NL1037693C2 - Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij. Download PDF

Info

Publication number
NL1037693C2
NL1037693C2 NL1037693A NL1037693A NL1037693C2 NL 1037693 C2 NL1037693 C2 NL 1037693C2 NL 1037693 A NL1037693 A NL 1037693A NL 1037693 A NL1037693 A NL 1037693A NL 1037693 C2 NL1037693 C2 NL 1037693C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
measuring
measuring probe
contour
work
display
Prior art date
Application number
NL1037693A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1037693A (nl
Inventor
Dick Teune
Original Assignee
Holding Prodim Systems B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Holding Prodim Systems B V filed Critical Holding Prodim Systems B V
Priority to NL1037693A priority Critical patent/NL1037693C2/nl
Publication of NL1037693A publication Critical patent/NL1037693A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1037693C2 publication Critical patent/NL1037693C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01BMEASURING LENGTH, THICKNESS OR SIMILAR LINEAR DIMENSIONS; MEASURING ANGLES; MEASURING AREAS; MEASURING IRREGULARITIES OF SURFACES OR CONTOURS
    • G01B3/00Measuring instruments characterised by the use of mechanical techniques
    • G01B3/11Chains for measuring length
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01BMEASURING LENGTH, THICKNESS OR SIMILAR LINEAR DIMENSIONS; MEASURING ANGLES; MEASURING AREAS; MEASURING IRREGULARITIES OF SURFACES OR CONTOURS
    • G01B5/00Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques
    • G01B5/004Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques for measuring coordinates of points
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01BMEASURING LENGTH, THICKNESS OR SIMILAR LINEAR DIMENSIONS; MEASURING ANGLES; MEASURING AREAS; MEASURING IRREGULARITIES OF SURFACES OR CONTOURS
    • G01B5/00Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques
    • G01B5/20Measuring arrangements characterised by the use of mechanical techniques for measuring contours or curvatures
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01CMEASURING DISTANCES, LEVELS OR BEARINGS; SURVEYING; NAVIGATION; GYROSCOPIC INSTRUMENTS; PHOTOGRAMMETRY OR VIDEOGRAMMETRY
    • G01C15/00Surveying instruments or accessories not provided for in groups G01C1/00 - G01C13/00

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Radar, Positioning & Navigation (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Length Measuring Devices With Unspecified Measuring Means (AREA)
  • A Measuring Device Byusing Mechanical Method (AREA)

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij.
BESCHRIJVING
5
Technisch Gebied
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op het in een ruimte of op objecten uitzetten van contouren of punten van ramen, deuren, 10 schachten, kokers, de loop van water- en/of elektriciteitsleidingen of van een riolering of afwatering in een gebouw en het uitzetten van werken, zoals bouwwerken waaronder begrepen woningen, fabrieken, wanden in een interieur, enzovoort, alsmede productiemallen in een fabriek en bewerkingsposities op producten of objecten en dergelijke.
15
Achtergrond
In de praktijk worden dergelijke contouren, punten of werken aan de hand van diverse werk- en bouwtekeningen voorbereid. Met behulp van deze 20 tekeningen worden de betreffende contouren, punten en/of werken vervolgens op een object of in een driedimensionale ruimte uitgezet of gemarkeerd, voor het realiseren daarvan.
Voor projecten van relatief grote afmetingen, zoals bijvoorbeeld bruggen, viaducten, parken of omvangrijke gebouwen, wordt hiervoor traditioneel 25 gebruikgemaakt van optische of laser-gestuurde waterpasinstrumenten en dergelijke, waarbij aan de hand van één of meer referentiepunten in de ruimte, zoals bijvoorbeeld door een landmeetkundige dienst uitgezette piketpalen, de te realiseren contour, het punt of het werk in de ruimte wordt gemarkeerd.
De traditionele manier voor het uitzetten van contouren, punten of 30 werken met behulp van een optisch waterpasinstrument, baak en meetlint is in de praktijk tijdrovend, in het bijzonder bij het uitzetten van complexe, niet-rechte contouren in een verticaal, schuin of gekromd vlak en bij werken met relatief veel hoogte-verschillen. Doordat tenminste twee personen met specialistische kennis noodzakelijk zijn is deze manier van werken dan ook tamelijk kostbaar.
1037693 2
De nauwkeurigheid van met optische of laser-gestuurde apparatuur uitgevoerde projecten wordt in de praktijk in hoge mate beïnvloed door omgevingsinvloeden, zoals lichtinval, schaduwwerking, temperatuur, etc. Om een voldoende nauwkeurig resultaat te verkrijgen worden daarom per punt een aantal 5 metingen uitgevoerd, hetgeen de snelheid van werken met dergelijke apparatuur niet bevordert.
Voor relatief kleine projecten, bijvoorbeeld in de orde grootte tot enkele meters, zoals het in een ruimte of op objecten uitzetten van contouren of punten van ramen, deuren, schachten, kokers, de loop van water- en/of 10 elektriciteitsleidingen of van een riolering of afwatering in een gebouw, van werken zoals productiemallen in een fabriek en bewerkingsposities zoals te boren gaten of te frezen sleuven op producten of objecten en dergelijke, is het gebruik van laser-gestuurde waterpasinstrumenten in het algemeen niet doenlijk vanwege de relatief grote afmetingen van dergelijke instrumenten, waardoor deze tijdens het uitzetten in 15 bijvoorbeeld een relatief kleine ruimte vaker herplaatst en gekalibreerd moeten worden maar ook niet vanwege hun beperkte nauwkeurigheid en de boven genoemde beïnvloeding van de meting door omgevingsomstandigheden.
Uit het Europese octrooi 1 226 401 en het latere Amerikaanse octrooi 7,395,609 B2 zijn meetapparaten bekend voor het in twee of drie 20 onafhankelijke coördinaten meten van de positie van een verplaatsbare meettaster. Deze bekende meetapparaten berusten op hetzelfde meetprincipe en omvatten een basiseenheid waarbij de verplaatsbare meettaster via een koord of draad en een draaibaar ondersteunde langwerpige arm met een in de basiseenheid opgenomen meetinrichting is gekoppeld. Deze meetinrichting is voorzien van opnemers voor het 25 tijdens het verplaatsen van de meettaster meten van de lengte of lengteverandering van het koord of de draad en de rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad. Door middel van een met de opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting worden de door de opnemers afgegeven meetsignalen verwerkt tot positiegegevens van de meettaster en op een communicatie-interface 30 beschikbaar gesteld.
De uit het Europese octrooi 1 226 401 bekende meetapparaten wordt door aanvraagster onder de merknaam Proliner® in een tweedimensionale meetversie of in een driedimensionale meetversie in de handel gebracht. De Proliner® kan de (ruimtelijke) positie van afzonderlijke punten met hoge snelheid en 3 hoge nauwkeurigheid meten. De meetapparaten bezitten handzame afmetingen en zijn binnen een mum van tijd geïnstalleerd en bijzonder gebruiksvriendelijk. Met de Proliner® is het ook voor niet-deskundige gebruikers mogelijk om snel en zeer nauwkeurig complexe contouren en werken in de orde grootte van enkele meters op 5 te meten.
Samenvatting
Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag om de boven 10 beschreven bekende meetapparaten ook geschikt te maken voor het uitzetten van contouren, punten of werken, zodat dit makkelijker, nauwkeuriger, veelzijdiger en efficiënter kan plaatsvinden dan met de bekende waterpasinstrumenten, zoals boven beschreven.
In een eerste aspect wordt een inrichting verschaft voor het 15 uitzetten van contouren, punten of werken, omvattende een meetinrichting voorzien van een verplaatsbare meettaster en een draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm, waarbij de meettaster door een koord of draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld. De meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van 20 het koord of de draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad en van een met de opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen. De uitvinding omvat verder een met de meetinrichting communicatief gekoppelde aanwijsinrichting voor het geven van aanwijzingen voor 25 het positioneren van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk. De aanwijsinrichting is voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster op basis van een verschil tussen een door de 30 meetinrichting gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk.
Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag dat het uitzetten van contouren, punten en/of werken welke zich in een twee- of driedimensionale ruimte uitstrekken eenvoudiger, makkelijker en daardoor efficiënter kan plaatsvinden door 4 gebruik te maken van de bekende meetapparaten, zoals de Proliner® of de op hetzelfde meetprincipe als de Proliner® gebaseerde, uit het latere Amerikaanse octrooi 7,395,609 B2 bekende meetinrichting, in combinatie met een aanwijsinrichting volgens de uitvinding, zodat een gebruiker gemakkelijk en snel, 5 efficiënt naar een gewenste positie van de meettaster kan worden geleid.
Doordat de positie van de meettaster direct in tenminste twee onafhankelijk coördinaten wordt gemeten en doordat het verschil tussen de momentane positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster direct in tenminste twee onafhankelijke coördinaten beschikbaar is, kan aan de hand 10 van de aanwijzingen door de aanwijsinrichting de meettaster op elke positie worden geplaatst die overeenkomt met een positie van de uit te zetten contour, het punt of het werk en bij driedimensionale projecten zonder aanvullende hoogtemetingen ten opzichte van een horizontaal meetvlak of dergelijke.
De gebruiker hoeft niet over specialistische kennis te beschikken 15 om de gegeven aanwijzingen ten opzichte van bijvoorbeeld een meetvlak te interpreteren. Evenmin hoeft een gebruiker kennis te bezitten omtrent het bijvoorbeeld uitvoeren van hoogtemetingen en hoeft de gebruiker voorkennis te hebben van de uit te zetten contour, een uit te zetten punt of een werk en hoeft zelfs geen constructietekeningen of bouwtekeningen te kunnen lezen.
20 De nieuwe inrichting maakt het dus mogelijk om contouren, punten of werken op een object of in de ruimte door niet-specialistische gebruikers te laten uitzetten. In het bijzonder bij objecten met afmetingen in de orde grootte van enkele meters. Begrepen zal worden dat hierdoor een verdere kostenbesparing kan worden bereikt. Omdat ook geen aanvullende positiebepaling van de meettaster anders dan 25 gemeten door de meetinrichting noodzakelijk is, kan met de inrichting volgens de uitvinding, in vergelijkbare situaties, een enkele gebruiker aanzienlijk sneller werken dan met de bekende werkwijze waarin gebruik wordt gemaakt van lasergestuurde waterpasmeetapparatuur met een horizontaal referentievlak.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting is de meetinrichting 30 voorzien van een opslaginrichting voor het hierin laden en opslaan van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van de uit te zetten contour, het punt of het werk.
