NL1012275C2 - Basisstation voor mobiele telefonie. - Google Patents

Description

Titel: Basisstation voor mobiele telefonie.

De uitvinding heeft betrekking op een basisstation voor mobiele telefonie, voorzien van ten minste een elektronicakast, ten minste een antenne-inrichting, ten minste een bekabeling die de antenne-inrichting met de 5 elektronicakast verbindt en eventueel ten minste een kabelgoot waardoor de bekabeling zich althans voor een deel uitstrekt.

Bij een netwerk voor mobiele telefonie worden dergelijke basisstations verspreid over een bepaald gebied 10 opgesteld. Bij voorkeur wordt de antenne-inrichting bovenop een gebouw geplaatst. In het algemeen zal de elektronicakast en de eventuele kabelgoot eveneens bovenop een gebouw worden geplaatst.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat het voor 15 een mobiel netwerk vaak moeilijk is om toestemming te krijgen van de eigenaar van een gebouw om het basisstation te plaatsen. Dit wordt veroorzaakt doordat het plaatsen van het basisstation met zich brengt dat destructieve wijzigingen aan het gebouw moeten worden aangebracht.

20 Hierbij valt te denken aan het boren van gaten in een dak van een gebouw om de antenne-inrichting te bevestigen. Afhankelijk van de situatie wordt sterk geïmproviseerd om het basisstation aan te kunnen brengen. Het gevolg hiervan is dat het basisstation wanneer dit eenmaal is aangebracht 25 op het gebouw een rommelige indruk geeft en zelfs als lelijk wordt ervaren.

De uitvinding beoogt aan de genoemde bezwaren tegemoet te komen en heeft als kenmerk, dat het basisstation modulair is samengesteld waarbij de elektronicakast 30 en de antenne-inrichting elk afzonderlijk los zijn afgesteund op een horizontaal vlak zonder dat een vaste verbinding met het horizontale vlak tot stand is gebracht.

Omdat volgens de uitvinding geen vaste verbinding met een horizontaal vlak tot stand kan worden gebracht 1012275 2 wordt een gebouw niet of nauwelijks bewerkt door het boren van gaten, lijmen en dergelijke, wanneer een basisstation op het gebouw wordt geplaatst. Doordat bovendien gebruik gemaakt wordt van een modulair samengesteld basisstation 5 kan aan elk van de modules een aantrekkelijk uiterlijk worden gegeven met als gevolg dat het basisstation in zijn geheel wanneer het eenmaal is geassembleerd er verzorgd uitziet.

Het moduleersysteem is dusdanig flexibel dat het 10 basisstation zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw bijna op elk type gebouw kan worden aangebracht.

Bij voorkeur geldt dat de antenne-inrichting los is . afgesteund op een horizontaal gedeelte aan de buitenzijde van een gebouw. Hierbij is het mogelijk dat de antenne-15 inrichting is voorzien van een antennemast waarbij de antennemast is voorzien van verbindingsmiddelen die de antennemast vast met de opstaande buitenwand van het gebouw verbinden en een plateau dat zich boven de verbindingsmiddelen bevindt en dat los afsteunt op het horizontale 2 0 gedeelte aan de buitenzijde van het gebouw. Er worden in dat geval derhalve slechts verbindingen gemaakt met opstaande wanden van het gebouw. Horizontale vlakken van het gebouw zoals bijvoorbeeld richels, dakgoten en platte daken blijven onaangetast.

25 Dit geldt eveneens wanneer een andere alternatieve uitvoeringsvormen van de antenne-inrichting volgens de uitvinding wordt gebruikt. Deze antenne-inrichting is voorzien van een voet en een met de voet verbonden antennemast die zich in verticale richting van de voet af 30 uitstrekt waarbij de voet los op het horizontale vlak is geplaatst.

De elektronicakast kan zowel los op het dak als los op de grond naast het gebouw worden geplaatst. In het laatste geval zal in het algemeen gebruik worden gemaakt 35 van een kabelgoot die aan een buitenwand van een gebouw wordt bevestigd om de bekabeling van de elektronicakast 1012275 3 naar de op het dak geplaatste antenne-inrichting te laten verlopen. Indien daarentegen de elektronicakast op het dak van het gebouw wordt geplaatst zal bij voorkeur gebruik worden gemaakt van een kabelgoot die los op het platte dak 5 van een gebouw wordt geplaatst en die zich uitstrekt van de elektronicakast naar de antenne-inrichting.

