weer het voorafbepaalde drempelniveau daarvan overschrijden, zodat het afstemaanwijssignaal Q3? weer met de binaire waarde "1" aan de terugstelingang R van de flip-flop 36 verschijnt.
30 Daardoor wordt het tot dan aan de EN-poortschakeling 33 töe-gevoerde vrijgeefsignaal van de binaire waarde "1" veranderd in het verhindersignaal van de binaire waarde "0". Als gevolg daarvan wordt het op dat ogenblik bereikte telresultaat van de teller 31 vastgehouden. Op soortgelijke wijze blijft de 35 deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 op zijn laatst bereikte waarde, zodat ook de locale oscillatiefrequentie van de spanningsgeregelde oscillator 14 niet verder 8000315 -16- wijzigt. De radio-ontvanger 10 blijft dan afgestemd op de door deze locale oscillatiefrequentiewaarde bepaalde omroepfrequentie .
Hoewel bij de voorgaande beschrijving werd ver-5 ondersteld, dat de locale oscillatiefrequentie met voorafbepaalde frequentiebedragen van 10 KHz wordt gewijzigd, kan ook frequentiewijziging met andere bedragen worden toegepast.
Voor een in Japan toe te passen radio-ontvanger kan de locale oscillatiefrequentie bijvoorbeeld steeds met voorafbepaalde 10 frequentiebedragen van 9 KHz worden gewijzigd. In dat geval kan de programmeerbare teller 21 de locale oscillatiefrequentie delen in de deelverhouding N x 9. De door de frequentie-deler 24 aan de fasevergelijkingsschakeling 22 toegevoerde referentieoscillatiefrequentie dient dan uiteraard eveneens 15 gelijk aan 9 KHz te zijn.
De in twee telrichtingen werkzame teller 31 staat bovendien onder de besturing van een besturingsschake-ling 40, welke dient om het telresultaat van de teller vooraf in te stellen op bij vooraf ‘gekozen omroepfrequenties behoren-20 de telwaarden. De besturingsschakeling 40 omvat een centrale bewerkingseenheid 40, bijvoorbeeld een micro-processor, of dergelijke. De bewerkingseenheid 41 is via een niet in de tekening weergegeven aansluiteenheid gekoppeld met een geheugen 42 van het ROM-type en voorts met een geheugen 43 van het 25 RAM-type. Het geheugen 42 is geprogrammeerd voor besturing van de bewerkingseenheid 41, terwijl het geheugen 43 dient voor opslag van speciaal gekozen telwaarden van de teller 31 aan adresseerbare geheugenplaatsen. Dergelijke telwaarden kunnen aan deze geheugenplaatsen worden uitgelezen en voor vooraf-30 instelling van het telresultaat van de teller 31 worden gebruikt.
De besturingsschakeling 40 omvat voorts een inlees schakelaar en kiesschakelaars S.-SQ, w^elke alle met de bewerkingseenheid 41 zijn gekoppeld, zoals figuur 1 laat zien. 35 wanneer de inleesschakelaar Sm wordt gesloten, komt de op dat ogenblik door de teller 31 bereikte telwaarde beschikbaar voor opslag in het geheugen 43. De speciale opslagplaats, 8 0 0 0 3 1 5 - 17 - waarop opslag van deze telwaarde plaats vindt, wordt bepaald door die van de kiesschakelaars S^-Sg, welke wordt gesloten.
Zo kan bijvoorbeeld tijdens een aftasting van het hiervoor beschreven type bij afstemming van de radio-ontvanger op een 5 gewenste omroepfrequentie (hetgeen zichtbaar wordt door het verschijnen van het afstemaanwijssignaal Q^-j van de binaire waarde "1") het bij deze omroepfrequentie behorende telresultaat van de teller 31 in het geheugen 43 worden opgeslagen door de inleesschakelaar Sm en een in aanmerking komende van 10 de kiesschakelaars S^-Sg te sluiten. Wanneer de radio-ontvanger vervolgens tijdens de voortgezette aftasting van het omroep-freqiientiespectrum op verdere omroepfrequenties wordt afgestemd, kunnen de respectievelijk bij deze omroepfrequenties behorende telwaarden van de teller 31 op soortgelijke wijze 15 aan andere opslagplaatsen van het geheugen 43 worden opgeslagen. Bij de hier beschreven inrichting met de acht kiesschakelaars S^-Sg kunnen de bij acht gewenste omroepfrequenties behorende telwaarden van de teller 31 in opslag worden genomen/ 20 Hierna kan de radio-ontvanger 10 op iedere van de door de in het geheugen 43 opgeslagen telwaarde weergegeven omroepfrequenties worden afgestemd, waartoe op de volgende wijze te werk dient te worden gegaan. Indien wordt aangenomen, dat noch de schakelaar S^, noch de schakelaar 25 wordt bediend, zal het sluiten van een door keuze bepaalde van de kiesschakelaars S-^Sg adressering van een respectievelijk bijbehorende opslagplaats van het geheugen 43 ten gevolge hebben. De aan de desbetreffende opslagplaats opgeslagen telwaarde wordt dan uitgelezen naar de teller 31, 30 waarvan het telresultaat bij deze uitlezing op de desbetreffende telwaarde wordt ingesteld. Deze wijziging van de tel-v, aarde veroorzaakt een zodanige verandering van de deelver-houding N van de programmeerbare teller 21, dat deze een respectievelijk bijbehorende frequentie voor de door de 35 spanningsgeregelde oscillator 14 gevormde, locale oscillator aanwijst. De radio-ontvanger 10 is dan afgestemd op dië omroepfrequentie, welke wordt vertegenwoordigd door de zo juist 8 0 0 0 3 1 5 - is - uit het geheugen 43 uitgelezen telwaarde. Wanneer bijvoorbeeld de kiesschakelaar S2 wordt gesloten, vindt adressering van de geheugenplaats 2 van het geheugen 43 plaatst. De aan deze opslagplaats 2 aanwezige telwaarde wordt nu uitgelezen 5 naar de teller 31 met als gevolg, dat de programmeerbare teller 21 een gewijzigde/ met de nieuwe telwaarde overeenkomende deelverhoudingswaarde N krijgt. Indien de nieuwe telwaarde de deelverhoudingswaarde N = 110 bepaalt, zal de locale oscil-latiefrequentie van de spanningsgeregelde oscillator 14 een 10 waarde van 1100 KHz krijgen, zodat de radio-ontvanger 10 op een omroepfrequentie van 645 KHz wordt afgestemd.
Het zal duidelijk zijn, dat de aan een opslagplaats van het geheugen 43 opgeslagen telwaarde naar wens kan worden gewijzigd; daartoe behoeven slechts de inleesscha-15 kelaar S en die kiesschakelaar, welke bij de desbetreffende opslagplaats behoort, te worden bediend. Daardoor wordt de op dat ogenblik door de teller 31 bereikte telwaarde, die bijvoorbeeld bij een frequentiespectrumaftasting is bereikt, aan de desbetreffende opslagplaats van het geheugen opgesla-20 gen. . '
Een probleem treedt bij de inrichting volgens figuur 1 op wanneer een ontvangen omroepfrequentie een te laag of een te hoog signaalniveau heeft. Indien het ontvangen signaalniveau te laag is, kan de hiervoor beschreven aftas-25 ting van het frequentiespectrum zelfs, wanneer de radio-ontvanger 10 op een gewenste omroepfrequentie afgestemd raakt, niet worden onderbroken. Indien het ontvangen omroepsignaal daarentegen een te hoog signaalniveau heeft, is het mogelijk, dat de frequentiespectrumaftasting te vroeg wordt onderbroken, 30 &at wil zeggen voorafgaande aan het tijdstip, waarop de radio-ontvanger 10 op de juiste omroepfrequentie is afgestemd.
De problemen, welke het gevolg zijn van de ontvangst van signalen met een te laag of een te hoog signaalniveau, zijn grafisch in figuur 2 weergegeven, Aangenomen wordt 35 nu, dat een juiste of gewenste omroepfrequentie de waarde f^ heeft. Voorts wordt verondersteld, dat iedere incrementele verandering van het telresultaat van de in twee telrichtingen 8000315 - 19 - werkzame teller 31 een verandering van de deelverhoudings-waarde N tengevolge heeft, waardoor de locale oscillatiefre-quentie met een voorafbepaald frequentiebedrag Af verandert. üit de voorafgaande beschrijving van de werking van de in-5 richting volgens figuur 1 is duidelijk geworden, dat^f = lOKHz in de Verenigde Staten van Amerika en dat A f = 9 KHz in Japan. In figuur 2 vertegenwoordigt de kromme A het middenfre-quentsignaalniveau voor een omroepsignaal van hoog niveau als functie van de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 bij 10 variaties rondom de omroepfrequentiewaarde f ^. De kromme B vertegenwoordigt het middenfrequentsignaalniveau voor een omroepsignaal van laag niveau als functie van de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 bij variaties rondom de omroepfrequentiewaarde f^. Eenvoudigheidshalve zijn de krommen A en B 15 als continue krommen weergegeven, hoewel de locale oscillatie-frequentie, dat wil zeggen de afstemtoestand van de radio-ontvanger. 10, met discrete frequentiestappen varieert. Indien voor het drempelniveau van de middenfrequentdetector 37 een waarde V_ wordt gekozen, zal het door de kromme B weergegeven 20 middenfrequentsignaalniveau, dat wil zeggen het middenfrequentsignaalniveau in geval van een omroepsignaal van laag niveau, nimmer het drempelniveau V kunnen overschrijden. Dit heeft tot gevolg, dat bij ontvangst van omroepsignalen van laag niveau door de ontvanger 10 geen afstemaanwijssignaal kan 25 worden gevormd. Dit wil zeggen, dat geen onderbreking van de toevoer van telimpulsen P.^ aan de teller 31 wordt verkregen.
