NL1023064C2 - Wisselsteller. - Google Patents

Wisselsteller. Download PDF

Info

Publication number
NL1023064C2
NL1023064C2 NL1023064A NL1023064A NL1023064C2 NL 1023064 C2 NL1023064 C2 NL 1023064C2 NL 1023064 A NL1023064 A NL 1023064A NL 1023064 A NL1023064 A NL 1023064A NL 1023064 C2 NL1023064 C2 NL 1023064C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
shooters
working
hook
locking
switch
Prior art date
Application number
NL1023064A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Adrianus Jozef Schouten
Hendrik Jan Budel
Original Assignee
Vialis Nma Railway Signalling
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vialis Nma Railway Signalling filed Critical Vialis Nma Railway Signalling
Priority to NL1023064A priority Critical patent/NL1023064C2/nl
Priority to EP20040075987 priority patent/EP1470983A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1023064C2 publication Critical patent/NL1023064C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61LGUIDING RAILWAY TRAFFIC; ENSURING THE SAFETY OF RAILWAY TRAFFIC
    • B61L5/00Local operating mechanisms for points or track-mounted scotch-blocks; Visible or audible signals; Local operating mechanisms for visible or audible signals
    • B61L5/10Locking mechanisms for points; Means for indicating the setting of points
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61LGUIDING RAILWAY TRAFFIC; ENSURING THE SAFETY OF RAILWAY TRAFFIC
    • B61L11/00Operation of points from the vehicle or by the passage of the vehicle
    • B61L11/02Operation of points from the vehicle or by the passage of the vehicle using mechanical interaction between vehicle and track
    • B61L11/04Trailable point locks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61LGUIDING RAILWAY TRAFFIC; ENSURING THE SAFETY OF RAILWAY TRAFFIC
    • B61L5/00Local operating mechanisms for points or track-mounted scotch-blocks; Visible or audible signals; Local operating mechanisms for visible or audible signals
    • B61L5/10Locking mechanisms for points; Means for indicating the setting of points
    • B61L5/107Locking mechanisms for points; Means for indicating the setting of points electrical control of points position

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Train Traffic Observation, Control, And Security (AREA)

