NL7905419A - Werkwijze en inrichting voor het plateren van de verbindingsvlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading. - Google Patents

Description

* Λ N/29.l40-dV/H0 *” .

MICRO-PLATE, INC. te St. Petersburg, Florida, Ver. Staten van Amerika.

Werkwijze en inrichting voor het plateren van de verbindingsvlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het plateren van de verbindingsvlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading, waarbij tin/lood van de vlakken wordt verwijderd, de vlakken worden gespoeld en nikkel en goud of 5 andere metalen op de onderliggende koperlaag van de verbindingsvlakken worden aangebracht. Hierna wordt het materiaal opnieuw vloeibaar gemaakt, om het goud in het soldeer te diffunderen. In de Amerikaanse octrooischriften 4.036.705 en 4.064.019 is het plateren van drager-platen met gedrukte bedrading in het algemeen beschreven.

10 Het algemene principe van etsen, bekleden met nikkel en goud, alsmede de tussenliggende was- en droogstappen, zijn in de industrie bekend. De dikte van een dragerplaat voor gedrukte bedrading kan variëren van 0,8 mm tot 3*2 mm. Deze dragerplaten zijn betrekkelijk stijf en hebben gewoonlijk een rechthoekige vorm. De 15 dragerplaten bezitten aan één zijde verbindingsaansluitingen, die in het algemeen een nikkel- en goudbekleding hebben. De meeste dragerplaten met gedrukte bedrading zijn bedekt met tin/lood, dat eerst selectief moet worden verwijderd, waarna nikkel met een dikte van 1,27 tot 12,7 yum en goud met een dikte van 0,76 yvm tot 5 yum worden 20 aangebracht. De normen voor het met goud bekleden van de verbindingsvlakken van dragerplaten met gedrukte bedrading houden in, dat onder geen enkele voorwaarde soldeer mag worden verwijderd, of nikkel of goud als een verontreiniging aanwezig mag zijn boven een grenslijn, welke als "maskeerlijn" bekend staat. Als een bekledingsmateriaal is 25 aangebracht, of tin/lood is verwijderd boven deze grenslijn, kan een dragerplaat worden af gekeurd. Het is derhalve van groot belang, om het van de verbindingsvlakken afgekeerde gedeelte van de dragerplaat vanaf de grenslijn geheel af te sluiten. Voorts is het van belang, dat de verbindingsvlakken worden bekleed.^ en een aanvaardbare dikte over de 30 gehele lengte van het vlak te verkrijgen, alsmede over de gehele lengte 7 S 0 5 4.19 r 2 * * .

van de draagplaat. De normen voor deze dikteverdeling zijn gewoonlijk + 10 % van de nominale dikte. Gewoonlijk wordt de grenslijn gevormd door middel van een maskeerband. De te bereiken nauwkeurigheid is hierbij niet groot, terwijl de maskeerband zelf een verontreiniging 5 van het oppervlak van de dragerplaat veroorzaakt, waarbij bovendien aanmerkelijke kosten ontstaan, doordat het band slechts éénmaal kan worden gebruikt.

Men heeft getracht gebruik te maken van tegenover elkaar liggende riemen, om de dragerplaten door de verschillende be-10 werkingsstations te voeren. Hierbij ontstaat echter een probleem, doordat de riemen, wanneer deze worden samengedrukt om een masker te vormen, een spleet aan de uiteinden van de dragerplaat vertoont, als de riem niet voldoende buigzaam is om zich aan een scherpe hoek aan te passen, Doordat bij deze wijze van bekleden vloeistoffen onder hoge 15 druk en met hoge snelheden moeten worden toegevoerd, kunnen lekken optreden bij deze spleet en zullen de oplossingen de dragerplaat verontreinigen. Het is hierbij derhalve van belang, om de kans op een lek zo klein mogelijk te maken en de afdichting zo goed mogelijk te maken, wanneer een riemtransport-mechanisme wordt toegepast. Het bekleden van 20 de overgang tussen het goud en tin/lood, om een gouddiffusie mogelijk te maken als het materiaal opnieuw vloeibaar wordt gemaakt, maakt het voorts noodzakelijk, dat de dikte van de bekledingslaag van het bovenste gedeelte van het verbindingsvlak met een zeer grote nauwkeurigheid kan worden bestuurd, waarbij deze dikte gewoonlijk slechts een fraktie mag 25 bedragen van de totale dikte van de goudbekledingslaag.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de dikte van de bekleding en de grenslijn tussen het goud en het tin/lood bijzonder nauwkeurig kan worden bestuurd.

50 Voorts beoogt de uitvinding een dragerplaat met gedrukte bedrading te verschaffen, waarbij de goudbekleding op de ver-bindingsvlakken met een zeer nauwkeurige tolerantie is aangebracht en waarbij een zeer dunne goudbekleding op het tin/lood aanwezig is voor het opnieuw laten vloeien met een dikte van minder dan 0,25 yUm, ten-55 einde een goud-soldeerdiffusie te laten optreden en een goed elektrisch contact met de onderliggende koperbedrading te verkrijgen.