5
In deze uitvoeringsvorm kan ook met voordeel gebruik worden gemaakt van een reeds in de inrichting aanwezige opslaginrichting en een computer-gestuurde rekeninrichting, zoals een microprocessor of dergelijke.
In een uitvoeringsvorm is de aanwijsinrichting in de meetinrichting 5 opgenomen.
In een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting is de aanwijsinrichting voorzien van een opslaginrichting voor het hierin laden van gegevens van een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten positie van de 10 meettaster en de gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van de uit te zetten contour, het punt of het werk.
Deze uitvoeringsvorm voorziet daarin, dat de gegevens voor het uitzetten van een contour, punt of werk in de aanwijsinrichting worden geladen. Doordat de aanwijsinrichting en de meetinrichting communicatief met elkaar zijn 15 gekoppeld, kan de berekening van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten momentane positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster door een rekeninrichting in de aanwijsinrichting worden uitgevoerd. De meetinrichting als zodanig hoeft dan niet te worden aangepast, zodat met voordeel gebruik kan worden gemaakt van in de handel verkrijgbare meetinrichtingen met 20 gebruikelijke software voor het in twee of drie onafhankelijke ruimtelijke coördinaten meten van de positie van de meettaster, zoals boven beschreven.
In een verdere uitvoeringsvorm is de aanwijsinrichting draadloos communicatief met de meetinrichting gekoppeld en ten opzichte van de meetinrichting verplaatsbaar. Voor het onderling uitwisselen van gegevens tussen 25 de meetinrichting en een communicatief hiermee gekoppelde aanwijsinrichting kunnen de meetinrichting en de aanwijsinrichting van geschikte zendontvangers voor draadloze gegevensuitwisseling zijn voorzien, zoals radio, infrarood, ultrasoon en dergelijke, bijvoorbeeld werkzaam volgens een draadloze communicatietechniek voor korte afstand, zoals bekend onder de naam Bluetooth, etc.
30 De aanwijsinrichting kan in wezen elke geschikte vorm hebben voor het aan een gebruiker geven van directe verplaatsingsaanwijzingen of richtings-informatie voor het op een gewenste positie plaatsen van de meettaster. De aanwijsinrichting kan bijvoorbeeld geheel audio-gestuurd werken, waarbij de audio-informatie in de vorm van tonen van verschillende frequentie of duur of ritme dan 6 wel gesproken teksten aanwijzingen geeft omtrent het in één of meer richtingen verplaatsen van de meettaster. In een optische uitvoeringsvorm kan gewerkt worden met optische richtingsinformatie in de vorm van lampen of lampentableaus of Light Emitting Diodes LED’s, met grafische richtingsinformatie zoals richtingspijlen 5 waarvan bijvoorbeeld de vorm of weergave verandert afhankelijk van de af te leggen verplaatsingsafstand of bijvoorbeeld met eenvormige pijlen aangevuld met in cijfers of anderszins weergegeven afstanden in een ruimtelijk coördinatensysteem. Bij een draagbare, verplaatsbare aanwijsinrichting kan ook gewerkt worden met tactiele richtings-informatie, bijvoorbeeld middels een vibratie- of trillingsinrichting, die 10 bijvoorbeeld een van de richtingsaanwijzingen afhankelijk vibratie produceren.
In een uitvoeringsvorm is de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display of weergeefscherm en ingericht voor het in gebruik op het display weergeven van een het koord of de draad representerende afbeelding en voor het in relatie tot deze afbeelding weergeven van 15 de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster.
De representatie van het koord of de draad is bijvoorbeeld een rechte lijn welke een vaste positie op het display heeft. Een einde van de lijn kan dan samenvallen met of overgaan in een representatie van de meettaster op het display, bijvoorbeeld in de vorm van een stip of kruis. De verplaatsingsaanwijzingen 20 zijn richtingsaanwijzingen, zoals bijvoorbeeld een pijl, die uitgaande van de representatie van het koord of de draad, zoals de genoemde rechte lijn, de verplaatsingsrichting van de meettaster in de richting van het gewenste punt aangeeft. In aanvulling hierop kan ook verplaatsingsinformatie in een maateenheid, zoals mm, cm, m, graden door middel van getallen of grafische representaties zoals 25 bijvoorbeeld meetbalken of staven worden getoond.
Tijdens het uitzetten kan de gebruiker dan door het bijvoorbeeld oplijnen van de op het display getoonde representatie van het koord of de draad met het werkelijke koord of de draad van de meetinrichting gemakkelijk de mate en richting van de verplaatsing van de meettaster bepalen en uitvoeren.
30 In een meer geavanceerde uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een positiebepalingsinrichting voor het bepalen van een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot de 7 bepaalde relatieve positie op het display weergeven van de aanwijzingen.
Door het continue c.q. quasi-continue real-time tijdens het uitzetten bepalen van de relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van ofwel de meettaster ofwel de basiseenheid van de meetinrichting, is het mogelijk om de op 5 het display weergegeven aanwijzingen automatisch, dynamisch op te lijnen met bijvoorbeeld het koord of de draad van de meetinrichting, zodat de gebruiker niet telkens zelf de aanwijsinrichting in een met de draad opgelijnde positie hoeft te brengen voor het correct interpreteren van de weergegeven richtingsinformatie. De richtingsinformatie volgt dan uiteraard ook positieveranderingen van de aanwijs-10 inrichting wanneer de gebruiker die de aanwijsinrichting houdt van looprichting verandert of de oriëntatie van de aanwijsinrichting wijzigt, etc.
De betreffende relatieve positie kan op verschillende, op zichzelf bij een deskundige bekende manieren of met bekende technieken worden gemeten.
Bijvoorbeeld uit absolute positiemetingen van de basiseenheid en de aanwijs-15 inrichting middels bijvoorbeeld satellietpositiebepalingssystemen, door in de basiseenheid en/of in de aanwijsinrichting opgenomen positiemeetsystemen die onderling communiceren, middels triangulatietechnieken, etc.
In een uitvoeringsvorm is de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot een afbeelding van 20 een uit te zetten contour, punt of werk op het display geven van de aanwijzingen.
Voorts is een uitvoeringsvorm daarin voorzien dat de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot referentieposities van een uit te zetten contour, punt of werk op het display geven van de aanwijzingen. Op een dergelijk display kan met voordeel ook de momentane 25 gemeten positie van de meettaster worden weergegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een stip, kruis, bol of dergelijke.
Door de gegevens van de uit te zetten contour of het werk in de aanwijsinrichting te laden, kunnen de aanwijzingen voor het verplaatsten van de meettaster gemakkelijk direct worden weergegeven in een afbeelding van of 30 referentie aan de ruimte of het object waarin of waarop de contour of het punt moet worden uitgezet of het werk dat moet worden uitgezet. Dit verhoogt het gebruiksgemak van de inrichting nog verder, doordat de gebruiker een duidelijk beeld krijgt van de uit te zetten contour, het punt of het werk in relatie tot de ruimte waarin hij of zij zich bevindt. De verplaatsingsinformatie voor de meettaster kan 8 daarbij ook impliciet volgen uit de afstand van de op het display weergegeven momentane positie van de meettaster tot de op het display weergegeven uit te zetten contour, het punt of het werk.
Opgemerkt wordt dat de aanwijzingen niet noodzakelijkerwijs in 5 hetzelfde coördinatenstelsel hoeven te worden weergegeven als waarin de gegevens van de uit te zetten contour, het punt of het uit te zetten werk zijn opgemaakt. Dat wil zeggen, de gegevens kunnen bijvoorbeeld aan een cartesisch coördinatenstelsel refereren, terwijl de aanwijzingen naar een punt of de afbeelding van een contour of werk op de aanwijsinrichting in bijvoorbeeld cilindercoördinaten 10 worden weergegeven of hieraan refereren of omgekeerd. Cilindercoördinaten zijn bijvoorbeeld handig bij het uitzetten van contouren in tunnels of dergelijke.
In een verdere uitvoeringsvorm is de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting derhalve ingericht voor het in een te kiezen coördinatenstelsel geven van de aanwijzingen.
15 Om het uitzetten nog verder te vergemakkelijken, voorziet een uitvoeringsvorm daarin, dat de aanwijzingen in een driedimensionaal project, dat wil zeggen bij het driedimensionaal uitzetten van een contour, punt of werk, worden weergegeven in twee onafhankelijke richtingen in een tweedimensionale deelrepresentatie van een uit te zetten contour of werk.
20 In het bovengenoemde voorbeeld van het uitzetten van een contour op bijvoorbeeld een gekromde wand van een tunnel, wordt het uitzetten vergemakkelijkt indien de betreffende tunnelwand als een plat vlak wordt gerepresenteerd, omdat de gebruiker als hij of zij voor een dergelijke wand staat, deze wand als een plat vlak waarneemt.
25 Let wel, de meetinrichting meet de verplaatsingen van de meettaster in drie onafhankelijke coördinaten, terwijl de aanwijzingen voor het door een gebruiker verplaatsen van de meettaster voor het bijvoorbeeld uitzetten van een contour op de tweedimensionale deelrepresentatie in twee onafhankelijke richtingen worden gegeven.
30 De aanwijsinrichting kan zodanig zijn ingericht dat een omschakeling van bijvoorbeeld een driedimensionale weergave naar een tweedimensionale deelrepresentatie automatisch plaatsvindt, bijvoorbeeld bij het door de meettaster bereiken van een in de geladen gegevens van de uit te zetten contour of het werk opgenomen omschakelpunt.