Description

Λ
Wisselsteller
De uitvinding betreft een wisselsteller voor het tussen twee wisselstanden aandrijven van de twee wisseltongen van een spoorwegwissel, ten minste voorzien van twee met de respectievelijke wisseltongen verbonden en deze bewegende 5 werkschieters en een aandrijfvoorziening voor deze werkschieters, alsmede grendelmiddelen voor het vergrendelen van de werkschieters in met de wisselstanden van de wisseltongen corresponderende posities.
Met behulp van een dergelijke wisselsteller wordt 10 een spoorwegwissel, die onderdeel is van een spoorwegsysteem voor railvoertuigen (treinen, trams, metro's of dergelijke) heen en weer bewogen tussen zijn twee wisselstanden. Behalve de genoemde werkschieters, waarmee de wisseltongen heen en weer kunnen worden bewogen, bezit een dergelijke wisselstel-15 Ier veelal tevens met de genoemde grendelmiddelen samenwer-I kende controleschieters die kunnen controleren of het wissel I zich op correcte wijze in één der twee wisselstanden be- I vindt.
Met een wissel kan bijvoorbeeld een railvoertuig I 20 vanaf een doorgaand spoor worden afgeleid naar een afbuigend I spoor. Wanneer het wissel zich in de positie bevindt, waarin het railvoertuig naar het afbuigend spoor kan worden afgebo- I gen, doch een railvoertuig op het hoofdspoor in tegengestel- I de richting het wissel nadert, komt het voor dat het wissel I 25 wordt 'opengereden'. Bij sommige bekende wisselstellers be- vinden zich hiervoor in de aandrijfvoorziening delen die bij I het overschrijden van een bepaalde kracht bezwijken en hier- I door de beweging van de werkschieters toestaan zonder dat de I aandrijfvoorziening wordt bekrachtigd of de wisseltongen en 30 wisselsteller worden beschadigd of een ontsporing optreedt.
I Een nadeel van deze oplossing is echter, dat wanneer een I wissel op deze wijze opengereden is ten minste de bezweken I delen moeten worden vervangen of hersteld. Sommige andere bekende wisselstellers zijn weliswaar reversibel openrijd- 12 baar maar hierbij bezitten de toegepaste maatregelen (zoals een verend liggende afliggende wisseltong) specifieke nadelen .
Het is een doelstelling van de onderhavige uitvin-5 ding om een wisselsteller te verschaffen, waarbij het genoemde nadeel op eenvoudige, dóch niettemin doeltreffende wijze is opgeheven.
Hiertoe wordt in overeenstemming met de onderhavige uitvinding een wisselsteller van het in de aanhef ge-10 noemde type verschaft, waarbij de aandrijfvoorziening is voorzien van een in de bewegingsrichting van de werkschie-ters heen en weer beweegbaar aandrijfdeel dat door middel van een koppeldeel zodanig selectief met de werkschieters verbindbaar is dat, uitgaande van de wisselstanden, 15 - een aandrijfbeweging van het aandrijfdeel leidt tot een corresponderende beweging van de werkschieters, en - bij openrijden van het spoorwegwissel een beweging van een afliggende werkschieter onder invloed van een daarop door een passerend railvoertuig uitgeoefende kracht 20 door de selectieve koppeling tussen het aandrijfdeel en de werkschieters niet leidt tot een corresponderende beweging van het aandrijfdeel.
Tijdens normaal bedrijf van de wisselsteller, waarbij het spoorwegwissel wordt geschakeld tussen zijn bei-25 de wisselstanden, wordt door middel van het koppeldeel een aandrijfkracht vanaf het aandrijfdeel op de werkschieters overgebracht, zodat de wisseltongeh van het spoorwegwissel op correcte wijze heen en weer worden bewogen. Wanneer daarentegen, uitgaande van één der wisselstanden, een railvoer-30 tuig door het openrijden van het spoorwegwissel een kracht uitoefent op een afliggende werkschieter, kan door de genoemde selectieve koppeling tussen het aandrijfdeel en de werkschieters de door het passerende railvoertuig uitgeoefende kracht niet worden doorgeleid naar het aandrijfdeel en 35 treedt een bezwijken daarvan op. De werkschieters kunnen in 3 I een dergelijke ontkoppelde stand vrij worden verplaatst zon- I der dat het a'andri j f deel meebeweegt. Hierdoor wordt ook de I basis verschaft voor het herstelbaar zijn van de koppeling I tussen het aandrijfdeel en de werkschieters, zonder répara- I 5 ties of dergelijke te moeten uitvoeren.
I De in het voorgaande genoemde selectieve verbin- I ding tussen het aandrijfdeel en de werkschieters door middel I van een koppeldeel kan, overeenkomstig een met voordeel toe I te passen uitvoeringsvorm van de wisselsteller volgens de I 10 uitvinding, op gunstige wijze hierdoor worden verkregen, dat I het koppeldeel is voorzien van twee haken die elk beweegbaar I zijn tussen een op het aandrijfdeel aangrijpende aangrijp- I stand en een buiten aangrijping met het aandrijfdeel zijnde I vrijgeefstand, waarbij elk van de haken in zijn aangrijp- 15 stand slechts in één richting een kracht tussen het aan- I drijfdeel en de werkschieters kan overbrengen en deze rich- tingen voor de beide haken tegengesteld zijn, en waarbij de- I ze haken zodanig worden aangedreven dat in elk der twee wis- I selstanden die haak die uitgaande van deze betreffende wis- 20 selstand een aandrijfkracht vanaf het aandrijfdeel op de wisselschieters kan overbrengen zich in de aangrijpstand be- I vindt, terwijl dan de andere haak zich in de vrijgeefstand bevindt.
I De zich in een betreffende wisselstand in zijn 25 aangrijpstand bevindende haak kan een beweging van het aan- I drijfdeel doorgeven aan de werkschieters. Hierbij wordt een B in een bepaalde richting gerichte kracht tussen het aan- B drijfdeel en de werkschieters overgebracht. Aangekomen in de B andere wisselstand, neemt de haak zijn vrijgeefstand in.
B 30 Wanneer vervolgens de werkschieters zouden worden bewogen tijdens het openrijden van het spoorwegwissel, wordt een te- gengesteld gerichte kracht uitgeoefend die echter alleen zou kunnen worden overgebracht door de genoemde haak die zich in de genoemde wisselstand echter in de vrijgeefstand bevindt.
H 35 Op deze wijze kunnen de werkschieters worden bewogen zonder I dat het aandrijf deel meebeweegt. Aangekomen in de andere wisselstand wordt de situatie omgekeerd, waarbij dan de genoemde haak weer naar zijn aangrijpstand wordt bewogen en de andere haak zijn vrijgeefstand bereikt.
5 Overigens zij opgemerkt, dat ook andere koppelmid- delen dan de genoemde haken kunnen worden toegepast, vooropgesteld dat ze een overeenkomstige functie kunnen vervullen.
Teneinde de haken tussen hun aangrijpstand en vrijgeefstand te kunnen bewegen, geniet het overeenkomstig 10 een andere uitvoeringsvorm van de wisselsteller volgens de uitvinding de voorkeur, dat de grendelmiddelen samenwerken met de haken voor het in de aangrijpstand of vrijgeefstand plaatsen daarvan.
Constructief kan dit bijvoorbeeld worden gereali-15 seerd, wanneer de grendelmiddelen bestaan uit twee in hoofdzaak dwars op de bewegingsrichting van de werkschieters verschuifbare grendelpennen die in de twee wisselstanden vergrendelend samenwerken met in de werkschieters gevormde grendeluitsparingen of dergelijke en in deze grendelstand 20 een corresponderende haak naar zijn vrijgeefstand bewegen.
