NL7811007A

NL7811007A - Inrichting voor het overdragen van warmte door middel van holle draden.

Info

Publication number: NL7811007A
Application number: NL7811007A
Authority: NL
Original assignee: Akzo Nv
Priority date: 1978-11-06
Filing date: 1978-11-06
Publication date: 1980-05-08
Also published as: JPS5565893A; DE2966873D1; EP0010818A1; US4484624A; EP0010818B1

Description

— ~ AKU 1793 * r

Akzo· N.V., Arnhem.

Inrichting voor het overdragen van warmte door middel van holle draden.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overdragen \ * 5 van warmte door middel van holle draden.

Een dergelijke warmtewisselaar, is onder andere bekend uit het Canadese octrooischrift 796181. Bij die bekende inrichting strekt een lange bundel uit evenwijdige synthetische holle draden zich in een huis uit. Het ene medium stroomt door de draden heen en het andere 10 medium stroomt door het huis oei en tussen de holle draden, een en ander in hoofdzaak overeenkomstig de voor conventionele warmtewisselaars met stalen pijpenbundels gebruikelijke wijze. Hoewel met die bekende warmtewisselaar met holle draden onder bepaalde omstandigheden misschien aanvaardbare resultaten'bereikbaar zijn, is de toegepaste 15 constructie minder deugdelijk met name in verband met de betrekkelijk grote flexibiliteit van de holle draden. De bekende warmtewisselaar is betrekkelijk kwetsbaar met als gevolg kans op lekkage en minder goede beheersing van de doorstroming, hetgeen bij stijgende energiekosten als een toenemend bezwaar zal worden ondervonden.

20 De uitvinding beoogt nu een warmtewisselaar van het in de aai hef vermelde' type te verschaffen, waarbij de genoemde bezwaren zijn ondervangen. De warmtewisselaar volgens de uitvinding is in de eerste plaats hierdoor gekenmerkt, dat de holle draden in de vorm van een schroeflijn en/of een spiraal zijn aangebracht. Daardoor kan volgens de 25 vinding een warmtewisselaar met een hoog rendement en een grote capaciteit in een kleine ruimte worden aangebracht. Een bijzonder compacte en doelmatige uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat de holle draden in meerdere lagen zijn aangebracht, waarbij de holle draden van elke laag de holle 30 draden van de naburige lagen meervoudig kruisen. De warmtewisselaar volgens de vinding kan op bijzonder doelmatige wijze zijn vervaardigd - 78110 07 * ~ 2 ~ A, % · uit een meerlagig spoel- of wikkelli chaam, welk wikkellichaam een cirkelvormige, een elliptische of een veelhoekige, in het bijzonder rechthoekige, ringdoorsnede met afgeronde hoeken kan bezitten.

Volgens de vinding kan de warmtewisselaar hierdoor zijn gekenmerkt, 5 dat de holle dradengroepen zijn gevromd uit een weefsel, een breisel, een vlies of uit een ander door middel van afleggen gevormd vlak dradenpatroon.

Een andere bijzonder compacte en eenvoudig te realiseren warmtewisselaar is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat een groep een 10 laag vormende holle draden zodanig is geformeerd, dat de naast elkander in de groep geplaatste holle draden zich-ieder uitstrekken in de vorm van vlakke spiralen, die in naast elkander gelegen vlakken liggen. Daarbij kan de uitvoering zodanig zijn, dat de spiraalvorm zich van buiten naar binnen uitstrekt, daarna omkeert en zich vervolgens 15 wederom spiraalvormig van binnen naar buiten uitstrekt of omgekeerd. Daarbij kan de warmtewisselaar volgens de vinding met voordeel hierdoor zijn gekenmerkt, dat twee of meer groepen holle draden zijn aangebracht, die zich volgens om elkander geplaatste spiralen uitstrekken.

De bij de warmtewisselaar volgens de vinding toegepaste holle draden 20 . bezitten een buitendiameter van 0,05.tot 5 mm, echter bij voorkeur bedraagt de buitendiameter 0,05 tot 1 mm. De wanddikte van de holle draden bedraagt 5-20% van de buitendiameter. Bij voorkeur bedraagt de wanddikte ongeveer 10% van de buitendiameter.

