NL1011295C2 - Armatuur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Armatuur.

De uitvinding heeft betrekking op een armatuur voorzien van een huis met een aan een uiteinde van het huis buiten het huis uit-5 stekende flens en aan de buitenzijde van het huis aangebrachte, uit draad vervaardigde bevestigingsveren, die ieder een spiraal vormig gedeelte met een tweetal op de uiteinden van dit spiraal vormige gedeelte aansluitende armen omvatten, waarbij de bevestigingsveren zodanig zijn aangebracht, dat de hartlijnen van de windingen van de 10 spiraal vormige gedeelten zich dwars op de nabij gelegen gedeelten van de omtrekswand van de flens uitstrekken en iedere bevestigingsveer met een eerste arm met het huis is verbonden, terwijl een tweede van de beide armen van de bevestigingsveer een stand kan innemen waarin tenminste het uiteinde van deze arm, gezien in een richting loodrecht 15 op de flens, buiten de flens uitsteekt, terwijl het armatuur is voorzien van een aanslag waartegen de tweede arm kan aanliggen in een stand waarin de tweede arm, gezien in de richting loodrecht op de flens binnen de buitenomtrek van de flens ligt.

Een dergelijk armatuur is bekend uit FR-A-1.283.929. Bij 20 deze bekende constructie zijn de stijf tegen elkaar aanliggende windingen van de bevestigingsveer op een zich ten opzichte van het huis naar buiten uitstrekkende arm geschoven, waarbij de windingen liggen opgesloten tussen het huis en een omgebogen uiteinde van de arm. Daarbij zijn de windingen op een verhoudingsgewijs grote afstand 25 van de flens gelegen. Zoals in het octrooi beschreven kunnen voor het inbrengen van het huis in: in een plafondplaat of dergelijke aangebracht gat de uiteinden van de armen van een bevestigingsveer aan elkaar gehaakt worden. Verder is vermeld, dat om het huis vast te zetten aan het plafond of dergelijke het voldoende is om de armen van 30 elkaar los te koppelen. Hoe dit bewerkstelligd moet worden is echter niet aangegeven.

Volgens de uitvinding zijn de spiraal vormige gedeelten van de bevestigingsveren nabij de flens gelegen, waarbij althans een buitenste winding van ieder spiraal vormig gedeelte in de richting van 35 het huis verplaatsbaar is, terwijl tussen de aanslag voor de tweede arm van een bevestigingsveer en de winding(en) van het spiraal vormig 1011295 2 gedeelte van deze bevestigingsveer aan de naar het huis toegekeerde zijde van de tweede arm een contactorgaan voor de tweede arm is gelegen.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding 5 zullen bij het insteken van het armatuur in een plafondplaat of dergelijke aangebracht gat de spiraal vormige gedeelten van de bevestigingsveer, in het bijzonder de buitenste windingen van de be-vestigingsveren met de begrenzingsrand van het gat in aanraking komen waardoor althans deze buitenste windingen van de spiraal vormige 10 gedeelten enigszins in de richting van het huis worden geduwd. Dientengevolge worden de tweede armen van de bevestigingsveer tegen de contactorganen geduwd en zodanig om deze contactorganen gezwenkt, dat de tweede armen van de desbetreffende aanslagen vrij komen en naar buiten en tegen de van de flens afgekeerde zijde van de wand, plafond 15 of dergelijke worden gezwenkt om zo in een stand te komen waarin het armatuur in het desbetreffende gat wordt vastgehouden onder het aandrukken van de flens tegen de wand, plafond of dergelijke.

Eventueel kan het in de richting van het huis bewegen van althans de buitenste windingen van de spiraal vormige gedeelten van de 20 bevestigingsveren worden ondersteund door op deze buitenste windingen met de hand een drukkracht uit te oefenen indien deze windingen ter hoogte van de rand van het gat zijn gelegen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven uit-25 voeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een zijaanzicht op een armatuur voorzien van bevestigingsveren in een stand, waarin geen onderdelen van de bevestigingsveren buiten de flens van het armatuur uitsteken.

Figuur 2 toont een met figuur 1 overeenkomend zijaanzicht 30 waarbij een arm van een van de bevestigingsveren tenminste gedeeltelijk buiten de flens van het armatuur uitsteekt.

Figuren 3 en 4 tonen opeenvolgende stappen van het aanbrengen van een armatuur in in een plafond of dergelijke aangebracht gat.

