NL1039454C2 - Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout. - Google Patents

Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout. Download PDF

Info

Publication number
NL1039454C2
NL1039454C2 NL1039454A NL1039454A NL1039454C2 NL 1039454 C2 NL1039454 C2 NL 1039454C2 NL 1039454 A NL1039454 A NL 1039454A NL 1039454 A NL1039454 A NL 1039454A NL 1039454 C2 NL1039454 C2 NL 1039454C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
gas
combustion
wood
unit
door
Prior art date
Application number
NL1039454A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Adrianus Maria Schepens
Original Assignee
Moors Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Moors Holding B V filed Critical Moors Holding B V
Priority to NL1039454A priority Critical patent/NL1039454C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1039454C2 publication Critical patent/NL1039454C2/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C10PETROLEUM, GAS OR COKE INDUSTRIES; TECHNICAL GASES CONTAINING CARBON MONOXIDE; FUELS; LUBRICANTS; PEAT
    • C10BDESTRUCTIVE DISTILLATION OF CARBONACEOUS MATERIALS FOR PRODUCTION OF GAS, COKE, TAR, OR SIMILAR MATERIALS
    • C10B53/00Destructive distillation, specially adapted for particular solid raw materials or solid raw materials in special form
    • C10B53/02Destructive distillation, specially adapted for particular solid raw materials or solid raw materials in special form of cellulose-containing material
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C10PETROLEUM, GAS OR COKE INDUSTRIES; TECHNICAL GASES CONTAINING CARBON MONOXIDE; FUELS; LUBRICANTS; PEAT
    • C10BDESTRUCTIVE DISTILLATION OF CARBONACEOUS MATERIALS FOR PRODUCTION OF GAS, COKE, TAR, OR SIMILAR MATERIALS
    • C10B47/00Destructive distillation of solid carbonaceous materials with indirect heating, e.g. by external combustion
    • C10B47/02Destructive distillation of solid carbonaceous materials with indirect heating, e.g. by external combustion with stationary charge
    • C10B47/06Destructive distillation of solid carbonaceous materials with indirect heating, e.g. by external combustion with stationary charge in retorts
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E50/00Technologies for the production of fuel of non-fossil origin
    • Y02E50/10Biofuels, e.g. bio-diesel

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Incineration Of Waste (AREA)

Description

Titel: Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout
De uitvinding heeft betrekking op een bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout (in het hiernavolgende ook wel "houtskooloven" genoemd). De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting.
5
Uit de praktijk is een inrichting voor het verkolen van hout bekend, omvattende: twee productiegedeelten om een hoeveelheid hout onder invloed van een warme gasstroom om te zetten in houtskool, waarbij elk productiegedeelte een 10 retort omvat, waarbij een binnenruimte van de retort een houtruimte vormt voor het ontvangen van een hoeveelheid hout, en waarbij een buitenruimte van de retort in het productiegedeelte een gasruimte vormt voor het ontvangen van een gasstroom, en een verbrandingsgedeelte om een toegevoerd basisgas in een 15 verbrandingsproces om te zetten in een verbrandingsgas, waarbij het verbrandingsgedeelte een verbrandingskamer omvat om plaats te bieden aan het verbrandingsproces, waarbij elk productiegedeelte aan het verbrandingsgedeelte is gekoppeld om een toevoer van houtgassen die vrijkomen uit een hoeveelheid hout die wordt 20 verkoold, van de houtruimte aan de verbrandingskamer mogelijk te maken, en om een toevoer van een verbrandingsgas van de verbrandingskamer aan de gasruimte mogelijk te maken.
Met de bekende inrichting kan een gecombineerd proces worden uitgevoerd, 25 waarbij steeds in één van de productiegedeeltes een hoeveelheid hout wordt verkoold, terwijl in het andere productiegedeelte een hoeveelheid hout wordt gedroogd. De energie die benodigd is bij het drogen in het ene productiegedeelte wordt in het gecombineerde proces opgewekt door verbranding van houtgassen die vrijkomen bij het verkolingsproces dat plaatsvindt in het andere productiegedeelte.
Het drogen van een hoeveelheid hout vindt plaats door de houtruimte waarin de hoeveelheid hout zich bevindt, te verwarmen. Het verwarmen vindt plaats doordat 1039454 30 2 er langs de scheidingswand die de betreffende houtruimte begrenst, een warme gas-stroom wordt geleid. Het gas wordt als een verbrandingsgas geproduceerd in de verbrandingskamer van het verbrandingsgedeelte. Vanuit de verbrandingskamer wordt het gas door de gasruimte van het betreffende productiegedeelte geleid. De 5 hiertoe benodigde trek wordt gegenereerd door een eerste schoorsteen van het productiegedeelte, die is aangesloten op de gasruimte. Deze eerste schoorsteen verzorgt ook de afvoer van het verbrandingsgas naar de omgeving van de inrichting. Waterdamp die vrijkomt uit het hout dat wordt gedroogd, wordt naar de omgeving van de inrichting afgevoerd met behulp van een tweede schoorsteen van het 10 productiegedeelte, die is aangesloten op de houtruimte.
Wanneer een bepaalde hoeveelheid hout lang genoeg is verwarmd bij afwezigheid van zuurstof, treedt een verkolingsproces automatisch op. Bij een verkolingsproces komt energie vrij, waardoor toevoer van warmte niet nodig is om 15 het proces voort te laten duren. Bij het verkolingsproces komen er vanaf een bepaalde temperatuur ook houtgassen vrij, die bij de bekende inrichting via de houtgasleiding die is aangesloten op de houtruimte waarin het verkolingsproces optreedt, naar de verbrandingskamer wordt gevoerd. Aldaar worden de houtgassen verbrand, waarna de resulterende verbrandingsgassen zoals hierboven beschreven 20 naar een productiegedeelte kunnen worden gevoerd waarin een hoeveelheid hout wordt gedroogd, alvorens deze hoeveelheid hout zelf wordt onderworpen aan een verkolingsproces.
Traditioneel wordt in de derde wereld hout verkoold in lemen ovens of stalen 25 trommels, zogenaamde kilns. In vergelijking met die inrichtingen is de hierboven beschreven bekende inrichting zeer efficiënt. Waar bij de traditionele inrichtingen ongeveer acht kubieke meter hout nodig is om één kubieke meter houtskool te produceren, is er bij de bekende inrichting slechts vier kubieke meter hout nodig. Een ander voordeel van de bekende inrichting is dat de uitstoot in vergelijking met de 30 meer traditionele inrichtingen relatief laag is, wat eraan bijdraagt dat de inrichting milieuvriendelijk is.
Een nadeel van de bekende inrichting is dat die relatief weinig mobiel is. De inrichting is daardoor minder geschikt is voor gebruik op locatie, bijvoorbeeld ter 35 plaatse van grootschalige houtkap. Gezien de hoge efficiëntie, de lage uitstoot en het milieuvriendelijke karakter van de bekende inrichting is een hoge mobiliteit echter zeer gewenst.
3
Een doel van de uitvinding is om een technische oplossing te verschaffen die tegemoet komt aan het hierboven beschreven probleem. In het bijzonder is het een doel een technische oplossing voor het verkolen van hout te verschaffen die een hoge capaciteit combineert met een goede transporteerbaarheid.
5
Bovenstaand doel is bereikt met een bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout volgens conclusie 1.
Een bouwpakket volgens de uitvinding omvat twee productie-eenheden en 10 een verbrandingseenheid, welke met elkaar koppelbaar zijn om een houtskooloven te vormen zoals die hierboven is beschreven. In een aldus opgebouwde houtskooloven is een productie-gedeelte zoals beschreven voorzien in elk van de individuele productie-eenheden, en is een verbrandingsgedeelte zoals beschreven voorzien in de verbrandingseenheid.
15
Een bouwpakket volgens de uitvinding kan op relatief eenvoudige wijze naar een bepaalde locatie worden gebracht door de de verbrandingseenheid en de productie-eenheden los van elkaar te transporteren. Op de plaats van bestemming kunnen de individuele eenheden los van elkaar op een ondergrond worden geplaatst, 20 en kunnen de eenheden vervolgens met elkaar worden gekoppeld om een houtskooloven te vormen. Na gebruik kunnen de verschillende eenheden eventueel weer worden ontkoppeld, waarna het bouwpakket in onderdelen naar een volgende bestemming kan worden gebracht. Dat neemt niet weg, dat het binnen het kader van de uitvinding ook mogelijk is dat de aangebrachte koppelingen tussen de eenheden 25 van permanente aard zijn.
