NL1022212C2 - Veiligheidsafsluiter. - Google Patents

Description

Veiligheidsafsluiter.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een veiligheidsafsluiter omvattende een klephuis voorzien van een inlaatdeel en een uitlaatdeel, waartussen een 5 veer belast kleporgaan is aangebracht, welk kleporgaan volgens een as transleerbaar is, waarbij die veer afsteunt op een in het kleplichaam aangebrachte drager, omvattende een draaglichaam vast verbonden met dat klephuis en een draagschotel voorzien van een draagvlak voor het dragen van die veer, waarbij die draagschotel gezien in de richting van die as in een aantal verschillende posities ten opzichte van dat 10 draaglichaam vastgelegd kan worden, waarbij een van die posities een voorkeurspositie omvat, waarbij die draagschotel in een door bijzondere eigenschappen van het draaglichaam bepaalde positie is vastgelegd.

Een dergelijke veiligheidsafsluiter is bekend uit WO 02/25151. Daarin wordt een veiligheidsafsluiter beschreven, waarbij de veerdruk getrapt instelbaar is.

15 Uit FR-A-2575264 is een veiligheidsafsluiter bekend, waarbij de veer gedragen wordt door een holle moer, die instelbaar op een bus geschroefd kan worden. Een verdere veiligheidsafsluiter is bekend uit EP 00201 812.5A ten name van DSW Rijswijk. Dergelijke kleppen dienen als veiligheid voor allerlei soorten toestellen en leidingstelsels. Daarbij worden afhankelijk van de toepassing verschillende eisen aan 20 de werkdruk van de veiligheidsafsluiter gesteld, dat wil zeggen de druk waarbij deze begint te openen. Vanzelfsprekend dient de afsluiter binnen een zeer nauw bereik werkzaam te zijn, dat wil zeggen nauwkeurig gekalibreerd te zijn zodat enerzijds niet bij te lage druk en anderzijds niet bij te hoge druk het eerste openen plaats vindt.

In de hierboven beschreven Europese aanvrage EP 00201812.5A wordt een 25 voorstel gegeven voor het compenseren van de toleranties die optreden in zowel de maatvoering van de verschillende onderdelen als (belangrijke) variaties in de bij een bepaalde samendrukking opgewekte voorspanning van de gebruikte veren. Hiertoe wordt voorgesteld de positie van het veerhuis omvattende een drager voor de veer tijdens produktie enigszins verplaatsbaar te maken ten opzichte van het huis van de 30 veiligheidsklep waarin het kleporgaan 6 afsluitend op een klepzitting drukt.

Deze oplossing is voor het opnemen van toleranties volledig bevredigend. Echter, worden door producenten van verschillende soorten toestellen verschillende eisen aan 1 02221 2 I de openingsdruk van veïligheidsafsluiters gesteld die variaties kennen die buiten het I tolerantiebereik vallen waarvoor de oplossing volgens EP 00201812.5A bedoeld is.

I Daarom is het een doel van de onderhavige uitvinding in een veiligheidsafsluiter te 5 voorzien waarmee een dergelijke variatie van de voorspanning opgewekt door de veer I wel geregeld kan worden maar waarbij anderzijds niet voor elke toepassing andere I onderdelen noodzakelijk zijn. Bovendien dient instellen van ten minste een bedrijfsdruk I verhoudingsgewijs eenvoudig te verwezenlijken te zijn.

I Het draaglichaam is voorzien van een hulsvormig deel met inwendig 10 schroefdraad en de draagschotel is voorzien van een uitwendig schroefdraad. Onder bijzondere eigenschappen worden verstaan snappen, eindaanslagen en dergelijke.

Andere voorbeelden zijn vertandingen, aanwijzingen (tegenover elkaar liggen I van delen) of kracht-terugkoppeling. Meer in het bijzonder omvat een dergelijke I voorkeurspositie de minimumdruk waarvoor de veiligheidsafsluiter uitgevoerd is.

15 Uitgaande van deze voorkeurspositie kan tijdens montage de voorspanning van de veer die op het kleporgaan drukt, verder verhoogd worden om in een hogere bedrijfsdruk te I voorzien. Vanzelfsprekend is het eveneens mogelijk later (weer) tot deze I voorkeurspositie te komen.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is het draaglichaam 20 voorzien van een hulsvormig deel met inwendige schroefdraad en de draagschotel I voorzien van een uitwendig schroefdraad voor samenwerking met dat inwendige I schroefdraad en dat draaglichaam en draagschotel zijn voorzien van samenwerkende I snapmiddelen die de voorkeurspositie van die draagschotel ten opzichte van dat I draaglichaam bepalen. Bij deze uitvoeringsvariant van de uitvinding vindt instelling I 25 van de veer met behulp van schroefdraad plaats. Na afloop van de instelhandeling I kunnen de onderlinge posities geborgd worden of is volgens een van voordeel zijnde I uitvoering de veerschotel zelfremmend ten opzichte van het draaglichaam.