De aftasting van het frequentiespectrum zal derhalve, wanneer een omroepsignaal van laag niveau wordt ontvangen, niet worden onderbroken. Indien voor het drempelniveau van de middenfre-30 quentdetector 37 daarentegen het betrekkelijk lage niveau in figuur 2 wordt gekozen, zal het zo juist beschreven probleem zich niet voordoen. Het door de kromme B weergegeven middenfrequentsignaalniveau, dat wil zeggen het middenfrequentsignaalniveau in geval van een omroepsignaal van laag 35 niveau, zal het drempelniveau slechts overschrijden wanneer de radio-ontvanger 10 correct op de omroepfrequentie fi is af-gestemd. Wanneer nu voor het drempelniveau van de 8000315 - 20 - middenfrequentdetector een betrekkelijk lage waarde is gekozen, zoals hier wordt verondersteld, zal de aftasting van het het frequentiespectrina op correcte wijze worden onderbroken wanneer het afstemaanwijssignaal C37 verschijnt, dat wil zeggen 5 wanneer de radio-ontvanger 10 op de omroepfrequentie f^ is afgestemd. Wanneer daarentegen bij een betrekkelijk laag drempelniveau Vj^ ontvangst van een signaal van hoog niveau plaats vindt, weergegeven door de kromme A, doet zich echter een ander probleem voor. Wanneer de radio-ontvanger IQ in dat 10 geval wordt afgestemd op een frequentie ter waarde f^ - Z\f of op een frequentie ter waarde f.^ +Δί, dat wil zeggen op frequenties die van de gewenste omroepfrequentie f^ met een frequentiebedrag A f verschillen, zal de kromme A reeds boven het drempelniveau komen te liggen. Dit wil zeggen, dat 15 zelfs hoewel de radio-ontvanger 10 (nog niet juist is afgestemd) , het signaalniveau van het bij deze onjuiste afstemming verkregen middenfrequentsignaal toch het drempelniveau overschrijdt. Bij een dergelijke afstemming van de radio-ontvanger 10 op een frequentie ter waarde f. + .Δ,Ζ zal de 20 middenfrequentdetector 37 derhalve het afstemaanwijssignaal afgeven, waardoor de frequentiespectrumaftasting wordt onderbroken. Dit wil zeggen, dat de radio-ontvanger in zijn onjuist afgestemde toestand blijft en niet verder automatisch wordt verder afgestemd, dat wil zeggen op de gewenste omroep-25 frequentie f^.
De onderhavige uitvinding verschaft nu een oplossing van de zojuist aan de hand van de krommen volgens figuur 2 uiteengezette problemen. In samenvatting kan omtrent de uitvinding worden gesteld, dat tijdens die bedrijfstoestand 30 van een radio-ontvanger, waarin aftasting van het frequentiespectrum plaats vindt, na het verschijnen van het afstemaanwijssignaal Q37 de afstemtoestand van de radio-ontvanger met een frequentiebedrag of frequentiestap Af wordt gewijzigd, ïndien het afstemaanwijssignaal ook na een dergelijke wijzi-35 ging van de afstemtoestand nog aanwezig blijkt te zijn, respectievelijk wordt afgegeven, wordt verondersteld, dat het eerder verkregen afstemaanwijssignaal (ten onrechte) was 8000315 - 21 - afgeleid bij afstemming op een frequentie ter waarde f^ + Δ f, zodat de radio-ontvanger na wijziging van deze laatstgenoemde afstemtoestand met een frequentiebedrag 4 als door de uitvinding voorgesteld, op de juiste of gewenste omroepfrequen-.5 tie f^ is afgestemd. Indien het afstemaanwijssignaal Q37 na de genoemde wijziging van de afstemtoestand niet langer blijkt te worden geproduceerd, wordt^ngenomen, dat de radio-ontvanger oorspronkelijk op de juiste omroepfrequentie f^ was afgestemd en door de genoemde wijziging op de afwijkende fre-10 quentie ter waarde + Δ f is afgestemd. In dat geval wordt nu de oorspronkelijke of eerdere afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 hersteld, waardoor afstemming op de juiste omroepfrequentie f^ wordt herkregen. Bij de zojuist eerst beschreven procedure werd er van uitgegaan, dat het ontvangen 15 omroepsignaal een signaal van hoog niveau is, terwijl bij de als tweede beschreven procedure werd verondersteld, dat het ontvangen omroepsignaal een signaal van laag niveau is. Voor een signaal van hoog niveau geldt derhalve de relatie tussen de kromme A en het drempelniveau in figuur 2. Voor een 20 signaal van laag niveau geldt derhalve de relatie tussen de kromme B en het drempelniveau V^ in figuur 2.
Figuur 3 toont het blokschema van een besturings-schakeling 30 volgens de uitvinding. Deze besturingsschake-iing dient voor besturing van de werking van de in twee tel-25 richtingen werkzame teller 31, welke op zijn beurt de waarde van de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 bepaalt. Eenvoudigheidshalve zijn in figuur 3 de afstemeenheid, de middenfrequenttrap, de laagfrequenttrap en de als fasever-grendelde lus uitgevoerde schakeling 20 van de radio-ontvanger 30 10 niet weergegeven. Deze eenheden zijn respectievelijk identiek met die volgens figuur 1 en worden derhalve niet opnieuw beschreven.
De besturingsschakeling 30 volgens figuur 3 bevat, evenals bij de inrichting volgens figuur 1, de impuls-35 generator 32, de EN-poortschakeling 33 en 34, de monostabiele ' multivibrator 35, de flip-flop 36 van het RS-type, de midden-frequentdetector 37, de flip-flop 38 van het RS-type en 8000315 - 22 - de schakelaar en S^. Deze componenten werken alle op de zelfde wijze als in het voorgaande is beschreven, zodat zij kortheidshalve niet opnieuw worden beschreven.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 3 verschilt ten 5 opzichte van die volgens figuur 1 door de aanwezigheid van een schuifregister met flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type en een exclusieve OF-poortschakeling 54, een EN-poortschake-ling 55 en een OF-poortschakeling 56. Bovendien geeft de impulsgenerator 32 verschuivingsimpulsen Q32 af/ welke met 10 een bedrag Θ ten opzichte van de telimpulsen P32 zijn vertraagd, waarbij de vertragingsduur Θ groter is dan de vergrendelt! jdsduur van de als fasevergrendelde lus uitgeschakelde 20. Dit wil zeggen, dat een verschuivingsimpuls Q32 wordt afgegeven op een tijdstip, dat komt na het tijdstip, waarop 15 de frequentie van het door de spanningsgeregelde oscillator afgegeven, locale oscillatiesignaal in overeenstemming is gebracht met de door het telresultaat van de teller 31 bepaalde frequentiewaarde.
De flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type zijn 20 van gebruikelijke uitvoering met een D-ingang, waaraan een . informatiesignaal wordt toegevoerd, en een klokimpuIsingang CK, waaraan een verschuivingsimpuls Q32 wordt toegevoerd. De toestand van een flip-flop van het D-type wordt bepaald door de waarde, dat wil zeggen de binaire waarde "1" of "0”, van 25 het informatiesignaal, dat wordt ontvangen op het tijdstip waarop een verschuivingsimpuls Q32 verschijnt. De flip-flops zijn voorts voorzien van een terugstelingang R en een Q-uit-gang. Alle klokimpulsingangen CK zijn gemeenschappelijk met de impulsgenerator 32 verbonden voor ontvangst van de verschui-30 vingsimpulsen Q32-
De D-ingang van de flip-flop 51 is met de midden-frequentdetector 37 gekoppeld voor ontvangst van het afstemaan-wijssignaal Q37. De Q-uitgang van de flip-flop 51 is verbonden met de D-ingang van de flip-flop 52 en voorts met de ene 35 ingang van de EN-poortschakeling 55. De Q-uitgang van de flip-flop 52 is verbonden met de D-ingang van de flip-flop 53 en voorts met de andere ingang van de EN-poortschakeling 55.
8000315 - 23 -
Bovendien is deze Q-uitgang gekoppeld met de ene ingang van een exclusieve OF-poortschakeling 54, waarvan de andere ingang is gekoppeld met de Q-uitgang van de flip-flop 38 voor ontvangst van de telrichtingsimpulsen Q^g daarvan. .