De verbrandingseenheid kan een aantal gasafvoeren omvatten om een verbrandingsgas uit te laten uit de verbrandingskamer, waarbij elke productie-eenheid een gastoevoer omvat om een verbrandingsgas toe te laten aan de 30 gasruimte, waarbij het bouwpakket een aantal verbindingsstukken omvat om genoemde gasafvoeren van de verbrandingseenheid aan te sluiten op genoemde gastoevoer van elk van de productie-eenheden.
Een productie-eenheid kan een gasafvoer omvatten om houtgassen uit te 35 laten uit de houtruimte, waarbij de verbrandingseenheid een aantal gastoevoeren omvat om houtgassen toe te laten aan de verbrandingskamer, waarbij het bouwpakket een aantal verbindingsstukken omvat om genoemde gasafvoer van elk van de productie-eenheden aan te sluiten op genoemde gastoevoeren van de verbrandingseenheid.
4
Elke productie-eenheid kan verder een gasuitlaat omvatten om een verbrandingsgas vanuit de gasruimte uit te laten naar een omgeving van de productie-eenheid, waarbij het bouwpakket een schoorsteen omvat voor aansluiting op genoemde gasuitlaat.
5
Elke productie-eenheid kan verder een dampuitlaat omvatten om uit een hoeveelheid hout vrijgekomen waterdamp vanuit de houtruimte uit te laten naar een omgeving van de productie-eenheid, waarbij het bouwpakket een schoorsteen omvat voor aansluiting op genoemde dampuitlaat.
10
De verbrandingseenheid kan verder een nooduitlaat omvatten om in geval van een calamiteit een verbrandingsgas vanuit de verbrandingskamer uit te laten naar een omgeving van de verbrandingseenheid, waarbij het bouwpakket een schoorsteen omvat voor aansluiting op genoemde nooduitlaat.
15
Bij voorkeur heeft een productie-eenheid van een bepaalde lengte een breedte en een hoogte die kleiner zijn dan de lengte, waarbij de breedte en de hoogte groter of gelijk aan 2,0 m zijn. Bij dergelijke afmetingen is een rendabele productie mogelijk.
20
Bij voorkeur heeft een productie-eenheid of een verbrandingseenheid van een bepaalde lengte een breedte en een hoogte die kleiner zijn dan de lengte, waarbij de breedte of de hoogte kleiner of gelijk aan 3,75 m is. Bij een dergelijke afmeting is een eenheid doorgaans nog transporteerbaar over de weg zonder dat daarvoor een 25 speciale vergunning is vereist.
Bij voorkeur heeft een productie-eenheid of een verbrandingseenheid van een bepaalde lengte een breedte en een hoogte die kleiner zijn dan de lengte, waarbij de breedte en de hoogte kleiner of gelijk aan 2,35 m zijn. Een eenheid met dergelijke 30 afmetingen kan relatief eenvoudig worden vervoerd in een standaardcontainer.
In een uitvoeringsvorm omvat elke productie-eenheid een behuizing met een ondergedeelte en op een het ondergedeelte aansluitend bovengedeelte, waarbij het ondergedeelte en het bovengedeelte elk een buitenwand hebben alsmede een aan 35 de buitenwand grenzende binnenwand, waarbij de binnenwand van het ondergedeelte een zwaarder materiaal omvat dan de binnenwand van het bovengedeelte. Bij een ongeveer gelijke soortelijke warmte van het materiaal van de binnenwanden van het ondergedeelte en het bovengedeelte, kan het ondergedeelte dan een relatief hoog warmteaccumulerend vermogen hebben, terwijl het bovengedeelte juist een 5 relatief hoog isolerend vermogen heeft. Dit zorgt voor een efficiënt gebruik van warmte.
In een verdere uitvoeringsvorm heeft de retort van elke productie-eenheid een 5 inbrengopening voor het doorlaten van een hoeveelheid hout, waarbij er rondom de inbrengopening een contactlijst is voorzien, welke contactlijst een binnenlijst en een buitenlijst omvat, waarbij er een deur is voorzien voor het afsluiten van de inbrengopening, welke deur een binnendeur en een buitendeur omvat die elk een naar de contactlijst gerichte contactrand hebben, waarbij in de afsluitende positie van de deur 10 de contactrand van de binnendeur tegenover de binnenlijst ligt en de contactrand van de buitendeur tegenover de buitenlijst ligt, waarbij de binnenlijst in mindere mate ten opzichte van de gasruimte thermisch is geïsoleerd dan de buitenlijst. De binnenlijst heeft dan bij gebruik een hogere temperatuur dan de buitenlijst. Daardoor wordt in belangrijke mate tegengegaan dat houtgassen uit de houtruimte ter plaatse van de 15 contactrand van de buitendeur condenseren en daar een afzetting veroorzaken.
Bij voorkeur omvat de deur eerste aandrukmiddelen om de buitendeur tegen de buitenlijst aan te drukken en tweede aandrukmiddelen om de binnendeur van de buitendeur af tegen de binnenlijst aan te drukken. Aldus kunnen zowel de buitendeur 20 als de binnendeur goed worden afgedicht.
Tussen de binnendeur en de buitendeur kan isolerend materiaal zijn voorzien. Aldus wordt voorkomen dat de binnendeur te veel afkoelt, wat condensatie en afzetting van houtgassen op de binnendeur zou kunnen veroorzaken.
25
Verder kan er een pakking zijn voorzien om tussen de contactrand van de buitendeur en de buitenlijst een luchtdicht contact te realiseren. Aldus kan worden voorkomen dat er zuurstof binnendringt in de behuizing van een productie-eenheid, wat bij het verkolen van een hoeveelheid hout brand zou kunnen veroorzaken.
30
In een verbindingsstuk dat een houtgasleiding omvat, kan een schoonmaak-luik zijn voorzien dat is ingericht om toegang te verschaffen tot de houtgasleiding. Aldus kunnen afzettingen die bij een verkolingsproces optreden in de houtgasleiding worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden terwijl er in de productie-35 eenheid die is aangesloten op de houtgasleiding een drogingsproces plaatsvindt.
Bij voorkeur omvat genoemd verbindingsstuk een langsgedeelte met een eerste uiteinde voor aansluiting op een productie-eenheid en een tweede uiteinde voor aansluiting op de verbrandingseenheid, waarbij het langsgedeelte tussen het 6 eerste uiteinde en het tweede uiteinde een glad verloop heeft, dat wil zeggen, zich vrij van discontinuïteiten uitstrekt, bij voorkeur langs een rechte lijn. Aldus kunnen afzettingen die optreden in de houtgasleiding worden losgemaakt met behulp van een gereedschap dat via het schoonmaakluik in de houtgasleiding wordt gestoken, 5 waarna de afzettingen kunnen worden verwijderd door deze in de richting van de aansluiting op de verbrandingskamer te schuiven.
Bij voorkeur omvat het genoemde verbindingsstuk bij genoemde eerste uiteinde een doorvoer om daardoorheen een gereedschap in het langsgedeelte te 10 ontvangen, welke doorvoer in het verlengde ligt van het langsgedeelte, waarbij het schoonmaakluik is ingericht om de doorvoer af te sluiten. Aldus is het insteken van een gereedschap om afzettingen los te maken relatief eenvoudig.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een warmtewisselaar met 15 een warmte-uitwissellichaam dat is opgesteld in de verbrandingskamer en een holte die zich uitstrekt in het warmte-uitwissellichaam, waarbij de warmtewisselaar een aansluiting heeft die met de holte communiceert, welke aansluiting uitmondt aan de buitenzijde van de behuizing van de verbrandingseenheid. Warmte die aanwezig is in de verbrandingskamer kan dan worden gebruikt ter verwarming van een bepaald 20 medium dat zich buiten de inrichting bevindt. Aldus kan er bijvoorbeeld lucht worden verwarmd die kan worden gebruikt voor drogingsdoeleinden.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het verkolen van hout, omvattende de stappen van het 25 verschaffen van een bouwpakket zoals hierboven beschreven, het los van elkaar op een ondergrond plaatsen van de productie-eenheden en de verbrandingseenheid, en het koppelen van de verbrandingseenheid aan elk van de productie-eenheden, waarbij de verbrandingskamer enerzijds op de houtruimte en anderzijds op de gasruimte van elk van de productie-eenheden wordt aangesloten. Volgens een 30 praktische optie worden verbindingsstukken tussen de verbrandingseenheid en elk van de productie-eenheden aangebracht.