I Snapmiddelen zijn aanwezig om de voorkeurspositie vast te leggen. Dit kan door I eenvoudig klikken verwezenlijkt worden. Dergelijke snapmiddelen kunnen omvatten I 30 een op de draagschotel aangebrachte veertong en een op het draaglichaam aangebrachte rand waarmee die veertong in aangrijping kan komen.

I i o: / 'i12 3

Volgens een verdere variant van de uitvinding bepalen de hierboven beschreven snapmiddelen de laagst instelbare druk. Uitgaande van deze laagst instelbare druk kan tijdens montage door schroeven een hogere bedrijfsdruk bepaald worden.

5 Om de hierboven beschreven veiligheidsafsluiter te kunnen testen, is de drager aan het van het kleplichaam afgekeerde einde voorzien van zich in de richting van de as uitstrekkende verhogingen uitgevoerd om samen te werken met nokken aangebracht op een draaibare rotor die met dat kleporgaan verbonden is.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld 10 uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch in dwarsdoorsnede de veiligheidsafsluiter volgens de uitvinding; en

Fig. 2 in perspectief de verschillende onderdelen van de veiligheidsafsluiter in uitgenomen toestand daarvan.

15 In fig. 1 is met 1 het huis van de veiligheidsklep aangegeven dat een doorlaat 2 heeft, waarbij de doorlaat van een ingangsdeel 3 en een uitgangsdeel 4 is voorzien. Het ingangsdeel 3 en uitgangsdeel 4 bieden op gebruikelijke wijze aansluitmogelijkheden voor de daar op aan te sluiten buizen, hetgeen met schroefdraad kan zijn, maar bijvoorbeeld ook met knelfittingen, klikverbindingen en dergelijke.

20 In het huis 1 is een klephouder 5 opgenomen, die geleiding biedt aan het daarin opgesloten kleporgaan 6. Het kleporgaan 6 heeft een eerste cilindrisch deel 7, waar een belangrijk deel van membraan 8 direct op aansluit, en dat met de benedenzijde op een klepzitting 9 gehouden wordt. Het kleporgaan 6 wordt op de klepzitting gehouden met een tussen het kleporgaan 6 en het veerhuis of drager 12 aangebrachte drukveer 10, 25 waarbij de aangrijpingspunten op respectievelijk kleporgaan en klephouder binnen de afmetingen van de veiligheidsklep zo ver mogelijk uit elkaar gelegen zijn.

Het membraan 8 ligt direct aan tegen de benedenzijde en zijkanten van het eerste cilindrische deel 7, vervolgens bij de overgang van het eerste cilindrische deel 7 naar het tweede daarboven liggende cilindrische deel van het kleporgaan 6 tegen de daar 30 gevormde schouder 11, en aansluitend tegen de binnenzijde van de klephouder 5 waarna het membraan overgaat in een randdeel 16.

Het randdeel is opgebouwd uit een ring 16. In het huis 1 en veerhuis 12 zijn profileringen aangebracht voor het klemmend opnemen van ring 16.

1 022212 I Veer 10 steunt aan de bovenzijde (in de figuren) af op een stelschroef 14 en meer I in het bijzonder het draagvlak 15 daarvan. Stelschroef 14 is voorzien van een uitwendig I schroefdraad 28 (fig. 2) dat overeenkomt met het inwendige schroefdraad 27 van I 5 hulsvormig deel 13 dat de bovenzijde van het veerhuis 12 vormt. Uitsparingen 19 zijn I aanwezig in stelschroef 14 voor het draaiend aandrijven daarvan met behulp van een I bijzonder gereedschap. Stelschroef 14 is bovendien voorzien van een aantal veerlippen I 22 die nabij de einden voorzien zijn van verdikkingen 24. Deze zijn uitgevoerd om te I grijpen achter uitstekende rand 23 (fig. 1) van veerhuis 12.

10 Binnen de veer 10 bevindt zich een pen 20 die verbonden is met het kleporgaan 6 I en nabij het vrije uiteinde voorzien is van een paddestoelvormige kop 21 die langs lippen 22 van een rotor 32 kan snappen. Daarbij ontstaat een draaibare verbinding I tussen pen 20 en rotor 32.

I Hulsvormig deel 13 is voorzien van nokken 30 die zich in de richting van de I 15 langsas 17 van de afsluiter uitstrekken. Rotor 32 is voorzien van nokken 34 die over I deze nokken 30 kunnen bewegen. Met 35 is een uitwendig liggende draaiknop I aangegeven die voorzien is van meenemers 39 die de rotor een roterende beweging B kunnen laten geven. Rotor 32 kan in de richting van de as 17 zich ten opzichte van deze B draaiknop 35 verplaatsen. Draaiknop 35 is voorzien van een rand of aantal nokken 38 B 20 die snappen achter uitsteeksels of rand 37 van het veerhuis of drager 12. Niet in detail B genoemde maatregelen zijn genomen om de positie van het kleporgaan 6 ten opzichte B van het veerhuis in de zin van rotatie vast te leggen maar translatie in de richting van as B 17 mogelijk te maken.