9
In een weer verdere uitvoeringsvorm is de aanwijsinrichting voorzien van een signaleringsinrichting, zoals bijvoorbeeld een optische, akoestische of vibrerende signaleringsinrichting, voor het aan de gebruiker signaleren wanneer het berekende verschil onder een voorafbepaalde 5 drempelwaarde ligt. Deze drempelwaarde kan bijvoorbeeld worden gekozen in overeenstemming met de meettolerantie van de meetinrichting dan wel de voor een bepaald project, dat wil zeggen een uit te zetten contour, punt of werk, gewenste tolerantie. Wanneer het berekende verschil onder de voorafbepaalde drempelwaarde ligt, kan dan worden aangenomen dat de momentane positie van de 10 meettaster overeenkomt met de gewenste positie van de meettaster.
Wanneer de momentane positie van de meettaster overeenkomt met de gewenste positie, kan de inrichting automatische een nieuwe gewenste positie van de meettaster genereren, overeenkomstig de uit te zetten contour, het punt of het werk.
15 In een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting is de aanwijsinrichting voorzien van een inrichting voor het bevestigen van een door de meettaster bereikte positie en een inrichting voor het selecteren van een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de uit te zetten contour, het punt of het werk.
20 Het bevestigen en selecteren van een positie van de meettaster kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het bedienen van een harde of zachte (software) toets(en) op de aanwijsinrichting en bij voorkeur door het bijvoorbeeld in een, op een display van de aanwijsinrichting weergegeven afbeelding van de contour of het werk aanwijzen van een betreffende positie, bijvoorbeeld door middel van een 25 cursor of fysiek op het display met behulp van een aanraakpen of dergelijke, zoals op zichzelf in de stand van de techniek bekend. De aanwijsinrichting kan zodanig worden uitgevoerd dat bijvoorbeeld eerst een bevestiging noodzakelijk is alvorens een nieuwe positie kan worden geselecteerd.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting zijn de meettaster en de 30 aanwijsinrichting tot één draagbaar en verplaatsbaar geheel gecombineerd. Dit heeft als voordeel dat de gebruiker slechts één hand hoeft te gebruiken voor het verplaatsen van de meettaster en het bedienen van de aanwijsinrichting. De andere hand is dan vrij voor ondersteuning door de gebruiker, bijvoorbeeld op moeilijk bereikbare plaatsen, of voor het plaatsen van fysieke markeringen, zoals krijt- of 10 verfstrepen of stippen, het plaatsen van paaltjes e.d. voor de uit te zetten contour of het werk.
Opgemerkt wordt dat ook voorzien is in een uitvoeringsvorm waarin de computergestuurde verwerkingsinrichting, voor het tot positiegegevens van de 5 meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen, is opgenomen in de aanwijsinrichting en waarbij de aanwijsinrichting is ingericht voor het weergeven van de positie van de meettaster ten opzichte van een vast opgestelde basiseenheid.
De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het uitzetten van 10 contouren, punten of werken met een inrichting omvattende een meetinrichting voorzien van een verplaatsbare meettaster en een draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm, waarbij de meettaster door een koord of [
draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld. De meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van 15 het koord of de draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad en een I
met de opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen. Voorts is voorzien in een met de meetinrichting communicatief gekoppelde aanwijsinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het positioneren 20 van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk. De aanwijsinrichting is voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster op basis van het verschil tussen een gemeten positie van de meettaster 25 en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk. De inrichting omvat verder een opslaginrichting voor het hierin laden en opslaan van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten positie van de meettaster en de gewenste positie 30 van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van een uit te zetten contour, punt of werk. De werkwijze omvat de stappen van het: a) laden van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk in een globaal coördinatenstelsel, welke gegevens tenminste twee bekende onafhankelijke referentieposities omvat, 11 b) kalibreren van een meetcoördinatenstelsel, c) berekenen van coördinaat-transformatiewaarden voor het transformeren van posities tussen het globale coördinatenstelsel en het meetcoördinatenstelsel, 5 d) selecteren, uit de geladen gegevens, van een punt van een uit te zetten contour, punt of werk als gewenste positie van de meettaster, e) meten van een momentane positie van de meettaster in tenminste twee onafhankelijke coördinaten, f) berekenen van een verschil tussen de gemeten momentane 10 positie en een gewenste positie van de meettaster, overeenkomstig de berekende coördinaat-transformatiewaarden, g) weergeven van het berekende verschil met behulp van de aanwijsinrichting in de vorm van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster, 15 h) herhalen van de stappen e) tot en met g) totdat het verschil onder een voorafbepaalde drempelwaarde ligt, en i) herhalen van de stappen d) tot en met h) voor verschillende punten van de uit te zetten contour, punten of het werk.
De uit te zetten contour of het uit te zetten punt of werk wordt door 20 een constructeur of architect in een voor het betreffende project geschikt coördinatenstelsel uitgezet, bijvoorbeeld een cilindercoördinatenstelsel in een ronde buis, ronde tunnel, of dergelijke. Het coördinatenstelsel waaraan de te laden gegevens refereren wordt hierin het globale coördinatenstelsel genoemd.
De inrichting meet de positie van de meettaster, afhankelijk van de 25 constructie van de meetinrichting, in bijvoorbeeld een bolcoördinatenstelsel in het geval van een meetinrichting voor het meten van posities in drie dimensies. Het coördinatenstelsel waarin de meetinrichting meet wordt hierin het meetcoördinatenstelsel genoemd.
Voor kalibratiedoeleinden is het noodzakelijk om het meetstelsel te 30 kalibreren met in de geladen gegevens vervatte, bekende onafhankelijke ruimtelijke referentieposities. In wezen dient de positie van de meettaster hiertoe op twee of drie onafhankelijke referentieposities te worden gemeten, voor een tweedimensionaal respectievelijke driedimensionaal project. Het is echter mogelijk om dit aantal te verminderen, wanneer de inrichting componenten bezit waarmee 12 deze bijvoorbeeld horizontaal of verticaal kan worden uitgericht, al dan niet geautomatiseerd middels geschikte sensoren, in een situatie waarin bijvoorbeeld een deel van een uit te zetten werk of contour ook in een horizontaal of verticaal vlak valt. Ook kan de inrichting bijvoorbeeld zodanig zijn uitgevoerd, dat met behulp 5 van in de meetinrichting opgenomen sensoren een bijvoorbeeld horizontaal en/of verticaal referentievlak wordt bepaald, waarbij het meetcoördinatenstelsel in de verwerkingssoftware wordt vastgelegd aan een op deze wijze bepaald referentievlak.
Met behulp van op zichzelf bekende trigoniometrische relaties kan 10 dan een transformatie worden berekend van de gemeten referentiepositie of posities in het meetcoördinatenstelsel naar de bekende referentiepositie of posities in het globale coördinatenstelsel. Met de hieruit berekende coördinaattransformatie-waarden kan elke punt van een contour of werk of uit te zetten punten in het globale coördinatenstelsel worden gerelateerd aan een overeenkomstig punt in het 15 meetcoördinatenstelsel en omgekeerd, ongeacht het type coördinatenstelsel waarin de geladen gegevens zijn vervat en het type coördinatenstelsel waarin de meetinrichting meet. De referentieposities dienen onafhankelijk te zijn, dat wil zeggen deze dienen een twee- of driedimensionale ruimte op te spannen, voor een tweedimensionaal respectievelijke driedimensionaal project.
20 Begrepen zal worden dat wanneer de geladen gegevens en de meetinrichting in dezelfde coördinatenstelsel werken, bijvoorbeeld cartesisch, de coördinaat-transformatiewaarden door een vector worden gerepresenteerd die de oorsprong van de beide coördinatenstelsel op elkaar afbeeldt. Voor elke afzonderlijke coördinaat van het stelsel is de betreffende coördinaat-25 transformatiewaarde dan een afstand en/of richting die moet worden afgetrokken van of opgeteld bij de betreffende coördinaat van een positie in het globale stelsel om op de overeenkomstige positie in het meetstelsel te komen, of omgekeerd.
Omwille van de nauwkeurigheid en afhankelijk van de complexiteit en omvang van een uit te zetten contour, punten of werk, kan het noodzakelijk zijn 30 om gedurende het uitzetten van de contour, de punten of het werk de basiseenheid van de inrichting een aantal keren aan de hand van verschillende referentieposities te (her)plaatsen.
Voor een deskundige zal het duidelijk zijn dat een aantal stappen in een andere volgorde kunnen worden uitgevoerd zoals bovengenoemd. Bijvoorbeeld 13 stappen c) en d) kunnen worden omgewisseld maar ook de stappen d) en e) kunnen worden omgewisseld, etcetera.
Een gebruiker zal, nadat de referentiemeting of referentiemetingen zijn uitgevoerd, via de aanwijsinrichting naar een gewenste positie van de 5 meettaster worden geleid, waarbij tijdens het verplaatsen van de meettaster de momentane positie hiervan wordt gemeten en op basis van het berekende verschil tussen de momentane positie en de gewenste positie van de meettaster, via de aanwijsinrichting, aan de gebruiker in twee of drie richtingen aanwijzingen worden gegeven voor het verplaatsen van de meettaster. Zodra het berekende verschil 10 onder een voorafbepaalde drempelwaarde ligt, zoals in het voorgaande uiteengezet, kan aan de gebruiker een zichtbare, hoorbare of voelbare signalering worden verschaft op grond waarvan de gebruiker dan een markering op een object of in de ruimte kan aanbrengen, zoals bijvoorbeeld een piketpaal, een krijt- of verfstreep of anderszins, om overeenkomstig de uit te zetten contour, het punt of het werk een 15 bepaalde positie te markeren. Deze stappen worden zo vaak herhaald totdat de contour, de punten of het werk overeenkomstig de gewenste nauwkeurigheid is of zijn uitgezet.
De aanwijzingen kunnen in uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding in de vorm van richtingsinformatie voor het verplaatsen van de 20 meettaster worden weergegeven, waaronder begrepen audio-richtingsinformatie, optische richtingsinformatie, grafische richtingsinformatie en/of tactiele richtingsinformatie. In een uitvoeringsvorm geeft de aanwijsinrichting de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster in relatie tot een het koord of de draad representerende afbeelding, zoals een lijn, weer. Door het bepalen van de relatieve 25 positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting en door de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster in relatie tot de bepaalde relatieve positie weer te geven, kan een automatische, dynamische oplijning van de weergave met het koord of de draad van de meetinrichting worden gerealiseerd.
