NL1011021C2 - Vloeistofbehandelingsinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Vloeistofbehandelingsinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een vloeistofbehan-delingsinrichting met een vat dat een ruimte begrenst en een met de ruimte communicerend vloeistoftransportstelsel.

Dergelijke vloeistofbehandelingsinrichtingen zijn uit 5 de praktijk bekend, bijvoorbeeld in de vorm van ontijze-ringsinstallaties voor het ontijzeren van aan vee toe te dienen water dat uit de_._bodem is opgepompt.

Bij dergelijke vloeistofbehandelingsinrichtingen en ook andere vloeistofbehandelingsinrichtingen doet zich het 10 probleem voor, dat bij hoge omgevingstemperaturen en een bijbehorende luchtvochtigheid condenswater vanaf het vat en vanaf vloeistoftransportstelsel druppelt en zich over de vloer verspreidt.

Het is een doel van de uitvinding, op een efficiënte 15 wijze een voorziening te treffen om enerzijds de vorming van condens tegen te gaan en anderzijds neerdruppelend condenswater betrouwbaar op te vangen.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een vloeistofbehandelingsinrichting van de initi-20 eel aangeduide soort uit te voeren conform het kenmerkende deel van conclusie 1.

Doordat is voorzien in een omhulsel van het vat met een bodem die onder hei vat door verloopt, wordt condensvor-ming tegengegaan en betrouwbaar gewaarborgd dat eventueel 25 neergeslagen condenswater wordt opgevangen. Doordat de bodem daarbij een onder het vloeistoftransportstelsel vanaf het vat uitstekend gedeelte met een opstaande rand heeft, wordt eveneens gewaarborgd dat vanaf het vloeistoftransportstelsel omlaag lopend of druppelend condenswater betrouwbaar wordt 30 opgevangen en dat geen condenswater tussen het vat en de opvangvoorziening voor het opvangen van vanaf het vloeistoftransportstelsel neerdruppelend condenswater kan vallen. Doordat de voorziening voor het opvangen van vanaf het vloeistoftransportstelsel_omlaag lopend of druppelend con-35 denswater wordt gevormd door een uitstekend gedeelte van de P*1 011 021 -2- bodem is bovendien geen afzonderlijk onderdeel voor het opvangen van vanaf het vloeistoftransportstelsel omlaag lopend of druppelend condenswater nodig en wordt al het naar beneden gelopen en gedruppelde condenswater in een gemeenschap-5 pelijke houder opgevangen waaruit het, zo nodig, in één handeling via een afvloei-inrichting kan worden verwijderd.

Bijzonder voordelige uitvoeringsaspecten van de uitvinding zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

Verdere doelen, uitwerkingen, effecten en details van 10 de uitvinding blijken uit de navolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een aanzicht in doorsnede van een vloeistofbe-handelingsinrichting volgens de uitvinding, en 15 fig. 2 een isometrisch geprojecteerde weergave van de len van de vloeistofbehandelingsinrichting volgens fig. 1, zonder behuizingskap.

De vloeistofbehandelingsinrichting volgens het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is een waterontijzeringsinrichting 20 met een filtervat 1 dat een ruimte 2 begrenst waarin een filter (niet weergegeven) kan worden geplaatst. Voor nadere details betreffende de uitvoering van het filter en de voorzieningen voor het doen bewegen van water in een dergelijke waterontijzeringsinstallatie wordt verwezen naar aanvraag-25 sters Nederlandse octrooischrift 1005789. Het filter kan bijvoorbeeld worden gevormd door los in de ruimte 2 te storten filtermateriaal of door één of meerdere lagen vast fil-termateriaal. Het filtermateriaal voor het filter 2 kan gekozen worden om bepaalde stoffen uit te filteren. Voor het 30 doen bewegen van water is de inrichting voorzien van twee pomp-eenheden 3, 4 met daarop aansluitende leidingen 5, 6 die deel uitmaken van een met de ruimte 1 communicerend vloeistoftransportstelsel. In fig. 2 is het vloeistoftransportstelsel 3-6 overigens weggelaten, om enkele andere delen 35 van de inrichting beter zichtbaar te maken.

De waterontijzeringsinrichting is verder voorzien van een omhulsel 7 dat het vat 1 omhult en een bodem 8 heeft die p>1 0110 2 1 f -3- onder het vat 1 door verloopt. Deze bodem 8 heeft een onder het vloeistoftransportstelsel 3-6 vanaf het vat 1 uitstekend gedeelte 9 met een opstaande rand 10. De opstaande rand 10 is voorzien van een afvloei-inrichting 25 via welke op het 5 uitstekende gedeelte 9 verzamelde vloeistof kan worden afgevoerd.

