NL1001732C2 - Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen. - Google Patents

Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen. Download PDF

Info

Publication number
NL1001732C2
NL1001732C2 NL1001732A NL1001732A NL1001732C2 NL 1001732 C2 NL1001732 C2 NL 1001732C2 NL 1001732 A NL1001732 A NL 1001732A NL 1001732 A NL1001732 A NL 1001732A NL 1001732 C2 NL1001732 C2 NL 1001732C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
voltage
spark gap
capacitor
discharge space
conductor
Prior art date
Application number
NL1001732A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendriekus Wilhelmus Smulders
Egbertus Johannes Maria Heesch
Robertus Hendricus Pet Lemmens
Pieter Cornelis Tobias Va Laan
Original Assignee
Stichting Tech Wetenschapp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Tech Wetenschapp filed Critical Stichting Tech Wetenschapp
Priority to NL1001732A priority Critical patent/NL1001732C2/nl
Priority to DE69607025T priority patent/DE69607025T2/de
Priority to AT96938555T priority patent/ATE190248T1/de
Priority to PCT/NL1996/000463 priority patent/WO1997018899A1/en
Priority to AU75909/96A priority patent/AU703785B2/en
Priority to EP96938555A priority patent/EP0862499B1/en
Priority to US09/077,212 priority patent/US6033565A/en
Priority to CA002238401A priority patent/CA2238401A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1001732C2 publication Critical patent/NL1001732C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03CMAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03C3/00Separating dispersed particles from gases or vapour, e.g. air, by electrostatic effect
    • B03C3/34Constructional details or accessories or operation thereof
    • B03C3/66Applications of electricity supply techniques
    • B03C3/68Control systems therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Physical Or Chemical Processes And Apparatus (AREA)
  • Treating Waste Gases (AREA)
  • Testing Relating To Insulation (AREA)

Description

Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behan-5 delen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.
Op zich is het bekend dat vloeistoffen en gassen kunnen worden gereinigd door het betreffende gas of de vloeistof door een corona-ontladingsruimte te voeren waarin gas of vloeistof wordt blootgesteld aan corona-ontladingen.
10 Uit US 491969Ο is bijvoorbeeld een inrichting bekend voor het reinigen van een continue stroom van helium en/of neongas, welke inrichting de volgende componenten omvat: a) een corona-ontladingsruimte waardoorheen het te behandelen gas wordt geleid, 15 b) een corona-draad in de corona-ontladingsruimte c) een bron voor het leveren van hoogspanningspulsen, waarbij de uitgang van de bron verbonden is met de coronadraad.
Een soortgelijke inrichting is bekend uit US 4695358. Deze bekende inrichting is in het bijzonder bestemd voor het verwijderen van 20 zwaveloxiden, stikstofoxiden en stofdeeltjes uit gasmengsels.
Bij deze bekende inrichtingen kunnen zich een aantal problemen voordoen die in het bijzonder verband houden met de manier waarop de coronadraad met hoogspanningspulsen wordt gevoed, de manier waarop de pulsen worden gegenereerd in het bijzonder zodanig dat de omstandighe-25 den binnen de corona-ontladingsruimte beheersbaar zijn en het vermijden van de storende invloeden die in het bijzonder de hoogspanningspulsen kunnen hebben op de omgeving.
Verder is het in het bijzonder bij industriële toepassingen van belang dat het elektrisch rendement van de inrichting met enige nauw-30 keurigheid gespecificeerd kan worden. Bij de bekende inrichtingen valt er over het elektrisch rendement niets te zeggen.
De uitvinding beoogt nu deze problemen althans in belangrijke mate op te lossen, en in het bijzonder het elektrisch rendement te optimaliseren.
35 0° aan deze doelstelling te beantwoorden verschaft de uitvinding nu een inrichting waarin gassen of vloeistoffen met behulp van corona-ontlading worden behandeld, omvattende: " * ^ 3 ^ . μ n 2 a) een corona-ontladingsruimte waardoorheen de te behandelen gassen of vloeistoffen worden geleid, b) een corona-draad in de corona-ontladingsruimte c) een bron voor het leveren van hoogspanningspulsen, waarbij de 5 uitgang van de bron verbonden is met de coronadraad, d) sensoren voor het meten van het in de corona-ontladingsruimte ge-dissipeerde vermogen, e) een elektromagnetisch compatibele behuizing.
De sensoren voor het meten van het in de corona-ontladingsruimte 10 gedissipeerde vermogen leveren een indicatie op grond waarvan eventueel maatregelen kunnen worden genomen om de manier van functioneren van de hoogspanningspulsbron zodanig te wijzigen dat de gewenste omstandigheden in de corona-ontladingsruimte worden verkregen.
Het functioneren van de hoogspanningspulsbron kan natuurlijk 15 handmatig via geschikte instelorganen worden uitgevoerd. Het verdient echter de voorkeur dat de sensoren zijn verbonden met een vermogen-meetschakeling die van het gemeten vermogen afhankelijke stuursignalen kan afgeven aan een regelcircuit dat deel uitmaakt van de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen, door middel van welk regelcircuit 20 de parameters van de hoogspanningspulsen, bijvoorbeeld de amplitude of de herhalingsfrequentie, kunnen worden beïnvloed.
Om een optimaal electrisch renedement te verkrijgen verdient het de voorkeur dat de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen voorzien is van 25 - een resonante oplaadschakeling waarmee telkens een condensator wordt geladen, - een vonkbrug via welke de condensator zich ontlaadt zodra de spanning over de condensator hoog genoeg is, - een spanningsvermenigvuldiger met behulp waarvan de pulsvormige 30 vonkbrugspanning wordt verhoogd.