30 In verdere uitvoeringsvormen kunnen de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in relatie tot een afbeelding van een uit te zetten contour, punt of werk worden weergegeven, dan wel in relatie tot referentieposities van een uit te zetten contour, punt of werk. Dit geldt ook voor de gemeten momentane positie van de meettaster. In een uitvoeringsvorm van een driedimensionale meetinrichting 14 kunnen de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in een tweedimensionale deelrepresentatie van een uit te zetten contour, punt of werk worden weergegeven.
Een contour of een werk worden puntsgewijs uitgezet. De stap van het selecteren van een punt van of een positie op een uit te zetten contour of werk 5 of verschillende uit te zetten punten kan door de meetinrichting automatisch worden uitgevoerd zodra het berekende verschil tussen de momentane positie en de gewenste positie van de meettaster onder een voorafbepaalde drempel is. In een verdere uitvoeringsvorm wordt het selecteren van een nieuwe gewenste positie van de meettaster vanaf de aanwijsinrichting uitgevoerd. Hierbij kan de gebruiker 10 bijvoorbeeld kiezen uit een aantal vooraf geprogrammeerde posities of de nieuwe positie volledig zelf bepalen. In beide gevallen kan verder daarin zijn voorzien, dat de gebruiker eerst het bereiken van de gewenste positie van de meettaster aan de inrichting dient te bevestigen, waarna een nieuwe positie kan worden geselecteerd.
Voor het door een gebruiker bevestigen en selecteren van een 15 positie van de meettaster kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van harde of zachte (software) toetsten, cursorsturing op een display, een aanraakpen of aanwijspen, etc. zoals boven reeds genoemd.
Bij voorkeur wordt het verschil van de momentane positie van de meettaster en de gewenste positie daarvan quasi-continu real-time gemeten, zodat 20 een gebruiker op quasi-continue wijze in ware tijd naar een gewenste positie wordt geleid voor het plaatsen van de meettaster. De richtingen waarin de gebruiker door de aanwijsinrichting worden geleid kunnen in elk gewenst coördinatenstelsel worden verschaft, hierin het aanwijscoördinatenstelsel genoemd, onafhankelijk van het globale coördinatenstelsel en onafhankelijk van het meetcoördinatenstelsel. Bij 25 voorkeur wordt het aanwijscoördinatenstelsel zodanig gekozen dat dit voor de gebruiker het meest intuïtief aansluit op de plaatselijke, werkelijke situatie waarin de contour, een punt of het werk moeten worden uitgezet.
Doordat gebruik wordt gemaakt van een meetinrichting welke de ruimtelijke positie van een meettaster kan meten, voorziet een verdere 30 uitvoeringsvorm van de werkwijze daarin, dat met de meetinrichting gemeten resultaten aan de geladen gegevens kunnen worden toegevoegd. Hiermee kunnen dan bijvoorbeeld ook afwijkingen in de praktische, werkelijke situatie ten opzichte van de geladen gegevens worden gecorrigeerd of verwerkt en in de betreffende gegevens van de contour of het werk worden geïntegreerd.
15
Door het na realisatie van een project met de meetinrichting opnieuw meten van een gerealiseerde contour, van punten of een werk, kan een kwaliteitscontrole voor de kwaliteit van het uitzetten worden verkregen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een meetinrichting en een 5 aanwijsinrichting ingericht voor gebruik in de inrichting of de werkwijze zoals in het voorgaande besproken.
De aanwijsinrichting is voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van een meettaster van een inrichting voor het uitzetten van contouren, punten of werken, welke inrichting een 10 meetinrichting en een draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm omvat, waarbij de meettaster door een koord of draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld. De meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van het koord of de draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad, en van een met de 15 opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen. De aanwijsinrichting is hierbij ingericht voor communicatieve koppeling met de meetinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het positioneren van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een 20 gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk.
In een uitvoeringsvorm van de aanwijsinrichting is de weergeefinrichting voorzien van een grafisch display en ingericht voor het in gebruik op het display weergeven van een het koord of de draad representerende 25 afbeelding, zoals een lijn, en voor het in relatie tot deze afbeelding weergeven van de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster.
In een verdere uitvoeringsvorm van de aanwijsinrichting is de weergeef-inrichting voorzien van een positiebepalingsinrichting voor het bepalen van een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één 30 van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting, waarin de weergeefinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot de bepaalde relatieve positie op het display weergeven van de aanwijzingen.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de bijgesloten figuren, welke slechts ter illustratie van de uitvinding dienen en niet als j 16 een beperking hiervan mogen worden uitgelegd.
Korte Beschrijving van de Tekeningen 5 Fig. 1 toont in blokschemavorm een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont, op een schematische en illustratieve wijze, een bekende meetinrichting voor het meten in drie onafhankelijke coördinaten.
Fig. 3 toont in stroomschemavorm een uitvoeringsvorm van een 10 werkwijze volgens de uitvinding.
Fig. 4 toont een grafische weergave voor het illustreren van coördinaattransformatie.
Fig. 5 toont schematisch een transfomatie van een (deel van een) uit te zetten contour of werk naar een tweedimensionale representatie op een 15 display van een aanwijsinrichting.
Fig. 6 toont op schematische en illustratieve wijze een uitvoeringsvorm van een grafische weergave van aanwijzingen op een display van een aanwijsinrichting.
20 Gedetailleerde beschrijving
Fig. 1 toont in blokschemavorm een uitvoeringsvorm van een computergestuurde inrichting 1 voor het uitzetten van contouren, punten of werken volgens de uitvinding. De inrichting 1 omvat een meetinrichting 2, een 25 aanwijsinrichting 3 en een meettaster 4. Zoals in de aanhef besproken, is een voor gebruik in de inrichting 1 geschikte meetinrichting 2 bekend uit het Europese octrooi 1 226 401 ten name van aanvraagster, waarvan de volledige inhoud hier als ingelast wordt beschouwd.
De meetinrichting 2 en de aanwijsinrichting 3 zijn voorzien van 30 communicatie-interfaces 6, 7 voor het via een datacommunicatieverbinding 5 uitwisselen van gegevens. De datacommunicatie-verbinding 5 en de data-communicatie-interfaces 6, 7 zijn bij voorkeur ingericht als een korte-afstand, bijvoorbeeld enkele tientallen meters, draadloze data-communicatieverbinding, zoals een radioverbinding, een infraroodverbinding of dergelijke. De gegevens 17 kunnen volgens elk op zichzelf protocol worden overgedragen, zoals bijvoorbeeld via het bluetooth-protocol. Ook een draadgebonden datacommunicatieverbinding 5 j is toelaatbaar.
De meetinrichting 2 omvat een computergestuurde verwerkings-5 inrichting 8, zoals een microprocessor of microcomputer, die met de communicatie-interface 6 is gekoppeld voor het met de aanwijsinrichting 3 uitwisselen van gegevens. De meetinrichting 2 omvat verder een met de verwerkingsinrichting 8 gekoppelde opslag- of geheugeninrichting 9 voor het via een gegevens-invoer/uitvoerinterface 10 laden van gegevens van een uit te zetten contour, van uit 10 te zetten punten of een werk. Afhankelijk van de constructie van de meetinrichting 2 kan deze geschikt zijn voor het uitvoeren van metingen in twee of drie dimensies.
Voor het in twee of drie onafhankelijke coördinaten meten 12 van de positie van de meettaster 4 is de meetinrichting 2 voorzien van een sensorinrichting 11 welke eveneens met de verwerkingsinrichting 8 is gekoppeld.
15 De aanwijsinrichting 3 omvat in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding eveneens een computergestuurde verwerkingsinrichting 15, zoals een microprocessor of microcomputer, die met de communicatie-interface 7 is gekoppeld voor het uitwisselen van gegevens met de meetinrichting 2 en een met de verwerkingsinrichting 15 gekoppelde opslag- of geheugeninrichting 16 voor het via 20 een invoer/uitvoerinterface 17 laden van gegevens van een uit te zetten contour, een punt of punten of een werk. De aanwijsinrichting 3 omvat verder een weergeefinrichting 18 voor het aan een gebruiker in twee of drie richtingen geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster 4.
De weergeefinrichting 18 kan elke voor het geven van aanwijzingen 25 geschikte vorm hebben, zoals een audiogenerator voor het opwekken en hoorbaar weergeven van verschillende geluidssignalen, een spraakgenerator voor het opwekken en hoorbaar weergeven van gesproken aanwijzingen, een optische weergeefinrichting zoals verschillende LED’s voor het geven van optische aanwijzingen en/of een grafisch display 19 voor het grafisch verschaffen van 30 aanwijzingen, zoals in de vorm van pijlen, tekst, kleuren, etc. Ook kan de weergeefinrichting 18 één of meer vibratoren omvatten, voor het geven van tactiele aanwijzingen in de vorm van verschillende trillingssignalen.
De aanwijzingen aan de gebruiker hebben betrekking op de richting voor het verplaatsen van de meettaster, waarbij in een voorkeursuitvoeringsvorm de 18 afstand waarover de meettaster in een betreffende richting moet worden verplaatst eveneens wordt aangeduid. Bijvoorbeeld bij het gebruik van geluidssignalen kan voor elke richting een eigen toon worden gebruikt, waarbij het ritme waarin de toon wordt weergegeven een maat voor de af te leggen afstand is. Optisch kan voor elke 5 richting een eigen kleur worden gekozen, waarbij bijvoorbeeld de knipperfrequentie een maat voor de afstand is. Met spraak kunnen de aanwijzingen bijvoorbeeld in een te kiezen taal worden uitgesproken. Bij gebruik van een grafisch display 19 kunnen de aanwijzingen direct grafisch in de vorm van richtingspijlen of dergelijke worden gegeven, waarbij de vorm, kleur, lengte etc. van een pijl kan variëren in 10 afhankelijkheid van de afstand van de momentane positie van de meettaster tot de gewenste positie. Ook kunnen de aanwijzingen in een afbeelding en/of in relatie tot referentiepunten van een uit te zetten contour, punt of het werk worden weergegeven, waarbij bijvoorbeeld ook de gemeten momentane positie van de meettaster 4 en de gewenste positie van de meettaster op het display worden 15 aangeduid, bijvoorbeeld in de vorm van een kruis, bol, stip, ster of dergelijke. Hiermee kan dan worden voorzien in een fijnafstemming voor het plaatsen van de meettaster 4. De positie van de meettaster 4 in relatie tot de contour of het werk kan impliciet verplaatsinginfomnatie verschaffen.
