NL7908347A - Werkwijze voor het buitengaats overslaan van materiaal uit zeeschepen in binnenvaartschepen, lichters of dergelijke of vice versa en overslaginstallatie geschikt voor het uitvoeren van deze werkwijze. - Google Patents

Description

- 1 - 21015/CV/IU

Aanvrager: S.H.V. Nederland N.V. te Utrecht.

Korte aanduiding : Werkwijze voor het buitengaats overslaan van materiaal uit zeeschepen in binnenvaartschepen, lichters of dergelijke of vice versa en overslaginstallatie geschikt voor het uitvoeren van 5 deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het buitengaats overslaan van materiaal uit zeeschepen in binnenvaartschepen, lichters of dergelijke of vice versa.

In vele landen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden voldoen 10 <je havencapaciteiten niet aan het steeds groter wordende aanbod van te transporteren goederen. Dit heeft vertraging in het goederentransport en grote wachttijden voor de zeeschepen met daai»n verbonden hoge kosten tot gevolg.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze te verkrijgen met 15 behulp waarvan het opfeenvoudige wijze mogelijk is om ook buitengaats, dus buiten de beschutting van een haven materiaal over te slaan tussen zeeschepen en binnenvaartschepen, lichters of dergelijke.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat men gebruik maakt van een drijvende overslaginstallatie waarbinnen men het binnen-20 vaartschip, lichter of dergelijke afmeert, zodanig, dat dit binnenvaartschip, lichter of dergelijke althans van drie zijden tegen inwerking van golfslag of dergelijke door de overslaginstallatie wordt beschermd, terwijl men het/scïïip aan de buitenzijde van de over slaginstallatie afmeert.

25 Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding zullen de weinig stabëLe kleine vaartuigen, zoals binnenvaartschepen, lichters of dergelijke toch buitengaats redelijk beschut kunnen worden afgemeerd, zodanig, dat deze kleine vaartuigen met behulp van gebruikelijke i laad- en losmiddelen kunnen worden geladen en/of gelost vanuit of in 3^ aan de buitenzijde van de overslaginstallatie afgemeerde zeeschepen, welke door hun ligging mee bijdragen aan een goede bescherming van de kleine vaartuigen.

Bij voorkeur wordt daarbij de drijvende overslaginstallatie in een punt verankerd, zodat de overslaginstallatie steeds ten opzichte 55 van de golfbewegingen 0f dergelijke een zo gunstig mogelijke stand kan innemen.

790 83 47

- 2 - 21015/CV/IU

Een in het bijzonder voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding geschikte overslaginstallatie wordt volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de installatie is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende en onderling verbonden, gedeeltelijk 5 af te zinken drijflichachamen op de bovenzijde waarvan overslagmiddelen zijn aangebracht, terwijl nabij een uiteinde van de installatie tussen de drijf lichamen een afs<iterming is aangebracht.

De kleine vaartuigen, zoals de binnenvaartschepen, lichters of dergelijke kunnen tussen de drijflichamen ingevaren en aan de drijf-10 lichamen afgemeerd worden, waarbij zij zowel door de drijflichamen als door de nabij een uiteinde van de installatie tussen de drijflichamen aangebrachte afscherming tegen de inwerking van golfslag en dergelijke beschut worden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 15 van een schematisch in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een overslaginstallatie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht op een overslaginstallatie volgens de uitvinding met daarin afgemeerde kleine vaartuigen en met tegen de buitenzijde daarvan afgemeerde zeeschepen.

20 Fig. 2 toont op grotere schaal een aanzicht op resp. doorsnede over fig. 1.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven losinstallatie omvat een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende langgestrelcte drijflichamen 1 en 2, welke een rechthoekige doorsnede bezitten en waarvan de lange 25 rechthoekzijden zich evenwijdig en verticaal aan elkaar uitstrekken.

In de drijflichamen 1 en 2 zijn versterkingsbalken 3 aangebracht. Nabij hun ondereinden zijn de drijflichamen 1 en 2 in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld verbonden door op regelmatige afstand van elkaar aangebrachte vakwerkliggers 4, terwijl de drijfwerklichamen 1 en 2 nabij 30 hun boveneinden met elkaar zijn verbonden door enige dwarsbalken 5.

Doordat de drijflichamen 1 en 2 zowel nabij hun ondereinden als nabij hun boveneinden met elkaar zijn verbonden, kan een betrekkelijk lichte constructie van de verbindingsbalken resp. vakwerkliggers en de drijflichamen 1 en 2 worden toegepast.

35 Tijdens gebruik van de overslaginstallatie zal deze, zoals in de fig.

79083 47

- 3 - 21015/CV/lU

V «n* «r 1 en 2 is aangeduid, gedeeltelijk zijn afgezonken waartoe water in de drijflichamen 1 en 2 resp. in in deze drijflichamen aangebrachte ballattanks is gepompt.

Met behulp van niet nader weergegeven pompen en regelorganen 5 zal worden bewerkstelligd, dat tijdens bedrijf de overslaginstalla-tie steeds min of meer de in de fig. 1 en 2 weergegeven stand blijft innemen, ook indien plaatselijk verhoudingsgewijs hoge belastingen optreden, bij voorbeeld tengevolge van het werken met de hieronder nader te beschrijven, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld door 10 grijperkranen gevormde overslagmiddelen.

Op de bovenzijden van de beide drijflichamen 1 en 2 zijn zich in de lengterichting van deze drijflichamen uitstrekkende rails 5 resp. 6 aangebracht. Over deze rails zijn zich dwars op de lengterichting van de drijflichamen 1 en 2 uitstrekkende portalen 7 ver-15 rijdbaar. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn een tweetal portalen afgebeeld, maar het toegepaste aantal portalen 7 kan afhankelijk van de gestelde eisen groter of kleiner worden gekozen.