Het verdient in het bijzonder de voorkeur dat de resonante oplaadschakeling bestaat uit twee trappen: - een eerste trap waarin uitgaande van een gelijkgerichte netspanning via een getriggerde thyristor en via een spoel een eerste 35 condensator wordt opgeladen, en - een tweede trap waarin de eerste condensator via een getriggerde thyristor wordt ontladen over de primaire wikkeling van een hoog-spanningstransformator waarvan de secundaire wikkeling aangesloten is 10 γ·ι λ 1 3 op de al genoemde vonkbrug-condensator.
Teneinde de storende invloeden die in het bijzonder de hoogspan-ningspulsen kunnen hebben op de omgeving te verminderen verdient het de voorkeur dat de elektromagnetisch compatibele behuizing wordt ge-5 vormd door een of meer grotendeels gesloten omhullingen uit elektrisch goed geleidend materiaal, waarbij de corona-ontladingsruimte wordt omsloten door een van deze omhullingen evenals de bron voor het leve-ren van hoogspanningspulsen en waarbij de stuurelektronica is ondergebracht in tenminste een of meer verdere omhullingen, waarbij de omhul-10 lingen goed geleidend met elkaar zijn verbonden en waarbij alle tussen de omhullingen onderling en tussen de omhullingen en de buitenwereld lopende signaalleidingen, hoogspanningsleidingen en voedingsleidingen bestaan uit minstens twee parallelle geleiders waarvan tenminste een geleider bij de in/uitvoer in/uit een omhulling geleidend verbonden 15 wordt met de wand van de omhulling en daarbij tevens de andere geleider volledig omsluit.
De uitvinding zal in het volgende in meer detail worden besproken aan de hand van de bijgaande figuren.
Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting 20 volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont in meer detail de schakeling van de hoogspannings-pulsbron.
Figuur 3 toont een signaalverloop aan de hand waarvan de werking van de hoogspanningspulsbron zal worden verduidelijkt.
25 Figuur 4 toont een doorsnede door de vonkbrugconstructie.
Figuur 5 toont een deel van een omhulling met doorvoermogelijkhe-den voor een niet stroom voerende leiding zoals bijvoorbeeld een flui-dumleiding en voor een niet of slechts gedeeltelijk afgeschermde stroom voerende leiding.
30 Figuur 6 toont schematisch de constructie van het kabelblok aan de hoogspanningszijde van de transmissielijntransformator in de hoogspanningspulsbron .
Figuur 1 toont schematisch de corona-ontladingsruimte 10 met centraal daarin de coronadraad 12. Het te reinigen fluïdum (gas of 35 vloeistof) wordt aan de onderzijde via de pijp 14 in de ontladingruim-te ingevoerd en het gereinigde fluïdum wordt aan de bovenzijde via de pijp 16 afgevoerd. Opgemerkt wordt dat het ook mogelijk is het te reinigen fluïdum van boven naar beneden (van 16 naar 14) door de ruimte 1 o r ' ' 4 10 te laten stromen.
Figuur 1 toont verder zeer schematisch de hoogspanningspulsbron 20 waarvan de behuizing elektrisch geleidend en electromagnetisch afgeschermd door middel van wervelstromen met de corona-ontladings-5 ruimte 10 is verbonden. De coronadraad 12 in de ontladingsruimte 10 is via een hoogspanningsdoorvoer 18 verbonden met een pulsspanning-ver-menigvuldiger 22. Deze vermenigvuldiger wordt aangestuurd door de combinatie van een vonkbrug en een condensator, als combinatie aangeduid met 24. Een oplaadschakeling 26 zorgt voor het opladen van de 10 condensator binnen de combinatie 24. In de ontladingsruimte 10 zijn een of meer sensoren 28 geïnstalleerd die een van het in de ruimte 10 gedissipeerde vermogen afhankelijk signaal leveren aan een meetschake-ling 30. Deze meetschakeling 30 genereert een stuursignaal waarmee de oplaadschakeling 26 wordt bestuurd zodanig dat uiteindelijk het in de 15 ruimte 10 gedissipeerde vermogen op een gewenste waarde wordt gehandhaafd.
In een karakteristieke uitvoeringsvorm genereert de hoogspanningspulsbron 20 repeterende pulsen tot 10 kW gemiddeld uitgangsvermo-gen, tot 1000 Hz pulsherhalingsfrequentie en tot 180 kV piekspanning. 20 De pulsen hebben een stijgtijd van ca. 10 ns en een breedte van ca. 100 ns, de polariteit is naar keuze positief of negatief.
Door toepassing van een speciaal EMC-concept, waarop in het volgende nog nader zal worden ingegaan, produceert de inrichting geen storende elektrische en elektromagnetische inkoppeling naar zijn omge-25 ving. Dit concept wordt ook toegepast om storing en ongewenste wisselwerking tussen subsystemen van het apparaat zelf te voorkomen.
Het EMC-concept houdt ook in dat de ontladingsruimte 10 waaraan de pulsen worden toegevoerd een integraal deel is van de behuizing van de inrichting. In de ontladingsruimte 10 worden de pulsen gedissipeerd 30 door middel van zeer intense gepulste corona ontladingen waarbij in een karakteristieke uitvoeringsvorm van de inrichting het totale elektrische rendement, d.w.z. dissipatie in de ontladingsruimte 10 gedeeld door totaal uit het net opgenomen vermogen, beter is dan 65%.