De omhulling 7 gaat tegelijkertijd condensvorming tegen en vangt door het tot onder het vloeistoftransportstel-sel 3-6 vanaf het vat 1 uitstekend gedeelte 9 van de bodem 8 10 daarvan zowel condenswater op dat op het vat is neergeslagen als condenswater dat tegen de pompen 3, 4 en de buizen 5, 6 is neergeslagen. In dit uitvoeringsvoorbeeld is er geen overgangsgebied tussen de voorzieningen voor het opvangen van condens afkomstig van het vloeistoftransportstelsel 3-6 15 en voorzieningen voor het opvangen van tegen het vat 1 neergeslagen condenswater, zodat gewaarborgd wordt, dat al het condenswater opgevangen wordt. De uitvinding is echter niet hiertoe beperkt; de uitvinding kan ook worden toegepast indien tussen de voorzieningen voor het opvangen van condens 20 afkomstig van het vloeistoftransportstelsel 3-6 en voorzieningen voor het opvangen van tegen het vat 1 neergeslagen condenswater een overgangsgebied aanwezig is. Dit overgangsgebied kan bijvoorbeeld bestaan uit een of meerdere verste-vingsruggen of bijvoorbeeld een verbindingsnaad indien de 25 bodem 8 en het uitstekende gedeelte 9 uit meerdere delen zijn samengesteld. Hoewel het volgens de uitvinding de voorkeur verdient dat de voorzieningen voor het opvangen van condens afkomstig van het vloeistoftransportstelsel 3-6 en voorzieningen voor het opvangen van tegen het vat 1 neerge-30 slagen condenswater met. elkaar verbonden zijn zodat alle verzamelde vloeistof via de afvloei-inrichting 25 kan worden afgevoerd, kan de uitvinding ook worden toegepast indien beide opvangvoorzieningen niet met elkaar vloeistof kunnen uitwisselen. In dit laatste geval voorziet de uitvinding in 35 afzonderlijke afvloei-inrichtingen voor de respectievelijke opvangvoorzieningen. _ *101102 1 -4-

Om te waarborgen, dat inderdaad al het condenswater dat vanaf het vloeistoftransportstelsel 3-6 omlaag druppelt wordt opgevangen is er bij de voorgestelde inrichting voor gezorgd, dat alle naar omlaag uitstekende uiteinde-gedeeltes 5 van het vloeistoftransportstelsel, van waaraf druppels omlaag kunnen vallen, zich in bovenaanzicht binnen een door de opstaande rand 10 bepaalde contour bevinden.

Doordat het uitstekende gedeelte 9 bovendien een integraal meegevormd onderdeel van de bodem 8 vormt is verder 10 een eenvoudige constructie verkregen en is zeer betrouwbaar gewaarborgd dat de bodem lekvrij is. Voor hetzelfde doel is tevens voordelig, dat de bodem 8 een integraal meegevormd onderdeel van het omhulsel 7 is.

Wanneer het vat 1 gevuld is met water wordt dit door 15 het gewicht van het water gestabiliseerd. Doordat de inrichting verder is voorzien van afstandhouders 11 voor het op afstand van elkaar houden van wanden van het omhulsel 7 en het vat 1 en het omhulsel 7 ter plaatse van de afstandhou-ders 11 door het vat 1 gesteund wordt, geeft het vat 1 in 20 zijn gevulde bedrijfstoestand tevens stabiliteit aan het omhulsel 7 en kan dienovereenkomstig licht geconstrueerd worden. Aldus vormt het in bedrijfstoestand gevulde vat 1 tevens een steunlichaam die het omhulsel 7 op zijn plaats en in vorm houdt.

25 Bij de in de tekeningen getoonde inrichting zijn deze afstandhouders 11 op zeer eenvoudige en tegen zeer lage kosten verkregen, doordat deze zijn uitgevoerd als indrukkingen van het omhulsel 7. Overigens kunnen volgens de uitvinding ook andere geschikte afstandhouders, zoals bijvoorbeeld los 30 aangebrachte afstandhouders toegepast worden. Tussen de af-standhouders 11 is de wand van het omhulsel 7 bij voorkeur enigszins voorgespannen, zodat deze strak in vorm wordt gehouden .

De inrichting is verder voorzien van een draagframe 12 35 dat onderdelen van het vloeistoftransportstelsel 3-6 draagt. Dit draagframe 12 is ten opzichte van het omhulsel 7 is verankerd tegen omvallen, waardoor met een zeer eenvoudige con- p1 011 0 2 1 -5- structie kan worden volstaan. Ook hier wordt indirect geprofiteerd van het gewicht en de stabiliteit van het met water gevulde vat 1 voor het overeind houden van het draagframe 12 .