Hieronder wordt de uitvinding in meer detail beschreven onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont: 35 - Figuur 1 een schematische weergave een perspectivisch vooraanzicht van een bouwpakket volgens de uitvinding;
Figuur 2 een perspectivisch vooraanzicht van een houtskooloven volgens de uitvinding; 7
Figuur 3 een perspectivisch achteraanzicht van een houtskooloven volgens de uitvinding;
Figuur 4 een dwarsdoorsnede van een houtskooloven volgens de uitvinding; 5 - Figuur 5 een langsdoorsnede van een houtskooloven volgens de uitvinding;
Figuur 6 een eerste detail van de doorsnede van een houtskooloven zoals getoond in Figuur 5,
Figuur 7 een doorsnede van een deur van een houtskooloven zoals 10 getoond in Figuur 5, en
Figuur 8 een tweede detail van de doorsnede van een houtskooloven zoals getoond in Figuur 5.
Figuur 1 toont een perspectivisch vooraanzicht van een bouwpakket volgens 15 de uitvinding. Het bouwpakket omvat twee productie-eenheden 100a, 100b en een verbrandingseenheid 200 die elk een eigen, afzonderlijke behuizing 110a, 110b, 210 omvatten. Het bouwpakket omvat verder een aantal verbindingsstukken 300a, 300b, 400a, 400b en een aantal schoorstenen 130a, 130b, 170a, 170b, 230.
20 Het bouwpakket van Figuur 1 kan worden gemonteerd om een houtskooloven te vormen. Bij gebruik van de houtskooloven kan steeds in één productie-eenheid 100a, 100b een hoeveelheid hout worden verkoold, terwijl in een andere productie-eenheid 100a, 100b een later te verkolen hoeveelheid hout alvast onder invloed van een warme gasstroom wordt verwarmd. De verbrandingseenheid 200 dient in dat 25 proces om een verbrandingsgas te produceren waarmee de warme gasstroom wordt gevoed. Het verbrandingsgas kan worden gegenereerd uit houtgassen die vrijkomen uit de hoeveelheid hout die wordt verkoold.
De verbindingsstukken 300a, 300b, 400a, 400b omvatten twee eerste 30 verbindingsstukken 300a, 300b die elk zijn bestemd om in een gemonteerde houtskooloven een verbrandingsgas van de verbrandingseenheid 200 naar één van de productieeenheden 100a, 100b te voeren. Elk eerste verbindingsstuk 300a, 300b omvat een verbrandingsgasleiding 310a, 310b die is gevormd als een rechte buis, waarbij aan elk uiteinde van de verbrandingsgasleiding 310a, 310b een flensrand 35 320a', 330a', 320b', 330b' is voorzien.
Om het verbrandingsgas via de eerste verbindingsstukken 300a, 300b af te voeren uit de verbrandingseenheid 200, omvat de verbrandingseenheid 200 twee gasafvoeren 320a, 320b die elk zijn gevormd als een opening in een zijwand van de 8 behuizing 210. Rondom elk van de gasafvoeren 320a, 320b is aan de behuizing 210 een flensrand 320a", 320b" voorzien, aan elk waarvan bij het monteren van de houtskooloven een flensrand 320a', 320b' van een eerste verbindingsstuk 300a, 300b kan worden bevestigd om een verbrandingsgasleiding 310a, 310b aan te 5 sluiten op de gasafvoer 320a, 320b.
Om het verbrandingsgas via de eerste verbindingsstukken 300a, 300b toe te voeren aan een bepaalde productie-eenheid 100a, 100b, omvat elke productie-eenheid 100a, 100b een gastoevoer 330a, 330b die is gevormd als een opening in 10 een zijwand van de behuizing 110a, 110b. Rondom de gastoevoer 330a, 330b is aan de behuizing 110a, 110b een flensrand 330a", 330b" voorzien, waaraan bij het monteren van de houtskooloven een passende flensrand 330a', 330b' van een eerste verbindingsstuk 300a, 300b kan worden bevestigd om een verbrandingsgasleiding 310a, 310b aan te sluiten op de gastoevoer 330a, 330b.
15
De verbindingsstukken 300a, 300b, 400a, 400b omvatten verder twee tweede verbindingsstukken 400a, 400b die elk zijn bestemd om in een gemonteerde houtskooloven houtgassen van een productie-eenheid 100a, 100b naarde verbrandingseenheid 200 te voeren. Elk tweede verbindingsstuk 400a, 400b omvat 20 een houtgasleiding 410a, 410b die is gevormd als een U-vormige buis, waarbij aan elk uiteinde van de houtgasleiding 410a, 410b een flensrand 420a', 430a’, 420b', 430b' is voorzien.
Om houtgassen via de tweede verbindingsstukken 400a, 400b af te voeren uit 25 een bepaalde productie-eenheid 100a, 100b, omvat elke productie-eenheid 100a, 100b een gasafvoer 430a, 430b die is gevormd als een opening in een achterwand van de behuizing 110a, 110b. Rondom de gasafvoer 430a, 430b is aan de behuizing 110a, 110b een flensrand 430a", 430b" voorzien, waaraan bij het monteren van de houtskooloven een passende flensrand 430a', 430b' van een tweede verbindingsstuk 30 400a, 400b kan worden bevestigd om een houtgasleiding 410a, 410b aan te sluiten op de gasafvoer 430a, 430b.
Om houtgassen via de tweede verbindingsstukken 400a, 400b toe te voeren aan de verbrandingseenheid 200, omvat de verbrandingseenheid 200 twee gas-35 toevoeren 420a, 420b die elk zijn gevormd als een opening in een achterwand van de behuizing 210. Rondom elk van de gastoevoeren 420a, 420b is aan de behuizing 210 een flensrand 420a", 420b" voorzien, aan elk waarvan bij het monteren van de houtskooloven een passende flensrand 420a', 420b' van een tweede verbindingsstuk 9 400a, 400b kan worden bevestigd om een houtgasleiding 410a, 410b aan te sluiten op de gastoevoer 420a, 420b.
De schoorstenen 130a, 130b, 170a, 170b, 230 zijn elk bestemd om in een 5 gemonteerde houtskooloven een verbrandingsgas of waterdamp uit een productie-eenheid 100a, 100b of de verbrandingseenheid 200 af te voeren naar de omgeving. Elke schoorsteen 130a, 130b, 170a, 170b, 230 omvat een buisvormig hoofddeel 130a', 130b', 170a', 170b', 230', waarbij aan een uiteinde van het hoofddeel 130a', 130b', 170a', 170b', 230' een flensrand 131a', 131b’, 171a', 171b', 231'is voorzien.
10
Om een verbrandingsgas vanuit een bepaalde productie-eenheid 100a, 100b af te voeren naar de omgeving, omvat elke productie-eenheid 100a, 100b een gasuitlaat 131a, 131b die is gevormd als een opening in een bovengedeelte 115a, 115b van de behuizing 110a, 110b. Rondom de gasuitlaat 131a, 131 b is aan de 15 behuizing 110a, 110b een flensrand 131 a", 131 b" voorzien, waaraan bij het monteren van de houtskooloven een passende flensrand 131a', 131b' van een bepaalde schoorsteen 130a, 130b kan worden bevestigd om de schoorsteen 130a, 130b aan te sluiten op de gasuitlaat 131a, 131b.
20 Om een waterdamp vanuit een bepaalde productie-eenheid 100a, 100b af te voeren naar de omgeving, omvat elke productie-eenheid 100a, 100b een dampuitlaat 171a, 171b die is gevormd als een opening in een bovengedeelte 115a, 115b van de behuizing 110a, 110b. Rondom de dampuitlaat 171a, 171b is aan de behuizing 110a, 110b een flensrand 171a", 171b" voorzien, waaraan bij het monteren van de 25 houtskooloven een passende flensrand 171 a', 171 b' van een bepaalde schoorsteen 170a, 170b kan worden bevestigd om de schoorsteen 170a, 170b aan te sluiten op de dampuitlaat 171a, 171b.