790 5 Λ 19 i ' , 3

Voorts beoogt de uitvinding een inrichting voor het toepassen van deze werkwijze te verschaffen, waarbij het lekken van de vloeistof aan de uiteinden van de dragerplaat tijdens het transport tussen de samengedrukte riemen wordt vermeden door middel van het op-5 wekken van een gebied met verlaagde druk direkt onder de riemen.

De uitvinding beoogt voorts een inrichting voor het bewerken van dragerplaten met gedrukte bedrading te verschaffen, welke met een nauwkeurige tolerantie werkt en waarin de dragerplaten automatisch worden bewerkt tijdens het transport van een invoerstation 10 naar een eindstation^ zonder dat de bewerking behoeft te worden onderbroken voor met de hand uit te voeren werkzaamheden.

Volgens de uitvinding heeft de werkwijze het kenmerk, dat de dragerplaat tussen tegenover elkaar liggende veerkrachtige riemen wordt gegrepen en tussen deze riemen wordt gedrukt, om een af-15 gedichte grenslijn bij het boveneinde van de verbindingsvlakken te bepalen, terwijl de dragerplaat door het aandrijven van de riemen door een sproeisysteem wordt geleid, waarbij de stroming van een elektrolyse-vloeistof wordt omgekeerd in een punt nabij, doch onder de grenslijn, teneinde daarboven een gebied met verlaagde druk te verkrijgen, welke 20 elektrolyse-vloeistof in elektrisch contact met de vlakken hierlangs wordt geleid, waardoor het bekledingsmateriaal met een geringe dikte direkt grenzend aan de grenslijn kan worden aangebraeht en de druk wordt verlaagd bij de eindspleten, die worden bepaald door de aanraking tussen de dragerplaat en de tegenover elkaar liggende riemen.

25 De inrichting voor het plateren van de verbindings vlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading wordt volgens de uitvinding gekenmerkt door middelen, die een dragerplaat in de langs-richting langs een gegeven lijn kunnen voeren, door tegenover elkaar liggende, veerkrachtige riemen, die op de dragerplaat kunnen aangrijpen 30 bij een grenslijn, die het boveneinde van de verbindingsvlakken bepaalt, welke riemen tegen de dragerplaat worden gedrukt, door een sproeisysteem, bestemd voor het besproeien van de verbindingsvlakken en voorzien van omhoog gerichte mondstukken, door een kromlijnig venturi-geleidingsorgaan met uitsparingen, dat boven de mondstukken is geplaatst 35 en dat vloeistof hiervan ontvangt en weer omlaag laat stromen, welk kromlijnig gedeelte boven de mondstukken concaaf verloopt en omgekeerd 790 54 19 'i \ 4 convex tussen de omhoog gerichte mondstukken en de grenslijn, waardoor een venturi-effekt wordt opgewekt en een verlaagde druk aanwezig is aan het einde van het venturi-gedeelte, dat direkt aan de grenslijn grenst.

5 Volgens de uitvinding worden de riemen tijdens het transport door een geleidingsorgaan geleid, waarvan het onderste ge-- deelte een stromingsstuurorgaan bezit, waarvan de geometrie zodanig is, dat een gelijkmatige stroming langs het oppervlak mogelijk is en het grootste gedeelte van de oplossing omlaag vanaf de riemen wordt gericht. 10 Door de vloeistof volgens deze baan te dwingen, wordt een gemodificeerd venturi-effekt opgewekt langs het oppervlak van de dragerplaat direkt onder de riemen. Hierdoor wordt een zuiging bij het riemvlak en rond de randen van de dragerplaat opgewekt, waardoor wordt voorkomen, dat de oplossing langs de randen van de dragerplaat wordt opgestuwd en dat 15 de oppervlakken op ongewenste wijze worden bevochtigd. Wanneer een dikkere bekleding bij de grenslijn of bij de verbinding tussen de riem en het geplatteerde gebied is gewenst, kan het gekromde oppervlak zijn voorzien van sleuven, waardoor de anode wordt blootgelegd en een extra stroming op het te bekleden gebied kan worden gericht. Teneinde een 20 nauwkeurige bepaling van de grenslijn te bevorderen, zijn stations, die de dragerplaten in positie brengen, aangebracht, welke stations de dragerplaat van de ene bewerkingsplaats naar de volgende bewerkings-plaats brengen en zijn voorzien van een contactrol aan de onderzijde van de dragerplaat en een meegevende contactrol aan de bovenzijde van 25 de dragerplaat. Een verdere instelling, waardoor een perfekt parallel verloop tussen de tegenover elkaar liggende riemen wordt verkregen, wordt uitgevoerd bij een meesterriem, waarbij deze omhoog of omlaag wordt verplaatst tijdens het passeren van het aandrijfwiel. Bij de volgens de uitvinding verkregen dragerplaat is een aanvaardbare dif-50 fusie van het goud in het tin/lood-soldeer mogelijk tijdens het opnieuw laten vloeien. Dit is het gevolg van een geringe gouddikte, waardoor een funktianele wissel tussen goud en tin/lood wordt verkregen tijdens het opnieuw laten vloeien en het produkt volgens de uitvinding zich duidelijk onderscheidt van de tot op heden vervaardigde dragerplaten 55 met gedrukte bedrading.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 790 54 19 5 * *' * hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de plateerinrichting volgens de uitvinding, gezien 5 vanaf het invoerstation.