5 De Q-uitgang van de flip-flop 53 is gekoppeld met de ene ingang van de OF-poortschakeling 56, waarvan de andere ingang is gekoppeld met de uitgang van de EN-poortschakeling 55. De uitgang van de OF-poortschakeling 56 is verbonden met de terugstelingang R van de flip-flop 36. Evenals bij de 10 inrichting volgens figuur 1 is de stelingang S van de flipflop 36 gekoppeld met de uitgang van de monostabiele multivibrator 35. Deze uitgang is voorts gemeenschappelijk met de terugstelingangen R van de flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type gekoppeld.
15 Het uitgangssignaal van de exclusieve OF-poort schakeling 54 wordt als telrichtingssignaal gebruikt voor bepaling van de telrichting van de teller 31. Zoals figuur 3 laat zien, is de uitgang van de exclusieve OF-poortschakeling met de teller 31 verbonden. Evenals bij de inrichting volgens fi-20 guur 1 geldt, dat indien het telrichtingssignaal de binaire waarde "1" heeft, de teller 31 optelling uitvoert; wanneer het telrichtingssignaal de binaire waarde "0" heeft, voert de teller aftelling of aftrekking uit.
De werking van de in figuur 3 weergegeven inrich-25 ting volgens de uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van de impulsgolfvormen volgens de figuren 4A-4I. Aangenomen wordt, dat de schakelaar in zijn gesloten toestand wordt gebracht. Daardoor wordt de flip-flop 38 aangestuurd voor afgifte van een telrichtingssignaal Q3g van de binaire 30 waarde "1". Bovendien wordt dè monostabiele multivibrator 35 aangestoten, zodat een uitgangsimpuls volgens figuur 4C verschijnt. Door deze uitgangsimpuls worden de flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type in hun uitgangstoestand teruggebracht, terwijl de fliprflop 36 wordt aangestoten voor afgif-35 te van het vrijgeefsignaal volgens figuur 4D. Dit vrijgeef signaal Q36 stuurt de EN-poortschakeling 33 open voor doorlating van telimpulsen P32 volgens figuur 4A naar de 8000315 • · .··% - 24 - teller 31.
Wanneer de flip-flop 38 wordt aangestoten en de flip-flop 52 van het D-type wordt teruggesteld, ontvangt de exclusieve OF-poortschakeling 54 een signaal Q^g van de binai-5 re waarde "1" en een signaal Q52 van de binaire waarde ”0".
De exclusieve OF-poortschakeling 54 geeft dan derhalve een telrichtingssignaal van de binaire waarde "1" af, zoals figuur 4H laat zien. Dit telrichtingssignaal doet de teller 31 de telimpulsen Pg2 in voorwaartse richting tellen of optel-' 10. len.
Terwijl het telresultaat van de teller 31 met de snelheid van de telimpulsen Pg2 stapsgewijze stijgt, worden aan het door de flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type gevormde schuifregister de verschuivingsimpulsen Qg2 toegevoerd, 15 welke steeds over een tijdsduur Θ ten opzichte van de telimpulsen P32 zijn vertraagd, zoals figuur 4B laat zien. De radio-ontvanger 10 is echter op dat tijdstip niet op een bepaalde omroepfrequentie afgestemd, zodat de middenfrequent-detector 37 niet het afstemaanwijssignaal afgeeft. De 20 flip-flops 51, 52 en 53 blijven derhalve alle in hun uitgangs-toestand, zoals respectievelijk in de figuren 4E, 4F en 4G is weergegeven.
Aangenomen wordt nu, dat het drempelniveau van de middenfrequentdetector 37 de waarde volgens figuur 2 heeft, 25 en dat de ontvangen omroepsignalen steeds een betrekkelijk laag niveau hebben, als weergegeven in de kromme B in figuur .2. Op het tijdstip t^ zal het telresultaat van de teller 31 zodanig zijn gestegen, dat de radio-ontvanger op de omroepfrequentie f^ wordt afgestemd. Indien de vertragingsduur van 30 de als fasevergrendelde lus uitgevoerde schakeling 20 buiten beschouwing wordt gelaten, kan worden gesteld, dat het feit, dat de radio-ontvanger op het tijdstip t^ op de omroepfrequentie f^ raakt afgestemd, tot gevolg heeft, dat de middenfrequentdetector 37 het afstemaanwijssignaal afgeeft.
35 bij het verschijnen van de volgende verschuivingsimpuls Qg2 (zie figuur 4B) wordt de flip-flop 51 van het D-type ingesteld. het aan de Q-uitgang van deze flip-flop verschijnende 8 0 0 0 3 1 5 -25-- signaal Q51 gaat dan naar de binaire waarde "1", zoals figuur 4E laat zien. Dit geschiedt op het tijdstip tg. Op het laatstgenoemde tijdstip hebben de aan de respectievelijke Q-uitgangen van de flip-flops 52 en 53 van het D-type verschij-5 nende signalen Q^g en Q53 echter ieder de binaire waarde "0". De EN-poortschakeling 55 blijft derhalve geblokkeerd, terwijl de OF-poortschakeling 56 het binaire niveau "0" aan de te-rugstelingang R van de flip-flop 36 in stand houdt.
Op het tijdstip tg wordt de volgende telimpuls 10 p^2 aan de teller 31 toegevoerd. Daardoor wordt het telresultaat van de teller ëén hoger, zodat ook de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 met een frequentiebedrag ter waarde Af verandert. De radio-ontvanger is dan afgestemd op de frequentie fi + Af. Zoals figuur 2 laat zien, wordt het drempel-15 niveau niet door het middenfrequentsignaalniveau B overschreden wanneer de radio-ontvanger op de frequentie f^ + „A f is afgestemd. Dit heeft tot gevolg, dat wanneer de afstemtoestand van de radio-ontvanger op de beschreven wijze met het frequentiebedrag f wordt gewijzigd, het door de middenfre-20 quentdetector 37 afgegeven afstemaanwijssignaal wegvalt, zoals figuur 41 laat zien. Qp het tijdstip t^ verschijnt de volgende verschuivingsimpuls Q^g, welke de binaire waarde "1" van de flip-flop 51 doorschuift naar de flip-flop 52, zoals figuur 4F laat zien, en het afstemaanwijssignaal Q-.- ter 25 ^ *
waarde "0" naar de flip-flop 51 doorschuift, zoals figuur 4E
laat zien. Het zal duidelijk zijn, dat de flip-flop 51 een eerste vertragingsduur (van het tijdstip tg tot het tijdstip t^) bepaalt, zodanig, dat aan het einde van deze vertragings-Ciuur een vertraagde versie van het af stemaanwijssignaal Q37 30 aan de Q-uitgang van de flip-flop 52 verschijnt. Dit vertraagde afstemaanwijssignaal is op het tijdstip t^ als het uitgangssignaal Q52 in figuur 4F weergegeven. Gedurende de genoemde vertragingsduur neemt het telresultaat van de teller 31 toe met ëén eenheid, dat wil zeggen éën enkele telimpuls 35 P32' waardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger over" eenkomstig is gewijzigd.
8000315 - 26 -
Aan het einde van de genoemde vertragingsduur is deze afstemtoestand van de radio-ontvanger met een frequentie-bedrag Af gewijzigd, zodat op dat ogenblik afstemming op een frequentie ter waarde fAt heeft plaats gevonden. Aange-5 zien het afstemaanwijssignaal niet langer verschijnt, mag uit de grafische weergave volgens figuur 2 worden geconcludeerd, dat de afstemtoestand van de radio-ontvanger dient te worden gewijzigd met één frequentiestap Af/ dat wil zeggen dient te worden teruggebracht naar de frequentie f^. Aan-10 gezien het aan de Q-uitgang van de flip-flop 52 verschijnende uitgangssignaal °P dat ogenblik de binaire waarde "1" heeft (zie figuur 4F), ontvangt de exclusie OF-poortschakeling 54 op dat ogenblik aan iedere van zijn beide ingangen een signaal van de binaire waarde "1". Het door deze exclusieve 15 OF-poortschakeling aan de teller 31 toegevoerde telrichtings-signaal gaat derhalve op het tijdstip t^ naar de binaire waarde "0" over, zoals figuur 4H laat zien.
Op het tijdstip t^ wordt door de EN-poortschakeling 33 een volgende telimpuls P^2 naar de teller 31 doorge-20 laten. De teller wordt op dat ogenblik bestuurd voor telling in teruggaande richting of aftelling, zodanig, dat zijn telresultaat met één eenheid afneemt. Dit heeft weer tot gevolg, dat de afstemfrequentie van de radio-ontvanger met één fre-quentiebedrag ter waarde f daalt. Aangezien de afstemtoe-25 stand van de radio-ontvanger onmiddellijk voorafgaande aan deze frequentiedaling de waarde f^ + Af had, .wordt de nieuwe afstemtoestand gelijk aan de omroepfrequentie f^. Op het tijdstip t^, waarop het telresultaat van de teller 31 met ëën eenheid daalt, zal het feit, dat de radio-ontvanger op-30 nieuw op de omroepfrequentie f^ is afgestemd, tot gevolg hebben, dat de middenfrequentdetector 37 weer het afstemaanwijssignaal 0.37 af geeft, zoals in figuur 41 is te zien.