Om in geval van een calamiteit een verbrandingsgas vanuit de verbrandings-30 eenheid 200 af te voeren naar de omgeving, omvat de verbrandingseenheid 200 een nooduitlaat 231 die is gevormd als een opening in een bovengedeelte 215 van de behuizing 210. Rondom de nooduitlaat 231 is aan de behuizing 210 een flensrand 231a" voorzien, waaraan bij het monteren van de houtskooloven een passende flensrand 231 a' van een noodschoorsteen 230 kan worden bevestigd om de nood-35 schoorsteen 230 aan te sluiten op de nooduitlaat 231.
Figuur 2 toont een perspectivisch vooraanzicht van een houtskooloven die is gevormd door het monteren van het bouwpakket van Figuur 1, waarbij de 10 verschillende onderdelen 100a, 100b, 200, 130a, 130b, 230, 170a, 170b van het bouwpakket in meer detail zijn getoond.
Zoals getoond in Figuur 2, hebben de productie-eenheden 100a, 100b en de 5 verbrandingseenheid 200 een onderling in hoofdzaak identieke, langwerpige vorm. In de gemonteerde houtskooloven liggen de verschillende eenheden 100a, 100b, 200 ten opzichte van elkaar parallel en op enige afstand van elkaar, waarbij de productie-eenheden 100a, 100b zich bevinden aan weerszijden van de verbrandingseenheid 200. De productie-eenheden 100a, 100b hebben ten opzichte van elkaar een 10 gespiegelde opbouw.
In een tussenruimte tussen elk van de productie-eenheden 100a, 100b en de verbrandingseenheid 200 is één van de twee eerste verbindingsstukken 300a, 300b voorzien, welk verbindingsstuk 300a, 300b de betreffende eenheden 100a, 100b, 15 200 voor een eerste maal met elkaar verbindt. Bovenop elke productie-eenheid 100a, 100b is een eerste schoorsteen 130a, 130b geplaatst voor het afvoeren van verbrandingsgas, alsmede een tweede schoorsteen 170a, 170b voor het afvoeren van waterdamp. Bovenop de verbrandingseenheid is de noodschoorsteen 230 geplaatst. De noodschoorsteen 230, de eerste schoorstenen 130a, 130b en de 20 tweede schoorstenen 170a, 170b zijn losneembaar aan de betreffende behuizingen bevestigd door middel van een flensverbinding.
Aan de voorzijde van de houtskooloven is aan het kopse uiteinde van elk van de de productie-eenheid 100a, 100b een deur 150a, 150b voorzien om een opening 25 af te sluiten waarlangs een hoeveelheid hout in de productie-eenheid 100a, 100b kan worden gebracht.
Figuur 3 toont een perspectivisch achteraanzicht van de houtskooloven van Figuur 2.
30
Zoals getoond in Figuur 3, is aan de achterzijde van de houtskooloven tussen het kopse uiteinde van elk van de productie-eenheden 100a, 100b en het kopse uiteinde van de verbrandingseenheid 200 één van de twee tweede verbindingsstukken 400a, 400b voorzien, welk verbindingsstuk 400a, 400b de betreffende 35 eenheden 100a, 100b, 200 voor een tweede maal met elkaar verbindt.
Figuur 4 toont een doorsnede van de houtskooloven van Figuur 2, dwars op de lengterichting van de productie-eenheden 100a, 100b en de verbrandingseenheid 11 200. De getoonde doorsnede ligt in genoemde richting halverwege de houtskooloven.
Zoals getoond in Figuur 4, omvat de behuizing 110a, 110b van een productie-5 eenheid 100a, 100b een ondergedeelte 114a, 114b, alsmede een bovengedeelte 115a, 115b. Het ondergedeelte 114a, 114b omvat een bodemdeel 112a, 112b, met twee opstaande zijwanden 111a, 113a, 111b, 113b, en heeft aldus een U-vormige doorsnede. De doorsnede van het bovengedeelte 115a, 115b is in hoofdzaak halfcirkelvormig. Het bovengedeelte 115a, 115b steunt met zijn randen op de randen van 10 het ondergedeelte 114a, 114b.
De behuizingen 110a, 110b, 210 zijn elk dubbelwandig uitgevoerd. Elke behuizing 110a, 110b, 210 heeft aan de buitenzijde een bekleding 118 uit staal, en aan de binnenzijde een vuurvaste wand 119', 119" uit metselwerk. Bij de productie-15 eenheden 100a, 100b omvat de binnenwand 119’ van het ondergedeelte 114a, 114b van de behuizing 110a, 110b een zwaarder materiaal dan de binnenwand 119" van het bovengedeelte 115a, 115b. De verhouding van het soortelijk gewicht kan in dat verband bijvoorbeeld 20 staat tot 1 zijn. De soortelijke warmte van de binnenwanden 119', 119" is bij het ondergedeelte 114a, 114b en het bovengedeelte 115a, 115b 20 ongeveer gelijk.
Het is met betrekking tot de behuizingen 110a, 110b van de productie-eenheden 100a, 100b, overigens voldoende als de binnenwand 119' van het ondergedeelte 114a, 114b een hoger warmteaccumulerend vermogen heeft dan de 25 binnenwand 119" van het bovengedeelte 115a, 115b, en dat de binnenwand 119" van het bovengedeelte 115a, 115b een hoger isolerend vermogen heeft dan de binnenwand 119' van het ondergedeelte. Dit geldt onafhankelijk van het soortelijk gewicht en de soortelijke warmte van de binnenwanden 119', 119".
30 De behuizing 210 van de verbrandingseenheid 200 is overeenkomstig aan de behuizingen 110a, 110b van de productie-eenheden 100a, 100b uitgevoerd met een ondergedeelte 214, omvattende een bodemdeel 212 met twee opstaande zijwanden 211,213, alsmede een bovengedeelte 215, welke elk dubbelwandig zijn uitgevoerd met aan de buitenzijde een bekleding 218 uit staal, en aan de binnenzijde een vuur-35 vaste wand 219', 219" uit metselwerk. In dit verband mogen de binnenwand 219' van het ondergedeelte 214 en de binnenwand 219" van het bovengedeelte 215 een onderling gelijk soortelijk gewicht en een onderling gelijke soortelijke warmte hebben, alsmede een onderling gelijk warmteaccumulerend vermogen en een onderling gelijk isolerend vermogen.
12
Het is gunstig als de binnenwand 219', 219" van de verbrandingseenheid 200 een hogere isolerende waarde heeft dan de binnenwand 119', 119" van elk van de productie-eenheden 100a, 100b, aangezien er in de verbrandingseenheid 200 bij gebruik een hogere temperatuur kan optreden dan in een productie-eenheid 100a, 5 100b. Het warmteaccumulerend vermogen van de binnenwand 219', 219" van de productie-eenheid 200 kan lager zijn dan dat van de binnenwand 119’, 119" van de productie-eenheden 100a, 100b.
In de behuizing 210 van de verbrandingseenheid 200 is een aan de binnen-10 wand 219', 219" grenzende verbrandingskamer 220 gevormd. Via de als een opening in het bovengedeelte 215 van de behuizing 210 gevormde nooduitlaat 231 is de verbrandingskamer 220 aangesloten op de noodschoorsteen 230. De nood-schoorsteen 230 omvat een deksel 232 door middel waarvan de noodschoorsteen 230 is te openen en te sluiten.
15
In de behuizing 110a, 110b van elke productie-eenheid 100a, 100b is een aan de binnenwand 119', 119" grenzende kamer 120a, 120b gevormd, waarin een bekervormige retort 180a, 180b is opgesteld. De retort 180a, 180b omvat een binnenruimte 181a, 181b die is bestemd om een hoeveelheid hout te ontvangen, en een 20 wand 183a, 183b die de binnenruimte 181a, 181b afscheidt van een buiten de retort 180a, 180b en binnen genoemde kamer 120a, 120b gevormde gasruimte 182a, 182b.