De aanwijsinrichting 3 omvat in de uitgebreide uitvoeringsvorm een 20 inrichting voor het bevestigen van een positie van de meetaster 4 wanneer de momentane positie van de meettaster 4 binnen een voorafbepaalde drempel overeenkomt met de gewenste positie en een inrichting voor het selecteren van een (nieuwe) gewenste positie van de meettaster 4 overeenkomstig de uit te zetten contour of het werk. Deze inrichtingen kunnen bestaan uit toetsen die door de 25 gebruiker kunnen worden bediend, waaronder begrepen vaste drukknoppen 20, 21 zogeheten harde toetsen, of op het display 19 weergegeven toetsen 23, 24 zogeheten zachte toetsen, die via een cursor en cursorbedieningsinrichting 22, 25 kunnen worden bediend. Uiteraard zijn voor een deskundige verschillende andere inrichtingen toepasbaar, zoals bijvoorbeeld het gebruik van een aanraakgevoelig 30 display 19 in combinatie met een aanraakpen of aanwijspen (niet getoond) of dergelijke.
Voorts kan de aanwijsinrichting 3 voorzien zijn van een signalerings-inrichting 26, voor het aan een gebruiker bijvoorbeeld hoorbaar signaleren wanneer de momentane positie van de meettaster 4 overeenkomt met de 19 gewenste positie van de meettaster 4. Begrepen zal worden dat, afhankelijk van de vorm van de weergeefinrichting 18, een dergelijke signalering ook via de weergeefinrichting 18 kan worden gerealiseerd, zowel akoestisch als optisch of beide.
5 In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm van de inrichting zijn zowel de meetinrichting 2 als de aanwijsinrichting 3 van een computergestuurde verwerkingsinrichting 8 respectievelijk 15 en een gegevensopslaginrichting 9 respectievelijk 16 voorzien. Begrepen zal worden dat, als gevolg van de datacommunicatieverbinding 5, door de meetinrichting 2 gemeten positiegegevens 10 door de verwerkingsinrichting 15 in de aanwijsinrichting 3 kunnen worden verwerkt waarbij de gegevens van een uit te zetten contour, punt of werk in de gegevensopslaginrichting 16 van de aanwijsinrichting 3 kunnen worden opgeslagen. De aanwijsinrichting 3 kan van geschikte software voor het uitvoeren van de benodigde berekeningen en stuuropdrachten etcetera worden voorzien.
15 Omgekeerd zal de deskundige begrijpen dat wanneer gebruik wordt gemaakt van een meetinrichting 2 zoals boven beschreven, de aanwijsinrichting 3 bijzonder eenvoudig kan worden uitgevoerd bijvoorbeeld enkel omvattende de datacommunicatie-interface 7, weergeefinrichting 18 en bijvoorbeeld de inrichtingen 20 en 21, waarbij de verwerkingsinrichting 8 van de meetinrichting 2 van geschikte 20 software is voorzien voor het uitvoeren van de benodigde berekeningen en stuuropdrachten etcetera. De uitvinding zoals omschreven in de bijgesloten conclusies omvat verder elke tussenvorm.
Opgemerkt wordt dat de aanwijsinrichting 3 geheel of gedeeltelijk ook in de meetinrichting 2 kan zijn opgenomen, zoals schematisch in Fig. 1 is 25 aangeduid met een dubbele onderbroken lijn 13.
Fig. 2 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een onder de merknaam Proliner® bekende meetinrichting 30, zoals beschreven in het Europese octrooi 1 226 401 ten name van aanvraagster, omvattende een draagbare basiseenheid 31 met een behuizing 32 welke bijvoorbeeld trapeziumvormig is. De in 30 Fig. 2 getoonde meetinrichting is geschikt voor het uitvoeren van ruimtelijke metingen in drie dimensies. Voor de onderhavige uitvinding, bij het bijvoorbeeld uitzetten van contouren of punten op een oppervlak of object, kan ook gebruik worden gemaakt van een soortgelijke meetinrichting voor slechts twee dimensies, waarvan het principe eveneens in het Europese octrooi 1 226 401 is beschreven. In 20 het navolgende zal de uitvinding worden uiteengezet aan de hand van de meest uitgebreide driedimensionale uitvoeringsvorm van de meetinrichting 30.
Op het bovenvlak 33 van de behuizing 32 is een in twee vrijheidsgraden zwaaibaar ondersteunde arm 34 geplaatst. De arm 34 is daartoe 5 aan een einde zwaaibaar gelagerd, bijvoorbeeld door middel van een kogelgewricht 35. Met de arm 34 dan wel met het kogelgewricht 35 is in de behuizing 32 een sensor 36 gekoppeld, voor het in twee onafhankelijke coördinaten (vrijheidsgraden) meten van de verplaatsingen c.q. rotatie van de arm 34. De sensor 36 kan desgewenst uit twee onafhankelijk werkende sensoren bestaan, één voor elke 10 onafhankelijke meetcoördinaat. De meetcoördinaten van de sensor 36 zijn respectievelijk aangeduid met pijlen 37 en 38. Pijl 37 representeert bewegingen van de arm 34 in een denkbeeldig vlak evenwijdig aan het bovenvlak 33 van de behuizing 32, hetgeen het azimutvlak kan worden genoemd, en pijl 38 representeert bewegingen van de arm 34 in een op het bovenvlak 33 van de behuizing 32 15 denkbeeldig loodrecht vlak, hetgeen het elevatievlak kan worden genoemd.
De meetinrichting 31 omvat een verplaatsbare meettaster 40 die aan een puntvormig uiteinde via een door de arm 34 heen lopend koord of draad 41 verplaatsbaar met de basiseenheid 32 is gekoppeld. De lengte van het koord of de draad 41 kan variëren, zoals aangeduid met de pijl 39. De basiseenheid 32 is 20 hiertoe voorzien van een oprolmechanisme voor het koord of de draad, schematisch aangeduid met het blok 42. Met dit oprolmechanisme 42 is een sensor 43 gekoppeld voor het meten van de lengte of lengteveranderingen van het koord of de draad 41. De sensor 36 en de sensor 43 vormen de sensorinrichting 11 zoals boven besproken in relatie tot fig. 1.
25 Voorts is de basiseenheid 32 voorzien van een (niet-getoonde) computergestuurde verwerkingsinrichting 8, gegevensopslaginrichting 9 met een gegevensinvoer/uitvoerinterface 10, en een datacommunicatie-interface 6 zoals boven besproken in relatie tot fig. 1.
Tijdens gebruik wordt de ruimtelijke positie van het puntvormige 30 uiteinde van de meettaster 40 in drie onafhankelijke coördinaten ten opzichte van de basiseenheid 31 in een meetcoördinatenstelsel van de meetinrichting 30 gemeten. In de besproken uitvoeringsvorm meet de meetinrichting 30 in een bolcoördinatenstelsel.
Een op hetzelfde principe als de Proliner® werkende inrichting is 21 bekend uit het Amerikaanse octrooi 7,395,609 B2. Deze bekende inrichting kan in relatie tot de hierin beschreven uitvinding op overeenkomstige wijze worden toegepast zoals hier beschreven voor de Proliner®.
De werkwijze volgens de uitvinding zal nu schematisch worden 5 geïllustreerd aan de hand van het stroomschema van fig. 3 en de grafische representatie zoals getoond in fig. 4. De in het stroomschema weergegeven stappen worden in de tijd gezien van boven naar beneden uitgevoerd, tenzij anders aangegeven dooreen desbetreffende pijl.
Het uitzetten start met het in de gegevensopslaginrichting 9 van de 10 meetinrichting 2 en/of de gegevensopslaginrichting 16 van de aanwijsinrichting 3 laden van gegevens van een uit te zetten (ruimtelijke) contour, punt of punten, of een werk, stap 50, “Laden gegevens uit te zetten contour, punt of werk”. Deze gegevens representeren de contour, een punt of het werk in een driedimensionaal globaal coördinatenstelsel, zoals bijvoorbeeld een cartesisch coördinatenstelsel, 15 een bolcoördinatenstelsel of een cilindercoördinatenstelsel. Bij een tweedimensionale uitvoeringsvorm representeren de te laden gegevens de contour of punt(en) in een tweedimensionaal globaal coördinatenstelsel.
Vervolgens wordt de meetinrichting 1 opgesteld in de ruimte of het gebied of bij het object waar de uit te zetten contour, punt(en) of het werk moeten 20 worden uitgezet. Voorbeelden van contouren of werken zijn in de aanhef genoemd. De meetinrichting 2 dient in de ruimte of het gebied waarin deze is opgesteld te worden gekalibreerd, stap 51 “Kalibreren”. Kalibratie kan op verschillende manieren plaatsvinden, hetgeen weer af kan hangen van de voor het meten gebruikte meetinrichting.
25 In de driedimensionale uitvoeringsvorm wordt de meettaster 4 als eerste op tenminste drie onafhankelijke referentiepunten geplaatst (tenminste twee bij een tweedimensionaal project). Deze referentiepunten zijn in de geladen gegevens vervat en in het veld of in de ruimte of op het object gemarkeerd. De referentiepunten zijn onafhankelijk wanneer ze een driedimensionale ruimte 30 opspannen (of een tweedimensionaal vlak bij een tweedimensionaal project). De meetinrichting 1 meet in zijn meetcoördinatenstelsel de positie van de meettaster 4 op de referentiepunten. Door middel van op zichzelf bekende trigonometrische berekeningen kunnen nu door een geschikte geprogrammeerde verwerkings-inrichting 8 en/of 15 coördinaat-transformatiewaarden worden berekend, om een 22 positie in het meetcoördinatenstelsel te transformeren naar een positie in het globale coördinatenstelsel, stap 52, “Bereken coördinaat-transformatiewaarden”.
