NL1016111C2 - Werkwijze voor het betreden van een in zee geplaatste paal, alsmede daarbij te gebruiken inrichting. - Google Patents

Description

* A00-50187/B/lhe

Korte aanduiding: Werkwijze voor het betreden van een in zee geplaatste paal, alsmede daarbij te gebruiken inrichting.

In toenemende mate worden op een afstand uit de kust palen in zee opgericht, zoals zendpalen, draagpalen voor windmolens, en dergelij ke.

Aan dergelijke palen dienen van tijd tot tijd werkzaamheden te 5 worden verricht, die te maken hebben met onderhoud, het verhelpen van storingen en dergelijke. Het probleem daarbij is de toegankelijkheid en met name het betreden van de palen.

Het is bekend tegen de buitenzijde van de draagpaal van een in zee geplaatste windmolen een ladder te bevestigen, welke zich uit-10 strekt vanaf de met laag tij overeenkomende plaats tot het punt, waar bijvoorbeeld toegang tot het inwendige van de paal mogelijk is. De met het uitvöeren van de werkzaamheden belaste monteur wordt daarbij meestal met een schip, bijvoorbeeld van het bevoorradingstype, tot een locatie dicht bij de paal gebracht, waar een rubberboot wordt 15 uitgezet, waarmede en van waaraf de monteur de overstap naar de ladder moet trachten te maken. Zo'n overstap vanaf een in het algemeen zeer sterk deinende ondergrond (de rubberboot) is lastig en bovendien gevaarlijk.

De uitvinding nu beoogt voor bovengenoemd probleem een 20 oplossing te bieden.

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze voor het betreden van een in zee geplaatste paal vanaf een drijflichaam, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat vanaf het drijflichaam een met zijn ene einde alzijdig beweegbaar c.q. verstelbaar met het 25 drijflichaam verbonden looppad naar het paallichaam toe wordt uitgeschoven en vervolgens mét zijn vrije einde aan het paallichaam wordt vastgeklikt.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding heeft de bij de bekende werkwijze gebruikte rubberboot dus plaatsgemaakt voor een recht-30 streeks naar de "karweiplaats" op het paallichaam uitgeschoven looppad, via welk looppad de monteur zich betrekkelijk comfortabel en veilig aan boord van de paal kan begeven.

1016111 - 2 -

De werkwijze volgens de uitvinding leent zich voorts bij uitstek voor het betreden van kleinere paalgefundeerde offshore consturcties, die dan niet met een zgn. "helideck" behoeven te zijn 5 uitgevoerd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een bij de uitvoering van de bovenaangegeven werkwijze toe te passen inrichting, omvattende een drijvend lichaam, zoals een schip, die de kenmerken heeft welke in conclusie 2 zijn genoemd. Verdere kenmerken van de inrichtingen 10 zijn vermeld in conclusies 3-10.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

In de tekening is 1 de in zee geplaatste paal, ook wel monopaal genoemd. In de praktijk kan dit bijvoorbeeld een zendmast, 15 de draagkolom van een windmolen of een steunpoot van een offshore-platform zijn.

Met 2 is een vaartuig, bijvoorbeeld van het type "bevoorradingsschip" aangegeven, waarop het personeel kan worden aangevoerd, dat de paal 1 moet betreden om daarop c.q. daaraan 20 reparatie- of onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Ten behoeve van de uitvoering van deze werkzaamheden is de overigens in hoofdzaak glad uitgevoerde paal voorzien van een op werkhoogte daarvan uitstekend bordes 3.

Teneinde op willekeurige tijdstippen tussen laag en hoog tij, 25 alsook bij ruw weer een veilige "overstap" van het personeel vanaf het vaartuig 2 naar het bordes 3 op de paal 1 en omgekeerd te kunnen realiseren wordt overeenkomstig de uitvinding gebruik gemaakt van een in- en uitschuifbare loopbrug 4. Het ene deel 4a daarvan is om een liggende as a scharnierbaar verbonden met een op-/afstapplateau 5 op 30 het boveneinde van een kolom 6, die door middel van een draaikrans 7 om een staande as b draaibaar op het dek van het vaartuig 2 is gemonteerd.