5 De verankering van het draagframe 12 ten opzichte van het omhulsel is op zeer eenvoudige wijze verkregen, doordat een profilering 13 van het omhulsel 7 en een gedeelte van het draagframe 12 in elkaar grijpen. Daarnaast is in dit uitvoeringsvoorbeeld de wand van het vat 1 zodanig gevormd 10 dat de vatwand een uitsparing 27 begrensd. Het draagframe 12 reikt in gemonteerde toestand gedeeltelijk in de uitsparing 27; doordat een gedeelte van het draagframe 12 hierbij contact maakt met het vat 1 wordt een verdere ondersteuning van het draagframe 12 verkregen. Overigens is de toepassing van 15 de uitvinding ook mogelijk zonder de uitsparing 27; bijvoorbeeld in het geval de belasting op het draagframe relatief klein is doordat pompen met een gering gewicht worden toegepast, is het mogelijk de wand van het vat 1 recht uit te voeren. In dit geval reikt het draagframe 12 tot in de pro-20 filering 13 van het omhulsel 7.

Doordat de verankering is geïntegreerd in een verste-vigingsprofilering 14 van het omhulsel 7 is verder gezorgd voor een gelijkmatige verdeling van door het draagframe op het omhulsel 7 uitgeoefende krachten.

25 Het draagframe 12 heeft een steunvoet 15 heeft die ten minste nabij randen 10 van het uitstekende gedeelte 9 van de bodem 8 op deze bodem 8 steunt. Het draagframe 12 houdt aldus mede door het grote"gewicht van de daardoor gedragen pompen 3, 4 het uitstekende gedeelte 9 van de bodem strak in 30 een zich langs de vloer .uitstrekkende vorm. Hiervoor is verder voordelig, dat het draagframe tussenbalken 16 en 26 heeft en aan de uiteinden daarvan dwarsbalken 17 die langs de voor- en zijranden van het uitstekende gedeelte 9 van de bodem 8 op dat uitstekende gedeelte 9 steunen. De tussenbalk 35 16 en de dwarsbalken 17 beschermen verder de opstaande ran den 10 tegen beschadigingen, doordat deze balken het gewicht van een persoon die in "Tfët gebied van de opstaande randen f1011021 -6- gaat staan opvangen en zo voorkomen dat de opstaande randen 10 platgedrukt worden.

De zich haaks en dus in geplaatste toestand verticaal vanaf de voet 15 uitstrekkende staander 18 van het draagfra-5 me 12 die ten opzichte van het omhulsel 7 daarin verankerd is zorgt er tevens voor, dat het omhulsel 7 aan de zijde van het uitstekende’ gedeelte 9 van de bodem 8 in een zich haaks vanaf de bodem 8 uitstrekkende stand wordt gehouden. Aldus behoedt enerzijds het gewicht van het met water gevulde vat 10 1 het draagframe 12 voor omvallen en zorgt het draagframe 12 in samenwerking met het grote gewicht van de daardoor gedragen delen van de pompen 3, 4 voor het stevig rechtop houden van het omhulsel 7 en het vat 1, daarbij geholpen doordat het draagframe 12 via de uitsparing 27 contact maakt het met 15 vat 1.

Het draagframe 12 is verder voorzien van draagarmen 19, 20 die de pompen 3, 4 dragen.

De inrichting is verder voorzien van een schakelkast 21, waarin zich bedieningselementen bevinden, die buiten be-20 reik van ondeskundigen moeten worden gehouden. Verder heeft de inrichting een losneembare behuizingskap 22 die in ge-bruikstoestand gevaarlijke bewegende delen van de pompen 3, 4 afschermt. De behuizingskap 22 heeft een onderrand die binnen opstaande randen 10 van het uitstekend gedeelte 9 van 25 de bodem 8 valt, zodat eventueel langs de behuizingskap omlaag stromend water eveneens betrouwbaar door de bodem 8 wordt opgevangen. De behuizingskap 22 kan voorzien zijn van ventilatiemiddelen, zoals bijvoorbeeld ventilatieopeningen, voor het afvoeren van binnen de behuizing door onder andere 30 de pompen opgewekte warmte.

Aan zijn bovenzijde is de inrichting voorzien van een deksel 23 die in geplaatste toestand zowel het vat 1 als het omhulsel 7 in het bovengebied daarvan in vorm houden.