Op het tijdstip tg verschijnt de volgende verschui-vingsimpuls Q32/ waardoor het binaire signaal van de waarde 35 "1" van de flip-flop 52 naar de flip-flop 53 wordt doorgeschoven, zoals figuur 4G laat zien, en waardoor het binaire signaal van de waarde "0" van de flip-flop 51 naar de 8000315 - 27 - flip-flop 52 wordt doorgeschoven/ zoals figuur 4F laat zien, terwijl bovendien het afstemaanwijssignaal Q^ met de binaire waarde "1" aan de flip-flop 51 wordt toegevoerd, zoals figuur 4E laat zien. Zoals uit het voorgaande blijkt bepaalt de 5 combinatie van de flip-flop 51 en 52 een tweede vertragings-duur, welke zich uitstrekt van het tijdstip t2 tot het tijdstip tg. Tijdens deze tweede vertragingsduur is het telresultaat van de teller 31 met ëën teleenheid toegenomen, terwijl de afstemfrequentie van de radio-ontvanger van f^ naar 10 fj^ + Af is gegaan, waarna vervolgens het telresultaat van de teller 31 met één teleenheid is gedaald, en tevens de radio-ontvanger weer op de omroepfrequentie f^ is afgesteiad. Aan het einde van deze vertragingsduur, dat wil zeggen op het tijdstip tg, heeft het aan de Q-uitgang van de flip-flop 53 ver-15 schijnende uitgangssignaal Qgg 3e binaire waarde "1". Dit signaal vormt een verder vertraagde versie van het afstemaanwijssignaal Qgy en wordt via de OF-poortschakeling 56 aan de -t erugstelingang R van de flip-flop 36 toegevoerd. Deze laatstgenoemde wordt derhalve op het tijdstip tg in zijn uit-20 gangstoestand teruggevoerd, zoals figuur 4D laat zien, waardoor de EN-poortschakeling 33 wordt geblokkeerd. Daardoor wordt verhinderd, dat verdere telimpulsen P32 de teller 31 bereiken, zodat het laatst bereikte telresultaat van de teller 31 behouden blijft. Aangezien dit telresultaat geen ver-25 andering heeft ondergaan, blijft ook de deelverhouding N van de programmeerbare teller 21 zijn waarde behouden, zodat ook frequentie van het door de spanningsgeregelde oscillator 14 afgegeven, locale oscillatiesignaal ongewijzigd blijft. De radio-ontvanger blijft nu op de omroepfrequentie f^ afgestemd. 3Ό Indien· vervolgens een verdere aftasting van het frequentiespectrum dient te worden uitgevoerd, dan wordt de schakelaar gesloten, waarna het voorgaande zich herhaalt. Dat wil zeggen, dat de teller 31 de telimpulsen ?32 voorwaartse richting telt of optelt totdat het telresultaat van 35 de teller een afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 teweeg brengt, welke bij een omroepfrequentie f^ behoort. Deze afstemtoestand wordt dan met een door stijging van het tel- .
8000315 4 - 28 - resultaat van de teller 31 met één teleenheid veroorzaakte frequentiestap gewijzigd. In de gewijzigde afstemtoestand, behorende bij een frequentiewaarde f^ +Af, is het afstemaan-wijssignaal Q^ niet langer beschikbaar. Het telresultaat van 5 de teller 31 wordt met êën teleenheid verlaagd, dat wil zeggen naar zijn vorige telwaarde teruggebracht, waardoor ook de vorige afstemtoestand van de radio-ontvanger wordt hersteld.
Dit wil zeggen, dat de radio-ontvanger weer op de omroepfrequentie is afgestemd. Een verdere aftasting van het fre-10 quentiespectrum vindt niet plaats.
o Hoewel in het voorgaande uitsluitend een aftasting in bovenwaartse richting van het omroepfrequentiespectrum is beschreven, zal het duidelijk zijn, dat een aftasting in benedenwaartse richting van het spectrum op soortgelijke wijze 15 tot stand gebracht kan worden door de schakelaar te bedienen. Wanneer deze schakelaar in zijn gesloten toestand wordt gebracht, wordt de flip-flop 38 in zijn uitgangstoestand teruggebracht, zodat het telrichtingssignaal de binaire waarde "O" aanneemt. Bovendien wordt door het sluiten van de schake-20 laar de monostabiele multivibrator 35 aangestoten voor terugstelling van de flip-flops 51, 52 en 53 van het D-type. In het begin, dat wil zeggen op een tijdstip t^, zal de exclusieve OF-poortschakeling 54 derhalve aan iedere van zijn beide ingangen een binair signaal van de waarde "O" ontvangen, zo-25 dat de schakeling een telrichtingssignaal van de binaire waarde ”0" afgeeft. Dit wil zeggen, dat de teller 31 nu voor telling in teruggaande richting of aftelling is geprogrammeerd.
Bij de hier beschreven frequentiespectrumaftasting in benedenwaartse richting zal de middenfrequentdetector 37 30 het afstemaanwijssignaal Q·^ afgeven wanneer de radio-ontvanger op de frequentie raakt afgestemd. Het telresultaat van de teller 31 wordt dan nog met één teleenheid (dat wil zeggen één telimpuls P32) verlaagd, waardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger wordt gewijzigd naar de frequentie-35 waarde f^ -dif· Op dat tijdstip, dat wil zeggen aan het einde van de eerste vertragingsduur, verschijnt aan de Q-uitgang van de flip-flop 52 een vertraagde versie van het 8 0 0 D 3 1 5 - 29 - afstemaanwijssignaal. Dit uitgangssignaal Q52 heeft de binaire waarde "1", zodat de exclusieve OF-poortschakeling 54 dan een signaal van de binaire waarde "1" en een signaal van de binaire waarde "0" (respectievelijk de signalen %2 en Q38) aan zijn 5 ingangen ontvangt. Als gevolg hiervan geeft de schakeling 54 aan de teller 31 een telrichtingssignaal met de binaire waarde "1" af. Dit heeft tot gevolg, dat het telresultaat van de teller 31 bij het verschijnen van de volgende telimpuls P32 met één teleenheid stijgt, waardoor de afstemtoestand van de 10 radio-ontvanger 10 van de freguentiewaarde f ^ - Δ f wordt teruggebracht naar de omroepfrequentiewaarde f^. Na herstel van deze afstemtoestand van de radio-ontvanger loopt de tweede vertragingsduur af, zodat de flip-flop 53 een binair signaal Q53 van de waarde "1" via de OF-poortschakeling 56 aan de te-15 rug stelingang R van de flip-flop 36 toevoert. Daardoor wordt de EN-poortschakeling geblokkeerd, zodat het laatst bewerkte telresultaat van de teller 31 behouden blijft.
Vervolgens wordt aangenomen, dat het ontvangen omroepsignaal een betrekkelijk hoog niveau heeft, als weer-20 gegeven door de kromme A in figuur 2, terwijl het drempelniveau van de middenfrequentdetector 37 het niveau blijft. Zoals de figuren 5A-5J laten zien, wordt bovendien verondersteld, dat de schakelaar Su op het tijdstip tQ in zijn gesloten toestand wordt gebracht. In herinnering wordt gebracht, 25 dat wanneer dit geschiedt, de flip-flop 38 wordt ingesteld en de monostabiele multivibrator 35 wordt aangestoten. Als gevolg van het laatst genoemde worden de flip-flops 51, 52 en 53 ieder in hun uitgangstoestand teruggebracht, zoals respectievelijk de figuren 5E, 5F en 5G laten zien. Bovendien 30 wordt de flip-flop 36 ingesteld, zoals figuur 5D laat zien, waardoor de EN-poortschakeling 33 wordt opengestuurd voor doorlating van telimpulsen Q32 naar de teller 31. Deze tel-impulsen zijn weergegeven in figuur 5A.
Wanneer de flip-flop 38 wordt aangestoten en de 35 flip-flop 52 wordt teruggesteld, ontvangt de exclusieve OF-poortschakeling 54 aan zijn beide ingangen signalen met respectievelijk de binaire waarden "1" en "0", zodat de 8000315 - 30 - schakeling het telrichtingssignaal Q54 met de binaire waarde "0" afgeeft, zoals met een volle lijn in figuur 5H is weergegeven. Dit heeft tot gevolg, dat de teller 31 voor telling van telimpulsen P32 in voorwaartse richting, dat wil zeggen 5 voor optelling van dergelijke impulsen, wordt geprogrammeerd. Het telresultaat van de teller zal derhalve toenemen.
Wanneer het telresultaat van de teller 31 toeneemt, zal de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 zich zodanig wijzigen, dat het omroepfrequentiespectrum in bovenwaartse 10 richting wordt afgetast. Op het tijdstip t.^ doet een telim-puls P32 het telresultaat van de teller 31 zodanig stijgen, dat een bij de frequentiewaarde f^ -Af behorende afstemtoestand wordt verkregen. Zoals figuur 2 laat zien, geldt nu, dat indien het ontvangen omroepsignaal een hoog niveau vertoont 15 het niveau van het middenfrequentsignaal hoger zal liggen dan het drempelniveau (zie de kromme A in figuur 2) voor deze frequentiewaarde ^ - Af.. Op het tijdstip (de vergrendel-duur van de als fasevergrendelde lus uitgevoerde schakeling 20 wordt daarbij verwaarloosd) zal de middenfrequentdetector 20 37 een afstemaanwijssignaal Q3y van de binaire waarde "1" aan de D-ingang van de flip-flop 51 toevoeren, zoals figuur 51 laat zien.