Een en ander zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

In figuur 1 is met referentienummer 1 het basis-10 station volgens de uitvinding aangeduid dat op en nabij een gebouw 2 is gepositioneerd. Het basisstation is samengesteld uit modulaire standaard componenten. In dit voorbeeld . is het basisstation voorzien van drie elektronicakasten 4.1; 4,2 en 4.3 en drie antenne-inrichtingen 6.1; 6.2 en 15 6.3. Elk der elektronicakasten 4.1; 4.2 en 4.3 is voorzien van een op zich bekende zend- en ontvanginrichting. De elektronicakast 4.1 is in dit voorbeeld los afgesteund op een horizontaal vlak 8. Dit horizontale vlak 8 wordt in dit voorbeeld gevormd door een horizontaal dak 8 van het 20 gebouw, dat wil zeggen uit een horizontaal gedeelte aan de buitenzijde van het gebouw 2. De elektronicakast 4.1 staat los op het dak 8 en is derhalve niet met behulp van bouten en moeren en dergelijke met het gebouw 2 vast verbonden.

Het gevolg is dat het dak 8 geen destructieve wijzigingen 25 heeft'ondergaan door het plaatsen van de elektronicakast 4.1.

De antenne-inrichting 6.1 is voorzien van een antennemast 10. De antennemast 10 is voorzien van verbindingsmiddelen 12 met behulp waarvan de antennemast 10 vast 30 met een opstaande buitenwand 14 van het gebouw 2 is verbonden. De antenne-inrichting 6.1 is voorts voorzien van een plateau 16 dat zich boven de verbindingsmiddelen 12 bevindt. Het plateau 16 is vast met de antennemast 10 verbonden. Het plateau 16 steunt echter los af op een 35 horizontaal gedeelte aan de buitenzijde van het gebouw dat in dit geval wederom gevormd wordt door het dak 8. Hiertoe 1012275 4 is tussen het plateau 16 en het dak 8 een vlonder 18 aanwezig. In dit voorbeeld is het plateau 16 met behulp van metalen tegels verzwaard uitgevoerd. Het gevolg is dat de antenne-inrichting 6.1 bijzonder stevig en windvast op het 5 gebouw 2 is geplaatst zonder dat een vaste verbinding met het dak 8 tot stand is gebracht. In dit voorbeeld is nabij een bovenzijde van de mast 10 een phased-array antenne 20 aangebracht en is aan het plateau 16 een schotelantenne 22 aangebracht waarvan de werking in het kader van deze 10 aanvrage niet nader zal worden toegelicht.

De antenne-inrichting 6.1 is via een bekabeling 24 met de elektronicakast 4.1 verbonden. De bekabeling 24 is . thans gedeeltelijk opgenomen in een kabelgoot 26 die zich uitstrekt langs een horizontaal vlak van het gebouw 2. In 15 dit geval is dit wederom het platte dak 8. Ook voor de kabelgoot 26 geldt dat deze los op het dak 8 ligt, zodat er geen vaste verbinding tot stand is gebracht met een horizontaal vlak van het gebouw 2.

Voor de elektronicakast 4.3 geldt dat deze los op de 20 grond 28 naast het gebouw 2 is geplaatst. De antenne- inrichting 6.3 is voorzien van een voet 30 en een met de voet verbonden antennemast 32 die zich in verticale richting van de voet af uitstrekt. Nabij de bovenzijde van de antennemast 32 zijn in dit geval twee phased-array 25 antennes 20 bevestigd. De voet 30 is in dit voorbeeld net als het plateau 16 verzwaard uitgevoerd. De voet 30 is wederom los op het dak 8 geplaatst zonder dat met het dak een vaste verbinding tot stand is gebracht.

De antenne-inrichting 6.3 is middels een bekabeling 30 34 met de elektronicakast 4.3 verbonden. In dit voorbeeld strekt de bekabeling 34 zich althans voor een deel uit in een kabelgoot 36. Deze kabelgoot 36 bestaat uit een gedeelte 36A dat zich uitstrekt langs een horizontaal vlak dat wordt gevormd door het dak 8 van het gebouw 2 . Voor het 35 gedeelte 36A van de kabelgoot geldt wederom dat deze niet vast met het dak 8 is verbonden. Een ander gedeelte 36B van 10 1 2275 5 de kabelgoot strekt zich langs een opstaande wand van het gebouw uit en is wel vast met de opstaande wand 38 van het gebouw verbonden. De verbinding kan op zich bekende wijze tot stand worden gebracht met behulp van schroeven, lijmen 5 en dergelijke.

Tenslotte omvat het basisstation nog de elektronica-kast 4.2 die net als de elektronicakast 4.1 los op het dak 8 van het gebouw is geplaatst. De antenne-inrichting 6.2 is identiek aan de antenne-inrichting 6.1. De antenne-10 inrichting 6.2 is op eenzelfde wijze met de elektronicakast 4.2 verbonden als de antenne-inrichting 6.1 met het gebouw 2 is verbonden. De antenne-inrichting 6.2 is dan ook • wederom voorzien van een plateau 16 dat los afsteunt op het platte-dak van de elektronicakast 4.2. Voorts is de 15 antenne-inrichting 6.2 voorzien van verbindingsmiddelen 12 die met een opstaande zijwand 40 van de elektronicakast 4.2 vast zijn verbonden.