Figuur 2 geeft een dwarsdoorsnede door het centrale gedeelte van de inrichting volgens figuur 1 weer, waarin de maskering door de riemen en de samenhang met de gebieden met verlaagde druk zichtbaar zijn.

10 Figuur 5 is een doorsnede volgens het vlak III-III

in figuur 2.

Figuur 4 is een perspectivisch aanzicht ter plaatse van een plateerstation, waarbij de aangrijping tussen een dragerplaat en de riemen zichtbaar is en de riemen gedeeltelijk door een streeplijn 15 zijn aangeduid.

De figuren 5-20 geven schematisch het vormen van een verbindingsvlak weer, waarbij de figuren 5-12 het produkt tonen, waarbij diffusie tussen het goud en het tin/lood-soldeer plaatsvindt, terwijl in de figuren 15-20 andere uitvoeringsvormen zijn weergegeven.

20 Figuur 21 geeft schematisch een plateerinrichting weer, waarbij de verschillende bewerkingsstappen in de verschillende stations zijn aangeduid.

Figuur 22 geeft schematisch het gedeelte van de inrichting volgens figuur 21 weer, waarin de dragerplaten in de juiste 25 positie worden gebracht.

Figuur 25 is een zijaanzicht in dwarsrichting volgens het vlak XXIII-XXIII uit figuur 22.

Figuur 24 is een gedeeltelijk weergegeven perspectivisch aanzicht van de riemtransport-eenheid, waarin de samenhang 50 tussen de riemen en de bijbehorende kettingwielen, alsmede het mechanisme voor het in lijn brengen van de riem zichtbaar zijn.

Zoals in de tekening, in het bijzonder in figuur 4, is weergegeven, is een dragerplaat 10 voor gedrukte bedrading voorzien van een ruglaag 11, waarop een aantal leidingen 12 zijn bevestigd.

55 Op verschillende plaatsen zijn gaten 14 voor onderdelen aangebracht, waarin de aansluitdraden van transistoren, weerstanden, condensatoren 790 54 19 i* , 6 en dergelijke elektronische elementen kunnen worden gestoken. De bedrading van de dragerplaat 10 en de overige elektronische elementen van een totale eenheid zijn met elk van de dragerplaten verbonden door middel van verbindingsvlakken 15* die door een grenslijn 16 van de 5 uit de leidingen 12 bestaande bedrading en de gaten 14- zijn gescheiden. De verbindingvlakken 15 gaan aan de onderzijde over in een verbindings-strook 18, aan het einde waarvan zich een plateervlak 19 bevindt. De verbindingsstrook 18 en het plateervlak 19 dienen in hoofdzaak voor de bewerking en het plateren of bekleden en worden gewoonlijk ver-10 wijderd, voordat de dragerplaat geheel is voltooid.

De in figuur 1 af geheelde plateerinrichting 20 bezit een aantal kappen 21, die elk met een raam 22 zijn uitgerust voor het waarnemen van de dragerplaten tijdens het transport door de inrichting 20. Aan de rechterzijde van de inrichting volgens het aan-15 zicht van figuur 1 is een invoermagazijn 24 aangebracht.

Ter verduidelijking is in figuur 21 een schematisch bovenaanzicht van de inrichting 20 weergegeven. De dragerplaten 10 worden op een laadstation 25 aan de rechterzijde van de machine geplaatst. Na het station 25 komen de dragerplaten 10 in een station 26 20 (stripper), waarin het tin/lood-gedeelte, dat de verbindingsvlakken 15 bedekt, wordt verwijderd. Vervolgens komen de dragerplaten 10 in een spoelstation 28, dat wordt gevolgd door een borstelstation 29 en een activeerstation 50, waarna de dragerplaten weer in een spoelstation 51 komen. Nu is het verwijderen van het tin/lood voltooid. Na elke 25 elektrolyse- of etsbewerking volgt de plaatsingseenheid 55, teneinde de dragerplaat 10 nauwkeurig in de juiste positie te brengen, voordat deze in de volgende pla.teercel komt, zodat de grenslijn 16 op de dragerplaat 10 zich nauwkeurig in de juiste positie bevindt. Zoals in figuur 21 is weergegeven, brengt het plaatsingsstation 55 de dragerplaat 50 10 opnieuw in de juiste positie, voordat deze in de plateercel 56 komt, waarin het platteren met nikkel plaatsvindt. Op de plateercel 56 volgt een spoelstation 58, voordat de dragerplaat wordt geactiveerd in het activeerstation 59* waarna opnieuw een spoelbewerking door een spoelstation 40 wordt uitgevoerd en een plaatsingsstation 41 de drager-55 plaat weer in de juiste positie brengt voor het aanbrengen van de goud-bekleding.