Op het tijdstip t2 zal de door de impulsgenerator 32 afgegeven verschuivingsirapuls Q32 het afstemaanwijssignaal 25 Q3y naar de flip-flop 51 doen verschuiven, zoals figuur 5E laat zien. Op dat tijdstip heeft het uitgangssignaal van de flip-flop 51 de binaire waarde "1", terwijl het uitgangssignaal Qj-2 van de flip-flop 52 de binaire waarde "0" heeft, zodat de EN-poortschakeling 55 geblokkeerd blijft. De exclu-30 sieve OF-poortschakeling 54 ontvangt dan van de flip-flops 38 en 52 nog respectievelijk signalen met de binaire waarden "1" en "0", zodat het aan de teller 31 toegevoerde telrich-cingssignaal de binaire waarde "1" blijft behouden, waardoor ook de teller voor optelling blijft geprogrammeerd.
35 Op het tijdstip t^ wordt door de EN-poortschake ling 33 een volgende telimpuls P32 aan de teller 31 toegevoerd, waardoor het telresultaat daarvan met één teleenheid 9000315 - 31 - toeneemt. Deze verandering van het telresultaat van de teller 31 veroorzaakt een overeenkomstige wijziging van de afstem-toestand van de radio-ontvanger 10, welke van de waarde f naar de waarde fi verandert. Figuur 2 laat zien, dat 2 wanneer de radio-ontvanger op de frequentie is afgestemd en het ontvangen signaal bovendien een betrekkelijk hoog niveau heeft, de middenfrequentdetector 37 het afstemaanwijs-signaal Q3? afgeeft. Op het tijdstip t^ zal de volgende ver-schuivingsimpuls Q32 derhalve het binaire signaal van de waarde "l", dat in de flip-flop 51 was opgeslagen, doorschuiven naar de flip-flop 52, terwijl het afstemaanwijssignaal Q^y met de binaire waarde "1" van de middenfrequentdetector 37 naar de flip-flop 51 wordt doorgeschoven. Op het tijdstip t^ zullen de flip-flops 51 en 52 derhalve beide worden ingesteld, 15 zoals de figuren 5E en 5F laten zien. Dit wil zeggen, dat aan het einde van de door de flip-flop 51 in reactie op het oorspronkelijke verschijnen van het afstemaanwijssignaal Q^y aangevangen vertragingsduur een vertraagde versie van dit afstemaanwijssignaal als uitgangssignaal Q32 aan cl® Q-uitgang 20van de.flip-flop 52 verschijnt.
De EN-poortschakeling 55 stelt vast, dat deze door het uitgangssignaal Q^2 weergegeven, vertraagde versie van het afstemaanwijssignaal samenvalt met het voortgezette verschijnen van het afstemaanwijssignaal zelf, zoals wordt 25 weergegeven door het uitgangssignaal-Q51 van de flip-flop 51. De EN-poortschakeling 55, die dan een signaal van de waarde "1H aan iedere van zijn beide ingangen ontvangt, zal dan een signaal volgens figuur 5J van de binaire waarde "1" via de OF-poortschakeling 56 aan de terugstelingang R van de 30 flip-flop 36 toevoeren. Deze laatstgenoemde wordt daardoor in zijn uitgangstoestand teruggebracht, zoals figuur 5D laat zien, zodat een verhindersignaal van de binaire waarde "0" aan de EN-poortschakeling 33 wordt toegevoerd. Daardoor wordt deze EN-poortschakeling geblokkeerd, zodat geen verdere 35 telimpulsen P32 naar de teller 31 worden doorgelaten.
Let zal duidelijk zijn, dat wanneer de EN-poortschakeling 33 in zijn geblokkeerde toestand verkeert, het 8000315 - .32 - voordien op het tijdstip t^ door de teller 31 bereikte telresultaat door de teller wordt vastgehouden. Dit telresultaat veroorzaakt een bij de omroepfrequentie behorende afstemtoestand van de ontvanger.
5 De zojuist beschreven werking van de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm volgens de uitvinding in geval van ontvangst van een omroepsignaal met een hoog signaalniveau, komt grotendeels overeen met de werking tijdens aftasting, in benedenwaartse richting van het omroepfrequentiespectrum, 10 waartoe de schakelaar S^. moet worden bediend. Kortheidshalve zal deze werking derhalve niet opnieuw uitvoerig worden beschreven.
üit de aan de hand van de impulsgolfvormen volgens de figuren 4 en 5 beschreven werking van een afstemin-15 richting volgens de uitvinding komt naar voren, dat de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm detecteert of vaststelt wanneer tijdens aftasting van het frequentiespectrum een af-stemaanwijssignaal Q37 verschijnt. Zodra dit het geval blijkt te zijn, wordt het telresultaat van de teller 31 met één 20 teleenheid vergroot of verkleind voor wijziging van de afstem-toestand van de radio-ontvanger 10 met één frequentiestap ter waarde óf. Wanneer afstemming op de gewijzigde frequentie is verkregen, wordt de aanwezigheid of afwezigheid van het afstemaanwijssignaal Q^-j opnieuw onderzocht. Indien het 25 afstemaanwijssignaal nog steeds aanwezig blijkt te zijn, aan wordt geconcludeerd, dat het ontvangen omroepsignaal een signaal van hoog niveau is en dat de voorafgaande verschijning van het afstemaanwijssignaal Q37 plaats vond als gevolg van het feit, dat de afstemtoestand van de ontvanger nog met min-30 der dan ëën frequentiestap van de gezochte omroepfrequentie verschilde. Uiteraard heeft de daarop gevolgde wijziging van de ontvangstoestand met ëën frequentiestap tot gevolg, dat de radio-ontvanger inmiddels op de juiste omroepfrequentie is afgestemd. Indien bij de wijziging van de afstemtoestand 35 van de radio-ontvanger met één frequentiestap ter waarde
Af het afstemaanwijssignaal Q37 verloren blijkt te zijn gegaan, althans niet langer verschijnt, mag worden aangenomen, 8000315 - 33 - dat een omroepsignaal van betrekkelijk laag signaalniveau wordt ontvangen en dat de voorafgaande afstemtoestand van de radio-ontvanger de juiste was. Na wijziging van deze afstem-toestand met één frequentiestap ter waarde A f is dan inmid-5 dels de bij de gewenste omroepfrequentie f^ behorende, juiste afstemtoestand van de radio-ontvanger hersteld.
Nadat het afstemaanwijssignaal op de beschreven wijze tot verschijnen is gebracht, wordt het telresultaat van de teller 31 zodanig in bovenwaartse of benedenwaartse rich-10 ting gewijzigd, dat de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 met ëën frequentiestap ter waarde <6. f verandert. Vervolgens, nadat de gewijzigde afstemtoestand is bereikt, wordt de aanwezigheid of afwezigheid van het afstemaanwijssignaal Q^-j opnieuw onderzocht. Indien het signaal nog aanwezig blijkt te 15 zijn, wordt verondersteld, dat het ontvangen signaal een omroepsignaal van hoog niveau is en dat de voorafgaande verschijning van het afstemaanwijssignaal Q plaats vpmd op 37 het ogenblik, waarop de afstemtoestand van de radio-ontvanger nog ëën frequentiestap van de gewenste omroepfrequentie ver-20 wijderd was. Aangezien de afstemtoestand sinds dien met ëën frequentiestap is gewijzigd, is de radio-ontvanger na die wijziging op de juiste omroepfrequentie afgestemd. Indien de wijziging van de oorspronkelijke afstemtoestand van de radio-ontvanger met ëën frequentiestap echter tot gevolg heeft, dat 25 het afstemaanwijssignaal Q37 niet langer verschijnt, wordt geconcludeerd, dat het ontvangen omroepsignaal een betrekkelijk laag signaalniveau heeft en dat de aan de wijziging voorafgaande afstemtoestand de juiste was. In dat geval wordt de voorafgaande wijziging van de afstemtoestand met ëën 30 frequentiestap ongedaan gemaakt door een zelfde frequentiestap in omgekeerde richting, zodat de bij de juiste omroepfrequentie f^ behorende afstemtoestand wordt hersteld.