Teneinde een zeer intense gepulste corona te realiseren verdient 35 het de voorkeur dat de binnenzijde van de ontladingsruimte voorzien is van een dicht bed van naalden die vanaf de binnenwand uitsteken in de richting van de coronadraad. (Op zich is het gebruik van dergelijke naalden bekend uit bijvoorbeeld DE 4209196). Een te behandelen gas- 10 01 ?· ? 5 stroom passeert de ontladingsruimte. Via modificaties is het apparaat geschikt te maken om een vloeistofstroom i.p.v. een gasstroom te behandelen of te reinigen.
De pulsbron is opgebouwd rond een vonkbrug 24 en een pulsspan-5 ning-vermenigvuldiger 22, in het bijzonder een zogenaamde transmissie-lijn-transformator (TLT).
Circa 80 microseconde brede pulsen van ca 30 kV afkomstig uit een resonant oplaadcircuit worden via de spontaan schakelende vonkbrug omgezet in zeer snel aanstijgende pulsen en toegevoerd aan de TLT. De 10 TLT geeft in de voorkeursuitvoeringsvorm een spanningsvermenigvuldi-ging van ca. vier maal. Ten behoeve van een grote levensduur heeft de vonkbrug zwaar uitgevoerde elektrodes, in zijn voorkeursuitvoeringsvorm geen triggervoorzieningen en een goed doorblazen ontladingsruimte; hierbij vindt het schakelen plaats door middel van spontane 15 doorslag tussen de elektrodes van de vonkbrug. In zijn voorkeursvorm is er een metalen of van wolfraam vervaardigde naald, elektrisch zwevend, in de buurt van de elektrodes, die ervoor zorgt dat het door-slagproces betrouwbaar en op tijd verloopt. Compacte, inductie-arme aansluitingen tussen de hoogspanningsdelen zorgen voor een korte puls-20 stijgtijd. De uitgang van de TLT is aangesloten op de ontladingsruimte.
De elektrische energie die de ontladingsruimte binnenstroomt wordt continu gemeten door een vermogensmeter 30 met grote bandbreedte. Een differentiërend/integrerend (D/I) meetsysteem voor spanning en 25 een voor stroom leveren de ingangssignalen. De betreffende sensoren 28 vormen een integraal deel van de inrichting. De herhalingsfrequentie van de hoogspanningspulsen kan automatisch worden geregeld om een ingesteld uitgangsvermogen te handhaven.
De hoeveelheid energie gedissipeerd in de gecontroleerde ontla-30 dingen bepaalt de verwerkingscapaciteit voor gas of vloeistofstromen. De ontladingsruimte kan beschouwd worden als een transmissielijn met verliezen. De dissipatie wordt dan bepaald door de aanpassing tussen de TLT en deze transmissieli jn, en door de ontladingsactiviteit. De ontladingsactiviteit wordt sterk geïntensiveerd door de aanwezigheid 35 van het naaldenbed in de ontladingsruimte. De lengte van de transmissieli jn kan geoptimaliseerd worden.
Dankzij het gebruik van pulsen is er een breed werkgebied waarbinnen de ontladingen zeer actief zijn en controleerbaar blijven I C C ·: 7 3 2 6 zonder dat er een volledige doorslag optreedt en zonder dat temperatuur, druk, gassamenstelling en vervuiling een beperking zijn: temperatuur 0eC - 850eC, druk 20 kPa tot 200 kPa, piekspanning 40 kV tot 200 kV.
5 Figuur 2 toont schematisch een deel van de corona-ontladingsruim- te waardoorheen de te behandelen gassen of vloeistoffen worden geleid, en toont verder in meer detail de hoogspanningspulsbron 20 voor het voeden van de coronadraad 12 in de corona-ontladingsruimte 10, de sensoren voor het meten van het in de corona-ontladingsruimte 10 ge-10 dissipeerde vermogen, en de elektromagnetisch compatibele behuizing.
De netspanning op de leidingen 34 wordt via een geschikt enkel of dubbel LC-netfilter 32, dat op zich bekend is, ingevoerd in de eenheid 20 en daar om te beginnen gelijkgericht. Daartoe is voor iedere fase een diode GD aanwezig en al deze dioden zijn verbonden met een afvlak-15 condensator CO. De spanning VC0 op CO is vrijwel constant. Er kunnen diverse beveiligings- en in/uitschakel-voorzieningen zijn opgenomen die echter binnen het kader van de uitvinding van geen belang zijn. In plaats van drie fasen, zoals in de figuur als voorbeeld is verondersteld kam de voeding ook via een fase worden uitgevoerd.
20 Een getriggerde thyristor Thl laadt vanuit CO via een spoel LI
een condensator Cl op tot een topwaarde VCltop die in een uitvoeringsvorm ligt tussen 600-1000V. De duur van dit oplaadproces ligt tussen circa 10 microseconden en 1000 microseconden, afhankelijk van de waarden van CO, LI en Cl. De thyristor Thl dooft bij het bereiken van 25 de topwaarde VCltop op Cl. De bereikte topwaarde is mede afhankelijk van de initiële waarde VClini van de spanning op Cl aan het begin van het oplaadproces.