Opgemerkt wordt dat het aantal te meten referentieposities tenminste drie (of twee) is. De referentie- of kalibratiemeting kan echter worden 5 ondersteund door of er kunnen minder referentieposities hoeven te worden gemeten wanneer de meetinrichting bijvoorbeeld horizontaal of bijvoorbeeld verticaal kan worden gesteld met een horizontaal of verticaal vlak van een object of uit te zetten werk. Het horizontaal of bijvoorbeeld verticaal stellen van de meetinrichting kan automatisch of met de hand gebeuren.
10 In een andere uitvoeringsvorm kan de meetinrichting 1 van geschikte sensoren, zoals een klinometer, zijn voorzien die automatisch een horizontaal of verticaal referentievlak bepalen. Door middel van geschikte verwerkingssoftware in de verwerkingsinrichting 8 wordt dan het meetcoördinatenstelsel aan een aldus bepaald referentievlak vastgelegd.
15 Vervolgens kan met het uitzetten worden gestart. Hiertoe wordt door de meetinrichting 2 of door de aanwijsinrichting 3 automatisch of door een gebruiker gestuurd, een uit te zetten punt of een punt van de uit te zetten contour of het werk geselecteerd, stap 53, “Selecteer punt of een punt van de contour of het werk”. In de situatie waarin de gebruiker een punt selecteert, kan dit bijvoorbeeld 20 met voordeel gebeuren vanaf de aanwijsinrichting 3 in een weergave van de uit te zetten punt(en), de contour of het werk op een display 19, middels selectie-inrichtingen 20 - 25 zoals in het voorgaande beschreven in relatie tot fig. 1. Het geselecteerde punt is de gewenste positie van de meettaster 4.
Op een bij voorkeur quasi-continue wijze wordt nu real-time de 25 momentane positie van de meettaster 4 door de meetinrichting 2 in drie onafhankelijke coördinaten gemeten, stap 54, “Meet positie van de meettaster”.
Vervolgens wordt in drie coördinaten het verschil tussen de gemeten momentane positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster door de verwerkingsinrichting 8 en/of 15 berekend, stap 55, “Bereken verschil”. Hierbij wordt 30 gebruik gemaakt van trigonometrische berekeningen, rekening houdende met de in stap 52 bepaalde coördinaattransformatiewaarden en het type meetcoördinatenstelsel en het type globale coördinatenstelsel.
Op grond van het berekende verschil worden nu via de weergeefinrichting 18 van de aanwijsinrichting 3 aanwijzingen gegeven voor het 23 verplaatsten van de meettaster 4 om deze zo dicht mogelijk bij of op de geselecteerde gewenste positie te plaatsen, stap 56, “Weergeven aanwijzingen”. Verschillende manieren voor het geven van aanwijzingen zijn in het voorgaande reeds toegelicht. In het bijzonder wordt hier opgemerkt dat de aanwijzingen in een 5 aanwijscoördinatenstelsel kunnen worden weergegeven, dat kan verschillen van het meetcoördinatenstelsel en het globale coördinatenstelsel. De transformatie naar een geschikt aanwijscoördinatenstelsel kan bijvoorbeeld door de verwerkings-inrichting 15 worden uitgevoerd. Deze stap kan ook het op een display weergeven van de momentane gemeten positie van de meettaster 4 omvatten.
10 De stappen 54, 55 en 56 worden zolang herhaald als het berekende verschil boven een voorafbepaalde drempel ligt, dat wil zeggen antwoord “nee” op de vergelijking “Verschil < drempel?” in beslissingsblok 57. Indien het antwoord “ja” is, mag worden geconcludeerd dat de momentane positie van de meettaster 4 overeenkomt met de gewenste, geselecteerde positie. De gebruiker kan de 15 betreffende positie van de meettaster dan in de ruimte, op het object of het werk markeren.
De werkwijze kan nu automatisch verder gaan met het kiezen van een volgend, bijvoorbeeld vooraf geprogrammeerd, nieuw uit te zetten punt of een nieuw punt van de uit te zetten contour of het werk, of hiervoor kan eerst een 20 bevestiging van de gebruiker vereist zijn, bijvoorbeeld via de inrichtingen 20 - 25 van de aanwijsinrichting 3. Zoals boven uiteengezet kan de gebruiker bijvoorbeeld ook zelf, handmatig, een punt van de contour of het werk selecteren.
Vervolgens wordt in beslissingsblok 58 gecontroleerd of alle punten of een voorafbepaald aantal punten van de contour of het werk die nodig zijn voor 25 het geschikt uitzetten van de contour, punt(en) of het werk, zijn geselecteerd, “Contour, punt(en) of werk uitgezet?
Zo nee, dan wordt de werkwijze weer vervolgd vanaf stap 53. Zo ja, dan is het uitzetten klaar en kan de werkwijze worden gestopt, stap 59, “Stop”.
Gemeten posities van de meettaster 4 die bijvoorbeeld afwijken van 30 de gewenste positie kunnen aan de geladen gegevens worden toegevoegd. Ook nieuwe posities kunnen aan de geladen gegevens worden toegevoegd, uiteraard weer rekening houdende met de bepaalde coördinaattransformatiewaarden en coördinatenstelsel zoals in het bovenstaande uiteengezet. Een en ander zoals schematisch geïllustreerd middels optioneel blok 60, “Toevoegen meetgegevens”.
24
Begrepen zal worden dat verschillende (deel)stappen van de werkwijze in een andere volgorde kunnen worden uitgevoerd dan boven besproken. De stappen 52 en 53 of 53 en 54 kunnen bijvoorbeeld in de tijd worden verwisseld.
Na het voltooien van het uitzetten kan desgewenst met de 5 meetinrichting een meting worden uitgevoerd ter controle van het uitzetten, hetgeen voor kwaliteitsdoeleinden wenselijk kan zijn.
Fig. 4 toont schematisch, grafisch een coördinaattransformatie tussen het meetcoördinatenstelsel u, v, w en het globale coördinatenstelsel x, y, z. Omwille van de duidelijkheid zijn zowel het meetcoördinatenstelsel als het globale 10 coördinatenstelsel cartesiaanse stelsels.
De gemeten positie P in het meetcoördinatenstelsel, gerepresenteerd door de vector MP met componenten uP, vP, wP wordt via de coördinaat-transformatievector T, met componenten xT, yT, zT getransformeerd naar de overeenkomstige positie in het globale coördinatenstelsel x, y, z gerepresenteerd 15 door vector DP. De vector T wordt berekend uit de gemeten referentiepunten.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de aanwijsinrichting 3 zodanig uitgevoerd dat een contour of werk of een deel van en contour of werk in een tweedimensionale deelrepresentatie op een display 65 van de aanwijsinrichting 3 wordt weergegeven, zoals schematisch geïllustreerd in Fig. 5.
20 Met het verwijzingscijfer 61 is een gekromde wand van een tunnel aangeduid, waarop een contour 62 moet worden uitgezet. De met a, b, c, d aangeduide punten liggen op de gekromde contour 62. Voor een gebruiker, die de contour 62 moet uitzetten als hij of zij voor de wand 61 staat, lijkt de wand echter een plat vlak. Het geven van aanwijzingen in een representatie van de wand 61 25 zoals in het linkerdeel van Fig. 5, hetgeen bijvoorbeeld een representatie in een cartesisch assenstelsel is, waarin de gegevens in de meetinrichting of de aanwijsinrichting zijn geladen, appelleert dan niet aan hetgeen de gebruiker ter plaatse ervaart.
Door echter gebruik te maken van de coördinaattransformatie, in 30 Fig. 5 schematisch aangeduid door de dubbele pijl T, waarbij de gekromde wand 61 op de aanwijsinrichting in een cilindercoördinatenstelsel wordt afgebeeld, ziet de gebruiker de wand 61 als een vlakke, tweedimensionale representatie 61' en verschijnt de gekromde contour 62 als een uit rechte lijnstukken opgebouwde contour 62'. De punten a’, b’, c’, d’ corresponderen met de punten a, b, c, d.
! 25
Met het verwijzingscijfer 64 is de momentane gemeten positie van de meettaster 4 aangeduid, weergeven in de vorm van een ster. Uit het rechterdeel van Fig. 5 kan nu worden gezien dat de aanwijzingen voor het verplaatsten van de meettaster 4 in twee onafhankelijke richtingen 63 kunnen worden gegeven, hetgeen 5 voor een gebruiker intuïtief overeenkomt met wat hij of zij ter plaatse ervaart.
Verschillende delen van een uit te zetten contour of werk kunnen in verschillende tweedimensionale deelrepresentaties worden weergegeven, zonodig met behulp van verschillende coördinaattransformaties. In de geladen gegevens kunnen omschakelpunten worden opgenomen, waarbij op de aanwijsinrichting 10 automatisch wordt omgeschakeld naar een (andere) tweedimensionale representatie. Bijvoorbeeld bij het met de meettaster 4 bereiken van het punt a kan automatisch worden omgeschakeld naar de representatie zoals getoond in het rechterdeel van Fig. 5. Uiteraard kan ook door een gebruiker handmatig worden omgeschakeld, indien dit de voorkeur heeft.
15 Opgemerkt wordt dat de meting door de meetinrichting in drie dimensies wordt uitgevoerd en dat enkel de weergave op de aanwijsinrichting in twee dimensies plaatsvindt.
Fig. 6 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van de aanwijsinrichting 3 waarbij de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is 20 voorzien van een grafisch display 70 en is ingericht voor het in gebruik op het display 70 weergeven van een het koord of de draad 41 representerende afbeelding 71. In de getoonde uitvoeringsvorm is deze representatie 71 een doorgetrokken lijn.
Begrepen zal worden dat dit ook een onderbroken lijn, een uit stippen opgebouwde lijn en dergelijke kan zijn. De representatie 71 van het koord of de draad 41 heeft in 25 deze uitvoeringsvorm een vaste positie op het display 70. Een einde van de representatie 71 valt samen met of gaat over in een representatie van de meettaster 4, 40 op het display 70, bijvoorbeeld in de vorm van een stip 72. Met een ster 73 is een gewenste positie van de meettaster 4, 40 weergegeven.