Overigens wordt opgemerkt, dat dergelijke grendelpennen ook vergrendelend kunnen samenwerken met eventueel toegepaste controleschieters. Ook in dat geval kunnen in de controleschieters grendeluitsparingen of dergelijke gevormd 25 zijn die in de twee wisselstanden met corresponderende gren-delnokken of dergelijke van de grendelpennen kunnen samenwerken .
Verder is het gunstig, wanneer de samenwerking tussen de grendelpennen en haken plaatsvindt via respectie-30 velijke bedieningselementen die veerbelast zijn naar een stand waarin enerzijds de haken hun aangrijpstand innemen en waarin anderzijds een beweging van een haak naar zijn vrijgeefstand onder invloed van een daarop uitgeoefende externe kracht wordt verhinderd.
I 5 I Door deze maatregelen wordt de plaatsing van de I haken in hun aangrijpstand tijdens normaal gebruik van het I spoorwegwissel op betrouwbare wijze gewaarborgd, zonder dat I op de wisselstelIer of het spoorwegwissel uitgeoefende I 5 schokken of trillingen de positie van de haken kunnen ver- I storen.
I Wanneer het spoorwegwissel volgens de onderhavige I uitvinding wordt opengereden, waarbij het aandrijfdeel en de I werkschieters onderling worden ontkoppeld, is het met het I 10 oog op het (na het passeren van het railvoertuig) herstellen I van de gekoppelde toestand tussen het aandrijfdeel en de I werkschieters van belang, dat het aandrijfdeel de betreffen- I de haak kan passeren. Hiertoe zijn bij voorkeur blokkerings- I middelen toegepast om een haak in zijn vrijgeefstand te I 15 handhaven wanneer deze door de corresponderende grendelpen I is vrijgegeven en het aandrijfdeel en de werkschieters on- I derling zijn ontkoppeld en ten opzicht van elkaar worden be- I wogen. Pas nadat het aandrijfdeel en de werkschieters op- I nieuw hun gekoppelde, samenwerkende stand hebben bereikt, I 20 mag de betreffende haak naar de aangrijpstand worden bewo- I gen, waardoor opnieuw een normale werking van het spoorweg- I wissel mogelijk wordt.
I Een gunstige manier om de werking van de blokke- ringsmiddelen af te stemmen op de onderlinge positie tussen I 25 het aandrijfdeel en de werkschieters is dat de blokkerings- I middelen activeerbaar en desactiveerbaar zijn door samenwer- I king met het aandrijfdeel.
I In dit kader wordt een constructieve uitvoerings- I vorm van de wisselsteller volgens de uitvinding genoemd, I 30 waarbij de blokkeringsmiddelen bestaan uit twee, telkens met één der haken samenwerkende roteerbare pallen die met een eerste uiteinde kunnen aangrijpen op een curvebaan van het aandrijfdeel en met een tegenovergelegen tweede uiteinde di- I reet of indirect kunnen samenwerken met een corresponderende 35 haak ter handhaving daarvan in de vrijgeefstand.
I 1 η o o ή & λ '
Op deze wijze wordt de werking van de blokkerings-middelen gesyhchroniseerd met de onderlinge positie tussen het aandrijfdeel en de werkschieters.
H Zoals in het voorgaande reeds werd opgemerkt, kun- H 5 nen de grendelmiddelen (die bijvoorbeeld uit grendelpennen H kunnen bestaan) samenwerken met de haken voor het in de aan- , H grijpstand of vrijgeefstand plaatsen daarvan. Teneinde deze functie te realiseren, wordt een speciale uitvoeringsvariant van de wisselsteller volgens de uitvinding voorgesteld, H 10 waarbij het koppeldeel bestaat uit een de haken dragende schuifplaat die in hoofdzaak met de werkschieters is verbon- den doch in beperkte mate ten opzichte daarvan in de bewe- gingsrichting van de werkschieters verschuifbaar is, waarbij de onderlinge verschuiving tussen de schuifplaat en de werk- 15 schieters wordt gebruikt voor het ontgrendelen van de gren- delmiddelen.
Wanneer, uitgaande van een wisselstand, het aan- I drijfdeel wordt bewogen, zal de schuifplaat eerst in beperk- te mate ten opzichte van de werkschieters verschuiven, welke I 20 onderlinge verschuiving zal leiden tot het naar een ontgren- I delde stand bewegen van de grendelmiddelen. Pas nadat deze I ontgrendeling heeft plaatsgevonden zal een onderlinge ver- I schuiving tussen de schuifplaat en de werkschieters niet meer mogelijk zijn en zal het aandrijfdeel de werkschieters I 25 meenemen in de gewenste richting.
I Wanneer de schuifplaat en de grendelmiddelen sa- I menwerkende curvemiddelen bezitten voor het bewerkstelligen I van een ontgrendeling van de grendelmiddelen, wordt op een- I voudige wijze een constructieve oplossing verschaft voor de 30 koppeling tussen de schuifplaatverschuiving ten opzichte van I de werkschieters en de beweging van de grendelmiddelen.
I In dit kader wordt als constructieve oplossing de I mogelijkheid genoemd, om de schuifplaat te voorzien van cur- I vebanen en de grendelmiddelen te voorzien van met de curve- I 35 banden samenwerkende volgrollen.
7
Wanneer een spoorwegwissel, zoals in het voorgaande toegelicht', door een passerend railvoertuig wordt opengereden, voeren de beide wisseltongen in het algemeen aanvankelijk niet een synchrone beweging uit, doch zal één der 5 wisseltongen in het algemeen eerder beginnen met bewegen dan de andere wisseltong. Teneinde er in een dergelijk geval voor te zorgen dat geen beschadigingen in de wisselsteller optreden en om bij een correct passerend railvoertuig bovendien te voorkomen dat de afliggende werkschieter (dus de 10 niet vergrendelde werkschieter) te gemakkelijk en dus onterecht zou kunnen gaan bewegen ten gevolge van trillingen van het passerende railvoertuig, geniet het de voorkeur dat de twee werkschieters onderling zijn verbonden door een boven een bepaalde kracht ontkoppelende koppeling. Wanneer door 115 het passerend railvoertuig eerst op de ene wisseltong wordt aangegrepen, zal de hiermee verbonden werkschieter kunnen bewegen voordat de andere werkschieter meebeweegt. Wanneer de oorspronkelijke toestand wordt hersteld, kan de koppeling weer tot stand worden gebracht.
20 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van een wisselsteller volgens de uitvinding is weergegeven.
Hierbij tonen: - figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een 25 gedeelte van een spoorwegwissel waarin een uitvoeringsvorm van de wisselsteller volgens de uitvinding is toegepast; - figuur 2 in zes opeenvolgende standen de werking van de in fig. 1 weergegeven wisselsteller tijdens een normaal gebruik van het wissel, waarbij deze omgelegd wordt 30 tussen de beide wisselstanden; - figuur 3 in zes opeenvolgende standen het openrijden van het in fig. 1 weergegeven spoorwegwissel; - figuur 4 op grotere schaal en schematisch een detail van de in fig. 1 weergegeven wisselsteller, en Η - figuur 5 in vijf opeenvolgende standen de wer-H king van het in fig. 4 weergegeven detail.
In figuur 1 is een gedeelte van een spoorwegsys-teem met twee spoorrails 1 en 2 zichtbaar. Twee wisseltongen 5 3 en 4 zijn door een wisselsteller 5 aandrijfbaar tussen twee wisselstanden. In de in fig. 1 weergegeven wisselstand vormt de wisseltong 3 een zogenaamde aanliggende wisseltong, terwijl de tegenovergelegen wisseltong 4 een afliggende wis-H seltong is. In een andere wisselstand (zie bijvoorbeeld fi- 10 guur 2f) vormt de wisseltong 4 de aanliggende, en de wissel-H tong 3 de afliggende wisseltong.