790 54 19 ίγ 4

C

* ' .

Gaande van rechts naar links komt de dragerplaat nu in een goud-afstrijkstation 42, dat door een goud-pla teerstation 45 wordt gevolgd. De dragerplaten 10 komen vervolgens In een terugwin-station 46, waarin een eventuele overmaat aan goudoplossing, welke aan 5 de dragerplaat hecht, wordt teruggewonnen. Tenslotte volgt een laatste spoelstation 48, waarin de dragerplaat 10 wordt gespoeld, welke vervolgens wordt gedroogd in een droogstation 49. De dragerplaten 10 worden hierna opnieuw in magazijnen geplaatst in een losstation 50. Bij een praktische uitvoeringsvorm is de lengte van het eerste gedeelte tot het 10 eerste plaatsingsstation 4,3 m, is de afstand tot het tweede plaatsings-station 3,4 m en de afstand tot het eindstation 3*7 m, ofwel een totale lengte van 11,4 m. De inrichting is ongeveer 1,7 m hoog. Aan de voorzijde en aan de uiteinden van de inrichting zijn knoppen aangebracht, waarmee de positie van de dragerplaten nauwkeurig kan worden ingesteld.

15 De plaatsingsstations zijn van belang voor de werking van de gehele inrichting, aangezien zij de exacte positie van de grenslijn 16 bepalen. De dragerplaten 10 worden in een magazijn 25 geplaatst, dat een aantal vertical sleuven 27 bezit. Het magazijn wordt dan bij het ingangsgedeelte van de inrichting 20 aangebracht, waar een 20 luchtcilinder 51 elke dragerplaat aan het eerste station 26 levert. Het magazijn 25 wordt over het ingangsgedeelte van de inrichting 20 verplaatst, zodat telkens wanneer de luchtcilinder 51 wordt bekrachtigd, een dragerplaat 10 aan een eerste paar verticale geleidingsorganen wordt toegevoerd. Zoals in figuur 22 is weergegeven, zijn de verticale 25 geleidingsorganen 52 onderling evenwijdig geplaatst met een zodanige tussenruimte, dat een dragerplaat los tussen de geleidingsorganen 52 kan worden opgenomen. Een geleidingsrol 54 komt in aangrijping met de bovenrand van de dragerplaat 10, terwijl de onderrand van de dragerplaat over een rollenketting 55 rolt, die in een uitsparing in een ge-30 leidingsblok 55 is aangebracht, zoals in figuur 23 is weergegeven. Het plaatsbepalingsmechanisme 35 wordt omhoog of omlaag bewogen door een handwiel 71* dat de bovenzijde van de rollenketting 55 omhoog of omlaag verplaatst, waardoor de positie van de dragerplaat, wanneer deze met de riemen 60 in aanraking komt, nauwkeurig wordt ingesteld. Zoals in 35 figuur 24 is weergegeven, worden de maskeerriemen 60 verder nog gericht ter plaatse van kettingwielen 61, waar een tweetal tegenover elkaar 790 5 4 19 »·

O

8 * , liggende rollen 62 zijn aangebracht, die in aanraking zijn met de maskeerriemen 60, Het is van belang, dat de maskeerriemen 60 een grenslijn 16 aan weerszijden van de dragerplaat 10 bepalen, die recht tegenover de andere grenslijn ligt. Anders zal het plateren aan de 5 ene zijde lager of hoger worden uitgevoerd dan aan de andere zijde van de dragerplaat. Het richtmechanisme voor de riemen is geheel onafhankelijk van het plaatsingsmeohanisme, zodat twee instellingen nodig zijn.