De warmtewisselaar is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt dat de 25 holle draden zijn gevormd uit een of meer van de volgende stoffen of mengsels daarvan: polyolefinen, zoals polyetheen, polypropeen en polyisobuteen; polystyreen en copolymeren (random, alternerend en block) van styreen met butadeen, acrylonitril en acrylaatesters; 30 polyhaloolérinen, zoals polyvinylchloride en polyvinylchloride en -polytetrafluoretheen; S08294F α Λ _ 78110 07 / - Ή&:· · · - - _ , .. .. ·;νν ·.

.

3 . ,; *

'HU.J

polyvinyl, zoals polyvinylalcohol en polyvinylacetaat; polyacrylaten en polymetacrylaten, zoals polymethacrylaat en polymethyl metacrylaat en andere polyacrylaten, in het bijzonder polyacryloni- ; tril; 4;.

5 elastomeren, zoals natuurrubber, synthetische rubbers, bijvoorbeeld · ! '· i siliconen rubbers of polyolefinische rubbers of copolymeren van het ’ ' type etheen-propeen-rubber (EPDM); polyoxiden, zoals polypropyleenoxyde en poly 2,6 dimethylfenyleen- oxyde; 10 verzadigde en onverzadigde polyesters, zoals polyethyleentereftalaat; polyamiden, zoals nylon 6, nylon 66 en aromatische polyamiden; polycarbonaten; polyimiden; · polybenzimidazolen; 15 polyurethanen; half-synthetische polymeren, zoals geregenereerde cellulose, in het bijzonder op koperacetaat basis; thermohardende kunststoffen, zoals epoxyharsen en aminoplasten; copolymeren van twee of meer van de genoemde polymeren; 20 polysulfonen; anorganische polymeren, zoals fosfazenen.

Volgens de uitvinding kan de warmtewisselaar ook zijn opgebouwd uit j holle bicomponent draden. Volgens de vinding kunnen de holle draden zijn voorzien van een deklaag ter verbetering van de hechting en ter j 25 vermindering van de permeabiliteit. Dergelijke holle draden kunnen op eenvoudige wijze worden vervaardigd als zij bestaan uit holle bicomponentdraden van het type met een binnenring uit de ene ccmpo- j nent en een buitenring uit de andere component. Voorts kunnen de wanden van de holle draden een vulmiddel, stabilisatoren, roet, 30 pigmenten of dergelijke toevoegingen bevatten.

In de eenvoudigsteuitvoering bezitten de holle draden een in hoofd- i zaak cirkelvormige dwarsdoorsnede, echter afhankelijk van de eisen kunnen de holle draden ook een elliptische of een drie-, vier-, vlif-, zes- of andere veelhoekige ringvormige dwarsdoorsnede bezitten, j • ^ 78 1 1 0 07 \ · - 4 - t ' .

De warmtewisselaar volgens de uitvinding is in het bijzonder toepasbaar in een warmtekrachtsinstallatie.

In verband met compacte bouw en gering gewicht, wordt de warmtewisselaar volgens de vinding met voordeel toegepast in een motor- j 5 voertuig, in het bijzonder als radiateur voor het koelen van de j koelvloeistof, als recuperator in het uitlaatsysteem voor het terug- ! winnen van energie, als verwarmingsorgaan voor het interieur en dergelijke.

In het bijzonder worden ook ginstige resultaten verwacht bij toepas- . ' j 10 sing van de warmtewisselaar volgens de vinding in een koel- of warmte- pompsysteera. Een voorbeeld van een dergelijk warmtepompsysteem is een systeem waarbij warmte aan het grondwater wordt onttrokken met behulp i van een drietal kringloopsystemen, waarin pompen en warmtewisselaars zijn geplaatst, en waarbij voor de warmtewisselaars een hoog rende- j 15 ment vereist is, d.w.z. een rendement van groter dan 90%, bij voorkeur : groter dan 95%.

,

Eveneens in verband met de bereikbaarheid van een hoog rendement, wordt de warmtewisselaar volgens de vinding met voordeel toegepast vcibr het ' uitwisselen van warmte tussen in hoofdzaak gasvormige fluida.

20 Ter besparing van energie bij het verwarmen en conditioneren van gebouwen, wordt de warmtewisselaar volgens de vinding met voordeel toegepast in een installatie voor het terugwinnen van warmte uit ventilatielucht. De inrichting volgens de vinding kan ook met voordeel worden toegepast in een koeltoren vein het droge type of in een | 25 systeem voor het opslaan van warmte. De warmtewisselaar volgens de ! vinding kan ook goed worden toegepast in een installatie voor het opnemen van zonneenergie, in het bijzonder uit een zonnecollector.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de schematische tekening.