H De wisseltongen 3 en 4 zijn voorzien van tongoren H 6 en 7. Hierop sluiten tot de wisselsteller 5 behorende H werkschieters 8 en 9 aan. Daarnaast bezitten, in de getoonde 15 uitvoeringsvorm, de wisseltongen 3 en 4 secundaire tongoren 6' en 7' waarop zogenaamde controleschieters 11 en 12 aan- sluiten. De controleschieter 11, 12 zijn bedoeld om samen te werken met grendelpennen 13 en 14 die op hun beurt samenwer- H ken mét schakelaarsamenstellen 15 en 16. In de in fig. 1 20 weergegeven wisselstand kan bijvoorbeeld de linker grendel- pen 13 een zodanige positie innemen (bijvoorbeeld door de samenwerking tussen op de grendelpen gevormde uitsteeksels en in de controleschieters 11, 12 gevormde uitsparingen) dat I een in deze grendelpen 13 gevormde uitsparing 13' zodanig 25 samenwerkt met het schakelaarsamenstel 15 dat het laatstge- noemde een correcte wisselstand bevestigt. In de andere I (niet weergegeven) wisselstand gebeurt hetzelfde door een samenwerking tussen de controleschieters 11, 12, de rechter grendelpen 14 en het schakelaarsamenstel 16.
I 30 De grendelpennen 13, 14 zijn tevens voorzien van grendelkoppen 17, 18 die bedoeld zijn om samen te werken met grendeluitsparingen 19, 20 in de werkschieters 8 respectie- velijk 9. Opnieuw in de in fig. 1 weergegeven wisselstand I grijpt de grendelkop 17 van de linker grendelpen 13 aan in 35 de grendeluitsparing 19 van de linker werkschieter 8, waar- 9 door de genoemde wisselstand (met de daarmee corresponderende posities van de wisseltongen) wordt geborgd.
Tot de wisselsteller 5 behoort tevens een aan-drijfdeel 21 dat in de getoonde uitvoeringsvorm is uitge-5 voerd als een moer die op een aangedreven schroefas 22 is bevestigd. Door het met behulp van een motor 23 roteren van . de schroefas 22 kan de moer 21 in fig. 1 heen en weer bewegen. Hierdoor wordt, op een hierna nader te beschrijven wij-
Ize, een koppeldeel 24 meebewogen dat op zijn beurt de werk-10 schieters 8 en 9 meebeweegt. Wanneer bijvoorbeeld uitgaande van de in fig. 1 weergegeven wisselstand door een geschikte bekrachtiging van de motor 23 de moer 21 naar rechts beweegt, zullen de werkschieters 8 en 9 eveneens naar rechts bewegen en zal de wisseltong 4 in aanligging komen tegen de 15 bijbehorende spoorrail 2, terwijl de tegenover gelegen wisseltong 3 van de bijbehorende spoorrail 1 zal worden afbewogen .
Voor de koppeling tussen de moer 21 en het koppeldeel 24 zorgen twee haken 25, 26 die roteerbaar om een as 27 20 op het koppeldeel 24 zijn gemonteerd.
Tevens is in fig. 1 zichtbaar, dat het koppeldeél 24 aan zijn bovenzijde een verdieping 28 bezit waarin twee schouders 29 en 30 van de werkschieters 8 en 9 aangrijpen.
De gecombineerde breedte van de schouders 29 en 30 is hier-25 bij kleiner dan de totale breedte van de verdieping 28. De reden hiervoor zal later blijken.
De normale werking van het in fig. 1 weergegeven spoorwegwissel met behulp van de wisselsteller 5 (het omleggen van het spoorwegwissel tussen de beide wisselstanden 30 vrijgegeven) wordt thans aan de hand van fig. 2 nader toegelicht.
Figuur 2a toont de uitgangspositie die overeenkomt met fig. 1. De rechterhaak 26 bevindt zich in een aangrijp-stand waarin deze aangrijpt op een schouder 31 van de moer 35 21. Door het roteren van de schroefas 22 wordt de moer 21 Η naar rechts bewogen en neemt de schouder 31 via de haak 26 het koppeldeel 24 mee naar rechts. Het begin van deze bewe-ging is weergegeven in fig. 2b. Omdat de breedte van de ver-H dieping 28 (zie figuur 1) een beperkte verschuiving van het 5 koppeldeel 24 ten opzichte van de werkschieters 8, 9 toe-H staat, zullen deze werkschieters 8 en 9 aanvankelijk stil H blijven staan, mede doordat de grendelpen 13 zich nog in een H grendelstand bevindt (met de grendelkop 17 in de grendeluit- H sparing 19). In het koppeldeel 24 is een oplopende curvebaan H 10 32 gevormd die kan samenwerken met een volgrol 33 die is be- H vestigd aan de linker grendelpen 13. Tijdens de naar rechts H plaatsvindende beweging van het koppeldeel 24 wordt de volg- rol 33 langs de curvebaan 32 omhoog bewogen, waardoor de grendelkop 17 vrijkomt uit de grendeluitsparing 19 van de 15 linker werkschieter 8. Dit proces is in figuur 2b bijna vol- tooid.
Nadat de grendelpen 13 aldus naar een ontgrendelde positie is bewogen (hierbij zijn ook de controleschieters 11 en 12 vrijgegeven), bereikt de schouder 29 van de werkschie- 20 ter 8 het linker uiteinde van de verdieping 28 in het kop- I peldeel 24, zodat een voortgezette beweging van de moer 21 en derhalve het koppeldeel 24 naar rechts thans de werk- I schieters 8 en 9 meeneemt. In fig. 2d is een dergelijke ver- plaatsing weergegeven. Het spoorwegwissel bevindt zich hier- I 25 bij in een positie tussen de beide wisselstanden in.
Figuur 2e toont een positie, waarbij de rechter- I wisseltong 4 de bijbehorende spoorrail 2 nagenoeg heeft be- I reikt. In fig. 2f ligt de rechterwisseltong 4 aan tegen de I bijbehorende spoorrail 2 en beweegt de rechtergrendelpen 14 30 door een samenwerking tussen een daarmee verbonden volgrol I 34 en een tweede curvebaan 35 van het koppeldeel 24 omlaag I naar een grendelstand, waarin de grendelkop 18 van de gren- I delpen 14 aangrijpt in de grendeluitsparing 20 van de werk- I schieter 9. Hierdoor is het spoorwegwissel in de thans nieu- I 35 we wisselstand vergrendeld. Wanneer de grendelpen 14 zijn 11 I volledig vergrendelde positie zal hebben bereikt (deze is I nog niet volledig bereikt in figuur 2f) zal een situatie be- I reikt zijn overeenkomstig figuur 1 of figuur 2a, doch ge- I spiegeld.
I 5 In figuur 1 of 2a bevindt de linker haak 25 zich I in een opgetilde vrijgeefstand, waarbij een aangrijping op I een schouder 36 van de moer 21 niet mogelijk is. In de ande- I re wisselstand zal dit gelden voor de andere haak 26, die I dan in een vrijgeefstand buiten aangrijping met de schouder I 10 31 van de moer zal zijn. Het nut hiervan zal later blijken.
I In de in fig. 1, fig. 2a en fig. 3a getoonde wis- I selstand vindt er een samenwerking plaats tussen de linker I grendelhaak 25 en de linker grendelpen 13 (een voorbeeld van I een dergelijke samenwerking zal aan de hand-van figuur 4 en I 15 5 later worden toegelicht). Ten gevolge van deze samenwer- I king bevindt in deze wisselstand de linker grendelhaak 25 I zich, zoals reeds werd opgemerkt, in een vrijgeefstand (zo- I danig dat in deze vrijgeefstand het naar rechts bewegen van I het koppeldeel 24 niet leidt tot een aangrijping van de be- I 20 treffende haak 25 op de corresponderende schouder 36 van de I moer 21. Op overeenkomstige wijze geldt, dat in de andere I wisselstand er een samenwerking zal plaatsvinden tussen de rechter grendelpen 14 en de rechter haak 26, waardoor I laatstgenoemde in deze andere wisselstand zich in de vrij- I 25 geefstand bevindt en een samenwerking daarvan met de schou- I der 31 van de moer 21 niet kan plaatsvinden.