Het zal duidelijk zijn dat met behulp van de modulaire componenten van het basisstation volgens de 20 uitvinding vele configuraties van de basisstations kunnen worden samengesteld afhankelijk van de specifieke situatie waar het basisstation moet worden geplaatst. Zo kan het horizontale vlak waarop het plateau 16 van de antenne-inrichting 6.1 afsteunt eveneens worden gevormd door een 25 balconbodem of een richel van een gebouw. De elektronica-kasten 4.1 en 4.2 kunnen direct op het dak 8 worden geplaatst. Het is echter eveneens mogelijk om de elektronicakasten op een vlonder 18 te plaatsen zoals voor de elektronicakast 4.2 is getoond. In het bijzonder geldt 30 voorts dat de elektronicakast en de antenne-inrichting elk afzonderlijk los zijn afgesteund op een geen van het basisstation deel uitmakend horizontaal vlak zonder dat een vaste verbinding met dat vlak wordt gemaakt. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de 35 uitvinding te vallen.

1012275

Claims (14)

1. Basisstation voor mobiele telefonie, voorzien van ten minste een elektronicakast, ten minste een antenne-inrichting, ten minste een bekabeling die de antenne-inrichting met de elektronicakast verbindt en eventueel ten 5 minste een kabelgoot waardoor de bekabeling zich althans voor een deel uitstrekt, met het kenmerk, dat het basisstation modulair is samengesteld waarbij de elektronicakast en de antenne-inrichting elk afzonderlijk los zijn afgesteund op een horizontaal vlak zonder dat een 10 vaste verbinding met het horizontale vlak tot stand is gebracht.

2. Basisstation volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat eventuele de kabelgoot zich langs een horizontaal of opwaarts uittrekkend vlak uitstrekt waarbij de eventuele 15 zich langs het horizontale vlak uitstrekkende kabelgoot is afgesteund op het horizontaal vlak zonder dat een vaste verbinding met het horizonale vlak tot stand is gebracht.

3. Basisstation volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eventuele zich langs het horizontale vlak 20 uitstrekkende kabelgoot los op een horizontaal gedeelte van een buitenzijde van een gebouw is geplaatst.

4. Basisstation volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eventuele kabelgoot die zich langs het zich opwaarts uitstrekkende vlak uitstrekt vast met een 2. opstaande wand van een gebouw is verbonden.

5. Basisstation volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de antenne-inrichting los is afgesteund op een horizontaal gedeelte aan de buitenzijde van een gebouw.

6. Basisstation volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de antenne-inriching voorts vast aan een opstaande buitenwand van het gebouw is bevestigd. 1012275

7. Basisstation volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de antenne-inric+hting is voorzien van een antennemast waarbij de antennemast is voorzien van verbindingsmiddelen die de antennemast vast met de opstaande buitenwand van het 5 gebouw verbinden en een plateau dat zich boven de verbindingsmiddelen bevindt en dat los afsteunt op het horizontale gedeelte aan de buitenzijde van het gebouw.

8. Basisstation volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de antenne-inrichting is voorzien van 10 een voet en een met de voet verbonden antennemast die zich in verticale richting van de voet af uitstrekt waarbij de voet los op het horizontale vlak is geplaatst.

• 9. Basisstation volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het horizontale vlak bestaat uit een horizontaal 15 gedeelte aan de buitenzijde van een gebouw.

10. Basisstation volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektronicakast los op een horizontaal gedeelte aan de buitenzijde van een gebouw is geplaatst.

11. Basisstation volgens een der conclusies 3, 5, 9 of 10, met het kenmerk, dat het horizontale gedeelte aan de buitenzijde van het gebouw deel uitmaakt van een dak van het gebouw.

12. Basisstation volgens conclusie 10 en 11, met het 25 kenmerk, dat tussen het dak en de onderzijde van de elektronicakast een vlonder aanwezig is.

13. Basisstation volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektronicakast op de aardbodem is geplaatst.

14. Basisstation voor mobiele telefonie dat modulair is samengesteld, voorzien van ten minste een elektronicakast, ten minste een kabelgoot, ten minste een antenne-inrichting en een bekabeling die althans voor een deel in de kabelgoot is opgenomen en die de antenne-inrichting met de 35 elektronicakast verbindt, met het kenmerk, dat de elektronicakast, de horizontale kabelgoot en de antenne- 1012275 inrichting elk zijn afgesteund op een horizontaal vlak zonder dat een vaste verbinding met het horizontale vlak tot stand is gebracht. 101 22 7.ς