Indien de radio-ontvanger 10 is afgestemd op een omroepfrequentie, waarop een omroepsignaal van betrekkelijk 35 hoog signaalniveau wordt ontvangen, zal bediening van de schakelaar Su om tot aftasting van het gehele frequentiespectrum over te gaan tot gevolg hebben,dat-dé=toename van het 8000315 - 34 - telresultaat van de teller 31 met één teleenheid automatisch met zich mede brengt, dat de radio-ontvanger volgens op de frequentie + & f wordt afgestemd. Zoals figuur 2 laat zien, zal de middenfrequentdetector 37 in die afstemtoestand het 5 afstemaanwijssignaal Q^ (blijven) afgeven.Het verschijnen van de daarop volgende telimpuls P^ veroorzaakt een verdere toename van het telresultaat, waardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger nog verder wijzigt, zodat de middenfrequentdetector 37 niet langer het afstemaanwijssignaal afgeeft. 10 De eerste twee verschuivingsimpulsen doen het afstemaanwijssignaal van de binaire waarde "1", dat afkomstig is van de middenfrequentdetector 37, naar de flip-flop 52 door-schuiven, respectievelijk het door de middenfrequentdetector 37 vervolgens afgegeven signaal van de binaire waarde "O" naar 15 de flip-flop 51 doorschuiven. De exclusieve OF-poortschakeling 54 ontvangt nu aan iedere van zijn ingangen een binair signaal van de waarde "1", waardoor de telrichting van de teller 31 wordt gewijzigd. Op het verschijnen van de daarop volgende telimpuls P^ reageert het telresultaat van de teller 20 31 derhalve door een daling, waardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger 10 naar de frequentie f^ + Δί wordt gerug-gebracht. De daarop volgende verschuivingsimpuls Q^ verschuift het binaire signaal van de waarde "1" van de flip-flop 52 naar de flip-flop 53. Zoals in het voorgaande voor ontvangst 25 van een omroepsignaal van betrekkelijk laag niveau is beschreven, zal het aan de Q-uitgang van de flip-flop 53 verschijnende signaal van de binaire waarde "1" nu de flip-flop 36 terugstellen, waardoor de EN-poortschakeling 33 wordt geblokkeerd. Dit wil zeggen dat het telresultaat van de teller 30 31 op zijn laatst bereikte waarde blijft, waardoor de afstemtoestand van de radio-ontvanger blijvend op de frequentiewaar-ce f^ +^\f wordt gefixeerd.
Uit het voorgaande blijkt, dat wanneer aftasting wordt ingeleid tijdens ontvangst van een omroepsignaal van 35 betrekkelijk hoog niveau, de beginwerking van de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 praktisch identiek is met diè voor het geval, waarin een gewenste omroepfrequentie wordt benaderd tijdens aftasting bij ontvangst van omroepsignalen van betrekkelijk laag niveau. Wanneer aftasting van het frequentiespec- fl η η n \ 11» - 35 - trum daarentegen tijdens ontvangst van oraroepsignalen van betrekkelijk hoog niveau wordt ingeleid, blijkt de afstemtoestand van de radio-cntvanger 10 als het ware op de frequentiewaarde +/lf vergrendeld te worden, zulks afhankelijk van het feit 5 of aftasting in bovenwaartse of in benedenwaartse richting plaats vindt. Teneinde een dergelijke voortijdige en derhalve ongewenste "vergrendeling" van de radio-ontvanger 10 teniet te doen, behoeft slechts de in aanmerking komende schakelaar Su of opnieuw te worden bediend.
10 Uit het voorgaande zal duidelijk geworden zijn, dat de afsteminrichting volgens de onderhavige uitvinding een verbetering ten opzichte van die volgens figuur 1 vormt, doordat de radio-ontvanger volgens de uitvinding nauwkeurig op een omroepfrequentie f^ kan worden afgestemd, onafhankelijk 15 van de hoogte van het signaalniveau van het ontvangen omroep-signaal. De aan de inrichting volgens figuur 1 inherente en aan de hand van de grafische weergave volgens figuur 2 beschreven nadelen worden door de onderhavig e uitvinding vermeden. Zelfs indien voor de middenfrequentdotector 37 een drem-20 pelniveau van betrekkelijk lage waarde wordt gekozen, wordt toch steeds de juiste afstemtoestand verkregen, onafhankelijk van het feit of het signaalniveau van een ontvangen omroepsignaal van het type volgens de kromme A of het type volgens de kromme B in figuur 2 is.
25 Hoewel de uitvinding in het bijzonder is beschre ven aan de hand van een in de tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm, is zij daartoe niet beperkt; verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven componenten en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij 30 het kader van de uitvinding wordt overschreden. Zo dienen de in het voorgaande genoemde, numerieke voorbeelden slechts ter verduidelijking, doch niet ter beperking van de uitvinding,
De aan de hand van figuur 3 beschreven, logische schakelingen kunnen bijvoorbeeld verschillende equivalente componenten 35 worden vervangen. Voorts zal het duidelijk zijn, dat bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 de inlezing van de door de teller 31 bereikte telwaarden, welke respectievelijk bij 8000315 * - 36 - gewenste omroepfrequenties behoren, in het geheugen 43 automatisch kan plaats vinden. In plaats van door bediening met de hand van de inleesschakelaar Sm volgens figuur 1, kan de op een gegeven ogenblik door de teller 31 bereikte telwaarde 5 bijvoorbeeld automatisch in het geheugen 43 worden ingeschreven met behulp van een van de EN-poortschakeling 55 afkomstig uitgangssignaal of met behulp van een van de OF-poortscha-keling 56 afkomstig uitgangssignaal.
8000315

Claims (18)

1. Afsteminrichting voor een radio-ontvanger 5 met een instelbare afstemeenheid, waarvan de afstemtoestand voor afstemming van de ontvangen of door keuze bepaalde omroepfrequenties binnen een frequentiegebied kan worden gewijzigd, en een met de afstemeenheid gekoppelde middenfre-quenttrap voor afgifte van een middenfrequentsignaal, g e k e n-lOmerkt door: middenfrequentdetectiemiddelen voor vaststelling of het middenfrequentsignaal behoort bij een op een omroepfrequentie, waarop de afstemeenheid is afgestemd, ontvangen signaal, welke middenfrequentdetectiemiddelen een af-stemaanwijssignaal afgeven wanneer de afstemeenheid op een 15 omroepfrequentie is afgestemd en het via die omroepfrequentie ontvangen signaal een hoog of een laag signaalniveau vertoont, en voorts wanneer de afstemeenheid op een minder dan een vooraf bepaald frequentiebedrag van die omroepfrequentie verwijderde frequentie is afgestemd en het via die verwijderde 20 frequentie ontvangen signaal een hoog signaalniveau vertoont; middelen voor wijziging in naar keuze bovenwaartse of benedenwaartse richting van de afstemtoestand van de afstemeenheid met voorafbepaalde frequentiestappen; en door middelen voor vaststelling of het afstemaanwijssignaal wordt afgegeven ten-25 einde in dat geval de wijzigingsmiddelen in staat te stellen tot wijziging van de afstemtoestand van de afstemeenheid met de voorafbepaalde frequentiestap en voor daarop volgende (a) uitschakeling van de wijzigingsmiddelen indien de aanwezigheid van het afstemaanwijssignaal na de genoemde wijziging 30 van de afstemtoestand met de vooraf bepaalde frequentiestap wordt vastgesteld, zodat de dan als laatste bereikte, gewijzigde afstemtoestand wordt behouden, (.... daaropvolgende itschakeling) of (b) herstel van de voorafgaande afstemtoestand door uitvoering van de voorafbepaalde frequentiestap 35 in tegengestelde richting indien de aanwezigheid van het afstemaanwijssignaal na de wijziging van de voorafgaande afstemtoestand met de voorafbepaalde frequentiestap niet wordt 8000315 ~ 3S - vastgesteld.
2. Afsteminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wijzigingsmiddelen zijn voorzien 5 van: op telpulsen reagerende, respectievelijk in twee tel-richtingen werkzame telmiddelen, waaraan een telrichtings-signaal voor optellings- of aftellingsprogrammering wordt toegevoerd, van welke telmiddelen het telresultaat bepalend voor de afstemtoestand van de afstemeenheid is; een bron voor 10 afgifte van telimpulsen; en van middelen voor selectieve toevoer van de telimpulsen aan de telmiddelen.
3. Afsteminrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de vaststellingsmiddelen zijn voor- 15 zien van: eerste vertragingsmiddelen voor bepaling van een eerste vertragingsduur in reactie op het verschijnen van een afstemaanwijssignaal, tijdens welke eerste vertragingsduur het telresultaat van de telmiddelen met een voorafbepaald aantal telimpulsen wordt gewijzigd; middelen voor vaststelling 20 of het afstemaanwijssignaal na wijziging van het telresultaat van de telmiddelen met het voorafbepaalde aantal telimpulsen nog aanwezig is; en van verhinderingsmiddelen ter verhindering van verdere impulstelling door de telmiddelen indien het afstemaanwijssignaal na de wijziging van het telresultaat van de 25 telmiddelen met het voorafbepaalde aantal telimpulsen nog aanwezig blijkt te zijn.
4. Afsteminrichting volgens conclusie 3, me t het kenmerk, dat de wijzigingsmiddelen zijn voorzien 30 van: telrichtingssignaalopwekmiddelen voor levering van een telrichtingsbevelsignaal aan de telmiddelen ter bepaling van de telrichting, waarin de telmiddelen de daaraan toegevoerde telimpulsen tellen; en van middelen voor overschakeling van het telrichtingsbevelsignaal van de ene toestand naar de 35 andere toestand voor omkering van de telrichting van de telmiddelen wanneer de middelen voor bepaling van de aanwezigheid van het afstemaanwijssignaal bepalen, dat het afstemaanwijs- 8000315 · - 39 - signaal na wijziging van het telresultaat van de telmidde-len met het voorafbepaalde aantal telimpulsen niet langer aanwezig is, een en ander zodanig, dat het telresultaat van de telmiddelen in het laatstgenoemde geval wordt terugge-5 bracht naar de telwaarde, waarbij het afstemaanwijssignaal wel aanwezig is.