B Door draaiing aan knop 35 wordt rotor 32 meegenomen en bewegen nokken 34 B 25 over nokken 30, dat wil zeggen rotor 32 beweegt (in de tekeningen gezien) naar boven B en neemt zo kop 21 van pen 20 mee waardoor kleporgaan 6 van zitting 9 bewogen B wordt tegen de druk van veer 10 in. Op deze wijze kan getest worden of de B veiligheidsafsluiter nog functioneert.

B Voor het instellen van de bedrijfsdruk van de veiligheidsafsluiter bestaan twee B 30 situaties.

B In de meest gebruikelijke situatie is afstellen van de veervoorspanning niet B noodzakelijk. Na gedeeltelijke montage wordt stelschroef 14 in veerhuis 12 gedraaid B totdat de verdikking 24 van de veertongen 22 achter rand 23 snapt. Deze snappende I 1 0 2 'i s i / 5 beweging is duidelijk waarneembaar zowel voor de monterende mens als gebruikte robot. Volgens de onderhavig uitvinding wordt op dat moment de minimum instelwaarde van de afsluiter verkregen. Met spuitgieten zijn de verschillende 5 onderdelen zodanig nauwkeurig te vervaardigen dat gewaarborgd kan worden dat deze minimumdruk ligt binnen de verschillende gestelde eisen.

Worden door de afnemers hogere veiligheidsdrukken voorgeschreven, dan wordt tijdens montage stelschroef 14 verder gedraaid waardoor veer 10 verder voorgespannen wordt. Omdat schroefdraad 27/28 zelf remmend uitgevoerd is, is het niet noodzakelijk 10 na instelling verdere maatregelen voor het onderling vastleggen van stelschroef 14 en veerhuis 12 te nemen. Verdraaiing van stelschroef van 14 vindt plaats door een gereedschap dat grijpt in de uitsparingen 19.

Na instelling van de gewenste bedrijfsdruk wordt draaiknop 35 gemonteerd en na het op de hierboven beschreven wijze snappen van uitsteeksels 38 achter rand 37 is 15 geen eenvoudige demontage mogelijk waardoor gewaarborgd wordt dat onbevoegden de eerder ingestelde voorspanning van veer 10 niet kunnen wijzigen.

Begrepen zal worden dat in het bovenstaande slechts een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding weergegeven is. Het is mogelijk de draagschotel voor de veer die in het voorbeeld als stelschroef uitgevoerd is op andere wijze uit te voeren en 20 te verwezenlijken dat deze in een bepaald aantal posities vastgelegd kan worden. Deze en verdere varianten zullen bij degene bekwaam in de stand der techniek dadelijk opkomen en liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies.

1022212

Claims (7)

1. 2. Afsluiter volgens conclusie 1, waarbij na het aanbrengen van die draagschotel in 15 die voorkeurspositie beweging daarvan naar en vastleggen in een verdere de veer (10) H meer of minder spannende positie mogelijk is.
2. 3. Afsluiter volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat draaglichaam en draagschotel van samenwerkende snapmiddelen voorzien zijn die voorkeurspositie van die draagschotel ten opzichte van dat draaglichaam bepalen. H 20 4. Afsluiter volgens conclusie 3, waarbij die snapmiddelen een op de draagschotel (14) aangebrachte veertong (22) en een op het draaglichaam (12) aangebrachte rand (23) waarmee die veertong in aangrijping kan komen, omvatten.
3. 5. Afsluiter volgens conclusie 4, waarbij die veertong (22) van een verdikking (24) I is voorzien voor het achter die rand grijpen.
4. 6. Afsluiter volgens een van de conclusies 3-5, waarbij die snapmiddelen zodanig zijn aangebracht, dat de ingestelde druk van de veiligheidsafsluiter bij het snappen de minimum instelbare druk van die veiligheidsafsluiter is.
5. 7. Veiligheidsafsluiter volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die drager van een verlenging (26) voorzien is voor geleiding van dat kleporgaan, welke I 30 verlenging met dat klephuis verbonden is. I 1022212 t
6. 8. Veiligheidsafsluiter volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij tussen dat klephuis (1) en dat kleporgaan een afdichtend membraan (8) is aangebracht.
7. 9. Afsluiter volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die drager aan het 5 van het kleplichaam afgekeerde einde voorzien is van zich in de richting van de as (17) uitstrekkende verhogingen (30) uitgevoerd om samen te werken met nokken (34) aangebracht op een draaibare rotor (32) die met dat kleporgaan (6) verbonden is. ] ai’, j i;.