De spouw tussen het omhulsel 7 en het vat 1 kan zijn 35 gevuld met isolerend materiaal zoals bijvoorbeeld schuim of korrelvormig materiaal. Dit aangebrachte materiaal kan ook dienen voor het verder steunen van het omhulsel 7.

i Q 11 0 21 -7-

Doordat de behuizingskap 22 is voorzien van een uitsparing 24 waar de schakelkast 21 met zijn voorzijde doorheen naar buiten steekt, is de schakelkast 21 ook goed bereikbaar zonder de behuizingskap 22 te demonteren. Hierdoor 5 kunnen de behuizingskap 22 en de schakelkast 21 onafhankelijk van elkaar worden geopend of verwijderd.

Het omhulsel 7 en de behuizingskap 22 kunnen met voordeel zijn vervaardigd uit PE door rotatie-gieten of blaas-vormen; volgens de uitvinding kunnen echter ook andere ge-10 schikte materialen, en in het bijzonder kunststoffen, worden gebruikt.

In de beschrijving is uitgegaan een eendelige uitvoering van het omhulsel 7; de uitvinding is echter geenszins daartoe beperkt. Het omhulsel 7 kan ook uit meerdere delen 15 zijn samengesteld. Volgens de uitvinding verdient het echter de voorkeur om het uitstekende gedeelte 9 integraal te vormen met de bodem 8, en de bodem 8 integraal te vormen met het onderste gedeelte van omhulsel 7.

Het zal de deskundige duidelijk zijn, dat binnen het 20 kader van de uitvinding nog vele andere uitvoeringswijzen dan de bij wijze van voorbeeld voorgestelde uitvoeringsvorm mogelijk zijn.

*1011021

Claims (13)

1. Vloeistofbehandelingsinrichting met een vat (1) dat een ruimte (2) begrenst en een met de ruimte (2) communicerend vloeistoftransportstelsel (3-6), gekenmerkt door een omhulsel (7) van genoemd vat (1) met een bodem (8) die onder 5 het vat (1) door verloopt, welke bodem (8) een onder genoemd vloeistoftransportstelsel (3-6) vanaf het vat (1) uitstekend gedeelte (9) met een opstaande rand (10) heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste alle omlaag uitstekende uiteinde-gedeeltes van genoemd 10 vloeistoftransportstelsel (3-6) zich in bovenaanzicht binnen een door genoemde opstaande rand (10) bepaalde contour bevinden, zodanig dat vanaf buitengedeeltes van genoemd vloeistof transportstelsel (3-6) omlaag druppelende vloeistof steeds op genoemd uitstekende gedeelte van genoemde bodem 15 (8) valt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij genoemd uitstekende gedeelte (9) een integraal meegevormd onderdeel van genoemde bodem (8) vormt.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij genoemde bodem (8) een integraal meegevormd onderdeel van genoemd omhulsel (7) vormt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende: afstandhouders (11) voor het op afstand van elkaar houden van wanden van het omhulsel (7) en van het 25 vat (1), waarbij het omhulsel (7) ter plaatse van de af-standhouders (11) door het vat (1) gesteund wordt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij genoemde afstandhouders (11) zijn uitgevoerd als indrukkingen van genoemd omhulsel (7).

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een draagframe (12) dat ten opzichte van genoemd omhulsel (7) is verankerd en dat althans delen van genoemd vloeistoftransportstelsel (3-6) draagt. 6)1 011021 -9-

8. Inri.chting volgens conclusie 7, waarbij genoemde verankering wordt gevormd door een profilering (13) van genoemd omhulsel (7) en een gedeelte (18) van genoemd draag-frame (12) die op elkaar aangrijpen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij ge noemde verankering is geïntegreerd in een verstevigingspro-filering (14) van genoemd omhulsel (7).

10. Inrichting volgens een der conclusies 7-9, waarbij genoemd draagframe (12) een steunvoet (15) heeft die ten 10 minste nabij randen (10) van genoemd uitstekende gedeelte (9) van genoemde bodem (8) op genoemde bodem (8) steunen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij genoemd draagframe (12) een staander (18) heeft die zich in geplaatste toestand vanaf de steunvoet (15) omhoog uitstrekt 15 en het aan het omhulsel (7) verankerde gedeelte van het draagframe (12) vormt.

12. Inrichting volgens een der conclusies 7-11, waarbij het vat (1) zodanig is gevormd dat het vat (1) een uitsparing (27) begrensd voor het althans gedeeltelijk opnemen 20 van genoemd draagframe (12).

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een behuizingskap (22) met een onderrand die binnen opstaande randen (10) van het uitstekend gedeelte (9) van de bodem (8) valt. »101102 1