5. Afsteminrichting volgens conclusie 4, m e t he t kenmerk, dat de vaststellingsmiddelen zijn voor- 10 zien van: tweede vertragingsmiddelen voor bepaling van een tweede vertragingsduur in reactie op het verschijnen van een afstemaanwijssignaal, welke tweede vertragingsduur na de eerste vertragingsduur afloopt en gedurende welke tweede vertragingsduur de middelen voor overschakeling van het tel-15 richtingsbevelsignaal werkzaam zijn voor omkering van de tel-richting van de telmiddelen, zodanig, dat het telresultaat van de telmiddelen wordt teruggebracht naar de telwaarde, waarbij het afstemaanwijssignaal aanwezig is; terwijl de ver-hinderingsmiddelen aan het einde van de tweede vertragings-20 duur in werking treden om een verdere telwerking door de telmiddelen te verhinderen.
6. Afsteminrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de eerste en de tweede vertragings- · - 25 middelen een schuifregister omvatten, waarvan een ingang het afstemaanwijssignaal krijgt toegevoerd en waartoe voorts een eerste en een tweede uitgang behoren, evenals een verschui-vingsingang voor ontvangst van verschuivingsimpulsen, welke dienen om het afstemaanwijssignaal eerst naar de eerste uit-30 gang en vervolgens naar de tweede uitgang door het schuifregister te verschuiven; waarbij de bron voor afgifte van telimpulsen voorts met deze telimpulsen gesynchroniseerde en ten opzichte daarvan in fase verschoven verschuivingsimpulsen voor het schuifregister levert. 35
7. Afsteminrichting volgens conclusie 6, π e t het kenmerk, dat de middelen voor overschakeling 8000315 _ 40 - van het telrichtingsbevelsignaal op verschuiving van het afstemaanwijssignaal naar de eerste uitgang van het schuif-register reageren.
8. AFsteminrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de middelen voor opwekking van het telrichtingsbevelsignaal zijn voorzien van: een met de hand te bedienen optelschakelaar ter verkrijging van de voor op-tellingsprogrammering van de telmiddelen dienende, eerste toe-10 stand van het telrichtingsbevelsignaal, en van een met de hand te bedienen aftelschakelaar ter verkrijging van de voor aftellingsprogrammering van de telmiddelen dienende tweede toestand van het telrichtingsbevelsignaal; waarbij de middelen voor overschakeling van het telrichtingsbevelsignaal 15 een exclusieve OF-poortschakeling voor ontvangst van het telrichtingsbevelsignaal en de eerste uitgang van het schuif-register voor levering van het telrichtingsbevelsignaal in zijn eerste of in zijn tweede toestand aan de telmiddelen omvatten. 20
9. Afsteminrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de middelen voor selectieve toevoer van de telimpulsen aan de telmiddelen zijn voorzien van: een poortschakeling voor ontvangst van de telimpulsen van de 25 bron en voor doorlating van de telimpulsen naar de telmiddelen; en van een op de eerste toestand reagerende, bistabiele schakeling voor opensturing van de poortschakeling voor doorlating van de telimpulsen naar de telmiddelen.
10. Afsteminrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat de verhinderingsmiddelen zijn voorzien van: een coincidentie-poortschakeling, waarvan de ene ingang met de eerste uitgang van het schuifregister is gekoppeld en de tweede ingang het in het schuifregister gevoerde 35 afstemaanwijssignaal ontvangt, welke coincidentie-poortschakeling dient voor afgifte van een eerste verhindersignaal wanneer aan de eerste uitgang van het schuifregister 8000315 - 41 - gelijktijdig met de invoer van het afstemaanwijssignaal in het schuifregister (eveneens) het afstemaanwijssignaal verschijnt; en van een OF-poortschakeling, waarvan de ene ingang het eerste verhindersignaal krijgt toegevoerd en de an-5 dere ingang met de tweede uitgang van het schuifregister is gekoppeld voor overschakeling van de bistabiele schakeling naar een tweede toestand in reactie op het verhindersignaal of in reactie op de verschuiving van het afstemaanwijssignaal naar de tweede uitgang van het schuifregister teneinde op die 10 wijze te verhinderen, dat de poortschakeling de telimpulsen naar de telmiddelen doorlaat.
11. Afsteminrichting volgens conclusie 1, me t het kenmerk, dat de instelbare afstemeenheid is 15 voorzien van een mengschakeling voor menging van een ontvangen hoogfrequent signaal met een locaal oscillatiesignaal tot het genoemde middenfrequentsignaal; een regelbare oscillator voor opwekking en afgifte van een locaal oscillatiesignaal van variabele frequentie; een programmeerbare fre-20 quentiedeler voor deling van de frequentie van het locale oscillatiesignaal volgens een programmeerbare deelverhouding, · welke verhouding door de wijzigingsmiddelen wordt ingesteld; een als fasevergrendelde lus uitgevoerde schakeling voor vergelijking van de fase van het aan frequentiedeling onderwor-25 pen, locale oscillatiesignaal met de fase van een referentie-oscillatiesignaal ter verkrijging van een foutsignaal; middelen voor levering van het foutsignaal aan de regelbare oscillator voor bijregeling van de frequentie van het locale oscillatiesignaal; en van een met de als fasevergrendelde lus 30 uitgevoerde schakeling gekoppelde bron voor afgifte van het referentie-oscillatiesignaal.
12. Afsteminrichting voor een radio-ontvanger voor ontvangst van omroepkanalen met ieder een eigen omroep-35 frequentie en vooraf bepaalde bandbreedte en met onderlinge frequentie-afstanden ter grootte van een veelvoud van een basisfrequentiebedrag, voorzien van: een instelbare afstem- 8000315 - 42 - eenheid, waarvan de afstemtoestand instelbaar is voor afstemming op door keuze bepaalde omroepkanalen en welke een frequency-synthesizer bevat voor opwekking van een, de af_-stemtoestand bepalend, locaal oscillatiesignaal van variabele 5 frequentie; én van een met de afstemeenheid gekoppelde midden-frequenttrap voor afgifte van een middenfrequentsignaal, gekenmerkt door: middenfrequentdetectiemiddelen voor detectie of in reactie op afstemming van de afstemeenheid op een omroepkanaal het middenfrequentsignaal verschijnt, 10 welke middenfrequentdetectiemiddelen een afstemaanwijssignaal van vooraf bepaalde toestand afgeven wanneer de afstemeenheid is afgestemd op een bij een omroepkanaal behorende omroepfrequentie of op een minder dan het genoemde basisfrequentie-bedrag van die omroepfrequentie verschillende frequentie; in 15 twee telrichtingen werkzame, telmiddelen, welke op daaraan toe- gevoerde telimpulsen en een telrichtingsbevelsignaal reageren door de telimpulsen in afhankelijkheid van de toestand van het telrichtingsbevelsignaal op te tellen of af te tellen, waarbij het telresultaat van de telmiddelen de frequentie van 20 het door middel van de frequentie-synthesizier opgewekte, locale oscillatiesignaal bepaalt; een bron voor afgifte van telimpulsen; middelen voor toevoer van de telimpulsen aan de telmiddelen; een ten minste van een eerste en een tweede uitgang voorzien schuifregister voor ontvangst van het afstera-25 aanwijssignaal, waarbij dit afstemaanwijssignaal synchroon met een zodanige verandering van het telresultaat van de telmiddelen, dat daaraan een frequentieverandering ter grootte van het basisbedrag van het locale oscillatiesignaal gepaard gaat, naar de eerste uitgang van het schuifregister wordt 30 doorgeschoven en synchroon met een andere, zodanige verandering van het telresultaat van de telmiddelen, dat daaraan een ' frequentieverandering ter grootte van een ander basisfrequentie-bedrag van het locale oscillatiesignaal gepaard gaat, naar de tweede uitgang van het schuifregister wordt doorgeschoven; 35 een bron voor afgifte van het telrichtingsbevelsignaal, welk signaal een opteltoestand en een aftrek- of afteltoestand heeft; middelen voor wijziging van de toestand van het telrichtings- 8000315 -43- bevelsignaal wanneer het afstemaanwijssignaal naar de eerste uitgang van het schuifregister wordt doorgeschoven; middelen voor opwekking en afgifte van een eerste telverhinderings-signaal wanneer het afstemaanwijssignaal naar de eerste uit-5 gang van het schuifregister wordt doorgeschoven en bovendien de middenfrequentdetectiemiddelen een afstemaanwijssignaal blijven afgeven; middelen voor opwekking en afgifte van een tweede telverhinderingssignaal wanneer het afstemaanwijssignaal naar de tweede uitgang van het schuifregister wordt 10 doorgeschoven; en door op het eerste of het tweede telverhinderingssignaal reagerende middelen ter verhindering van de toevoer van telimpulsen aan de telmiddelen.