Tussen de draaikolom 6 en een punt aan de onderzijde van het loopbrugdeel 4a strekt zich een hydraulische zuiger-cilinder-35 inrichting 8a uit, die een verstelling van de hellingshoek van de brug 4 kan bewerkstelligen.

Het tweede, door middel van een hydraulische zuiger-cilinder-inrichting 8b in- en uitschuifbare deel 4b van de loopbrug 4 is aan 1016111 - 3 - zijn vrije einde om een dwarsas c scharnierbaar verbonden met een overstapplatform 9, dat met behulp van een op het brugdeel 4b afgesteunde hydraulische cilinder 8c in de gewenste (= horizontale) 5 positie ten opzichte van de loopbrug 4 kan worden gehouden.

Aan het platform 9 hangt een koppelinrichting 10. De ophanging is zodanig, dat een zekere beweegbaarheid rond de onderling loodrechte assen a en c bestaat, welke assen elk loodrecht op de scharnieras c staan.

10 De koppelinrichting 10 dient om nabij het bordes 3 een verbinding met de paal 1 tot stand te brengen. Daartoe is de koppelinrichting 10 uitgerust met een tweetal vanuit een geopende stand (zie de tekening) naar elkaar toe zwenkbare koppelklauwen ll. De* klauwen 11 worden bediend door middel van aan weerszijden van ht huis van de 15 koppelinrichting 10 aangebrachte hydraulische zuiger-cilinder-inrichtingen 8d (waarvan er één in de tekening zichtbaar is).

De zuiger-cilinderinrichtingen 8d zijn opgenomen in een hydraulisch circuit, dat ook de zuiger-cilinderinrichtingen 8a, 8b en 8c, alsmede de niet nader weergegeven aandrijfinrichting voor de 20 draaikrans 7 bevat.

De koppelklauwen 11 zijn ingericht voor samenwerking met een aan de paal zittend koppeldeel, dat in het getoonde uitvoerings-voorbeeld wordt gevormd door een van het bordes 3 neerhangende leiden koppelstang 12, die aan zijn benedeneinde door een van de paal 1 25 uitstekende console 13 wordt gesteund.

De wijze van werken is als volgt. Bij niet-gebruik is de loopbrug 4 volgens de lengteas van het schip 2 gericht en rust de brug met het schuifbare brugdeel 4b op de aan de voorzijde van het schip aanwezige oplegsteun 14. Met de loopbrug in die positie vaart 30 het schip uit om een of meer monteurs over te brengen naar het bordes 3 op de paal 1, voor het verrichten van werkzaamheden, zoals het opheffen van storingen. In de buurt van de paal 1 gekomen wordt het schip 2 overeenkomstig de heersende golf/windrichting in positie gebracht. Vervolgens wordt de loopbrug door bediening van de 35 hydraulische zuiger-cilinderinrichting 8a van de oplegsteun 14 gelicht en door hydraulische bekrachtiging van de draaikrans 7 naar de in de tekening weergegeven positie tegenover de koppelstang 12 gedraaid.

1016111 - 4 -

Met de koppelklauwen 11 in de opengezwaaide stand (zie de tekening) wordt de loopbrug 4 vervolgens (verder) uitgeschoven, tot de koppelstang 12 tussen de koppelklauwen 11 is geraakt, waarna die 5 koppelklauwen zich rond de koppelstang 12 kunnen sluiten. Het hydraulische circuit kan daarbij zo zijn ingericht, dat bij het sluiten van de koppelklauwen de (niet weergegeven) hydraulische bedieningsinrichting voor de draaikrans 7 drukloos wordt, waardoor zonder bezwaar onderlinge hoekverplaatsingen tussen de loopbrug en 10 het schip in het horizontale vlak kunnen en mogen plaatsvinden.

Voorts zal het sluiten van de koppelklauwen gepaard gaan met het drukloos worden van de zuiger-cilinderinrichtingen 8b en 8c, waardoor het loopbrugdeel 4b vrij kan verschuiven en de afstand van de paal 1 tot het deinende schip kan en mag variëren, terwijl de 15 loopbrug tevens vrij ten opzichte van het thans door de koppelinrichting 10 in positie gehouden overstapplatform 9 kan en mag scharnieren. Bovendien kan hierdoor automatisch de verlenging van de loopbrug plaatsvinden, die nodig is, wanneer in de volgende en laatste fase door bediening van de hydraulische zuiger-cilinder-20 inrichting 8a de koppelinrichting 10 met de gesloten klauwen 11 langs de koppelstang 12 naar boven wordt geleid om het overstapplatform 9 en daarmede het uiteinde van de loopbrug 4 op bordeshoogte te brengen. Bij het bereiken van laatstgenoemde positie vindt vergrendeling plaats en wordt ook de hydraulische zuiger-cilinderinrichting 25 8a drukloos, zodat vanaf dat moment de zuigerstang daarvan vrij in en uit kan schuiven om (in de getekende positie) rolbewegingen van het schip 2 mogelijk te maken.