De maskeerriemen 60 zijn in het bijzonder tijd-10 bepalende riemen, die worden bediend door een tijdbepalend kettingwiel 61, dat de riemen geleidt. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een centraal gedeelte 64 van de riemen 60 door fresen verwijderd, teneinde wrijving te verminderen. Wanneer de riemen 60 in de geleiding 56 komen, schuift het getande gedeelte over een teflon-strook 65. De 15 teflon-stroken 65 zijn op beide tegenover elkaar liggende geleidingen 56 aangebracht, waarbij achter êèn van de teflonstroken 65 een uitsparing is gevormd, waarin zich een luchtblaas 66 bevindt. De lueht-blaas 66 wordt gevuld, om een passende druk tussen de riemen 60 te verkrijgen, teneinde ter plaatse van de grenslijn 16 een goede afdichting 20 te verkrijgen, waarbij niettemin de wrijving tot een minimum beperkt . blijft. Het tweede plaatsingsstation 35 bevindt zich juist voor het station, waar de nikkelbekleding wordt aangebracht. Dit station omvat een tweetal tegenover elkaar liggende geleidingsorganen 68, die de dragerplaat verticaal richt, waarbij de onderrand van de dragerplaat 25 door de rollenketting 55 wordt ondersteund. Een door een veer belaste klauw 70, welke pneumatisch wordt bekrachtigd, wordt bediend door de voorrand van de dragerplaat, welke het tijdstip van het terugtrekken van de klauw bepaalt. Als de dragerplaat de klauw 70 passeert,.welke door een veer tegen de dragerplaat wordt gedrukt, wordt de klauw 70 30 verlengd en bedient de dragerplaat een eindschakelaar, waardoor de klauw 70 op het achtereinde van de plaat aangrijpt, en de dragerplaat voorwaarts verplaatst, waarbij deze aan de bovenzijde door de vrij draaibare rol wordt geleid en de dragerplaat aan het volgende stel tegenover elkaar liggende maskeerriemen 60 wordt toegevoerd. Bij elk 35 plaatsingsstation 35 wordt de dragerplaat op de beschreven wijze overgedragen. Bovendien kan bij elk station van deze soort de rollenketting 790 5 4 19 9 * * ‘ .

53 worden verhoogd of verlaagd door middel van de instelwielen 71, die in figuur 1 en 23 zijn weergegeven. Tussen de plaat singsst at ion 35 na de overige bewerkingsstations helt de rollenketting, waardoor de drager-plaat 10 omhoog of omlaag beweegt.

5 De in figuur 2 afgebeelde geleidingen 56 bezitten een gekromd gedeelte, dat een profiel 75 bepaalt, waarvan een eerste gedeelte 76 zich direkt boven sproei-openingen 78 bevindt, welke een diameter van ongeveer 0,8 mm bezitten, en met een tussenruimte van 6,35 mm zijn aangebracht. Het sproeisamenstel 80 is zodanig ontworpen, 10 dat wanneer de vloeistof vanuit het hoofdreservoir wordt gepompt, de stroming van de vloeistof geleidelijk wordt beperkt en bijgevolg de stroomsnelheid en druk geleidelijk toenemen, om cavitatie, luchting en andere onderbrekingen in de samenhang te voorkomen. De uit de sproei-openingen 78 tredende vloeistof wordt omhoog gericht en vervolgens 15 door het profiel 75 omlaag geleid. Dit resulteert in een venturi- effekt in het gebied, waar de kromming omkeert, welk gebied als venturi-gebied 81 wordt aangeduid. Bij bepaalde toepassingen kan het gewenst zijn, om meer elektrolyse-vloeistof bij de grenslijn 16 te verkrijgen.

Indien dit het geval is, zijn sleuven 82 in het profiel 75 aangebracht, 20 die een breedte van 0,5 tot 5 mm kunnen hebben en een willekeurige tussenruimte met een minimum van ongeveer 6,¾ mm. Wanneer het platteren ter plaatse van de grenslijn 16 minimaal moet zijn, worden de sleuven 82 weggelaten. Bij een praktische uitvoeringsvorm heeft het kromlijnige gedeelte van het profiel 75 een straal van H,3 mm. Deze straal kan 25 groter of kleiner worden gekozen afhankelijk van de vloeistofconcentra-tie, die bij de grenslijn 16 wordt gewenst.

Het uitstroomgedeelte van het sproeisamenstel 80 omvat een bovenste vaste doorboorde plaat 88 en een onderste verschuifbare doorboorde plaat 89. De onderste plaat 89 is verschuifbaar volgens 30 de langsas onder de dragerplaat met gedrukte bedrading. Op deze wijze kan de mate van onderdruk in de plateerkamer boven de bovenste plaat 88 worden bestuurd door het smoren van de stroomsnelheid. Wanneer de stroomsnelheid hoog is ontstaat onder omstandigheden door de onderdruk, die bij de spleet aan de uiteinden van de dragerplaten wordt opgewekt, 35 een luchtstroming, gericht naar het plateergebied, hetgeen een nadelige invloed heeft, of kunnen luchtbellen worden veroorzaakt in de circu- 790 54 19 i'· , 10 lerende elektrolyse-vloeistof. Deze onderdruk kan worden verkleind of schijnbaar worden gestabiliseerd op de atmosferische druk, door de onderste plaat 89 te verschuiven en door de diameter van de boring in de bovenste plaat 88 te regelen. Deze instelling wordt zodanig uitge-5 voerd, dat de beluehtingsgrens van de vloeistof en het lekken aan de uiteinden van de dragerplaten met elkaar in evenwicht zijn.