13. Afsteminrichting volgens conclusie 12, 15 gekenmerkt door: opslagmiddelen voor opslag van een weergave van de telwaarde, welke door de telmiddelen is bereikt wanneer de verdere toevoer van telimpulsen aan de telmiddelen wordt verhinderd, welke opgeslagen weergave een bepaald omroepkanaal identificeert; en door uitleesmiddelen 20 voor selectieve uitlezing van een opgeslagen weergave uit de opslagmiddelen en voor instelling van de telmiddelen op de desbetreffende telwaarde, zodanig, dat de frequentie van het locale oscillatiesignaal door de in weergave uitgelezen telwaarde wordt bepaald. 25
14. Afsteminrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de bron voor afgifte van het telrichtingsbevelsignaal is voorzien van een met de hand te bedienen schakeling voor het teweeg brengen van de opteltoe- 30 stand en voorts van een met de hand te bedienen schakelaar voor het teweeg brengen van de aftrek- of afteltoestand.
15. Afsteminrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de middelen voor wijziging 35 van de toestand van het telrichtingsbevelsignaal ëen exclusieve OF-poortschakeling omvatten, waarvan de ene ingang met het telrichtingsbevelsignaal wordt gevoed, de andere ingang met de eerste ingang van het schuifregister is gekoppeld en de 8000315 -44-. uitgang met de telmiddelen is gekoppeld voor bepaling van de telrichting daarvan.
16. Afsteminrichting volgens conclusie 14, 5 met het kenmerk, dat de middelen voor toevoer van telimpulsen aan de telmiddelen zijn voorzien van: een bi-stabiele schakeling, welke in reactie op handbediening van de ene of de andere schakelaar voor het teweeg brengen van respectievelijk de optel- of de afteltoestand naar een eerste 10 toestand overgaat; en van een door de overgang van de bista-biele schakeling naar zijn eerste toestand opengestuurde EN-poortschakeling voor doorlating van de telimpulsen naar de telmiddelen.
17. Afsteminrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen ter verhindering van verdere toevoer van telimpulsen aan de telmiddelen een OF-poortschakeling omvatten, welke op het eerste of het tweede telverhinderingssignaal reageert door terugvoering van de 20 bistabiele schakeling naar een tweede toestand.
18. Afsteminrichting volgens conclusie 14, gekenmerkt door middelen, welke in reactie op handbediening van de ene of de andere schakelaar voor het 25 teweeg brengen van respectievelijk de optel- of de afteltoestand het schuifregister in zijn uitgangstoestand terug brengen. 8000315
NL8000315A 1979-01-17 1980-01-17 Afstemschakeling. NL191132C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP54004294A JPS593891B2 (ja) 1979-01-17 1979-01-17 受信検出回路
JP429479 1979-01-17

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8000315A true NL8000315A (nl) 1980-07-21
NL191132B NL191132B (nl) 1994-09-01
NL191132C NL191132C (nl) 1995-02-01

Family

ID=11580486

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8000315A NL191132C (nl) 1979-01-17 1980-01-17 Afstemschakeling.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4298989A (nl)
JP (1) JPS593891B2 (nl)
AU (1) AU530100B2 (nl)
CA (1) CA1125444A (nl)
DE (1) DE3001431C2 (nl)
FR (1) FR2447118B1 (nl)
GB (1) GB2040622B (nl)
NL (1) NL191132C (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2488472A1 (fr) * 1980-08-05 1982-02-12 Tokyo Shibaura Electric Co Dispositif de selection de canal

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8003087A (nl) * 1980-05-29 1982-01-04 Philips Nv Ontvanger met een zenderzoekschakeling.
JPS5728517U (nl) * 1980-07-22 1982-02-15
JPS5866412A (ja) * 1981-10-16 1983-04-20 Fujitsu Ten Ltd 電子同調方式採用ラジオ受信機
JPS5885623A (ja) * 1981-11-18 1983-05-23 Pioneer Electronic Corp Am受信機の同調方法
JPH0697730B2 (ja) * 1985-04-30 1994-11-30 ソニー株式会社 電子同調式fm受信機
CA1259378A (en) * 1985-09-19 1989-09-12 Noriaki Omoto A.f.c. system for broad-band fm receiver
US4727591A (en) * 1986-09-04 1988-02-23 Arvin Industries, Inc. Microprocessor controlled tuning system
US4862514A (en) * 1986-11-24 1989-08-29 World Electronics, Inc. Hybrid electronic radio repeater
US4887086A (en) * 1987-07-28 1989-12-12 Trycomm Technologies, Inc. Combination scanner and radar detector
JP2625759B2 (ja) * 1987-09-22 1997-07-02 ソニー株式会社 オートチューニング装置
US5073975A (en) * 1989-08-28 1991-12-17 Delco Electronics Corporation Stop on station circuit including center channel detector
US5224129A (en) * 1990-10-31 1993-06-29 Tektronix, Inc. Method of synchronizing signals of a pulse generator
US5367699A (en) * 1991-11-26 1994-11-22 Bull Hn Information Systems Inc. Central processing unit incorporation selectable, precisa ratio, speed of execution derating
FI90383C (fi) * 1992-03-09 1994-01-25 Nokia Mobile Phones Ltd Menetelmä radiopuhelimen referenssitaajuuden stabiloimiseksi
JPH10145188A (ja) * 1996-11-07 1998-05-29 Sony Corp 受信装置
DE19949250B4 (de) * 1999-10-13 2007-06-21 Harman Becker Automotive Systems Gmbh Verfahren zum automatischen Auffinden eines AM-Rundfunkprogramms
US7274918B1 (en) 2001-01-11 2007-09-25 Harman Becker Automotive Systems Gmbh Apparatus for automatically finding an am radio program
JP4289507B2 (ja) * 2006-11-08 2009-07-01 日本電波工業株式会社 シンセサイザモジュール

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5345252B2 (nl) * 1974-12-17 1978-12-05
US4081752A (en) * 1975-05-30 1978-03-28 Sanyo Electric Co., Ltd. Digital frequency synthesizer receiver
CA1076212A (en) * 1975-05-30 1980-04-22 Sanyo Electric Co. Multiple-band digital frequency synthesizer receiver
JPS5227302A (en) * 1975-08-27 1977-03-01 Sony Corp Station selecting device
JPS5946129B2 (ja) * 1976-04-05 1984-11-10 ソニー株式会社 選局装置
US4087793A (en) * 1976-10-28 1978-05-02 Motorola, Inc. Digital electronic control and switching arrangement
DE2650305C3 (de) * 1976-11-02 1980-11-20 Licentia Patent-Verwaltungs-Gmbh, 6000 Frankfurt Schaltungsanordnung fur einen automatischen Sendersuchlauf
AU4646579A (en) * 1978-05-19 1979-11-22 Walter George Cox Frequency selector tuning means

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2488472A1 (fr) * 1980-08-05 1982-02-12 Tokyo Shibaura Electric Co Dispositif de selection de canal
NL8103643A (nl) * 1980-08-05 1982-03-01 Tokyo Shibaura Electric Co Kanaalkeuze-inrichting en -werkwijze.

Also Published As

Publication number Publication date
GB2040622B (en) 1982-12-15
NL191132B (nl) 1994-09-01
JPS5596722A (en) 1980-07-23
FR2447118A1 (fr) 1980-08-14
DE3001431C2 (de) 1987-02-05
NL191132C (nl) 1995-02-01
CA1125444A (en) 1982-06-08
AU5465180A (en) 1980-08-07
JPS593891B2 (ja) 1984-01-26
AU530100B2 (en) 1983-06-30
FR2447118B1 (fr) 1985-05-31
DE3001431A1 (de) 1980-07-31
GB2040622A (en) 1980-08-28
US4298989A (en) 1981-11-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8000315A (nl) Afsteminrichting voor een radio-ontvanger.
US4425578A (en) Monitoring system and method utilizing signal injection for determining channel reception of video receivers
US4408349A (en) Receiver provided with a frequency synthesizer capable of storing fine tuning information
US4123724A (en) Communication equipment
US4041535A (en) Frequency synthesizer tuning system with signal seek control
US4038689A (en) Frequency synthesizer tuning system with manual fine tuning control
US4025953A (en) Frequency synthesizer tuning system for television receivers
US4078212A (en) Dual mode frequency synthesizer for a television tuning apparatus
DK163398B (da) Automatisk forstaerkningsstyringskreds
JPS59225608A (ja) 受信機の同調装置
GB2120478A (en) Voltage controlled oscillator
US5015971A (en) Frequency agile microwave signal generator
GB1376286A (en) Communication receiver
US4077008A (en) Phase locked loop tuning system with station scanning provisions
US4241450A (en) Automatic turn-off apparatus for a radio or television receiver
US4291413A (en) Search type tuning system with direct address channel selection apparatus
US4084127A (en) Digital frequency deviation detector useful in a television tuning system
US4485404A (en) Digital aft system which is activated during vertical retrace intervals
NL7909079A (nl) Afsteminrichting.
US4009439A (en) Programming unit for a television tuning phase locked loop
FI66269B (fi) Anordning foer avstaemning av en mottagare till en radiofrekvent baervaog
CA1149978A (en) Search type tuning system
HU220468B1 (hu) Fázisszabályozó áramkör és eljárás
JPS58157217A (ja) 同調方式
US4245351A (en) AFT Arrangement for a phase locked loop tuning system

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19950801