De verplaatsingsaanwijzingen zijn richtingsaanwijzingen, zoals 30 bijvoorbeeld een pijl 74, die uitgaande van de representatie 71 van het koord of de draad, zoals de genoemde rechte lijn, de verplaatsingsrichting van de meettaster 4, 40 in de richting van het gewenste punt 73 aangeeft. In aanvulling hierop kan ook verplaatsingsinformatie in een maateenheid, zoals mm, cm, m, graden door middel van getallen of grafische representaties zoals bijvoorbeeld meetbalken worden 26 getoond, schematisch aangeduid met het verwijzingscijfer 75.
Tijdens het uitzetten kan de gebruiker dan door het bijvoorbeeld oplijnen van de op het display getoonde representatie 71 van het koord of de draad met het werkelijke koord of de draad 41 van de meetinrichting 30 gemakkelijk de 5 mate en richting van de verplaatsing van de meettaster 4, 40 bepalen en uitvoeren.
In een meer geavanceerde uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een positiebepalingsinrichting voor het bepalen van een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting, waarin de weergeefinrichting van de 10 aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot de bepaalde relatieve positie op het display weergeven van de aanwijzingen. In Fig. 1 schematisch aangeduid met de verwijzingscijfers 27, 28.
Door het continue c.q. quasi-continue real-time tijdens het uitzetten bepalen van de relatieve positie van de aanwijsinrichting 3 ten opzichte van ofwel de 15 meettaster 4, 40 ofwel de basiseenheid 32 van de meetinrichting 2, 30 is het mogelijk om de op het display 70 weergegeven aanwijzingen automatisch c.q. dynamisch op te lijnen met bijvoorbeeld het koord of de draad 41 van de meetinrichting 30, zodat de gebruiker niet telkens zelf de aanwijsinrichting 3 in een met het koord of de draad 41 opgelijnde positie hoeft te brengen voor het correct 20 interpreteren van de weergegeven richtingsinformatie. De richtingsinformatie volgt dan uiteraard ook positieveranderingen van de aanwijsinrichting 3 wanneer de gebruiker die de aanwijsinrichting 3 houdt van looprichting verandert of de oriëntatie van de aanwijsinrichting wijzigt, etc. In deze uitvoeringsvorm kan de representatie 71 van de koord of de draad 41 eveneens op het display worden getoond, zoals 25 boven besproken. De oriëntatie van deze representatie 71 op het display 70 wijzigt dan met de oriëntatie van de aanwijsinrichting 3.
De betreffende relatieve positie kan op verschillende, op zichzelf bij een deskundige bekende manieren of met bekende technieken en inrichtingen 27, 28 worden gemeten. Bijvoorbeeld uit absolute positiemetingen van de basiseenheid 30 en de aanwijs-inrichting middels bijvoorbeeld satellietpositie-bepalingssystemen, zoals GPS, door in de basiseenheid 30 en/of in de aanwijsinrichting 3 opgenomen positiemeetsystemen die onderling communiceren, middels triangulatietechnieken, etc.
De uitvinding is niet beperkt tot de besproken voorbeelden, voor 27 een deskundige zijn verschillende wijzigingen en aanvullingen mogelijk zonder af te wijken van de uitvinding zoals gerepresenteerd door de bijgesloten conclusies.
5 103 7 6 93

Claims (35)

1. Inrichting voor het uitzetten van contouren, punten of werken, omvattende een meetinrichting voorzien van een verplaatsbare meettaster en een 5 draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm, waarbij de meettaster door een koord of draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld en de meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van het koord of de draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad en van een met de opnemers gekoppelde 10 computer-gestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen, een met de meetinrichting communicatief gekoppelde aanwijsinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het positioneren van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van 15 de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk, waarbij de aanwijsinrichting is voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster op basis van een verschil tussen een door de meetinrichting gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt 20 of werk.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de meetinrichting is voorzien van een opslaginrichting voor het hierin laden en opslaan van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten 25 positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van een uit te zetten contour, punt of werk.
3. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de aanwijsinrichting in de meetinrichting is opgenomen.
4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 30 waarin de aanwijsinrichting is voorzien van een opslaginrichting voor het hierin laden van gegevens van een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de meetinrichting gemeten positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van een uit te zetten contour, punt 103 7693 of werk.
5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is ingericht voor het in de vorm van richtingsinformatie voor het verplaatsen van de meettaster geven van de 5 aanwijzingen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is ingericht voor het geven van de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster in de vorm van richtingsinformatie door middel van tenminste één van de groep omvattende: 10. audio-richtingsinformatie; - optische richtingsinformatie; - grafische richtingsinformatie; - tactiele richtingsinformatie.
7. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 15 waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display en is ingericht voor het in gebruik op het display weergeven van een het koord of de draad representerende afbeelding en voor het in relatie tot deze afbeelding weergeven van de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster.
8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 20 voorzien van een positiebepalings-inrichting voor het bepalen van een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot de bepaalde relatieve positie op het display weergeven van de aanwijzingen.
9. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot een afbeelding van een uit te zetten contour, punt of werk op het display geven van de aanwijzingen.
10. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 30 waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot referentieposities van een uit te zetten contour, punt of werk op het display geven van de aanwijzingen.
11. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is ingericht voor het in een te kiezen coördinatenstelsel geven van de aanwijzingen.
12. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is ingericht voor het in twee onafhankelijke richtingen in een tweedimensionale deelrepresentatie geven van de 5 aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster.
13. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de aanwijsinrichting is voorzien van een signaleringsinrichting voor het signaleren wanneer het verschil onder een voorafbepaalde drempel ligt.
14. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 10 waarin de aanwijsinrichting is voorzien van een inrichting voor het bevestigen en selecteren van een positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk.
15. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de aanwijsinrichting draadloos communicatief met de meetinrichting is 15 gekoppeld.
16. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 14, waarin de meettaster en de aanwijsinrichting tot één draagbaar geheel zijn gecombineerd.
17. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens 20 van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen is opgenomen in de aanwijsinrichting en waarbij de aanwijsinrichting is ingericht voor het in tenminste twee onafhankelijke coördinaten weergeven van de positie van de meettaster ten opzichte van een vast opgestelde basiseenheid.
18. Werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken met 25 een inrichting omvattende een meetinrichting voorzien van een verplaatsbare meettaster en een draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm, waarbij de meettaster door een koord of draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld en de meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van het koord of de 30 draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad, een met de opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen en een met de meetinrichting communicatief gekoppelde aanwijsinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het positioneren van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk, waarbij de aanwijsinrichting is voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster op basis van een verschil 5 tussen een door de meetinrichting gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk, verder omvattende een opslaginrichting voor het hierin laden en opslaan van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk en een rekeninrichting voor het berekenen van het verschil tussen de door de 10 meetinrichting gemeten positie van de meettaster en de gewenste positie van de meettaster overeenkomstig de geladen gegevens van de uit te zetten contour, punt of werk, welke werkwijze de stappen omvat van het: a) laden van gegevens representatief voor een uit te zetten contour, punt of werk in een globaal coördinatenstelsel, welke gegevens tenminste twee 15 bekende onafhankelijke referentieposities omvat, b) kalibreren van een meetcoördinatenstelsel, c) berekenen van coördinaat-transformatiewaarden voor het transformeren van posities tussen het globale coördinatenstelsel en het meetcoördinatenstelsel, 20 d) selecteren, uit de geladen gegevens, van een punt van een uit te zetten contour, punt of werk als gewenste positie van de meettaster, e) meten van een momentane positie van de meettaster in tenminste twee onafhankelijke coördinaten, f) berekenen van een verschil tussen de gemeten momentane 25 positie en een gewenste positie van de meettaster, overeenkomstig de berekende coördinaat-transformatiewaarden, g) weergeven van het berekende verschil met behulp van de aanwijsinrichting in de vorm van aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster, 30 h) herhalen van de stappen e) tot en met g) totdat het verschil onder een voorafbepaalde drempelwaarde ligt, en i) herhalen van de stappen d) tot en met h) voor verschillende punten van een uit te zetten contour, punten of werk.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarin stap b) omvat het in tenminste twee onafhankelijke coördinaten meten van de positie van de meettaster op in de geladen gegevens vervatte, bekende referentieposities.
20. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 19, waarin een signalering wordt verschaft indien het berekende verschil onder een 5 voorafbepaalde drempel ligt.
21. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 20, waarin stap d) door de meetinrichting automatisch wordt uitgevoerd.
22. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 21, waarin stap d) vanaf de aanwijsinrichting wordt uitgevoerd.
23. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 22, waarin de stappen e) tot en met h) quasi-continue worden uitgevoerd.
24. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 23, waarin de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in de vorm van richtingsinformatie voor het verplaatsen van de meettaster worden weergegeven.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, waarin de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in de vorm van richtingsinformatie voor het verplaatsen van de meettaster worden weergegeven, door middel van tenminste één van de groep omvattende: - audio-richtingsinformatie; 20. optische richtingsinformatie; - grafische richtingsinformatie; - tactiele richtingsinformatie.
26. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 25, waarin de aanwijsinrichting de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster in 25 relatie tot een het koord of de draad representerende afbeelding weergeeft.
27. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 26, waarin een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting wordt bepaald en waarin de aanwijsinrichting de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster in relatie 30 tot de bepaalde relatieve positie weergeeft.
28. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 27, waarin de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in relatie tot een afbeelding van een uit te zetten contour, punt of werk worden weergegeven.
29. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 28, waarin de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in relatie tot referentieposities van een uit te zetten contour, punt of werk worden weergegeven.
30. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 29, waarin de gemeten momentane positie van de meettaster in relatie tot een afbeelding van 5 een uit te zetten contour, punt of werk wordt weergegeven.
31. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 30, waarin de aanwijzingen door de aanwijsinrichting in een tweedimensionale deel-representatie van een uit te zetten contour, punt of werk worden weergegeven.
32. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 18 t/m 31, waarin 10 met de meetinrichting gemeten resultaten aan de geladen gegevens worden toegevoegd.