I Overigens wordt in dit verband opgemerkt, dat in I fig. 2f de grendelpen 14 nog niet zijn volledig vergrendelde stand heeft bereikt, en derhalve de rechter haak 26 nog niet I 30 omhoog is gezwenkt naar zijn vrijgeefstand. Pas wanneer de I grendelkop 18 van de rechtergrendelpen 14 volledig in de grendeluitsparing 20 van de rechter werkschieter 9 is opge- I nomen, zal de rechter haak 26 een vrijgeefstand aannemen, I die correspondeert met de vrijgeefstand van de linker haak 35 25 in fig. 1 respectievelijk fig. 2a of 3a.
Η Η Aan de hand van fig. 3 wordt thans het zogenaamde H openrijden van het spoorwegwissel toegelicht. Fig. 3a toont een situatie die correspondeert met de in fig. 1 en fig. 2a H weergegeven stand. Van belang hierbij is, zoals in het voor- H 5 gaande opgemerkt, dat de linkerhaak 25 zich in een vrijgeef- stand bevindt en derhalve niet kan samenwerken met de schou-, der 36 van de moer 21. Wanneer een railvoertuig nadert, wordt een kracht uitgeoefend op de rechterwisseltong 4 die H hierdoor gedwongen wordt in de richting van de bijbehorende H 10 spoorrail 2 te bewegen. Hierdoor wordt de werkschieter 9 eveneens naar rechts bewogen. De werkschieter 8 is nog steeds vergrendeld door de grendelpen 13 en kan derhalve niet meebewegen. De genoemde koppeling 10 tussen de werk- schieters 8 en 9 zal hierdoor bij het overschrijden van een 15 bepaalde kracht ontkoppelen waardoor aanvankelijk alleen de werkschieter 9 naar rechts beweegt. Deze situatie is weerge- I geven in fig. 3b. Overigens grijpt in de getoonde wissel- H stand de linker grendelpen 13 met speling aan in de rechter controleschieter 12, die derhalve ook al door het openrijden 20 naar rechts kan bewegen voordat de grendelpen 13 zijn ont- grendelde stand heeft bereikt (hetzelfde geldt in de andere H wisselstand uiteraard met betrekking tot de rechter grendel- pen 14 en linker controleschieter 11).
I Tijdens het naar rechts bewegen van de werkschie- I 25 ter 9 neemt deze met zijn schouder 30 het koppeldeel 24 mee naar rechts. Doordat de haak 25 zich in zijn omhoog bewogen I vrijgeefstand bevindt, kan deze de stilstaande moer 21 pas- I seren. De breedte van de verdieping 28 in de moer 21 staat I een verplaatsing van het koppeldeel 24 toe terwijl de werk- I 30 schieter 8 eerst stil blijft staan. Tijdens deze naar rechts I plaatsvindende beweging van het koppeldeel 24 zorgt de cur- I vebaan 32 daarvan dat de volgrol 33 en de grendelpen 13 om- I hoog beweegt naar de ontgrendelde positie. Deze ontgrendelde I positie is nog net niet bereikt in fig. 3c.
13
Tijdens een voortgezette beweging naar rechts van de rechter werkschieter 9 bereikt uiteindelijk het uiteinde van de verdieping 28 in het koppeldeel 24 de schouder 29 van de linker werkschieter 8, waardoor ook de linker werkschie-5 ter wordt meebewogen naar rechts. Hierbij blijft de moer 21 op zijn oorspronkelijke positie. Deze situatie is weergegeven in figuur 3d. Opgemerkt wordt, dat net voor het bereiken van deze situatie de grendelpen 13 volledig is ontgrendeld.
Als eerste bereikt de rechter wisseltong 4 nage-10 noeg zijn nieuwe stand (fig. 3e), waarna ten gevolge van de opgebouwde bewegingssnelheid van de werkschieter 8 en de wisseltong 4 tevens de andere wisseltong 3 nog verder naar rechts beweegt totdat de werkschieters 8 en 9 weer hun onderlinge oorspronkelijke positie hebben in genomen, waarbij 15 de koppeling 10 tussen beide werkschieters 8 en 9 is hersteld (fig. 3f). Hierna, of net hiervoor, treedt de grendel-kop 18 van de rechtergrendelpen 14 binnen in de grendeluit-sparing 20 van de rechter werkschieter 9 en is de nieuwe wisselstand bereikt en geborgd.
20 Het kan overigens ook voorkomen dat ten gevolge van een tongspanning in de wisseltong 3 (dat wil zeggen, een naar links gerichte kracht die de wisseltong 3 op de werkschieter 8 uitoefent ten gevolge van de neiging om opnieuw zijn neutrale positie in te nemen, waarbij de wisseltong 3 25 zich als buigveer gedraagt), waarbij een neutrale stand overeenkomt met de aanliggende stand, of wanneer het openrijden langzaam plaatsvindt en de maximale afstand (dikte wielflens van passerend railvoertuig) waarover het railvoertuig de wisseltong kan aandrijven, niet voldoende energie 30 oplevert, de koppeling niet hersteld wordt en dit zal moeten gebeuren tijdens het herstelen van een normale situatie zoals hierna wordt beschreven.
Voor het herstellen van een normale situatie moet vervolgens de moer 21 door een bekrachtiging van de schroef-35 as 22 naar rechts worden bewogen totdat opnieuw een samen- 1023064 14 werking tussen de haken 25, 26 en de moer 21 kan plaatsvinden .
De samenwerking tussen de haken 25, 26 en de als aandrijfdeel fungerende moer 21 wordt thans nader toegelicht 5 aan de hand van fig. 4 en fig. 5 die een detail van een uitvoeringsvorm van de wisselsteller 5 volgens de uitvinding weergeven.
Zoals eerder werd opgemerkt, zijn de haken 25 en 26 roteerbaar gelagerd op een as 27 die is bevestigd op het 10 koppeldeel 24. Tevens zijn twee haakbedieningselementen 37 en 38 verdraaibaar gelagerd op assen 39 en 40 die eveneens zijn verbonden met het koppeldeel 24. Elk haakbedieningsele-ment 37, 38 draagt een pen 41 die aangrijpt in een langwerpige sleuf 42 in elke haak 25, 26. De beide haakbedienings-15 elementen 37, 38 worden door een trekveer 43 belast in de richting van een rotatiepositie zoals in fig. 4 wórdt ingenomen door het rechter haakbedieningselement 38. Een rotatie van een haakbedieningselement 37, 38 om zijn respectievelijke draaias 39, 40 leidt door de samenwerking tussen de pen 20 41 en de langwerpige sleuf 42 tot een rotatie van de haak I 25, 26 om de as 27.
I Een rotatie van een haakbedieningselement 37, 38 I tegen de kracht van de trekveer 43 in vindt plaats ten ge- I volge van de aangrijping van de volgrol 33, 34 op het haak- I 25 bedieningselement, zoals in fig. 4 is weergegeven voor het I linker haakbedieningselement 37. Hierbij grijpt de volgrol I 33, die is verbonden met de linker grendelpen 13, zodanig I aan op het haakbedieningselement 37 dat dit om de as 39 te- gen de richting van de wijzers van de klok in (‘linksom') is 30 geroteerd, waardoor de corresponderende haak 25 in de rich- I ting van de wijzers van de klok ('rechtsom') om de as 27 is I geroteerd naar een stand, waarin deze de schouder 36 van de I moer 21 vrijgeeft. De rechter haak 26 daarentegen grijpt aan I op de tegenover gelegen schouder 31 van de moer 21. Wanneer 35 in deze positie door een rotatie van de schroefas 22 de moer 15 21 naar rechts beweegt, wordt door de samenwerking tussen de rechter haak 26 en de schouder 31 het koppeldeel 24 meegenomen naar rechts, waardoor uiteindelijk ook een beweging van de werkschieters 8 en 9 naar rechts zal plaatsvinden. Dit 5 betreft dan een normaal gebruik van de wisselsteller tijdens het omleggen van het wissel tussen de ene en andere wissel-stand.
Bovendien kan echter, omdat de linkerhaak 25 niet in aangrijping is met de schouder 36 van de moer 21, een 10 door een gedwongen beweging van de werkschieter 9 (openrijden van het wissel) naar rechts plaatsvindende verplaatsing van het koppeldeel 24 optreden zonder dat de moer 21 wordt meegenomen. Dit zal hierna aan de hand van fig. 5 nader worden toegelicht.