30 Fig. 1, 2 en 3 tonen vervaardigingswijzen voor het basislichaam van j

508294F

78 1 1 0 07 . / ί -V: :: - λ;· : φ" 'J : ~5 ; f een .warmtewisselaar volgens de vinding.

Fig. 4, 5, 6 en 7 tonen verschillende uitvoeringsvormen van een warmtewisselaar volgens de vinding.

Fig. 8 en 9 tonen een vervaardigingswijze voor de warmtewisselaar 5 volgens Fig. 10. j

Fig. 10 toont een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar volgens de vinding.

Fig. 11, 12, 13, 14 en 15 tonen verschillende uitvoeringsvarianten voor het basislichaam van de warmtewisselaar.

10 Fig· 16-24 tonen diverse doorsneden voor de toe te passen holle draden.

Fig. 25 en 26 tonen enkele andere uitvoeringsvarianten voor de warmtewisselaar volgens de vinding.

Fig. 27, 28 en 29 tonen enkele vervaardigingswijzen voor het 15 verwarmingslichaam volgens de vinding.

Fig. 1 en 2 tonen een spoel 1, die van perforaties 2 is voorzien en j waarop een holle draad 3 in de vorm van een pakket 4 wordt gewikkeld j met behulp van het in axiale richting van de spoel heen en weer · beweegbare changeerorgaan 5. iet in Fig. 3 getoonde voltooide pakket 4 ; 20 wordt aan de kopeinden voorzien van twee flenzen 6 uit giethars, welke ' j flenzen na verharding worden doorcpsneden volgens de lijnen 7. Oit het aldus verkregen basisblak zijn de warmtewisselaars volgens Fig. 4,5, 6 en 7 vervaardigd.

\

Bij de warmtewisselaar volgens Fig. 4 wordt een eerste medium toege-25 voerd aan de kamer 8 op het ene kopeinde van het dradenpakket 4. !

Het eerste medium stroomt vervolgens door het inwendige van de opge- j wikkelde holle draden naar het andere kopeinde van het pakket en j ί mondt uit in de afvoerkamer 9, waaruit het eerste medium de af voer-kamer weer verlaat, een en ander volgens de met pijlen aangegeven 30 stroomrichting. Het tweede medium wordt via de toevoer leiding 10 in de kern van de geperforeerde epoei 1 gebracht, welke aan het andere uiteinde door middel van een wand is afgesloten. Het tweede medium in de kern van de spoel strocet vervolgens door de perforaties 2 ✓ 78 1 1 0 07 .

- 6 -

V

_ - :.......η in het manteloppervlak van de spoel radiaal buitenwaarts naar de | cm het pakket aangebrachte verzamelmantel 12, die van een uitstroom- 1 opening is voorzien voor het afvoeren van het tweede medium in de pijl-richting. Bij de warmtewisselaar volgens Fig. 4 stroomt derhalve het 5 - eerstp medium door de holle draden heen, terwijl het tweede medium om de holle draden stroomt. Het eerste medium kan in warme toestand worden aangevoerd en het tweede medium in koude toestand of omgekeerd. Doordat de synthetische draden een groot aantal dunwandige holle kanalen vormen ontstaat een zeer effectieve warmtewisselaar.

i 10 De warmtewisselaar die in Fig. 5 is aangegeven verschilt in zoverre ; van die volgens Fig. 4, dat de mantel 12 en de ruimten tussen de ' holle draden in het pakket door een schot 13 in twee helften is j verdeeld. Verder zijn de beide kopeinden van de spoel met een wand 11 ! afgesloten. Het eerste medium wordt wederom via de kamer 8 door de . j 15 holle draden van het pakket 4 geleid en verlaat de inrichting via ' de mantel 9 aan de afvoerzijde. Het tweede medium wordt in de ene helft van de mantel 12 toegevoerd en stroomt in ongeveer radiale richting naar de kern van de spoel 1. Daarna stroomt het tweede j medium volgens de aangegeven pijlrichting vanuit de kern van de spoel ; 20 in radiaal buitenwaartse richting door het pakket naar de andere j helft van de mantel 12 en verlaat die mantelhelft via een uitstrocm-opening.

Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de holle draden van het

C

pakket 4 slechts aan het ene kopeinde 14 door middel van doorsnijden 25 zijn geopend en de toegang tot die geopende holle draden in twee , i • helften is verdeeld over toevoertuit 15 en de afvoertuit 16 voor een eerste medium.