De getriggerde thyristor Th2 zorgt voor het ontladen van Cl via de spoel L2 en de primaire wikkeling van de hoogspanningspulstrafo Tl. 30 De daarbij optredende primaire puls wordt door Tl omhoog getransformeerd naar het aan de secundaire zijde benodigde niveau van 20-40 kV. Deze secundaire puls wordt gebruikt om via de diode HVD1 de vonkbrug-condensator Chsp op te laden. De duur van het oplaadproces heeft een waarde tussen circa 10 microseconden en 1000 microseconden, afhanke-35 lijk van onder andere de waarde van Cl, L2 en Chsp. Via de diode HVD2 kan na de oplaadcyclus de magnetiseringsstroom van Tl uitdempen in de Ohmse belasting Rhvn.
Bij voorkeur is de trafo voorzien van een scherm dat ter voorko- 1001732 7 ming van oscillaties tussen inductie en parasitaire capaciteiten van de windingen via een weerstand is geaard op de behuizing van de inrichting.
Nadat de energie van Cl via Th2 op de bovenbeschreven wijze ver-5 der is doorgegeven blijft er een restspanning op Cl over. Figuur 3 verschaft hierover meer details. In deze figuur is de spanning over de condensator Cl uitgezet als functie van de tijd. Op het tijdstip tl wordt de thyristor Thl getriggerd en begint het opladen van de condensator Cl. Op het tijdstip t2 is de maximale spanning VCltop bereikt en 10 dooft de thyristor Thl. Op het tijdstip t3 wordt de thyristor Th2 getriggerd en wordt de lading vanuit Cl onttrokken en gebruikt om de vonkbrugcondensator Chsp op te laden. De spanning over Cl daalt derhalve totdat als gevolg van een nuldoorgang de thyristor Th2 dooft op het tijdstip t4.
15 Wordt in de periode tussen t3 en t4 de spanning over de vonkbrug condensator Chsp zo hoog dat de doorslagspanning van de brug wordt bereikt dan zal de brug ontsteken. Zo niet dan zal de condensator Chsp in de daaropvolgende cyclus verder worden opgeladen tot de ontsteek-spanning is bereikt. Mede afhankelijk daarvan zal de spanning VC10 20 over Cl op het tijdstip t4 nogal kunnen fluctueren. Om er nu voor te zorgen dat het opladen van Cl altijd begint met een gecontroleerde beginspanning VClini over Cl is de regeleenheid 36 aanwezig. Deze regeleenheid werkt samen met een hulpcondensator C2. De hulpcondensa-tor wordt telkens ontladen, vanaf tijdstip t4, naar een niveau VC20. 25 Dit niveau wordt bereikt als het gewogen gemiddelde (GG1.2) van de continu gemeten spanningen VC10 en VC2 een te kiezen vaste drempel V0 niet meer overschrijdt. Middeling en meting geschieden via een Ohms netwerk met drie weerstanden. De drempelspanning is een zenerspanning.
Op deze wijze bereikt C2 dus de spanning VC20. Vervolgens op 30 tijdstip t5, start het dumpen van Cl via de in de regeleenheid 36 opgenomen thyristor Th3 op C2. Hierbij bereiken VC1 en VC2 beide de waarde VClini. De uiteindelijke ligging van VClini is dus mede afhankelijk van de gekozen zenerspanning en de instelling van het Ohmse netwerk.
35 De regeleenheid 36 heeft een stabiliserende werking: als VC10 negatiever wordt dan wordt VClini minder negatief. Daardoor zal in de volgende cyclus ook VC10 minder negatief worden. Ook een positieve beweging wordt gedempt door de regeleenheid 36.
10 0? 1.
8
De regeleenheid 36 zorgt daarmee voor een optimale instelling van VClini. De keuze van VClini heeft op zijn beurt invloed op het elektrisch rendement en de stabiliteit van het resonante oplaadproces.
De vonkbrug VB is bij voorkeur coaxiaal opgebouwd en de condensa-5 tor Chsp is bij voorkeur in verdeelde vorm opgenomen in de buitengeleider van deze structuur. De middengeleider bestaat uit de twee zwaar uitgevoerde elektroden. De vonkbrug wordt doorblazen. De zelfinductie is ongeveer 40 nH maar bij voorkeur in elk geval lager dan 100 nH. De vonkbrug is overigens slechts schematisch weergegeven in figuur 2. 10 Meer details zullen in het volgende nog aan de hand van figuur 4 worden verschaft. De vonkbrug behoeft niet getriggerd te worden omdat deze spontaan schakelt telkens als tijdens het resonante opladen van Chsp de ingestelde doorslagspanning wordt bereikt. De vonkbrug werkt dus vrijlopend hetgeen een triggervoorziening overbodig maakt en dus 15 tot een robuuster apparaat leidt dat minder onderhoud nodig heeft.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt de vonkbrug voorzien van een metalen of wolfraam naald, elektrisch zwevend aangebracht in de buurt van de elektrodes buiten het gebied van de hoofdontlading. Tijdens het opladen ontstaat er aan de punt van de naald een zeer hoog 20 elektrisch veld waarin lokale ontladingsprocessen plaatsvinden. Dit is het doel van de naald, namelijk te fungeren als leverancier van de initiële elektronen die nodig zijn om de spontane doorslag, te weten de hoofdontlading van de vonkbrug, bij een zo constant mogelijke spanning en met een zo gering mogelijke tijdvertraging te laten plaatsvin-25 den.
Om een lange levensduur van de vonkbrug te verkrijgen verdient het de voorkeur dat een deel van de elektrodes in de vonkbrug is vervaardigd uit een metaal dat een legering is waarin wolfram als belangrijke component voorkomt. Door toepassing van wolfram wordt de slijta-30 ge aan de vonkbrug relatief klein waardoor de bedrijfsomstandigheden niet of slechts in ondergeschikte mate veranderen en derhalve de gehele schakeling van de hoogspanningsbron correct blijft functioneren.