15 Opnieuw verwijzend naar fig. 4 blijkt, dat tevens twee grendelpallen 44 en 45 zijn toegepast die kunnen roteren om eveneens op het koppeldeel 24 gemonteerde assen 46 en 47. De grendelpallen zijn onderling verbonden door een trek-veer 48 die de linker grendelpal 44 rechtsom de bijbehorende 20 as, en de rechtergrendelpal 45 linksom om de bijbehorende as 47 poogt te roteren. Op de moer 21 bevindt ^ich een curve- deel 49 dat kan samenwerken met de grendelpallen 44 en 45.
I Bijvoorbeeld roteert het curvedeel 49 in fig. 4 de linker I grendelpal 44 linksom naar een positie, waarin het linker I 25 haakbedieningselement 37 onder invloed van de trekveer 43 I rechtsom kan roteren wanneer de daarmee samenwerkende volg- I rol 33 langs de curvebaan 32 omhoog zal bewegen (hetgeen, I zoals uit het voorgaande is gebleken, gebeurt wanneer het I koppeldeel 24 naar rechts beweegt). Hierdoor zal het linker 30 haakbedieningselement 37 een positie innemen waarin de lin- I ker haak 25 zal aangrijpen op de schouder 36 van de moer 21.
I Dit is een positie die optreedt bij een normaal gebruik van H het spoorwegwissel, waarbij geschakeld wordt tussen de wis- H selstanden zonder dat de relatieve positie tussen koppeldeel 35 24 en moer 21 verandert.
Η Η Een positie van een haakbedieningselement zoals in H fig· 4 is weergegeven voor het rechter haakbedieningselement H 38 is zeer betrouwbaar en ongevoelig voor verstoringen, om- dat een op de rechter haak 26 uitgeoefende kracht niet kan 5 leiden tot een rotatie van het rechter haakbedieningselement 38, aangezien de richting van de krachtwerking tussen de be- treffende langwerpige sleuf 42 en de pen 41 nagenoeg door de as 40 van het rechter haakbedieningselement 38 loopt. Der- H halve is het zeer onwaarschijnlijk, dat externe schokken of 10 trillingen kunnen leiden tot het onbedoeld losraken van de haak 26 van de schouder 31 doordat deze haak omhoog zou ro- teren. Uiteraard geldt hetzelfde voor de linkerhaak 25, wan- neer deze zich in de stand bevindt waarin deze aangrijpt op I de linkerschouder 36 van de moer 21.
15 Thans wordt verwezen naar fig. 5. Figuur 5a toont een positie die overeenkomst met fig. 4 en fig. 1. Hierbij bevindt de in fig. 1 zichtbare grendelpen 13 zich in zijn I vergrendelende positie, zodat de volgrol 33 daarvan op de in I het voorgaande beschreven wijze het haakbedieningselement 20 37, en derhalve de linkerhaak 25 naar de vrijgeefstand heeft I geroteerd. Wanneer thans het spoorwegwissel wordt opengere- I den, wordt op de eerste plaats door de rechter werkschieter I 9 een naar rechts gerichte kracht uitgeoefend op het koppel- deel 24. In fig. 5b is zichtbaar, dat het koppeldeel 24 I 25 reeds enigszins naar rechts is bewogen, waarbij de haak 25 de schouder 36 reeds is gepasseerd. De volgrol 33 heeft het haakbedieningselement 37 vrijgegeven, maar een rotatie daar- I van is niet mogelijk omdat de haak 25 inmiddels voorbij de I schouder 36 op de bovenzijde van de moer 21 rust. Het rech- I 30 ter haakbedieningselement 38 en de rechter haak 26 blijven I onveranderlijk in hun oorspronkelijke positie.
I Nadat het koppeldeel 24 met daarmee verbonden ele- I menten voldoende naar rechts is bewogen (fig. 5c) begint de I linker grendelpal 44 langs het curvedeel 49 omlaag te bewe- 35 gen, waardoor de grendelpal 44 rechtsom roteert en op ver- 17 grendelende wijze in aanraking komt met het haakbedienings-element 37. Hierdoor kan, wanneer het koppeldeel 24 nog verder naar rechts is bewogen ten opzichte van de stilstaande moer 21 (fig. 5d) het haakbedieningselement 37 onder invloed 5 van de trekveer 43 niet rechtsom roteren met een bijbehorende linksom gerichte rotatie van de linkerhaak 25. Een dergelijke beweging van de linkerhaak 25 zou ongewenst zijn, aangezien dan een situatie zou ontstaan waarin de haak 25 tijden het resetten van het mechanisme (waarbij de oorspronke-10 lijke onderlinge relatie tussen moer 21 en koppeldeel 24 wordt hersteld voor een daaropvolgend normaal gebruik van I het wissel) een barrière zou vormen voor de arriverende schouder 31 van de moer 21. Het van corresponderende af- I schuiningen voorzien van het uiteinde van de haak 25 en de 15 genoemde schouder 31 (teneinde met de schouder 31 de haak 25 I omhoog te drukken) zou geen oplossing verschaffen, aange- I zien, zoals eerder werd opgemerkt, de richting van de I krachtoverdracht tussen de sleuf 42 van de linkerhaak 25 en I de pen 41 van het linker haakbedieningselement 37 nagenoeg I 20 door de as 39 van het linker haakbedieningselement 37 ge- I richt zou zijn, en derhalve een dergelijke kracht niet tot I een rotatie van het haakbedieningselement 37, en derhalve een rotatie van de haak 25 zou kunnen leiden. Bovendien zou- I den hierbij krachten ontstaan ten gevolge van wrijving en 25 veerkracht die het openrijden bemoeilijken. Door echter met behulp van de grendelpal 44 het linker haakbedieningselement 37 en de linkerhaak 25 in de in fig. 5d getoonde positie te handhaven, kan tijdens het resetten de moer 21 met zijn schouder 31 de haak 25 wel passeren (zie fig. 5e) waarna 30 uiteindelijk het curvedeel 49 opnieuw zal aangrijpen op de grendelpal 44 en het haakbedieningselement 37 zal vrijgeven, H dat vervolgens onder invloed van de door de trekveer 43 uit- H geoefende kracht zal verzwenken, waardoor de linkerhaak 25 H omlaag roteert. Hierbij kan deze linkerhaak 25 dan opnieuw 35 samenwerken met de linkerschouder 36 van de moer 21.
I Opgemerkt wordt, dat fig. 5d en fig. 5e een posi tie van het koppeldeel 24 weergeven, die in hoofdzaak overeenkomst met de volledig opengereden positie van het spoor-wegwissel, dus, verwijzénd naar fig. 3f, een positie waarin 5 de rechter wisseltong 4 is komen aan te liggen tegen de bij -behorende spoorrail 2. In deze positie zal de rechter gren-delpen 14 naar de vergrendelde stand bewegen, waarbij de volgrol 34 daarvan langs de curvebaan 35 van het koppeldeel 24 omlaag is bewogen en zal aangrijpen op het rechter haak-10 bedieningselement 38 teneinde dit tegen de kracht van de trekveer 43 in te roteren, waarbij tevens de rechter haak 26 omhoog wordt verzwenkt om de as 27. Nadat tevens de moer 21 is gereset (in fig. 5e volledig naar rechts is bewogen) wordt uiteindelijk een situatie verkregen die een spiegel-15 beeld is van de situatie in fig. 5a.
Opgemerkt wordt, dat de samenwerking tussen de grendelpennen en de haken met behulp van de door de volgrollen aangestuurde haakbedieningselementen slechts een voorbeeld vormt van een dergelijke samenwerking. Ook andere con-20 structieve oplossingen zijn denkbaar, bijvoorbeeld waarbij in de grendelpennen zelf geleidingssleuven zijn aangebracht die rechtstreeks samenwerken met in de sleuven aangrijpende pennen op de haken.
De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor-25 gaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wij -ze kunnen worden gevarieerd.