Het losstation 50 komt overeen met het laadstation 25, doordat hier eveneens een magazijn 25 aanwezig is met een aantal evenwijdige verticale sleuven 27, dat wordt gevuld met dragerplaten, 10 die door een overbrengmechanisme vanaf een rollenketting op een ge-leidingsorgaan worden afgeleverd op dezelfde wijze als bij de plaat-singsstations 55· Dit is gewenst, aangezien het van belang is om te waarborgen, dat de dragerplaat zich enigszins boven de sleuf 27 bevindt, wanneer deze in het magazijn 25 komt. Wanneer het magazijn 25 is gevuld, 15 worden de dragerplaten verwijderd en opgestapeld. De dragerplaten zijn nu niet alleen volledig bewerkt, doch tevens gespoeld en gedroogd in een droogstation 4-9 en kunnen vervolgens de elektronische componenten worden aangebracht.

Hoewel de beschreven maskeerriemen 60 met een aantal 20 tanden 65 zijn uitgerust, zal duidelijk zijn, dat een vlakke riem, die met een passende spanning langs een aandrijfwiel wordt geleid, voor vele toepassingen geschikt zal zijn. Voorts zal duidelijk zijn, dat, hoewel de afgebeelde riemen met een centrale uitsparing 64 zijn uitgerust, bij toepassingen waar de wrijving geen principieel probleem vormt, 25 deze uitsparing niet behoeft te worden aangebracht en de betreffende kosten kunnen worden bespaard. De beschreven inrichting is uitgerust met een aantal stations, waaronder was-, spoel-, borstel- en dergelijke stations. Opgemerkt wordt, dat bij verschillende toepassingen deze stations kunnen worden weggelaten of andere stations kunnen worden 50 toegevoegd. De uitvinding is in hoofdzaak gericht op het verwijderen van tin/lood en het plateren en in het bijzonder het plateergedeelte met het maskeren, dat met nauwkeurige en reproduceerbare toleranties kan worden uitgevoerd.

De 'vlakken 15 zijn in de figuren 5-20 weergegeven. 35 Nadat het tin/lood van het vlak 15 is verwijderd, zoals in figuur 5 is weergegeven, komt de dwarsdoorsnede hiervan althans nagenoeg overeen 7905419 η * .

met de afbeelding volgens figuur 6. Zoals uit deze figuur 6 blijkt, bevindt zich op de dragerplaat onder de grenslijn alleen koper (aangegeven met Cu). Voor het vormen van de verbinding is het tin/loodgedeelte 2,5^ tot 7j62 yum dik, zoals in figuur 6 schematisch is aangeduid met 5 Sn-Pb. Vervolgens wordt het verbindingsvlak 15 bekleed met nikkel (aangeduid met Ni, zie figuur 7 on 8), waarbij een kleine nauwkeurige ruimte is vrijgelaten tot het resterende tin/loodgedeelte. Voor het verkrijgen van deze tussenruimte, is de grenslijn tijdens het aanbrengen van het nikkel enigszins verlaagd ten opzichte van de grenslijn tijdens het 10 verwijderen van het tin/lood.

Vervolgens wordt het goud (aangeduid met Au, zie figuur 9 en 10) aangebracht, waarbij de grenslijn boven de grenslijn tijdens het verwijderen van het tin/lood ligt, waardoor het goud het tin/loodgedeelte enigszins overlapt, zoals in figuur 10 zichtbaar is.

15 Wanneer het materiaal nu opnieuw vloeibaar wordt gemaakt, zoals in de figuren 11 en 12 is weergegeven, vormen het tin en lood een soldeer-legering, waarbij het goud in de soldeerlegering diffundeert. Hierdoor wordt een funkfcionele verbinding tussen het goud en het tin/loodsoldeer verkregen, welk type verbinding bij de bekende inrichtingen niet kon 20 worden verkregen, omdat toleranties van +127 yum niet mogelijk waren. Volgens figuur 8 bedraagt de spleet tussen het nikkel en de tin/lood-strook ongeveer 0,5 - 0,76 mm. De overlapping van de goudbekleding van het tin/loodgedeelte bedraagt gewoonlijk ongeveer 0,5 - 0,76 mm. De dikte van de goudbekleding is echter beperkt tot 0,25 y^m* aangezien 25 een grotere gouddikte niet op de gewenste wijze gedurende het opnieuw vloeibaar maken in het tin/loodgedeelte zal diffunderen, dat gewoonlijk 5 - 12,7 y-um dik is. Dë plateercel van de onderhavige inrichting kan gemakkelijk worden ingesteld, om een geringere dikte te verkrijgen bij de overlappende goudbekleding, waarbij tevens een snel toenemende dikte 30 kan worden verkregen bij toenemende afstand tot de grenslijn. De grotere dikte op het ecntactgedeelte van het verbindingsvlak is essentiëel in verband met de slijtage-eigenschappen.