De diode HVD1 houdt de energie in Chsp vast bij een eventuele weigering van de vonkbrug. Met deze extra energie is doorslag na de 35 volgende laadcyclus vrijwel zeker.
De puls die door de vonkbrug teweeg wordt gebracht wordt vervolgens in een vermenigvuldiger op een zo hoge spanning gebracht dat aansturing hiermee van de coronadraad 12 tot een zeer intense corona- 1001732; 9 ontlading in de ruimte 10 leidt. In de geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm bestaat de vermenigvuldiger uit een parallel-serie geschakelde kabelpulser. Een dergelijke structuur wordt in de literatuur wel aangeduid met de term transmissielijntransformator, kortweg TLT.
5 In het onderhavige geval bestaat de transmissielijntransformator uit een aantal coaxiale kabelsecties 38a...3öd van gelijke lengte. In een voorkeursuitvoering worden 4 secties toegepast, maar dit aantal kan ook groter of kleiner zijn. De kabelsecties zijn parallel aangesloten op de geschakelde zijde van de vonkbrug. Met andere woorden de 10 binnengeleiders van de kabels zijn gemeenschappelijk verbonden met de betreffende vonkbrugelektrode en de buitengeleiders zijn gemeenschappelijk verbonden met de betreffende zijde van de vonkbrugcondensator Chsp. Aan de andere kant zijn de kabelsecties in serie aangesloten op de hoogspanningsdoorvoer naar de ontladingsruimte. Met andere woorden, 15 aan de uitgangszijde is de binnengeleider van de eerste kabelsectie 38a verbonden met de buitengeleider van de tweede kabelsectie 38b, de binnengeleider van de tweede kabelsectie 38b is verbonden met de buitengeleider van de derde kabelsectie 38c, enz. De buitengeleider van de eerste sectie 38a is geaard en de hoogspanning wordt afgenomen van 20 de binnengeleider van de laatste sectie 3öd. Dit deel van de transmissielijntransformator zal in figuur 6 nog in meer detail worden getoond .
De lengte van iedere kabelsectie ligt tussen 1 en 100 m, in een representatief uitvoeringsvoorbeeld bedroeg de lengte 20 meter per 25 kabelsectie. Aan de ingangszijde wordt de parallelaansluiting van de kabelsecties gerealiseerd in de grondplaat van de vonkbrug. De serie-aansluiting van de kabelsecties aan de uitgangszijde wordt gerealiseerd in een speciaal kabelblok 42 (zie ook figuur 6). Om teruglopen van golven via externe golfstructuren te onderdrukken is buiten het 30 kabelblok 42 ferriet 40 aangebracht rond ieder van de kabelsecties. Het kabelblok is slechts schematisch weergegeven in figuur 2. De kabelpulser geeft een spanningsvermenigvuldiging met een factor 3 a 5. in het bijzonder 4.
Figuur 4 toont in meer detail de vonkbrug VB. De vonk wordt zoals 35 gezegd opgewekt tussen twee elektroden 60 en 62 die in eikaars verlengde zijn gepositioneerd. Om slijtage zoveel mogelijk te beperken zijn de elektroden 60 en 62 vervaardigd uit een wolfram houdende legering. De elektrode 60 is vastgezet aan een metalen plaat 64. De aan-
10C
10 slultkabel 61, die afkomstig is van de diode HVD1 (zie figuur 2), is bij 63 vastgesoldeerd of gelast aan de metalen plaat en loopt eventueel door tot in de elektrode 60. Beide elektroden zijn gepositioneerd in de inwendige vrije ruimte 69 van een komvormig cilindrisch 5 lichaam 65 uit electrisch goed isolerend materiaal. De andere elektrode 62 is vastgezet aan de bodem van het komvormige isolerende lichaam 65. Rond de bovenzijde van het lichaam 63 bevindt zich de cilindrische buitengeleider 67 en de cilindrische aansluitring 68. De delen 64, 67 en 68 zijn elektrisch goed geleidend met elkaar verbonden. Tegen de 10 onderzijde van het komvormige isolerende lichaam is een verdere plaat 66 aangebracht die uitsteekt buiten de bodem van het komvormige lichaam 63 en tussen de rand van de plaat 66 en de aansluitring 68 zijn de condensatoren 70A...70N... aangebracht die tesamen de al genoemde en in figuur 2 getoonde vonkbrugcondensator Chsp vormen. Door 15 de plaat 66 en door de bodem van het isolerende lichaam 65 zijn ope-ningen aangebracht waardoorheen de geïsoleerde binnengeleiders verlopen van de coaxilae kabelsecties 38a...38d die deel uitmaken van de al genoemde transmissielijntransformator. Zoals in figuur 4 getoond zijn de binnengeleiders van elk der kabelsecties 38a...38d verbonden met de 20 elektrode 62, terwijl de buitenmateis van de kabelsecties verbonden zijn met de plaat 66.
Teneinde de vonkruimte 69 goed te kunnen doorblazen zijn de beide luchtkanalen 72a en 72b aangebracht door de cilindrische buitengeleider 67 en door het komvormige lichaam 65 zodanig dat een luchtstroom 25 kan worden opgewekt door het centrale deel van de vonkruimte tussen de elektroden 60 en 62.