De overstap van personeel via de (ten hoogste enigszins schommelende) loopbrug 4 en het overstapplatform 9 naar het bordes 3 30 kan nu gemakkelijk en veilig plaats vinden, terwijl omgekeerd het personeel zich even gemakkelijk en veilig weer aan boord van het schip kan begeven nadat het karwei is verricht.

1 Λ 1 f: 1 i 4 I i t 4 f I t * i

Claims (10)

1. Werkwijze voor het betreden van een in zee geplaatste paal 5 vanaf een drijflichaam, met het kenmerk, dat vanaf het drijflichaam een met zijn ene einde alzijdig beweegbaar met het drijflichaam verbonden looppad naar het paallichaam toe wordt uitgeschoven en vervolgens met zijn vrije einde aan het paallichaam wordt vastgeklikt. 10

2. Inrichting ten gebruike bij het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, omvattende een drijflichaam, zoals een schip, gekenmerkt door een telescopisch uitschuifbare ladder of loopbrug, die met één uiteinde zowel om een horizontale as als om een verticale 15 as beweegbaar op het schip is gemonteerd en die aan zijn vrije einde een koppelinrichting draagt, welke met een van het te betreden paallichaam uitstekend deel kan samenwerken,, waarbij aandrijfmiddelen voor het zwenken, het toppen en het in/uitschuiven van de ladder c.q. loopbrug, alsmede voor het bedienen van de koppelinrichting aanwezig 20 zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de koppelinrichting een huis heeft, dat rond drie onderling loodrechte assen beweeglijk aan het vrije einde van de ladder c.q. loopbrug is 25 opgehangen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het in/uitschuifbare deel van de ladder c.q. loopbrug aan zijn vrije einde om een dwarsgerichte as, die één van de drie onderlinge 30 loodrechte assen vormt, scharnierbaar is gekoppeld met een overstapplatform, waaraan de koppelinrichting hangt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tussen het in/uitschuifbare deel van de ladder c.q. loopbrug een in lengte 35 verstelbare schoor aanwezig is.

6. Inrichting volgens conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het van het paallichaam uitstekende deel een op een afstand van de buiten- 1n1 ftiii - - 6 -1 mantel van het paallichaam bevestigde grijpstang is en dat de koppelinrichting is voorzien van tussen een geopende en een gesloten stand beweegbare klauwen, die de grijpstang kunnen omvatten. 5

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de klauwen, de aandrijf middelen ten behoeve van het zwenken, het toppen, het in/uitschuiven van de ladder c.q. loopbrug, alsmede de in lengte verstelbare schoor in een gemeenschappelijk, meer in het bijzonder 10 hydraulisch circuit zijn opgenomen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het hydraulische circuit zo is ingericht, dat in de gesloten stand van de koppelklauwen althans de aandrijfmiddelen ten behoeve van het zwenken 15 en het in/uitschuiven van de ladder c.q. loopbrug, alsmede de verstel-bare schoor automatisch drukloos worden.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de grijpstang in hoofdzaak verticaal neerhangt van een aan het 20 paallichaam bevestigd werkbordes en dat het hydraulische circuit voorts zodanig is ingericht, dat ook de aandrijfmiddelen voor het toppen van de ladder c.q. loopbrug automatisch drukloos worden wanneer c.q. zodra de gesloten klauwen zich in hun bovenste positie op de grijpstang bevinden. 25

10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door middelen, waardoor het vrije einde c.q. overstapplatform van de ladder c.q. loopbrug in zijn hoogteligging ten opzichte van het bordes wordt vergrendeld, wanneer c.q. zodra de gesloten klauwen zich in hun 30 bovenste stand op de grijpstang bevinden. 1016111