Via de als een opening in het bovengedeelte 115a, 115b van de behuizing 25 110a, 110b gevormde dampuitlaat 171a, 171b is de binnenruimte 181a, 181b van de retort 180a, 180b, welke ook wel "houtruimte" wordt genoemd, aangesloten op de tweede schoorsteen 170a, 170b. De tweede schoorsteen 170a, 170b omvat een deksel 172a, 172b door middel waarvan de tweede schoorsteen 170a, 170b is te openen en te sluiten.
30
Figuur 4 toont ook ophangmiddelen 189a, 189b voor het aan de behuizing 110a, 110b van een productie-eenheid 100a, 100b ophangen van een retort 180a, 180b. De ophangmiddelen 189a, 189b omvatten in het getoonde voorbeeld een zich aan de onderzijde rondom de retort 180a, 180b uitstrekkende halfronde beugel, met 35 twee naar boven gerichte uiteinden die elk aan het bovengedeelte 115a, 115b van de behuizing 110a, 110b kunnen worden bevestigd. Bij een dergelijke wijze van ophangen heeft een retort 180a, 180b een bepaalde mate van vrijheid om in axiale richting te verplaatsen ten gevolge van thermische uitzetting.
13
Figuur 5 toont een horizontale langsdoorsnede van de houtskooloven van Figuur 2, halverwege de hoogte van de verschillende eenheden 100a, 100b, 200. De doorsnede strekt zich onder andere uit door de verschillende behuizingen 110a, 110b, 210 en door de eerder genoemde tweede verbindingsstukken 400a, 400b.
5
Zoals getoond in Figuur 5, omvat de wand 183a, 183b van een retort 180a, 180b een in de lengterichting van de productie-eenheid 100a, 100b georiënteerde cilindrische zijwand 183', waarvan in Figuur 4 een dwarsdoorsnede is getoond, en een dwars op genoemde lengterichting georiënteerde achterwand 183". Aan de zijde 10 van de deur 150a, 150b omvat de retort 180a, 180b een door de zijwand 183' gedefinieerde inbrengopening 184a, 184b. Centraal in de achterwand 183" heeft de retort 180a, 180b een afvoeropening 185a, 185b. Op de afvoeropening 185a, 185b is een afvoerleiding 186a, 186b aangesloten, welke zich uitstrekt tot aan de als een opening in de achterwand 116a, 116b van de behuizing 110a, 110b gevormde gas-15 afvoer 430a, 430b.
De verbrandingsgasleidingen 310a, 310b van de eerste verbindingsstukken 300a, 300b strekken zich elk uit tussen een op de verbrandingskamer 220 aangesloten eerste opening die is voorzien in een zijwand 211,213 van de 20 verbrandingseenheid 200, welke eerste opening een gasafvoer 320a, 320b vormt van de verbrandingseenheid 200 vormt, en een tweede opening die is voorzien in de tegenovergelegen zijwand 113a, 111b van een productie-eenheid 100a, 100b, welke tweede opening een gastoevoer 330a, 330b vormt van de verbrandingseenheid 200 vormt. Bij de betreffende openingen is het verbindingsstuk 300a, 300b losneembaar 25 aan de betreffende zijwanden bevestigd door middel van een flensverbinding.
De houtgasleidingen 410a, 410b van de tweede verbindingsstukken 400a, 400b strekken zich elk uit tussen een eerste opening die is voorzien in de achterwand 116a, 116b van een productie-eenheid 100a, 100b, welke eerste opening de 30 gasafvoer 430a, 430b van de productie-eenheid 100a, 100b vormt, en een tweede opening die is voorzien in de achterwand 216 van de verbrandingseenheid 200, welke tweede opening de gastoevoer 420a, 420b van de verbrandingseenheid 200 vormt. Via de eerste opening is een houtgasleiding 410a, 410b aangesloten op de afvoerleiding 186a, 186b. Bij de betreffende openingen is het verbindingsstuk 400a, 35 400b losneembaar aan de betreffende achterwanden bevestigd door middel van een flensverbinding.
In de verbrandingskamer 220 zijn opgesteld een gasbrander 230 en een warmteuitwissellichaam 214 van een warmtewisselaar 240. In het warmteuitwissel- 14 lichaam is een holte 242 voorzien, welke in verbinding staat met twee aansluitingen 243', 243" die uitmonden aan de buitenzijde van de behuizing 210 van de verbrandingseenheid 200.
5 Figuur 6 toont detail A van de doorsnede van een productie-eenheid 100b van een houtskooloven zoals aangegeven in Figuur 5.
Figuur 6 toont een horizontale doorsnede door een deel van een deur 150, een deel van een retort 180, en een deel van een behuizing 110. De deur 150 is 10 getoond in een gesloten positie.
De retort 180 omvat een cilindrische zijwand 183' en een inbrengopening 184. De retort 180 heeft verder een omtreksrand 185 die de inbrengopening 184 omgeeft. Rondom de retort 180 is een gasruimte 182 voorzien, die aan de buitenzijde wordt begrensd door de behuizing 110.
15
De behuizing 110 omvat een zijwand 116 en een op de zijwand aangesloten voorwand 117. De voorwand 117 omvat een vuurvaste binnenwand 117' en een stalen bekleding 117" zoals eerder beschreven voor andere wanden van een productie-eenheid. In de voorwand 117 is een gat voorzien (in de tekening niet nader 20 aangegeven), waarin althans een deel van de retort 180 steekt. De retort 180 is centraal ten opzichte van het gat gepositioneerd, waarbij de buitendiameter van de retort 180 substantieel kleiner is dan de diameter van het gat. Aldus is er tussen het buitenoppervlak van de retort 180 en de naar de retort 180 gekeerde begrenzing van het gat een tussenruimte 182' aanwezig die in contact staat met de gasruimte 182.
25
Rondom de inbrengopening 184 is een contactlijst 158 voorzien, welke is gevormd als een metalen profiel waarvan een binnenrand is vastgelast aan de zijwand 183' van de retort 180. De contactlijst 158 omvat een binnenlijst 154 die direct aan genoemde tussenruimte 182’ grenst, en een buitenlijst 151 die tegen de 30 bekleding 117" van de behuizing 110 aan ligt. De binnenlijst 154 en de buitenlijst 151 zijn elk gevormd als een platte ring. In axiale richting ten opzichte van de retort 180 liggen de binnenlijst 154 en de buitenlijst 151 op verschillende niveaus, waarbij de binnenlijst 154 dichter bij de gasruimte 182 ligt dan de buitenlijst 151. Tussen de bekleding 117" van de behuizing 110 en de buitenlijst 151 is een pakking voorzien 35 (niet getoond) om gaslekken vanuit de tussenruimte 182' naar de omgeving te voorkomen. Aan de buitenzijde is aan de buitenlijst 151 een pakking 157 voorzien welke ertoe dient om een luchtdicht contact te verzorgen tussen de buitenlijst 151 en de contactrand van een deur. De pakking 157 is voorzien in een sponning (niet nader 15 aangegeven) die is gevormd tussen twee opstaande randen 151', 151" die elk zijn voorzien langs een omtrek van de buitenlijst 151.
Doordat de binnenlijst 154 dichter bij de gasruimte 182 ligt dan de buitenlijst 5 151, is de binnenlijst 154 in mindere mate thermisch geïsoleerd ten opzichte van de gasruimte 182 dan de buitenlijst 151. Het feit dat tussen de buitenlijst 151 van de gasruimte 182 is gescheiden door de wand 117 van de behuizing 110, terwijl de binnenlijst 154 direct aan de met de gasruimte 182 verbonden tussenruimte 182' grenst, draagt daaraan bij.
10
De deur 150 omvat een binnendeur 155 en een buitendeur 152 die elk zijn uitgevoerd als een bolle, in hoofdzaak schijfvormige stalen plaat. De binnendeur 155 heeft een kleinere radius dan de buitendeur 152, en omvat een contactrand 156 die naar de contactlijst 158 is gericht, welke contactrand 156 in de gesloten positie van 15 de deur 150 tegenover de binnenlijst 154 ligt. De buitendeur 152 heeft een naar de contactlijst 158 gerichte contactrand 153 die in de gesloten positie van de deur 150 tegenover de buitenlijst 151 en de daarop aangebrachte pakking 157 ligt.