Aan de rand van de vonkruimte 66 bevindt zich het al besproken naaldvormige elementen 76, dat meehelpt om de vonk tot stand te brengen. In principe is een enkele naald zoals in de figuur getoon vol-30 doende maar het gebruik van meer naalden verhoogt de kans op correcte onsteking. De naald wordt bij voorkeur electrisch zwevend op een geschikte plaats in de constructie bevestigd. In de getoonde uitvoering is de naald aangebracht in het luchtkanaal 72a.
Aan de hoogspanningszijde zijn de kabelsecties 38a...38d van de 35 hoogspanningstransformator aangesloten binnen een kabeblok 42 dat in meer detail is weergegeven in figuur 6. Dit kabelblok bestaat uit elektrisch isolerend materiaal waarin ingebed zijn een aantal metalen langerekte platen of staven 80, 81, 82, 83 en 84. Via deze platen zijn 1001732 11 de uiteinden van de kabelsecties 38a...38d in serie aangesloten zodanig dat de spanningspulsen die aan de uiteinden van deze kabelsecties optreden, bij elkaar opgeteld worden. In het bijzonder is de binnenge-leider van de eerste kabelsectie 38a via de plaat 8l verbonden met de 5 buitengeleider van de tweede kabelsectie 38b, de binnengeleider van de tweede kabelsectie 38b is via de plaat 82 verbonden met de buitengeleider van de derde kabelsectie 38c, en de binnengeleider van de derde kabelsectie 38c is via de plaat 83 verbonden met de buitengeleider van de vierde kabelsectie 38d. De buitengeleider van de eerste sectie 38a 10 is via de plaat 80 verbonden met een aardgeleider 86 en de hoogspanning wordt via de naar buiten uitstekende plaat of staaf 84 afgenomen van de binnengeleider van de laatste kabelsectiesectie 3öd.
Het kabelblok kan bijvoorbeeld door gieten worden gevormd waarbij alle platen 80...84 en de uiteinden van de kabelsecties 38a...38d 15 tijdens het gietproces mee ingegoten worden. Het is echter ook mogelijk om het kabelblok op te bouwen uit delen die tesamen met de platen 80... 84 en de kabelsecties worden geassembleerd en aan elkaar worden bevestigd dan wel tegen elkaar worden geklemd.
De hoogspanningspuls aan de uitgang van de TLT wordt doorgegeven 20 aan de coronadraad 46 via een hoogspanningsdoorvoer 44 die loopt door de wand tussen de ontladingsruimte 48 en de ruimte waarin de pulsbron aanwezig is. De doorvoer is voor gassen en vloeistoffen nagenoeg dicht. De doorvoer is verder ontworpen voor pulsbedrijf tot 180 kV in een vervuilde omgeving en bij een temperatuur tot 150°C.
25 Een spanningssensor met behulp waarvan de spanning op de corona draad 46 kan worden gemeten vormt in dit uitvoeringsvoorbeeld een integraal onderdeel van de doorvoer 44. De sensor bestaat uit een metalen bus 50 die in de hoogspanningsdoorvoer is ingebed en gepositioneerd is rond de isolatie van de hoogspanningsgeleider 52 door de 30 doorvoer 44. De sensorbus 50 is via een coaxiale kabel 54 verbonden met een vermogenmeetschakeling die in het volgende nog ter sprake zal komen.
Verder is in het onderste deel van de ontladingsruimte een stroomsensor aangebracht in de vorm van een torusvormige meetwikkeling 35 56 die concentrisch rond de geleider 52 respectievelijk rond het on derste deel van de coronadraad 46 is aangebracht en daarmee inductief is gekoppeld. De klemmen van de meetspoel 56 zijn via een coaxiale kabel 58 verbonden met de nog te beschrijven vermogenmeetschakeling.
10 0' " ‘ 12
De vermogenmeetschakeling is in de beschreven uitvoeringsvorm ondergebracht in een afzonderlijke elektrisch geleidende behuizing 30 waarvan de wand geleidend verbonden is met de wand van de pulsbron 20. De stroom- en spanningsmeting zijn uitgevoerd als D/I meetsystemen. De 5 sensoren 50 en 56 (voor spanning resp. stroom) differentiëren (D) de te meten grootheid. Een coaxiale kabel (54 resp. 58) zorgt voor transport van het signaal naar de vermogenmeetschakeling in de EMC-kast 30 waarin het signaal wordt geïntegreerd (I).
Alle meet- en stuur- en voedingslijnen komen in de kast 30 binnen 10 op zodanige wijze dat er geen storende elektrische of elektromagnetische wisselwerking is tussen apparatuur binnen en buiten de kast 30. In de kast 30 bevindt zich de elektronica voor sturing, regeling en beveiliging van de pulsbron. Verder bevindt zich hier de elektronica die m.b.v. gemeten V- en I-signalen, signalen levert die een maat zijn 15 voor het momentane en het gemiddelde vermogen naar de ontladingsruim-te. In het bijzonder levert deze elektronica een stuursignaal waarmee de werking zodanig wordt beïnvloed dat in de ontladingsruimte een gewenst vooraf gekozen vermogen wordt gedissipeerd. Verder worden de thyristoren Thl, Th2 en Th3 vanuit deze elektronica gestuurd.
20 Dankzij een speciale EMC-techniek veroorzaakt de inrichting als geheel geen storende inkoppeling op apparatuur in zijn omgeving. Deze EMC-techniek wordt ook gebruikt om het apparaat intern goed te laten werken.
De EMC-techniek is gebaseerd op specifieke methodes om de sto-25 rende invloed door de inkoppeling van common mode (CM) stromen op te heffen. CM-stromen worden geïnduceerd bijvoorbeeld door het schakelen van vermogen, door hoogspanningsapparatuur of door elektrische ontladingen. De drijvende kracht is een inductieve of capacitieve of directe galvanische koppeling met bronnen.