Claims (14)

1. Wisselsteller voor het tussen twee wisselstan- I den aandrijven van de twee wisseltongen van een spoorwegwis- I sel, ten minste voorzien van twee met de respectievelijke I wisseltongen verbonden en deze bewegende werkschieters en I 5 een aandrijfvoorziening voor deze werkschieters, alsmede I grendelmiddelen voor het vergrendelen van de werkschieters I in met de wisselstanden van de wisseltongen corresponderende I posities, met het kenmerk, dat de aandrijfvoorziening is I voorzien van een in de bewegingsrichting van de werkschie- I 10 ters heen en weer beweegbaar aandrijfdeel dat door middel I van een koppeldeel zodanig selectief met de werkschieters I verbindbaar is dat, uitgaande van de wisselstanden, I - een aandrijfbeweging van het aandrijfdeel leidt tot een I corresponderende beweging van de werkschieters, en I 15 bij openrijden van het spoorwegwissel een beweging van I een afliggende werkschieter onder invloed van een daar- op door een passerend railvoertuig uitgeoefende kracht I door de selectieve koppeling tussen het aandrijfdeel en I de werkschieters niet leidt tot een corresponderende I 20 beweging van het aandrijfdeel.
2. Wisselsteller volgens conclusie 1, waarbij het koppeldeel is voorzien van twee haken die elk beweegbaar zijn tussen een op het aandrijfdeel aangrijpende aangrijp- I stand en een buiten aangrijping met het aandrijfdeel zijnde- I 25 vrijgeefstand, waarbij elk van de haken in zijn aangrijp- stand slechts in één richting een kracht tussen het aan- I drijfdeel en de werkschieters kan overbrengen en deze rich- I tingen voor de beide haken tegengesteld zijn, en waarbij de- ze haken zodanig worden aangedreven dat in elk der twee wis- I 30 selstanden die haak die uitgaande van deze betreffende wis- I selstand een aandrijfkracht vanaf het aandrijfdeel op de wisselschieters kan overbrengen zich in de aangrijpstand be- Η vindt, terwijl dan de andere haak zich in de vrijgeefstand H bevindt.
3. Wisselsteller volgens conclusie 2, waarbij de H grendelmiddelen samenwerken met de haken voor het in de aan- 5 grijpstand of vrijgeefstand plaatsen daarvan.
4. Wisselsteller volgens conclusie 3, waarbij de H grendelmiddelen bestaan uit twee in hoofdzaak dwars op de bewegingsrichting van de werkschieters verschuifbare gren- H delpennen die in de twee wisselstanden vergrendelend samen- 10 werken met in de werkschieters gevormde grendeluitsparingen of dergelijke en in deze grendelstand een corresponderende H haak naar zijn vrijgeefstand bewegen.
5. Wisselsteller volgens conclusie 4, waarbij de samenwerking tussen de grendelpennen en haken plaatsvindt 15 via respectievelijke bedieningselementen die veerbelast zijn I naar een stand waarin enerzijds de haken hun aangrijpstand I innemen en waarin anderzijds een beweging van een haak naar I zijn vrijgeefstand onder invloed van een daarop uitgeoefende externe kracht wordt verhinderd.
6. Wisselsteller volgens conclusie 5, waarbij blokkeringsmiddelen zijn toegepast om een haak in zijn vrij- geefstand te handhaven wanneer deze door de corresponderende I grendelpen is vrijgegeven en het aandrijfdeel en de werk- I schieters onderling zijn ontkoppeld en ten opzicht van el- I 25 kaar worden bewogen.
7. Wisselsteller volgens conclusie 6, waarbij de I blokkeringsmiddelen activeerbaar en desactiveerbaar zijn door samenwerking met het aandrijfdeel.
8. Wisselsteller volgens conclusie 7, waarbij de I 30 blokkeringsmiddelen bestaan uit twee, telkens met één der I haken samenwerkende roteerbare pallen die met een eerste uiteinde kunnen aangrijpen op een curvebaan van het aan- I drijfdeel en met een tegenovergelegen tweede uiteinde kunnen I direct of indirect kunnen samenwerken met een corresponde- I 35 rende haak ter handhaving daarvan in de vrijgeef stand.
9. Wisselsteller volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppeldeel bestaat uit een de haken dragende schuifplaat die in hoofdzaak met de werkschieters is verbonden doch in beperkte mate ten opzichte daarvan in 5 de bewegingsrichting van de werkschieters verschuifbaar is, waarbij de onderlinge verschuiving tussen de schuifplaat en de werkschieters wordt gebruikt voor het ontgrendelen van de grendelmiddelen.
10. Wisselsteller volgens conclusie 9, waarbij de 10 schuifplaat en de grendelmiddelen samenwerkende curvemidde- len bezitten voor het bewerkstelligen van een ontgrendeling van de grendelmiddelen.
11. Wisselsteller volgens conclusie 10, waarbij de schuifplaat is voorzien van curvebanen en de grendelmiddelen 15 zijn voorzien van met de curvebanen samenwerkende volgrollen.
12. Wisselsteller volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de twee werkschieters onderling zijn verbonden door een boven een bepaalde kracht ontkoppelende kop- 20 peling.
13. Wisselsteller volgens een der voorgaande con- clusies, waarbij na een plaatsgevonden beweging van een af- liggende werkschieter tijdens het openrijden van het spoor- I wegwissel het aandrijfdeel weer gereset kan worden in de I 25 oorspronkelijk positie ten opzichte van de werkschieters.
14. Wisselsteler volgens conclusie 13, waarbij het resetten van het aandrijfdeel plaatsvindt door een handzwen- gel, externe aandrijving of dergelijke.
NL1023064A 2003-03-31 2003-03-31 Wisselsteller. NL1023064C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023064A NL1023064C2 (nl) 2003-03-31 2003-03-31 Wisselsteller.
EP20040075987 EP1470983A1 (en) 2003-03-31 2004-03-31 Point regulator