Figuur 7 toont een doorsnede van de deur 150a, 150b van een houtskooloven 20 zoals getoond in Figuur 5. Figuur 7 toont een deel van een behuizing 110, een deur 150, een deel van een retort 180, en een vast met de retort 180 verbonden contactlijst 158.
De deur 150 omvat een binnendeur 155 en een buitendeur 152 zoals eerder 25 beschreven. Tussen de binnendeur 155 en de buitendeur 152 is een indrukbaar isolatiemateriaal 159 voorzien, dat bijvoorbeeld een deken van geperste watten kan omvatten. Tussen de binnendeur 155 en de buitendeur 152 is verder ten minste één indrukbare veer 163 voorzien die is ingericht om onder spanning de binnendeur 155 in axiale richting van de buitendeur 152 af te drukken. Om de spanning van een druk-30 veer 163 te regelen, is elke drukveer 163 voorzien van een spanschroef 164, welke door de buitendeur 152 heen steekt. De spanschroef 164 van een drukveer 163 kan vanaf de buitenzijde van de deur 150 worden verdraaid, om de drukveer 163 op een gewenste spanning te brengen.
35 Aan de buitendeur 152 is op een centrale positie een geleidingsbuis 160 voor zien, die is gericht naar de binnendeur 155. Op een corresponderende positie is aan de binnendeur 155 een geleidingsbout 161 voorzien, die zich via de geleidingsbuis 160 uitstrekt naar en door de buitendeur 152 heen. Aan de van de binnendeur 155 af gerichte zijde van de buitendeur 152 heeft de geleidingsbout 161 een aanslagkop 16 162. Door middel van de geleidingsbuis 160 en de geleidingsbout 161 is de binnendeur 155 axiaal verplaatsbaar opgehangen aan de buitendeur 152. Tussen de buitendeur 152 en de behuizing 110 is verder een aandrukinrichting 165 voorzien, die bijvoorbeeld een knevel kan omvatten, welke aandrukinrichting 165 is ingericht 5 om de buitendeur 152 tegen de contactlijst aan te drukken. Door middel van de aandrukinrichting 165 is de buitendeur 152 in axiale richting verplaatsbaar ten opzichte van de contactlijst 158.
Bij het in de gesloten positie brengen van de deur 150, kan de aandruk-10 inrichting 165 worden bediend om de buitendeur 152 ten opzichte van de behuizing 110 te verplaatsen, om aldus de contactrand 153 van de buitendeur 152 zoals getoond in Figuur 6 naar de buitenlijst 153 toe te brengen en de contactrand 153 strak in de pakking 157 te drukken om ter plaatse een luchtdicht contact te genereren. Bij het verplaatsen van de buitendeur 152 wordt de contactrand 156 van 15 de binnendeur 155 zoals getoond in Figuur 6 in contact met de binnenlijst 154 gebracht. Door verdere verplaatsing van de buitendeur 152 komen de binnendeur 155 en de buitendeur 152 relatief dicht bij elkaar te liggen. Een drukveer 163 tussen de buitendeur 152 en de binnendeur 155 wordt daardoor althans voor een deel ingedrukt, en komt aldus onder spanning te staan. De drukveer 163 drukt vervolgens 20 onder genoemde spanning de binnendeur 155 van de buitendeur 152 af tegen de contactlijst 158 aan. Aldus wordt er gezorgd voor een goed contact tussen de contactrand 156 van de binnendeur 155 en de binnenlijst 154.
De aanslagkop 162 ligt in de gesloten positie van de deur 150, wanneer de 25 binnendeur 155 en de buitendeur 152 relatief dicht bij elkaar liggen, op een bepaalde afstand van de buitendeur 152 af. Wanneer de deur 150 in een geopende positie is en de binnendeur 155 en de buitendeur 152 relatief ver van elkaar af liggen, maakt de aanslagkop 162 contact met een aanslag (niet getoond) op de buitendeur 155, waardoor wordt voorkomen dat de binnendeur 155 loskomt van de buitendeur 152. 30
Figuur 8 toont detail B van de doorsnede van een productie-eenheid 100b van een houtskooloven zoals aangegeven in Figuur 5.
Figuur 8 toont een behuizing 110 en een tweede verbindingsstuk 400. De 35 behuizing 110 omvat een gasafvoer 430 zoals eerder beschreven, en het tweede verbindingsstuk 400 omvat een U-vormige houtgasleiding 410 zoals eerder beschreven. Rondom de houtgasleiding 410 is een isolatiemateriaal 410’ voorzien. De houtgasleiding 410 omvat een als een rechte buis uitgevoerd langsgedeelte 411, dat bij een uiteinde van het verbindingsstuk 400 via een dwarsgedeelte 412 is aan- 17 gesloten op de gasafvoer 430. Het dwarsgedeelte 412 is uitgevoerd als een buisstuk dat onder een hoek van 90 graden is verbonden met het langsgedeelte 411. Aan het tegenoverliggende uiteinde van het verbindingsstuk 400 is zoals getoond in Figuur 5 een corresponderend dwarsgedeelte (niet getoond) voorzien om het langsgedeelte 5 411 aan te sluiten op een gastoevoer van de verbrandingseenheid 200.
Bij de verbinding tussen het langsgedeelte 411 en het dwarsgedeelte 412 omvat het tweede verbindingsstuk 400 een toegangsgedeelte 413 dat is uitgevoerd als een buisdeel dat in het verlengde van het langsgedeelte 411 ligt en daarmee in 10 verbinding staat. Bij een kops uiteinde van genoemd toegangsgedeelte 413 is een als een metalen plaat gevormd schoonmaakluik 414 voorzien dat aan het toegangsgedeelte 413 is bevestigd door middel van een losmaakbare flensverbinding 414'. Genoemd schoonmaakluik 414 sluit aldus een in het toegangsgedeelte 413 gevormde doorvoer 415 af die toegang verschaft tot het langsgedeelte 411. Aan de 15 buitenzijde is het schoonmaakluik 414 afgedekt door een deksel 416 die van isolatie is voorzien, welk deksel 416 ook is getoond in Figuur 3.
Bij gebruik kan het deksel 416 van het verbindingsstuk 400 worden afgenomen, om aldus toegang te verschaffen tot het schoonmaakluik 414. De flens-20 verbinding 414' kan vervolgens worden losgemaakt, waarna het schoonmaakluik 414 kan worden afgenomen van het toegangsgedeelte 413. Vervolgens kan via de doorvoer 415 een gereedschap in het langsgedeelte 411 van de houtgasleiding 410 worden gestoken om neergeslagen houtgassen te verwijderen. Wanneer het langsgedeelte 411 tussen de gasafvoer 430b van een productie-eenheid en een gas-25 toevoer 420b een glad verloop heeft, wat betekent dat het langsgedeelte 411 vrij is van scherpe hoeken, kan het gereedschap worden gebruikt om afzettingen over de gehele lengte tussen de gasafvoer 430b en de gastoevoer 420b los te maken en naar de gastoevoer 420b toe te schuiven.
30 Een houtskooloven volgens de uitvinding kan als volgt worden gebruikt in een continu proces om een lading hout om te zetten in houtskool.
In eerste instantie is de houtkooloven koud. De deur 150a van een bepaalde productie-eenheid 100a wordt geopend, waarna er een stalen vat met een eerste 35 hoeveelheid hout in de retort 180a van de productie-eenheid 100a wordt geplaatst. Vervolgens wordt de deur 150a gesloten om de houtruimte 181a van de retort 180 en de daarin opgenomen hoeveelheid hout luchtdicht af te sluiten van de omgeving.