In de industrie zijn eveneens andere typen drager-platen met gedrukte bedrading ontwikkeld. Wanneer een dragerplaat met 35 een koperoppervlak wordt vervaardigd, vindt het bekleden met nikkel en goud in de onderhavige inrichting plaats volgens de figuren 13 - 16.

790 5 4 19 12 ** ,

Zoals is weergegeven, strekt de goudbekleding zich uit tot voorbij het nikkel, om een goud-koperverbinding te verkrijgen. Bij andere processen wordt gebruik gemaakt van een tinoppervlak als een ets-bescher-mingslaag, waarbij vooraf een koper- of nikkelbekleding wordt aange-5 bracht. De resulterende cyclus van het verwijderen van tin en het aanbrengen van nikkel en goud door middel van de inrichting volgens de uitvinding is in de figuren 17-20 weergegeven..

Wanneer de stapbekleding niet nodig is of ongewenst is, kan een bekleding zonder een dergelijke stap worden verkregen met 10 behulp van dezelfde inrichting door middel van een eenvoudige werktuig-wisseling. De stapbekleding wordt bepaald door het besturen van de oplossing (beperkte agitatie) en door anode-afscherming. Aangezien de agitatie van de oplossing bij de grenslijn bij de inrichting volgens de uitvinding wordt bepaald door de stromingsgeometrie in de riemge-15 leiding, de aangebrachte sleuven en de omkering van de stromingsrichting, kan de stroming bij de grenslijn worden verkleind door het aantal sleuven te verkleinen. Door het aantal sleuven te verkleinen wordt eveneens de afscherming van de anode verder gesloten, waardoor de stroomdichtheid wordt verkleind en bijgevolg de dikte van de bekle-20 dingslaag. Derhalve kan het overlappende gedeelte volgens figuur 10 nauwkeurig worden bestuurd door het aantal sleuven en de stroming van de oplossing.

De uitvinding is niet beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader van de uitvinding op ver-25 schillende manieren kan worden gevariëerd.

ï 7905419

Claims (17)

15 i' .

1. Werkwijze voor het pla teren van de verbindings-vlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading, waarbij tin/lood van de vlakken wordt verwijderd, de vlakken worden gespoeld en nikkel 5 en goud of andere metalen op de onderliggende koperlaag van de verbin-dingsvlakken worden aangebraeht, met het kenmerk, dat de dragerplaat tussen tegenover elkaar liggende veerkrachtige riemen wordt gegrepen en tussen de riemen wordt gedrukt om een afgedichte grenslijn bij het boveneinde van de verbindingsvlakken te bepalen, 10 terwijl de dragerplaat door het aandrijven van de riemen door een sproeisysteem wordt geleid, waarbij de stroming van een elektrolyse-vloeistof wordt omgekeerd in een punt nabij, doch onder de grenslijn, teneinde daarboven een gebied met verlaagde druk te verkrijgen, welke elektrolye-vloeistof in elektrisch contact met de vlakken hierlangs 15 wordt geleid, waardoor het bekLedingsmateriaal met een geringe dikte direkt grenzend aan de grenslijn kan worden aangebracht en de druk wordt verlaagd bij de eindspleten, die worden bepaald door de aanraking tussen de dragerplaat en de tegenover elkaar liggende riemen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk, dat de elektrolyse-vloeistof tegen een stromingsomkeer-orgaan wordt gericht door een sproei-orgaan met positieve druk, waarbij de vloeistof uit het gebied, waar het pla teren plaatsvindt, wordt afgevoerd en de afvoer kan worden gesmoord, waardoor de mate van negatieve druk, die in het systeem wordt opgewekt, kan worden bestuurd 25 door het smoren van de uitstromende elektrolyse-vloeistof.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een concaaf-convex-profiel boven een verticaal gerichte straal elektrolyse-vloeistof is geplaatst, waardoor het gebied met verlaagde druk wordt opgewekt.

4. Werkwijze volgens conclusie 5* met het kenmerk, dat sleuven in het profiel zijn aangebracht, die dienen om de elektrolyse-vloeistofstroming direkt grenzend aan de grenslijn en direkt onder de grenslijn te verhogen.

5. Inrichting voor het plateren van de verbindings-55 vlakken van een dragerplaat met gedrukte bedrading, gekenmerkt door middelen, die een dragerplaat in de langsrichting langs een gegeven 790 5419 i' . Η lijn kunnen voeren, door tegenover elkaar liggende, veerkrachtige riemen, die op de dragerplaat kunnen aangrijpen bij een grenslijn, die het boveneinde van de verbindingsvlakken bepaalt, welke riemen tegen de dragerplaat worden gedrukt, door een sproeisysteem, bestemd voor het 5 besproeien van de verbindingsvlakken en voorzien van omhoog gerichte mondstukken, door een kromlijnig venturi-geleidingsorgaan met uitsparingen, dat boven de mondstukken is geplaatst en dat vloeistof hiervan ontvangt en weer omlaag laat stromen, welk kromlijnig gedeelte boven de mondstukken concaaf verloopt en omgekeerd convex tussen de omhoog 10 gerichte mondstukken en de grenslijn, waardoor een venturi-effekt wordt opgewekt en een verlaagde druk aanwezig is aan het einde van het venturi-gedeelte dat direkt aan de grenslijn grenst.