35 Figuur 5 toont een onderaanzicht op een in een gat in een plafond of dergelijke aangebracht armatuur.

i 101 1295 3

Figuur 6 toont een aanzicht op een bevestigingsveer zoals gebruikt bij het in de figuren 1-5 weergegeven armatuur in ongespannen stand.

Figuur 7 toont een zijaanzicht op een tweede uitvoerings-5 vorm van een armatuur volgens de uitvinding met een bevestigingsveer in een stand, waarin deze niet buiten de flens van het armatuur uitsteekt.

Figuur 8 toont een met figuur 7 overeenkomend aanzicht waarbij een arm van de bevestigingsveer met een gedeelte buiten de 10 flens van het armatuur uitsteekt.

Figuur 9 toont een aanzicht op de bij de uitvoeringsvorm volgens figuren 7 en 8 toegepaste bevestigingsveer in ontspannen stand van de veer.

Het in de figuren 1-5 weergegeven armatuur omvat een huis 1 15 met een daaraan bevestigde ring 2, die aan een uiteinde is voorzien van een uitstekende flens 3. J.n de weergegeven uitvoeringsvorm vormt het armatuur een gebruikelijk verlichtingsarmatuur voorzien van een aan de zijde van de flens 3 open reflector 4. Dergelijke verlichtings-armaturen zijn op zich in vele uitvoeringsvormen denkbaar en het zal 20 dan ook niet nodig zijn om een uitvoerige beschrijving van een dergelijk armatuur te geven.

Uiteraard is de uitvinding ook toepasbaar bij andere inbouwarmaturen, bijvoorbeeld voor het in een wand, plafond of dergelijke inbouwen van een geluidsbox of dergelijke.

25 Voor de bevestiging van het armatuur aan een wand, plafond of dergelijke zijn aan het huis enige bevestigingsveren 5 aangebracht.

Zoals in het bijzonder uit de figuur 6 blijkt is de bevestigingsveer voorzien van-een spiraalvormig gewikkeld gedeelte 6, dat in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld ongeveer anderhalve 30 winding omvat, maar indien^gewenst ook een daarvan afwijkend aantal

windingen kan bezitten. T

Op een uiteinde van het spiraalvormig gedeelte sluit via een zich tangentieel op dit gedeelte aansluitend verbindingsstuk 7 een U-vormige arm 8 aan waarvan het vrije uiteinde 8’ haaks is omgebogen.

35 Op het andere uiteinde van het spiraalvormig gedeelte 6 sluit een tweede arm 9 aan, die in het weergegeven uitvoerings- 101 1295 4 voorbeeld een drietal een stompe hoek met elkaar insluitende delen 10, 11 en 12 omvat.

Zoals nader uit figuren 1 en 2 blijkt zijn aan de van de flens 3 afgekeerde rand van de ring 2 zich omhoog uitstrekkende 5 steunen 13 aangebracht, die zijn voorzien van kamers waarin de U-vormig gebogen armen 8 van de bevestigingsveren 5 zijn opgenomen. Daarbij ligt het afgebogen uiteinde 8’ van de U-vormig gebogen arm 8 aan tegen de onderrand van een de kamer in de steun 13 begrenzende wand om een omhoog schuiven van de veer 5 van de kamer te begrenzen.

10 Verder is de uitvoering zodanig, dat in gemonteerde stand het spiraal vormige gedeelte 6 althans het onderste gedeelte van een winding van dit spiraal vormige gedeelte aanligt tegen de flens 3.

Verder is het steunorgaan 13 aan een zijkant voorzien van een uitstekende nok of aanslag 14 tegen het boveneinde waarvan, zoals 15 in figuren 1 en 2 is weergegeven, het uiteinde 8’ van een bevestig- ingsveer 5 ligt. Gezien in de richting van de hartlijn van het armatuur liggen de aanslagen 14 en de daartegen liggende uiteinden 8’ van de bevestigingsveren 5 binnen de binnenomtrek van de ring 2. Zoals verder in figuur 1 is weergegeven kan de arm 9 van de bevestigingsveer 20 5 tegen het uiteinde 8’ van deze bevestigingsveer 5 worden gelegd.

Door de veerspanning in het spiraal vormige gedeelte 6 van de be vestigingsveer 5 zal de arm 9 tegen dit uiteinde 8’ worden gedrukt en daardoor geneigd zijn om in deze stand te blijven staan. Daarbij ligt in deze stand de arm 9 tegen een contactorgaan gevormd door de boven-25 rand van de ring 2 waar deze overgaat in het steunorgaan 13.

Indien de arm 9 vrij komt van het uiteinde 8’ van de veer 5, dan zal deze arm 9 onder invloed van de veerspanning in het spiraal vormig gedeelte 6 in de richting van de flens 3 zwenken, zoals weergegeven in figuur 2.