Over ieder portaal is een grijperkraan 8 verrijdbaar tussen de in fig. 2 met getrokken lijnen weergegeven stand en de in fig. 2 20 met stippellijnen weergegeven stand.

Nabij een uiteinde van de overslaginstallatie is de doortocht tussen de beide drijflichamen 1 en 2 afgesloten met behulp van een afscherming 9, welke kan zijn opgebouwd uit vast met drijflichamen 1 en 2 verbonden schotten of dergelijke, maar ook kar zijn gevormd 25 door openklapbare sluisdeuren.

Voor gebruik zal de hierboven beschreven losinstallatie naar een geschikte verankeringsplaats worden gevaren en daar met behulp van ankerkettingen 10 of dergelijke in een ankerpunt 11 worden verankerd, zodanig, dat de installatie vrij over 360° verdraaibaar is 30 om zijn ankerpunt 11.

Te lossen of te laden kleine vaartuigen, zoals binnenvaartschepen, lichters 12 of dergelijke die gesleept worden of van eigen aandrijfmiddelen zijn voorzien, kunnen nu in de losinstallatie worden ingevaren, zoals afgebeeld in de fig. 1 en 2, zodat zij dan aan 35 drie zijden door de losinstallatie worden afgeschermd, namelijk aan de 790 83 47 ih- ~v

- 4 - 21015/CV/IU

zijkanten door de beide drijflichamen 1 en 2 en aan een uiteinde van deze drijflichamen door de afscherming 9. Daar de drijvende installatie door zijn verankering in een punt zich automatisch met de afscherming 9 naar de wind resp. de golfslag zal keren, wordt 5 zodoende een rustige ligging van de kleine weinig stabieLe vaartuigen gewaarborgd. Daarbij kunnen de kleine vaartuigen worden afgemeerd met behulp van op de drijvende overslaginstallatie aangebrachte niet nader weergegeven bolders en dergelijke, terwijl verder gebruikelijke fenders 13 zijn aangebracht om schade aan de vaartuigen resp. de 10 installatie zoveel mogelijk te voorkomen.

Zeeschepen 14, die geladen of gelost moeten worden,kunnen aan weerszijden van de overslaginstallatie aan de buitenzijden van de overslaginstallatie worden afgemeerd. Hiertoe is de overslaginstallatie ook aan de buitenzijde voorzien van fenders 15.

15 Nadat de diverse vaartuigen op bovengeschetste wijze zijn afge meerd, kan de lading, bij voorbeeld stortgoed, met behulp van de grijperkranen 8 worden overgeslagen. Doordat de kleine weinig stabiele vaartuigen goed beschut zijn afgemeerd, kan een dergelijke overslag met behulp van grijperkranen of dergelijke overslagmiddelen zonder 20 bezwaar geschieden.

Het zal duidelijk zijn, dat onder toepassing van de hierboven beschreven overslaginstallatie een ook buitengaats overslaan van materiaal tussen diep stekende zeeschepen en kleine vaartuigen zoals binnenvaartschepen lichters en derg. kan worden bewerkstelligd,zoda-25 nig,dat de kleine weinig stabiele vaartuigen toch beschut zi|n afgemeerd, zodat deze kleine vaartuigen geen ongewenste bewegingen ten opzichte van de overslagmiddelen uitvoeren.

In plaats van de in het voorbeeld genoemde grijperkranen kunnen uiteraard ook andere overslagmiddelen worden gebruikt,afhankelijk van 30 de te verwerken lading.

Indien in verband met ruimte gebrek of dergelijke een ankeren van de overslaginstallatie in een punt niet mogelijk zal zijn,kan men de overslaginstallatie eventueel ook in meerdere punten verankeren,waarbij aan beide uiteinden van de overslaginstallatie een afscherming 35 zal zijn aangebracht,waarvan er althans een te openen is.

790 83 47

Claims (7)

1. Werkwijze voor het buitengaats overslaan van materiaal uit zeeschepen in binnenvaartsschepen, lichters of dergelijke of vice versa, met het kenmerk, dat men gebruik maakt van een drijvende overslaginstallatie waarbinnen men het binnenvaartschip, lichter 5 of dergelijke afmeert, zodanig, dat dit binnenvaartschip, lichter of dergelijke althans van drie zijden tegen inwerking van golfslag of dergelijke door de overslaginstallatie wordt beschermd, terwijl men het zeeschip aan de buitenzijde van de overslaginstallatie afmeert.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de drijvende overslaginstallatie in een punt verankert-.

3. Overslaginstallatie in het bijzonder bestemd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de installatie is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar 15 uitstrekkende en onderling verbonden, gedeeltelijk af te zinken drijflichamen op de bovenzijden waarvan overslagmiddelen zijn aangebracht, terwijl nabij de uiteinden van de installatie tussen de drijflichamen een afscherming is aangebracht.

4. Overslaginstallatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 20 over de drijflichamen althans een met zijn uiteinden op de drii^lichamen afgesteund portaal verrijdbaar is, terwijl over het portaal dwars op de lengterichting van de drijflichamen een overslagkraan of derg. verrijdbaar is.

5. Overslaginstallatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat de drijflichamen zowel nabij hun onderzijden als nabij hun bovenzijden met behulp van zich dwars tussen de drijflichamen uitstrekkende schoororganen met elkaar zijn verbonden.

6. Overslaginstallatie volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de afscherming tussen de drijflichamen wordt gevormd door verzwenk- 30 bare deuren.

7. Overslaginstallatie althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of is afgebeeld in bijgaande figuren. 790 83 47