33. Aanwijsinrichting voorzien van een weergeefinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het verplaatsen van een meettaster van een inrichting voor het uitzetten van contouren, punten of werken, welke inrichting een 15 meetinrichting en een draagbare basiseenheid met een draaibaar ondersteunde langwerpige arm omvat, waarbij de meettaster door een koord of draad via de langwerpige arm met de meetinrichting is gekoppeld en de meetinrichting is voorzien van opnemers voor het meten van een lengte of lengteverandering van het koord of de draad en rotatie van de arm in tenminste één vrijheidsgraad, en van een 20 met de opnemers gekoppelde computergestuurde verwerkingsinrichting voor het tot positiegegevens van de meettaster verwerken van door de opnemers afgegeven meetsignalen, waarbij de aanwijsinrichting is ingericht voor communicatieve koppeling met de meetinrichting voor het geven van aanwijzingen voor het positioneren van de meettaster voor het verkleinen van een verschil tussen een 25 gemeten positie van de meettaster en een gewenste positie van de meettaster overeenkomstig een uit te zetten contour, punt of werk.
34. Aanwijsinrichting volgens conclusie 33, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display en is ingericht voor het in gebruik op het display weergeven van een het koord of de 30 draad representerende afbeelding en voor het in relatie tot deze afbeelding weergeven van de aanwijzingen voor het verplaatsen van de meettaster.
35. Aanwijsinrichting volgens conclusie 33 of 34, waarin de weergeefinrichting is voorzien van een positiebepalingsinrichting voor het bepalen van een relatieve positie van de aanwijsinrichting ten opzichte van tenminste één van de basiseenheid en de meettaster van de meetinrichting, waarin de weergeefinrichting van de aanwijsinrichting is voorzien van een grafisch display voor het in relatie tot de bepaalde relatieve positie op het display weergeven van de aanwijzingen. 5 1 03 7693
NL1037693A 2009-02-05 2010-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij. NL1037693C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037693A NL1037693C2 (nl) 2009-02-05 2010-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036517A NL1036517C2 (nl) 2009-02-05 2009-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren of werken en een meetinrichting en aanwijsinrichting ingericht voor gebruik hierbij.
NL1036517 2009-02-05
NL1037693A NL1037693C2 (nl) 2009-02-05 2010-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij.
NL1037693 2010-02-05

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1037693A NL1037693A (nl) 2010-08-09
NL1037693C2 true NL1037693C2 (nl) 2012-07-10

Family

ID=42398417

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036517A NL1036517C2 (nl) 2009-02-05 2009-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren of werken en een meetinrichting en aanwijsinrichting ingericht voor gebruik hierbij.
NL1037693A NL1037693C2 (nl) 2009-02-05 2010-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036517A NL1036517C2 (nl) 2009-02-05 2009-02-05 Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren of werken en een meetinrichting en aanwijsinrichting ingericht voor gebruik hierbij.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US8457917B2 (nl)
DE (1) DE102010007159A1 (nl)
NL (2) NL1036517C2 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US8356419B2 (en) * 2009-04-29 2013-01-22 Peter Maxwell Lord Digital measuring device
NL2008435C2 (en) * 2012-03-08 2013-09-10 Holding Prodim Systems B V An apparatus for pointing spatial coordinates, comprising a movable hand-held probe and a portable base unit, and a related method.
US9157721B1 (en) * 2012-06-08 2015-10-13 Beeline Company Measuring system
NL2010667C2 (en) * 2013-04-19 2014-10-21 Holding Prodim Systems B V A method of determining a target spatial coordinate using an apparatus comprising a movable hand-held probe and a portable base unit, and a related apparatus.
EP3403761B1 (en) 2017-05-19 2022-05-25 Springa S.R.L. Tool system and method of operation of said tool system
NL2021673B1 (en) 2018-09-20 2020-05-07 Prodim Int B V A method of calibrating an apparatus for pointing spatial coordinates as well as a corresponding apparatus.
EP3671115B1 (en) * 2018-12-17 2023-10-11 Leica Geosystems AG Geodetic stake-out system
US20220087644A1 (en) * 2020-09-24 2022-03-24 GE Precision Healthcare LLC Systems and methods for an adaptive interface for an ultrasound imaging system

Family Cites Families (29)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3833203C1 (en) * 1988-09-30 1990-02-22 Bernhard 8400 Regensburg De Blasch Device for the numeric acquisition of coordinates for CAD systems
US4976043A (en) * 1989-02-09 1990-12-11 The United States Of America As Represented By The United States Department Of Energy Precision contour gage
US5100229A (en) * 1990-08-17 1992-03-31 Spatial Positioning Systems, Inc. Spatial positioning system
US5337002A (en) * 1991-03-01 1994-08-09 Mercer John E Locator device for continuously locating a dipole magnetic field transmitter and its method of operation
US6417666B1 (en) * 1991-03-01 2002-07-09 Digital Control, Inc. Boring tool tracking system and method using magnetic locating signal and wire-in-pipe data
US5208995A (en) * 1992-03-27 1993-05-11 Mckendrick Blair T Fixture gauge and method of manufacturing same
US5320180A (en) * 1992-10-08 1994-06-14 Sharewell Inc. Dual antenna radio frequency locating apparatus and method
US5469155A (en) * 1993-01-27 1995-11-21 Mclaughlin Manufacturing Company, Inc. Wireless remote boring apparatus guidance system
JP2583391B2 (ja) * 1993-09-21 1997-02-19 高千穂産業株式会社 掘進ヘッドの傾斜検出装置
WO1995019540A1 (en) * 1994-01-13 1995-07-20 Röntgen Technische Dienst B.V. Position indicator, system comprising such position indicator and method for scanning a surface by hand using a sensor
US5585726A (en) * 1995-05-26 1996-12-17 Utilx Corporation Electronic guidance system and method for locating a discrete in-ground boring device
US5711381A (en) * 1996-01-16 1998-01-27 Mclaughlin Manufacturing Company, Inc. Bore location system having mapping capability
US5768792A (en) * 1996-02-09 1998-06-23 Faro Technologies Inc. Method and apparatus for measuring and tube fitting
US5880680A (en) * 1996-12-06 1999-03-09 The Charles Machine Works, Inc. Apparatus and method for determining boring direction when boring underground
US6427784B1 (en) * 1997-01-16 2002-08-06 Mclaughlin Manufacturing Company, Inc. Bore location system having mapping capability
US6411094B1 (en) * 1997-12-30 2002-06-25 The Charles Machine Works, Inc. System and method for determining orientation to an underground object
US6079506A (en) * 1998-04-27 2000-06-27 Digital Control Incorporated Boring tool control using remote locator
NL1013479C1 (nl) * 1999-11-03 2001-05-09 Theodorus Wilhelmus Antonius C Meetinrichting omvattende een verplaatsbare meettaster.
DE10123715A1 (de) * 2000-05-15 2002-01-17 Weimatic Gmbh Verfahren und Anordnung zur Erfassung dreidimensionaler Objekte
US6484118B1 (en) * 2000-07-20 2002-11-19 Biosense, Inc. Electromagnetic position single axis system
WO2002057708A2 (en) * 2001-01-16 2002-07-25 Axyz International Inc. Apparatus for measuring the contour of a surface
DE10133321A1 (de) * 2001-07-09 2003-01-30 Metabowerke Gmbh Einrichtung zum zielgeführten Positionieren eines handgeführten Werkzeuggeräts
US7246030B2 (en) * 2002-02-14 2007-07-17 Faro Technologies, Inc. Portable coordinate measurement machine with integrated line laser scanner
US6854535B1 (en) * 2002-12-03 2005-02-15 Merlin Technology, Inc. Bore location system and method of calibration
GB0611109D0 (en) * 2006-06-06 2006-07-19 Renishaw Plc A method for measuring workpieces
DE102006040155A1 (de) * 2006-08-27 2008-02-28 Reinhard Tarnick Gerät zur dreidimensionalen Vermessung von Objekten
US7395609B2 (en) 2006-09-26 2008-07-08 Spaceage Control, Inc. 3-dimensional cable guide and cable based position transducer
US9747698B2 (en) * 2006-10-21 2017-08-29 Sam Stathis System for accurately and precisely locating and marking a position in space using wireless communications and robotics
US7665223B2 (en) * 2008-06-20 2010-02-23 Delta Ii, I.P., Trust Measuring device with extensible cord and method

Also Published As

Publication number Publication date
NL1037693A (nl) 2010-08-09
DE102010007159A1 (de) 2010-10-14
US8457917B2 (en) 2013-06-04
US20100198543A1 (en) 2010-08-05
NL1036517C2 (nl) 2010-08-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1037693C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het uitzetten van contouren, punten of werken en een aanwijsinrichting voor gebruik hierbij.
US20040122628A1 (en) Method and device for generating two-dimensional floor plans
CN107218933B (zh) 用于工地基准定位的方法、系统和计算机可读存储介质
US8060344B2 (en) Method and system for automatically performing a study of a multidimensional space
US9858712B2 (en) System and method capable of navigating and/or mapping any multi-dimensional space
JP4716175B2 (ja) 施工支援方法及び施工支援システム
US20210192099A1 (en) Method and system for generating an adaptive projected reality in construction sites
US20130326892A1 (en) Device for measuring and marking space points along horizontally running contour lines
US9747698B2 (en) System for accurately and precisely locating and marking a position in space using wireless communications and robotics
CN106595612A (zh) 基于bim的智能施工测量放样方法
JP2007523338A (ja) 面積測定のための装置
CN104563459B (zh) 一种抹墙机及其找平方法
JP2003523505A (ja) 体積の二次元または三次元地図作製用の距離測定装置
JP6095369B2 (ja) Cad情報生成システム、cad情報生成プログラムおよびcad情報生成方法
CN108571955A (zh) 坐标测定系统与坐标测定方法
CN101578591A (zh) 用于使用无线通信和机器人技术准确并精确地定位和标记空间中的位置的系统
JP2021173727A (ja) 作業管理システム,作業管理方法,そのための作業管理プログラム
JP2007118165A (ja) 墨位置記録装置
TW201742974A (zh) 位置標示器
CN107101622A (zh) 考古测量仪的控制方法及考古测量仪
KR100258405B1 (ko) 터널공사시 발파위치 및 내공측정방법 및 장치
US20050125770A1 (en) Method and system for surveying and modeling a site
US20220155068A1 (en) Tilt analysis system, tilt analysis method, storage medium storing tilt analysis program, and survey target device
CN101506811A (zh) 用于自动执行多维空间的学习的方法和系统
JP2024118850A (ja) 画像生成システム、及び位置特定方法