Aan het andere kopeinde 17 van het pakket 4 zijn de draden niet geopend door middel van het afsnijden van het pakket. Rondom het 30 pakket 4 is wederom een mantel 12 aangebracht. De geperforeerde spoel 1 is met een wand 11 aan één kopeinde afgesloten, terwijl i de spoel aan het andere kopeinde open is. Het eerste medium kan door j de toevoertuit 15 worden aangevoerd en stroomt door de lussen vormende : holle draden van het pakket naar de afvoertuit 16.

“““ 78 1 1 0 0 7 / - 7 -

'I

. V

Het tweede medium stroomt via de instroomopening in de mantel 12 in radiale richting door het pakket 4 om de holle draden heen naar ’ ! de kern van dé spoel 1 en verlaat de spoel aan het open einde. ; I Fig. 7 toont een ten opzichte van de uitvoering van Fig. 6 in zoverre 5 j gewijzigde uitvoering dat het pakket en de fmantel 12 met behulp van j | een dwarsschot 18 in twee helften zijn verdeeld, terwijl de spoel 1 i aan beide einden met wanden 11 is afgesloten. De mantel 12 bezit in de ene helft van een instroomopening en in de andere helft een uit- stroomopening.

10 Fig. 8-10 hebben betrekking op een warmtewisselaar van een type, waarbij beide media door het inwendige van holle draden stromen. j

Zoals uit Fig. 8 en 9 blijkt, worden een tweetal holle draden 19 I volgens de pijlrichtingen toegevoerd aan de roterende spoel 20 en j met behulp van changeerorganen 21 in de vorm van een pakket 22 ' i ' v 15 | opgewikkeld. De plaats van de slag der beide changeermechanismen ; I strekt zich uit over de in axiale richting enigszins verspringende plaatsen. Aah de kopeinden van. het pakket 22 ontstaan dan zones j

25, die ieder slechts één der beide holle draden 19 bevatten. Na I

1 voltooiing van het wikkelproces wordt het pakket 22 met hars geïmpreg-20 neerd. Na verharding worden beide eindzones 25 afgesneden. Door het j verwijderen van de eindzones 25 ontstaat een wikkellichaam 26, dat j aan zijn ene kopeinde 27 de instroom- en uitstrocmopeningen voor een tweede medium bezit. De streaming van de beide media is met pijlen en met lijnen schematisch aangegeven. Aan de buitenmantel is de wikkel 25 ^ 26 goed thermisch geïsoleerd. !

Fig. 11 toont een op een spoel 29 met flenzen 30 gewikkeld pakket 31 uit holle draden,, waarbij spoel, wikkel en flenzen een elliptische dwarsdoorsnede bezitten. Ook een dergelijk pakket kan als uitgang genomen worden bij het vervaardigen van een warmtewisselaar op basis 30 van holle synthetische draden volgens de vinding. *

Fig. 12 toont zeer schematised dat een pakket 32 uit holle draden niet slechts aan de kopeinden behoeft te worden ingegoten en doorgesneden, maar dat het pakket 32 ook volgens een of meer beschrijvende j lijnen kan worden ingegoten en doorgesneden. Bij de uitvoering volgens 35 Fig. 12 monden de holle draden uit in twee bijvoorbeeld j ______________________—1 781 10 07 / - 8 -f ! — .....Ί I . j I i j uit 'giethars bestaande buizen 33 en 34, welke als verdeel- of verzamel- I | ! ruimte voor het door de holle draden stromende medium dienen.

| Fig. 13, 14 en 15 tonen enigszins gewijzigde uitvoeringsvormen, ! die slechts voor wat betreft de vormgeving verschillen van de uit-I ' ! 5 j voering volgens Fig. 12. Fig. 13 en 14 tonen een in hoofdzaak recht- j j hoekige ringvormige doorsnede. j

Fig. 15 toont een cirkelvormige ringdoorsnede. i I i

Fig. 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 tonen verschillende uit- j voeringsvormen, die voor de doorsnede van de holle synthetische draden j 10 kunnen worden gekozen. De verschillende doorsneden kunnen onder om- ‘ j standigheden van voordeel zijn.

i Fig. 25 toont een warmtewisselaar, waarbij een groep een laag 35 j i » vormende holle synthetische draden 36 zich volgens een spiraal 37 j j van buiten naar binnen en vervolgens van binnen naar buiten uitstrekt. | 15 ! Een dergelijke vlakke spiraalvormige dradengroep is gemonteerd : in een huis 38.