30 De CM-stroom loopt rond in gesloten circuits, CM-circuits. Meet- leidingen, voedingslijnen, kasten, metalen constructies en ook apparatuur kunnen deel uitmaken van deze circuits. Uitgangspunt bij de EMC-techniek is het realiseren van een zeer lage transferimpedantie tussen CM-stromen en differential mode (DM) spanningen in apparatuur. Een DM-35 circuit is de opzettelijk aangebrachte heen en terug verbinding tussen twee elektrische apparaten om signalen en vermogen uit te kunnen wisselen .
De bouwstenen van de EMC-techniek zijn de EMC-kast en de structu- 10 01 73: 13 ren voor DM transport; beide dienen een lage CM-naar-DM transferimpe-dantie hebben; de DM-structuren bestaan uit minstens twee parallelle geleiders (zoals bijv. coaxiale kabel van het type RG58, RG214 en RG223 of koperen buis met daarin een signaal leiding of een metalen 5 goot met daarin een signaalleiding). De buitenmantel of buitenste geleider van deze structuren wordt bij de overgang naar de EMC-kast geleidend verbonden met wand van de EMC-kast. Deze geleidende verbinding dient de binnengeleider volledig te omsluiten om inkoppeling bij deze overgang te voorkomen. Binnen de EMC-kast past de apparatuur die 10 wordt aangesloten op de DM-circuits. De voedingslijnen worden ook als DM-circuits beschouwd. Er kunnen meerdere EMC-kasten worden aangesloten op diverse lokaties in een netwerk van DM-structuren.
In het beschreven uitvoeringsvoorbeeld worden dus zowel het totaal van de behuizing, te weten de behuizing van de pulsbron 20, de 15 wand van de ontladingsruimte 48 en de kast 30 rond de vermogenmeet- schakeling, alsook de afzonderlijke kasten 20, 48 en 30 beschouwd als EMC-kast. Dankzij de bovenbeschreven maatregelen blijft de transfer-impedantie tussen de bron in de kast 20 en de wereld buiten de kasten 20, 48 en 30 uiterst klein. Hierdoor is het apparaat ook goed bruik-20 baar in een omgeving waar gevoelige elektronica aanwezig is.
Als sensoren dienen zoveel mogelijk, differentiërende DM sensoren te worden toegepast gecombineerd met een integrator als doorvoer op de EMC-kast.
Niet gedifferentieerde DM signalen, dus ook voedingslijnen, wor-25 den voorzien van een filter als doorvoer op de EMC-kast; in dit geval ligt de verzwakking door dit filter buiten de werkfrequenties van het signaal of de voeding. Filters en integratoren dienen minstens goed te verzwakken bij hoge frequenties, met als ondergrens een waarde tussen ca 10 kHz en ca 10 MHz.
30 Bovengenoemde integratoren en filters hebben minstens een passief deel bestaande uit een weerstand en/of een spoel en een goede condensator of doorvoercondensator, beide ondergebracht in een metalen behuizing die goed geleidend, liefst rondom, met de metalen wand van de EMC-kast is verbonden.
35 Indien de volledige omhulling van signaalleidingen of voedings- leidingen rondom bij de in/uitvoer van een omhulling of over de volle lengte bij een coaxiale structuur, technisch niet mogelijk is, wordt er een filter aangebracht ter plaatse van de in/uitvoer in ieder van 10 01 7 Μ de niet correct omhulde geleiders. Dit filter bevat naast spoelen en/of weerstanden en overige componenten in voorkeursuitvoering ter plaatse van de in/uitvoer een of meerdere capacitieve paden naar de wand van de elektromagnetisch compatibele omhulling.
5 In het algemeen worden signaalleidingen en voedingsleidingen tus sen elektromagnetisch compatibele omhullingen onderling en tussen deze omhullingen en de buitenwereld voorzien van filters ter plaatse van de in/uitvoer in/uit de omhulling, waarbij het filter naast spoelen en/of weerstanden en overige componenten in voorkeursuitvoering ter plaatse 10 van de in/uitvoer een of meerdere capacitieve paden naar de wand van de elektromagnetisch compatibele omhulling heeft. Deze filters zijn aangebracht in iedere van de geleiders van een circuit behalve in die geleider, welke fungeert als de omhulling die verbonden is met de andere omhullingen.
15 Het is niet altijd mogelijk om gebruik te maken van omhullingen waarin geen enkel gat aanwezig is. Er kunnen bijvoorbeeld gaten in de genoemde omhullingen nodig zijn voor de toevoer van middelen en stoffen zoals lucht, gassen, luchtverversing, luchtkoeling, spoellucht, perslucht, watervoorziening, koelwater, vloeistoffen, olie, brandstof-20 toevoer, licht, glasfibers en optische signalen, enz.
Eventuele gaten in de elektromagnetisch compatibele omhullingen en in de omhullingen van signaalleidingen, voedingsleidingen en hoog-spanningsleidingen zijn volgens de voorkeursuitvoeringsvorm voorzien van een of meer metalen buizen, niet bedoeld als deel van het circuit 25 van een signaalleiding, voedingsleiding of hoogspanningsleiding, welke buizen een verhouding lengte tot diameter hebben die groter is dan circa 2, waarbij de rand van het gat rondom goed geleidend verbonden is met de omtrek van de buis.