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1023064A NL1023064C2 (nl) 2003-03-31 2003-03-31 Wisselsteller.
NL1023064 2003-03-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1023064C2 true NL1023064C2 (nl) 2004-10-01

Family

ID=32960319

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1023064A NL1023064C2 (nl) 2003-03-31 2003-03-31 Wisselsteller.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1470983A1 (nl)
NL (1) NL1023064C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT501894B1 (de) * 2005-05-27 2006-12-15 Metall Und Kunststoffwaren Erz Antriebssystem für eine schienenweiche
EP1762454B1 (de) * 2005-09-13 2009-06-17 Schwihag AG Vorrichtung in einem Weichenstellsystem zum mechanischen Verriegeln einer Weichenzunge
CZ16068U1 (cs) * 2005-11-08 2005-12-05 DT výhybkárna a mostárna a. s. Zámkový mechanismus

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1535002A (en) * 1976-02-19 1978-12-06 Int Standard Electric Corp Switch machine with internal locking
DE2928194B1 (de) * 1979-07-12 1980-10-16 Siemens Ag Weichenantrieb
US6270041B1 (en) * 1997-05-30 2001-08-07 Hanning & Kahl Gmbh & Co. Method for locking moveable point sections

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1535002A (en) * 1976-02-19 1978-12-06 Int Standard Electric Corp Switch machine with internal locking
DE2928194B1 (de) * 1979-07-12 1980-10-16 Siemens Ag Weichenantrieb
US6270041B1 (en) * 1997-05-30 2001-08-07 Hanning & Kahl Gmbh & Co. Method for locking moveable point sections

Also Published As

Publication number Publication date
EP1470983A1 (en) 2004-10-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU756674B2 (en) Switch box for railway, tramway points, or similar
CN100508289C (zh) 用于将电气设备锁定到支撑轨上的装置
CN101475011B (zh) 车钩缓冲装置
KR101033099B1 (ko) 철로 및 전차 궤도 전철용 전철기
US5871317A (en) Cargo latch
EP3092340B1 (en) Railway points, railway points operating apparatus and railway track crossing
NL1023064C2 (nl) Wisselsteller.
EP3412535B1 (en) Switching machine for a railroad
GB1603051A (en) Filter press
EP1219521B1 (en) Switch machine for railroad switches or the like, having a trailing resistant device for opposing trailing of the switch points
CZ30652U1 (cs) Výměnový závěr
US518754A (en) Car-coupling
US350060A (en) William johnston
US553239A (en) Rudolf i-iaub
US2485338A (en) Tight lock car coupler
JP5687151B2 (ja) 電気転てつ機の動作かん転換機構
US596195A (en) Car-coupling
US201644A (en) Improvement in car-couplings
US800529A (en) Railway-switch.
US1250481A (en) Draft-rigging.
US804649A (en) Draft-rigging for railway-cars.
US1241131A (en) Car-coupling.
US8722A (en) Railroad-switch
SU1013372A2 (ru) Устройство дл передачи вагонеток с одного магистрального рельсового пути на другой,параллельный первому
US444913A (en) The norf

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091001