Een eerste medium kan in de aangegeven pijlrichtingen door elk van de holle draden in de groep stromen.

Fig. 26 toont de warmtewisselaar volgens Fig. 25, waarbij het 20 huis 38 is voorzien van een toevoertuit 39 met aansluitflens 40, terwijl ook de toevoer en de afvoer van de holle dradengroep van aansluitflenzen 41 zijn voorzien.

Een tweede medium wordt dan in de richting van de pijl 42 toegevoerd, j Bij dit type warmtewisselaar bevindt zich derhalve het eerste medium } 25 in de holle draden en stroomt het tweede medium buiten de holle draden. Echter ook andere uitvoeringsvormen van dit type warmtewisselaar kunnen worden toegepast. Met name kan men twee lagen uit holle draden toepassen, welke lagen beide spiraalvormig verlopen en aan elkaar zijn bevestigd.

30 Fig. 27 en 28 tonen een werkwijze voor het vervaardigen van een laag of groep evenwijdige holle draden, die als uitgangslaag voor de spiraalvormig gebogen dradenlaag bij de warmtewisselaar volgens Fig. 25 kan worden gebruikt. De holle draden 43 worden daarbij ieder afgetrokken van uitgangspakketten 44, waarop bijvoorbeeld ' SM:SiF 78 1 1 0 0 7 .

< / - 9 - · ' f-| f j-:---—---—-----1 ( door middel van smeltspinnen vervaardigde holle draden uit nylon , i of polyester zijn gewikkeld. De holle draden 43 worden met behulp : van passende geleidingen tot een evenwijdige laag geformeerd en ' via geleidingsrollen 45 door een bad 45 met een gesmolten impregneer- · | 5 Γ middel geleid. Na het verlaten van het bad 46 stolt het impregneer- ' | ! I middel, bijvoorbeeld kunsthars, waarna de mat 49 uit evenwijdige 1 i [ holle draden 43 wordt opgewiklteld op de spoel 48. üit de aldus ver- ! .

kregen dradenmat 47 kunnen groepen een laag vormende evenwijdige j holle draden worden gesneden, waaruit de beschreven spiraal kan worden : 10 i gebogen. Uiteraard kunnen veel meer uitgangspakketten 44 worden toe- .

! gepast dan in Pig. 27 staan aangegeven.

. Ter vergroting van de samenhang kan een mat 49 uit evenwijdige holle | draden op bepaalde afstanden van een dwarsverbindingsdraad 50 worden ; ! voorzien, zoals in Pig. 29 is aangegeven.

i ! , 15 1 Binnen het raam van de Vinding kunnen verschillende wijzigingen ; worden aangebracht.

I · ΐ i i , > ί i 78 1 1 0 07

Claims

1. Inrichting voor het overdragen van warmte door middel van I | holle draden, met het kenmerk, dat de holle draden in de vorm i . j van een schroeflijn en/of een spiraal zijn aangebracht. j ! ‘ -..·!· i

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de holle ‘ i draden in meerdere lagen zijn aangebracht, waarbij de holle draden van elke laag de holle draden van de naburige lagen meervoudig kruisen. i ; : · 3. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, i j 10 met het kenmerk, dat de inrichting is vervaardigd uit een meer- i lagig spoel- of wikkellichaam.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de inrichting i j is vervaardigd uit een spoel- of wikkellichaam met een cirkel-! vormige, elliptische of veelhoekige,·in het bijzonder een recht- j 15. hoekige, ringdoorsnede met afgeronde hoeken.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lagen of groepen van holle draden zijn gevormd uit een weefsel, een breisel, een vlies of uit een ander door middel van afleggen gevormd vlak dradenpatroon. 20 ! 6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een groep een laag vormende holle draden zodanig is geformeerd, dat de naast elkander in de groep geplaatste holle draden zich ieder uitstrekken in de vorm van vlakke spiralen, die in naast elkander gelegen vlakken liggen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de spiraal- j vorm zich van buiten naar binnen uitstrekt, daarna omkeert en 1 vervolgens wederom spiraalvormig van binnen naar buiten uitstrekt. 78110 07 ie5' . - ·. -TÏC V ~11 " i-:------———--1—'--1 . ! . ; ! 1 j

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de spiraal-i vorm zich van binnen naar buiten uitstrekt, daarna omkeert en zich vervolgens wederom spiraalvormig van buiten naar binnen uit- I strekt. j i . 1 j Λ !