6. Inrichting volgens conclusie 5* met het kenmerk, dat achter êên van de geleidingsorganen een opblaasbare 15 luchtblaas is geplaatst, waarmee de druk tussen de tegenover elkaar liggende riemen kan worden ingesteld.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, dat achter de tegenover elkaar liggende delen van de riemen stroken van een materiaal met minimale wrijving zijn geplaatst ter plaatse waar de 20 riemen de genoemde middelen passeren.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7» gekenmerkt door een pomp, welke de elektrolyse-vloeistof in het sproeisysteem perst, door een afvoerorgaan, dat de vloeistof, die over de verbindingsvlakken is geleid, afvoert, en door een smoororgaan, 25 dat de uitstromende hoeveelheid vloeistof bestuurt, waardoor de negatieve druk in de kamer kan worden bestuurd.

9. Inrichting volgens êên der conclusies 5 - 8, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht, waarmee êên van de riemen omhoog of omlaag kan worden verplaatst, teneinde een 50 nauwkeurig tegenover elkaar in lijn liggen te waarborgen.

10. Inrichting volgens conclusie 9* met het kenmerk, dat de genoemde middelen een tweetal tegenover elkaar liggende rollen omvat, die een zodanige tussenruimte insluiten, dat zij êên van de riemen aan de boven- en onderzijde omgrijpen, alsmede 55 middelen voor het omhoog of omlaag verplaatsen van de rollen, waardoor de betreffende riem kan worden ingesteld. 7905419 »' *

11. Inrichting volgens één der conclusies 5-10, met het kenmerk, dat het kromlijnige venturi-geleidings-orgaan is voorzien van sleuven, die zodanig zijn. aangebracht, dat de onder de grenslijn langs de verbindingsvlakken te voeren elektrolyse- 5 vloeistof stroom toeneemt.

12. Inrichting voor het bewerken van een drager-plaat met gedrukte bedrading, gekenmerkt door een plaat-singsmechanisme, dat een dragerplaat op een vast geleidingsvlak opneemt, door een geleidingsorgaan, dat meegevend aangrijpt op de bovenrand van 10 de dragerplaat, door middelen, die de dragerplaat voortbewegen, door een tweetal tegenover elkaar gelegen riemen, die aangrijpen op de dragerplaat en deze maskeren, tijdens het transport door een bewer-kingsstation, door middelen voor het instelbaar geleiden van de tegenover elkaar liggende riemen, door middelen voor het verticaal verplaat-15 sen van het plaatsingsmechanisme, om de grenslijn op de dragerplaat in te stellen, door een overbrengorgaan, dat op de dragerplaat aangrijpt en deze aan een volgend station afgeeft, door een verder geleidingsorgaan, dat de dragerplaat aan plateerstations toevoert, en door plaatsingsorganen in een eindstation van de inrichting voor het af-20 voeren van de bewerkte dragerplaten. IJ. üirichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door een aandrijfsysteem voor het synchroon bedienen van alle plateer- en overbrengriemen, waarbij de riemen in de plateerstations worden voortgetrokken, terwijl het transport in de overbreng-25 stations door duwen plaatsvindt.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 15, met het kenmerk, dat het vaste geleidingsvlak wordt gevormd door een aantal rollen.

15· Inrichting volgens conclusie 12, 15 of 14, 50 met het kenmerk, dat het overbrengorgaan aan de onderrand een aantal rollen omvat, die hoger of lager zijn geplaatst in overeenstemming met de gewenste positie in het volgende plateerstation.

16. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 15, gekenmerkt door tegenover elkaar liggende instelbare rollen, 55 die aangrijpen op êên van de riemen, om deze omhoog of omlaag te verplaatsen, en nauwkeurig in lijn te brengen met de tegenoverliggende 790 54 19 *' . riem.

17. Dragerplaat met een gedrukte bedrading en een aantal verbindingsvlakken, verkregen met behulp van de werkwijze en inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het 5· kenmerk, dat de verbindingsvlakken uit een aantal opeenvolgende lagen van koper, nikkel en goud bestaan en zijn verbonden met leidingen, waarbij de verbinding tussen de vlakken en de leidingen wordt gevormd door een buitenste goudlaag en een onderliggende nikkellaag op enige afstand van de tin/loodbekleding van de leidingen, waarbij het materiaal 10 opnieuw vloeibaar is gemaakt, om een soldeerlegering te verkrijgen en een goud diffusie-verbinding ter plaatse van het einde van de nikkel-bekleding. 7905419