30 Voor montage van het armatuur in een in een wand- of plafondplaat of dergelijke aangebracht gat zullen de bevestigingsveren 5 in de in figuur 1 weergegeven stand worden gebracht waarin de armen 9, gezien in een richting loodrecht op de flens 3 ruim binnen de buitenomtrek van de flens 3 zullen zijn gelegen. In deze stand kan nu, 35 zoals weergegeven in figuur 3, het armatuur gemakkelijk in een in een plafondplaat 15 of dergelijke aangebracht gat 16 worden gestoken 1011295 5 zonder dat daarbij de bevestigingsveren 5 met de hand moeten worden vastgehouden.

Bij het verder omhoog duwen van het armatuur in de richting van het gat 16, zoals weergegeven in figuur 4, zullen de spiraal-5 vormige gedeelten 6 door de begrenzingsrand van het gat 16 naar binnen worden gedrukt, waardoor de armen 10-11 worden gedwongen om te gaan verzwenken om hun aanligpunten op de bij de bovenrand van de ring 2 gevormde contactorganen waardoor de op de uiteinden 8* van de veren 5 rustende gedeelten van de armen 9 naar buiten worden gezwenkt en 10 vervolgens onder invloed van de veerspanning in de spiraal vormige gedeelten 6 naar onderen worden gezwenkt in een stand, waarin zij op de plafondplaat 15 of dergelijke komen te rusten aan de van de flens 3 afgekeerde zijde van deze plafondplaat. Onder invloed van de veerkracht van de bevestigingsverén 5 zal daarbij de flens 3 tegen de 15 plafondplaat, wandplaat of dergelijke worden aangetrokken in een stand waarin de flens 3 vlak aanligt tegen de desbetreffende plafond- of wandplaat 15, zoals afgebeeld in figuur 5.

Indien de plafond- of wandplaat of dergelijke uit zacht materiaal is vervaardigd kan, zoals weergegeven in figuur 4, op de 20 spiraal vormige gedeelten 6 eventueel met de hand enige kracht worden uitgeoefend om de beoogde zwenkbeweging van de armen 9 op gang te brengen.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding vele aanvullingen en/of variaties op bovenbeschreven 25 uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding mogelijk.

Zo is in de figuren 7 en 8 een armatuur weergegeven dat een huis 17 en een aan een uiteinde van dit huis aangebrachte flens 18 omvat. Verder is dit armatuur voorzien van enige bevestigingsveren 20. In figuur 9 is een dergelijke bevestigingsveer 20 in een ontspannen 30 stand weergegeven. _______

Ook deze bevestigingsveer 20 omvat een spiraal vormig gedeelte 21 op een uiteinde waarvan een eerste arm 22 uitsluit waarvan het vrije einde 23 haaks is omgelogen (figuur 9).

Verder sluit op het spiraalvormig gedeelte een tweede arm 35 24 aan, die op soortgelijke wijze als bij de in figuur 6 weergegeven 10 11295 6 uitvoeringsvorm is opgebouwd uit een drietal een stompe hoek met elkaar insluitende delen.

Voor de aankoppeling van de bevestigingsveer 20 aan het huis 17 wordt het afgebogen uiteinde 23 van de arm 22 ingestoken in 5 een in het huis 17 nabij de flens 18 aangebrachte uitsparing.

Verder is aan de omtrek van het huis een uitstekende rug 25 aangebracht waarvan het boveneinde een aanslag vormt waartegen, zoals weergegeven in figuur 7, de tweede arm 24 aangedrukt kan worden gehouden onder invloed van de veerkracht van het spiraal vormig ge-10 deelte. In deze in figuur 7 weergegeven stand van de tweede arm 24 van de bevestigingsveer 20 ligt deze tweede arm weer ruim binnen de buitenomtrek van de flens 18, gezien in een richting loodrecht op deze flens, zodat indien de verschillende met het huis verbonden bevestig-ingsveren 20 in deze stand zijn opgesteld het armatuur weer in een in 15 een wand-, plafondplaat of dergelijke aangebracht gat kan worden ingestoken.