18
De schoorsteen 130a die is verbonden met de gasuitlaat 131a wordt geopend. Vervolgens wordt de gasbrander 230 in de verbrandingskamer 220 ontstoken, welke op dat moment wordt gevoed met bijvoorbeeld LPG. De gasbrander 230 produceert vervolgens verbrandingsgassen, die via het eerste verbindingsstuk 300a naar de 5 productie-eenheid 100a wordt gevoerd. De stroming van de verbrandingsgassen wordt op gang gehouden door de trek in genoemde schoorsteen 130a, die de verbrandingsgassen laat wegstromen naar de omgeving. Terwijl de verbrandingsgassen door de gasruimte 182 van de productie-eenheid 100a stromen, geven zij warmte af aan de retort 180a, waardoor de hoeveelheid hout in de retort 180a wordt 10 verwarmd. Wanneer het hout op ongeveer 100 graden Celsius komt, wordt met de hand de schoorsteen 170a geopend die is aangesloten op de dampuitlaat 171a van de productie-eenheid 110a. Via genoemde schoorsteen 170a wordt er vervolgens waterdamp uit de retort 180a gelaten en afgegeven aan de omgeving.
15 Op een bepaald moment zal er uit de hoeveelheid hout azijnzuur vrijkomen.
Een persoon die de houtskooloven bedient, kan dit waarnemen doordat er via de schoorsteen 170a die is aangesloten op de dampuitlaat 171a rook met een bruine kleur wordt vrijgegeven. Op dat moment wordt genoemde schoorsteen 170a weer met de hand gesloten. Overigens zijn alle schoorstenen 130a, 130b, 230, 170a, 170b 20 van de houtskooloven met de hand bedienbaar.
Vervolgens wordt het hout verder verwarmd tot een temperatuur van ongeveer 270 graden Celsius. Vanaf dat moment komen er uit het hout houtgassen vrij. Via de tweede verbindingsstukken worden de houtgassen naarde verbrandings-25 eenheid 200 gevoerd, waar de houtgassen worden verbrand. Door de toevoer van te verbranden houtgassen kan de LPG-toevoer naar de brander 230 worden verminderd.
Wanneer de hoeveelheid hout aan een verkolingsproces is begonnen, komt er 30 uit het hout energie vrij, waardoor de retort 180a vanzelf warm blijft, en het verwarmen van de retort 180a met behulp van verbrandingsgassen kan worden verminderd. Op dat moment kan er in de andere productie-eenheid 100b een hoeveelheid hout worden geplaatst, welke vervolgens analoog aan de eerste hoeveelheid hout kan worden verwarmd om deze eerst te drogen en vervolgens om te zetten in 35 houtskool. Door regeling van de schoorstenen 130a, 130b die zijn aangesloten op de gasuitlaten 131a, 131b van de productie-eenheden 100a, 100b, kunnen de processen die zich in de productie-eenheden 100a, 100b plaatsvinden, op elkaar worden afgestemd.
19
Wanneer een bepaalde hoeveelheid hout in voldoende mate is verkoold, kan de deur 150a, 150b van een productie-eenheid 100a, 100b worden geopend, waarna het vat met het hout uit de retort 180a, 180b kan worden verwijderd, en er in de reeds opgewarmde productie-eenheid 100a, 100b een nieuw vat met een verse te 5 verkolen hoeveelheid hout kan worden geplaatst. Aldus kan de houtskooloven worden toegepast in een continu proces.
Het wordt opgemerkt dat een bouwpakket volgens de uitvinding ook meer dan twee productie-eenheden 100a, 100b kan omvatten. Een proces met twee productie-10 eenheden 100a, 100b verdient echter de voorkeur, omdat een met de houtskooloven uitgevoerd proces dan beter beheersbaar is.
Verder zal het voor een deskundige duidelijk zijn dat een deur zoals hierboven beschreven in verband met een bouwpakket voor een houtskooloven ook toepasbaar is bij een houtskooloven van een ander type, die niet persé hoeft te zijn vervaardigd 15 op basis van een bouwpakket met complete eenheden en verbindingsstukken.
Het enkele feit dat bepaalde aspecten van de uitvinding in verschillende volgconclusies zijn benoemd, dient niet te worden opgevat als een indicatie dat combinaties van deze aspecten buiten het bereik van de uitvinding zijn gelegen.
1039454

Claims (16)

1. Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout, omvattende: twee productie-eenheden (100a, 100b) om een hoeveelheid hout onder invloed van een warme gasstroom om te zetten in houtskool, waarbij elke productie-5 eenheid (100a, 100b) een retort (180a, 180b) omvat, waarbij een binnenruimte van de retort (180a, 180b) een houtruimte (181a, 181b) vormt voor het ontvangen van een hoeveelheid hout, en waarbij een buitenruimte van de retort (180a, 180b) in de productie-eenheid (100a, 100b) een gasruimte (182a, 182b) vormt voor het ontvangen van een gasstroom, en 10. een verbrandingseenheid (200) om een toegevoerd basisgas in een verbrandingsproces om te zetten in een verbrandingsgas, waarbij de verbrandingseenheid (200) een verbrandingskamer (220) omvat om plaats te bieden aan het verbrandingsproces, waarbij elke productie-eenheid (100a, 100b) koppelbaar is aan de verbrandings-15 eenheid (200) om een toevoer van houtgassen die vrijkomen uit een hoeveelheid hout die wordt verkoold, van de houtruimte (181a, 181b) naar de verbrandingskamer (220) mogelijk te maken, en om een toevoer van een verbrandingsgas van de verbrandingskamer (220) naar de gasruimte (182a, 182b) mogelijk te maken; waarbij elke productie-eenheid (110a, 110b) een inbrengopening (184,184a, 184b) 20 voor het doorlaten van een hoeveelheid hout heeft, waarbij er een deur (150, 150a, 150b) is voorzien voor het afsluiten van de inbrengopening (184,184a, 184b), welke deur (150,150a, 150b) een binnendeur (155) en een buitendeur (152) omvat, waarbij tussen de binnendeur (155) en de buitendeur (152) een isolerend materiaal (159) is voorzien; 25 waarbij de productie-eenheden (100a, 100b) en de verbrandingseenheid (200) elk een lengte, een hoogte en een breedte hebben, waarbij de hoogte en de breedte van een bepaalde eenheid (100a, 100b, 200) kleiner zijn dan de lengte ervan, waarbij de hoogte en de breedte van een productie-eenheid (100a, 100b) ten minste 2,0 m zijn, waarbij de hoogte en de breedte van een productie-eenheid (100a, 100b) en van de 30 verbrandingseenheid (200) ten hoogste 3,75 m zijn, bij voorkeur ten hoogste 2,35 m. 1039454
2. Bouwpakket volgens conclusie 1, waarbij de verbrandingseenheid (200) een aantal gasafvoeren (320a, 320b) omvat om een verbrandingsgas uit te laten uit de verbrandingskamer (220), waarbij elke productie-eenheid (100a, 100b) een gastoevoer (330a, 330b) omvat om een verbrandingsgas toe te laten aan de gasruimte 5 (182a, 182b), en waarbij het bouwpakket een aantal verbindingsstukken (300a, 300b) omvat om genoemde gasafvoeren (320a, 320b) van de verbrandingseenheid (200) aan te sluiten op genoemde gastoevoer (330a, 330b) van elk van de productie-eenheden (100a, 100b).
3. Bouwpakket volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke productie-eenheid (100a, 100b) een gasafvoer (430a, 430b) omvat om houtgassen uit te laten uit de hout-ruimte (181a, 181b), waarbij de verbrandingseenheid (200) een aantal gastoevoeren (420a, 420b) omvat om houtgassen toe te laten aan de verbrandingskamer (220), en waarbij het bouwpakket een aantal verbindingsstukken (400a, 400b) omvat om 15 genoemde gasafvoer (430a, 430b) van elk van de productie-eenheden (100a, 100b) aan te sluiten op genoemde gastoevoeren (420a, 420b) van de verbrandingseenheid (200).
4. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij elke 20 productie-eenheid (100a, 100b) een gasuitlaat (131a, 131b) omvat om een verbrandingsgas vanuit de gasruimte (182a, 182b) uit te laten naar een omgeving van de productie-eenheid (100a, 100b), en waarbij het bouwpakket een schoorsteen (130a, 130b) omvat voor aansluiting op genoemde gasuitlaat (131a, 131b).
5. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij elke productie-eenheid (100a, 100b) een dampuitlaat (171a, 171b) omvat om uit een hoeveelheid hout vrijgekomen waterdamp vanuit de houtruimte (182a, 182b) uit te laten naar een omgeving van de productie-eenheid (100a, 100b), waarbij het bouwpakket een schoorsteen (170a, 170b) omvat voor aansluiting op genoemde damp-30 uitlaat (171a, 171b).
6. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de verbrandingseenheid (200) een nooduitlaat (231) omvat om in geval van een calamiteit een verbrandingsgas vanuit de verbrandingskamer (220) uit te laten naar een omgeving van de verbrandingseenheid (200), waarbij het bouwpakket een schoorsteen (230) omvat voor aansluiting op genoemde nooduitlaat (231).
7. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij elke 5 productie-eenheid (100a, 100b) een behuizing (110a, 110b) omvat met een ondergedeelte (114a, 114b) en een op het ondergedeelte (114a, 114b) aansluitend bovengedeelte (115a, 115b), waarbij het ondergedeelte (114a, 114b) en het bovengedeelte (115a, 115b) elk een buitenwand (118) hebben, alsmede een aan de buitenwand (118) grenzende binnenwand (119’, 119”), waarbij de binnenwand (119’) van het 10 ondergedeelte (114a, 114b) een zwaarder materiaal omvat dan de binnenwand (119”) van het bovengedeelte (115a, 115b).
8. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij er rondom de inbrengopening (184, 184a, 184b) een contactlijst (158) is voorzien, 15 welke contactlijst (158) een binnenlijst (154) en een buitenlijst (151) omvat, waarbij de binnendeur (155) en de buitendeur (152) elk een naar de contactlijst (158) gerichte contactrand (153,156) hebben, waarbij in de afsluitende positie van de deur (150, 150a, 150b) de contactrand (156) van de binnendeur (155) tegenover de binnenlijst (154) ligt en de contactrand (153) van de buitendeur (152) tegenover de 20 buitenlijst (151) ligt, waarbij de binnenlijst (154) in mindere mate ten opzichte van de gasruimte (182, 182a, 182b) thermisch is geïsoleerd dan de buitenlijst (151).
9. Bouwpakket volgens conclusie 8, waarbij de deur (150, 150a, 150b) omvat: eerste aandrukmiddelen (165) om de buitendeur (152) tegen de buitenlijst 25 (151) aan te drukken, en tweede aandrukmiddelen (163, 164) om de binnendeur (155) van de buitendeur (152) af tegen de binnenlijst (156) aan te drukken.
10. Bouwpakket volgens een willekeurige der conclusies 8-9, waarbij er een 30 pakking (157) is voorzien om tussen de contactrand (153) van de buitendeur (152) en de buitenlijst (151) een luchtdicht contact te realiseren.
11. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende een warmtewisselaar (240) met een warmte-uitwissellichaam (241) dat is opgesteld in de verbrandingskamer (220) en een holte (242) die zich in het warmte-uitwissel-lichaam bevindt, waarbij de warmtewisselaar (240) een aansluiting (243', 243”) heeft die met de holte (242) communiceert, welke aansluiting (243', 243") uitmondt aan de buitenzijde van de behuizing (210) van de verbrandingseenheid (200). 5
12. Bouwpakket volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij in een tweede verbindingsstuk (400a, 400b) een schoonmaakluik (414) is voorzien dat is ingericht om toegang te verschaffen tot de houtgasleiding (410a, 410b).
13. Bouwpakket volgens conclusie 12, waarbij genoemd verbindingsstuk (400, 400a, 400b) een langsgedeelte (411) omvat met een eerste uiteinde voor aansluiting op een productie-eenheid (100a, 100b) en een tweede uiteinde voor aansluiting op de verbrandingseenheid (200), waarbij het langsgedeelte (411) tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde zich vrij van discontinuïteiten uitstrekt, bij voorkeur 15 langs een rechte lijn.
14. Bouwpakket volgens conclusie 13, waarbij genoemd verbindingsstuk (400, 400a, 400b) bij genoemd eerste uiteinde een doorvoer (415) heeft om daardoorheen een gereedschap in het langsgedeelte (411) te ontvangen, welke doorvoer (415) in 20 het verlengde ligt van het langsgedeelte (411), waarbij het schoonmaakluik (414) is ingericht om de doorvoer (415) af te sluiten.
15. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het verkolen van hout, omvattende de stappen van het verschaffen van een bouwpakket volgens een 25 willekeurige der conclusies 1 tot en met 14, het los van elkaar op een ondergrond plaatsen van de productie-eenheden (100a, 100b) en de verbrandingseenheid (200), en het koppelen van de verbrandingseenheid (200) aan elk van de productie-eenheden (100a, 100b), waarbij de verbrandingskamer (200) enerzijds op de hout-ruimte (181a, 181b) en anderzijds op de gasruimte (182a, 182b) van elk van de 30 productie-eenheden (100a, 100b) wordt aangesloten.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij verbindingsstukken (300a, 300b, 400a, 400b) tussen de verbrandingseenheid (200) en elk van de productie-eenheden (100a, 100b) worden aangebracht. 1039454
NL1039454A 2012-03-09 2012-03-09 Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout. NL1039454C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039454A NL1039454C2 (nl) 2012-03-09 2012-03-09 Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039454 2012-03-09
NL1039454A NL1039454C2 (nl) 2012-03-09 2012-03-09 Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1039454C2 true NL1039454C2 (nl) 2013-09-16

Family

ID=46319818

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1039454A NL1039454C2 (nl) 2012-03-09 2012-03-09 Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1039454C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021096780A1 (en) * 2019-11-13 2021-05-20 EcoGensus LLC Mobile solid fuel production system

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1490542A (en) * 1922-05-01 1924-04-15 William S Shaw Apparatus for carbonizing wood
FR600781A (fr) * 1924-10-17 1926-02-15 Dispositif transportable pour la carbonisation des bois ou matières analogues et la distillation des pyroligneux
FR867817A (fr) * 1940-11-28 1941-11-29 Four transportable à carbonisation continue
NL1007299C2 (nl) * 1997-10-16 1999-04-19 Carbo Engineering Vmr B V Werkwijze en inrichting voor het door warmte omzetten van materiaal.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1490542A (en) * 1922-05-01 1924-04-15 William S Shaw Apparatus for carbonizing wood
FR600781A (fr) * 1924-10-17 1926-02-15 Dispositif transportable pour la carbonisation des bois ou matières analogues et la distillation des pyroligneux
FR867817A (fr) * 1940-11-28 1941-11-29 Four transportable à carbonisation continue
NL1007299C2 (nl) * 1997-10-16 1999-04-19 Carbo Engineering Vmr B V Werkwijze en inrichting voor het door warmte omzetten van materiaal.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021096780A1 (en) * 2019-11-13 2021-05-20 EcoGensus LLC Mobile solid fuel production system
US11518952B2 (en) 2019-11-13 2022-12-06 EcoGensus LLC Mobile solid fuel production system

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1039454C2 (nl) Bouwpakket voor het opbouwen van een inrichting voor het verkolen van hout.
US20130112119A9 (en) Clean burning furnace method and apparatus
US2079017A (en) Apparatus for heating materials
RU207470U1 (ru) Установка для сжигания твердого топлива
NO180215B (no) Anordning ved mottrykksvifte i en ringkammerovn
US4038154A (en) Pile furnace
US1989459A (en) Retort for the distillation of solid carbonaceous substances
RU216919U1 (ru) Устройство для получения древесного угля
RU76912U1 (ru) Установка для получения древесного угля
RU2296926C2 (ru) Трубчатая печь
RU218204U1 (ru) Устройство для получения древесного угля
RU2115689C1 (ru) Устройство для получения древесного угля
CN201016521Y (zh) 立式有机热载体锅炉
RU68506U1 (ru) Устройство для получения древесного угля
CN208154813U (zh) 一种立式间接加热炉
US615445A (en) Sylvania
RU2698343C2 (ru) Портативная печь
RU2091425C1 (ru) Углевыжигательная печь
CN100352891C (zh) 促进炼焦炭化室盖附近部的温度上升的炼焦炉盖
US972703A (en) Crucible-furnace.
WO2024076258A1 (ru) Способ получения древесного угля и комплекс получения древесного угля
US796303A (en) Bone-black kiln.
CN107268033A (zh) 一种低成本磷铁浇铸阴极加热装置
US169756A (en) Improvement in coke-ovens
FR2586031A1 (fr) Groupe de carbonisation autosecheur et refroidisseur

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190401