9. Inrichting volgens conclusie 6-8, met het kenmerk, dat twee of j ’ ! I meer groepen holle draden zijn aangebracht, die zich volgens I om elkander geplaatste spiralen uitstrekken. j j10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met J het kenmerk, dat de holle draden zijn gevormd uit een of meer 10 ' van de volgende stoffen of mengsels daarvan: j ^ polyolefinen, zoals polyetheen, polypropeen en polyisobuteen; I V polystyreen en copolymeren (random, alternerend en block) vain ! > styreen met butadieen, acrylonitril en acrylaatesters; j ( polyhaloolefinen, zoals polyvinylchloride en polytetrafluoretheen? 15. polyvinyls, zoals polyvinylalcohol en polivinylacetaat; j polyacrylaten en polymetacrylaten, zoals polymethacrylaat en poly- I I methylmetacrylaat en andere polyacrylaten, in het bijzonder polyacrylonitril; elastomeren, zoals natuurrubber, synthetische rubbers, bijvoor- j | f: 20 beeld siliconen rubbers of polyolefinische rubbers of copolymeren ' van het type etheen-propeen-rubber (EPDM); polyoxyden, zoals polypropyleenoxyde en poly 2,6 dimethylfenyleen- i | j oxyde; Γ j verzadigde en onverzadigde polyesters, zoals polyethyleenterefta-25 laat; polyamiden, zoals nylon 6, nylon 66 en aromatische polyamiden; polycarbonaten; polyimiden; polybenzimidazolen; 30 polyurethanen half-synthetische polymeren, zoals geregenereerde cellulose, in ' het bijzonder op koperacetaat basis; f _ thermohardende kunststoffen, zoals epoxyharsen en aminoplasten; j S · w 78 1 1 0 07 12 “ cppolymeren van twee of meer van de genoemde polymeren; polysulfonen; anorganische polymeren, zoals fosfazenen.

11. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de holle draden zijn gevormd door bicamponent- , draden, in het bijzonder van het type met een binnenring uit de ene en een buitenring uit de andere component.

12. Inrichting volgens een of meer van de voorgasinde conclusies, met het kenmerk, dat de wanden van de holle draden een vulmiddel, 10 stabilisatoren, roet, pigmenten of dergelijke toevoegingen bevatten.

13. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle draden een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede bezitten.

14. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-12, met het 15 kenmerk, dat de holle draden een elliptische of een drie-, vier-, vijf-, zes- of andere veelhoekige ringvormige dwarsdoorsnede bezitten.

15. Inrichting volgens een of meer van de conlusies 1+9, met het kenmerk, dat de holle draden-uit glas bestaan.

16. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitendiameter van de holle draden 0,05 tot 5 mm bedraagt, bij voorkeur 0,05 - 1 mm.

17. Inrichting volgens conclusies 16, met het kenmerk, dat de wanddikte van de holle draden 5 tot 20% van de buitendiameter bedraagt, 25 bij voorkeur 10%.

18. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer _van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting / -- '7811007 :: "*13 “ . ' 7\ , :11¼ I --——:---------—— · ; j is toegepast in een warmtekrachtsinstallatie. ; ί i ! ' . . I.·’..·

19. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer i ! van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting ts 1 I toegepast in een motorvoertuig, in het bijzonder als radiateur j 5 voor het koelen van de koelvloeistof, als recuperator in het uit- j laatsysteem voor het terugwinnen van energie, als verwaxmings- ! I | orgaan voor het interieur, en dergelijke. ί 20. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting is j 10. toegepast in een koel- of warmtepompsysteem.

21. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting wordt ί i toegepast voor het uitwisselen van warmte tussen in hoofdzaak gas-vormige fluida. 15 ; 22. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer van i I conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting wordt toege- [ past in een installatie voor het terugwinnen van warmte uit ventilatielucht.

23. Inrichting voor het uitwisselen van warmte volgens een of meer 20. van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting is ' I ' ^ : " toegepast in een koeltoren van het droge type. !

24. Inrichting voor het uitwisselen vein warmte volgens een of meer · van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting wordt toegepast in een systeem voor het opslaan van warmte.

25. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de inrichting is toegepast in een installatie voor j ! het opnemen van zonneenergie, in hét bijzonder uit een zonnecollec-- tor. . I__;__________________J 78 1 1 0 07 /