In deze stand van de bevestigingsveren ligt daarbij zoals duidelijk zal zijn uit figuur 7 de tweede arm 24 aan tegen de eerste arm 22 van de bevestigingsveer 20 in het punt waarbij de beide armen 20 22 en 24 elkaar kruisen. Indien dan ook een in de richting van het huis gerichte drukkracht op het spiraalvormig gedeelte 21 van de bevestigingsveer 20 wordt uitgeoefend hetzij door de begrenzingsrand van het gat waarin het armatuur wordt ingestoken hetzij door de monteur, zal de tweede arm 24 om dit contactpunt tussen beide armen 22 25 en 24 worden verzwenkt onder het naar buiten bewegen van het vrije uiteinde van de arm 24 waardoor deze van het boveneinde van de rug 25 wordt afgeschoven en in de richting van de in figuur 8 weergegeven stand kan verzwenken waarbij de tweede armen 24 van de verschillende met het huis verbonden bevestigingsveren 20 weer komen te liggen tegen 30 de van de flens afgekeerde zijde van de desbetreffende plafond-, wandplaat of dergelijke.

Zoals nog uit de figuren blijkt kunnen op de vrije einden van de tweede armen 9 resp. 24 nog uit kunststof of dergelijke vervaardigde schermdoppen 26 worden aangebracht.

1011295

Claims (8)

1. Armatuur voorzien van een huis (1) met een aan een uiteinde van het huis (1) buiten het huis (1) uitstekende flens (3) en aan de 5 buitenzijde van het huis aangebrachte, uit draad vervaardigde be- vestigingsveren (5), die ieder een spiraal vormig gedeelte (6) met een tweetal op de uiteinden van dit spiraal vormig gedeelte (6) aansluitende armen (8, 9) omvatten, waarbij de bevestigingsveren (5) zodanig zijn aangebracht, dat de hartlijnen van de windingen van de 10 spiraal vormige gedeelten (6) zich dwars op de nabij gelegen gedeelten van de omtreksrand van de flens (3) uitstrekken en iedere bevestig-ingsveer met een eerste arm (8) met het huis is verbonden, terwijl een tweede (9) van de beide armen van de bevestigingsveer (5) een stand kan innemen waarin tenminste .het uiteinde van deze arm (9), gezien in 15 een richting loodrecht op de flens (3) buiten de flens (3) uitsteekt, terwijl het armatuur is voorzien van een aanslag (8’) waartegen de tweede arm (9) kan aanliggen in een stand waarin de tweede arm (9) gezien in de richting loodrecht op de flens (3) binnen de buitenomtrek van de flens (3) ligt, met het kenmerk, dat de spiraal vormige ge-20 deelten (6) van de bevestigingsveren (5) nabij de flens (3) zijn gelegen, waarbij althans een buitenste winding van ieder spiraalvormig gedeelte (6) in de richting van het huis (1) verplaatsbaar is, terwijl tussen de aanslag (8’) voor de tweede arm (9) van een bevestigingsveer (5) en de winding(en) van het spiraal vormig gedeelte (6) van deze 25 bevestigingsveer (5) aan de naar het huis (1) toegekeerde zijde van de tweede arm (1) een contactorgaan (2) voor de tweede arm (9) is ge legen.

2. Armatuur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste op het spiraal vormig gedeelte (6) aansluitende arm (8) in 30 hoofdzaak U-vormig gebogen Jj en is opgenomen in een boven het spiraal vormig gedeelte gelegen uitsparing in het armatuur.

3. Armatuur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van de U-vormig gebogen arm (8) is afgebogen en een aanslag (8’) vormt om verschuiven van de U-vormig gebogen arm (8) in 35 de uitsparing te begrenzen. 101 1295

4. Armatuur volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanslag voor de tweede arm (9) van de bevestigingsveer (5) wordt gevormd door een afgebogen uiteinde (8’) van de eerste arm (8) van de bevestigingsveer (5).

5. Armatuur volgens een der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de aanslag voor de tweede arm (24) van de bevestigingsveer (20) wordt gevormd door een op het huis aangebracht uitsteeksel (25).

6. Armatuur volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat gezien in een richting loodrecht op de flens (3) een aanslag (8’) aan de van de flens (3) afgekeerde zijde van een contactorgaan vormend deel (2) van het armatuur is gelegen.

7. Armatuur volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het contactorgaan wordt gevormd door een deel van een 15 zich vanaf de flens (3) omhoog uitstrekkend ringvormig deel (2).

8. Armatuur volgens een der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het uiteinde van de eerste arm (22) van de bevestigingsveer (20) nabij de flens (18) met het armatuur is gekoppeld, een en ander zodanig, dat de tweede arm (24) in de stand waarin de tweede arm 20 (24) op de aanslag (25) rust de eerste arm (22) kruist, waarbij de eerste arm (22) het contactorgaan voor de tweede arm (24) vormt. 101129 S i