Figuur 5 toont schematisch een deel van de wand 88 van een omhul-30 ling. Links in de figuur bevindt zich een gat waardoorheen bijvoorbeeld een koelwaters lang 90 verloopt. Rond het gat is een buissectie 92 uit electrisch geleidend materiaal aangebracht en verbonden met de wand 88. Om geen nadelige effecten van dit gat te ondervinden moet volgens de voorkeursuitvoerinsvorm voor de verhouding tussen de lengte 35 L en de diameter D gelden L/D > 2. Deze eis geldt ook voor de aan-en afvoerleidingen 14 en 16, via welke het te reinigen gas door de ruimte 10 wordt geleid.
Rechts in de figuur lopen twee niet afgeschermde signaalleidingen 10 01 732.
15 96 en 98 door de wand 88. Ter plaatse van de doorvoer bevindt zich een filtereenheid 100 die de condensatoren of doorvoercondensatoren 102, 104, 106 en 108, de behuizing 94 en de eventuele verdere impedanties 110 en 112 omvat.
5 Zoals in het bovenstaande al kort is aangegeven verdient het de voorkeur dat de wand van de ontladingsruimte is voorzien van naalden die gericht zijn naar de coronadraad. De ontladingsruimte maakt deel uit van de grote EMC-kast welke gevormd wordt door het gehele apparaat. De ontladingsruimte voldoet als onderdeel derhalve aan de boven 10 omschreven principes. Voor de bekleding van de buitenwand van de ontladingsruimte met metalen naalden worden in een voorkeursuitvoering naalden toegepast die elk ongeveer 10 mm lang zijn en die de wand bedekken met een dichtheid van ca. 1000 tot 10000 naalden per m2. Dankzij de naalden worden de volgende voordelen bereikt: 15 a. een verlaging van de drempelspanning waarbij een zeer intense coro-na-bedrijfstoestand optreedt; b. een onafhankelijkheid van de polariteit van de hoogspanning bij het optreden van deze zeer intense corona-bedrijfstoestand; c. een verbreding van het werkgebied van deze intense corona-bedrijfs-20 toestand.
De genoemde zeer intense corona-bedrijfstoestand kenmerkt zich door een gepulste coronastroom die 20 tot 1000 keer groter is dan de capacitieve stroom tijdens de hoogspanningspuls.
In het bovenstaande is gesproken over toepassing van een corona-25 draad 12 in de ontladingsruimte 10. De praktijk heeft uitgewezen dat met een relatief dunne draad de beste resultaten worden bereikt. Wordt een te dikke draad toegepast dan wordt geen ontlading meer verkregen. Een dunne draad vergt echter het gebruik van montage-elementen om de draad binnen de ontadingsruimte te bevestigen en op zijn plaats te 30 houden. Gebleken is dat in plaats van een draad toch ook een dikkere staaf kan worden gebruikt indien deze geen glad oppervlak heeft maar voorzien is van een aantal naar buiten uitstekende punten, ribbben of dergelijke. Goede resultaten werden bereikt met een draadeind, d.w.z. een staaf op het buitenoppervlak waarvan een schroefdraad is aan-35 gebracht. Daarmee kan een zeer robuuste constructie worden gerealiseerd die wat betreft het opwekken van de coronaontlading in de ruimte 10 zeker zo actief is als een dunne coronadraad.
1001 7 ' -

Claims (26)

1. Inrichting waarin gassen of vloeistoffen met behulp van coro-na-ontlading worden behandeld, omvattende: 5 a) een corona-ontladingsruimte waardoorheen de te behandelen gassen of vloeistoffen worden geleid, b) een corona-draad in de corona-ontladingsruimte c) een bron voor het leveren van hoogspanningspulsen, waarbij de uitgang van de bron verbonden is met de coronadraad, 10 d) sensoren voor het meten van het in de corona-ontladingsruimte gedissipeerde vermogen, e) een elektromagnetisch compatibele behuizing.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sensoren zijn verbonden met een vermogenmeetschakeling die van het gemeten 15 vermogen afhankelijke stuursignalen kan afgeven aan een regelcircuit dat deel uitmaakt van de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen, door middel van welk regelcircuit de parameters van de hoogspanningspulsen, bijvoorbeeld de amplitude of de pulsherhalingsfrequentie, kunnen worden beïnvloed. 20 3· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen voorzien is van - een resonante oplaadschakeling waarmee telkens een condensator wordt geladen, - een vonkbrug via welke de condensator zich ontlaadt zodra de 25 spanning over de condensator hoog genoeg is, - een spanningsvermenigvuldiger met behulp waarvan de pulsvormige vonkbrugspanning wordt verhoogd.
4. Inrichting volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat de resonante oplaadschakeling bestaat uit twee trappen: 30. een eerste trap waarin uitgaande van een gelijkgerichte net spanning via een getriggerde thyristor en via een spoel een eerste condensator wordt opgeladen, en - een tweede trap waarin de eerste condensator via een getriggerde thyristor wordt ontladen over de primaire wikkeling van een hoog- 35 spanningstransformator waarvan de secundaire wikkeling aangesloten is op de al genoemde vonkbrug-condensator.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de eerste trap voorzien is van een tweede condensator die via een regelschake- 10 01 732 ling zodanig parallel aan de eerste condensator kan worden geplaatst dat door het overbrengen van lading vanaf de eerste condensator naar de tweede condensator de aanvangspanning over de eerste condensator voorafgaand aan het laadproces kan worden ingesteld, terwijl verder de 5 tweede condensator via de regelschakeling kan worden ontladen.
6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de vonkbrug een coaxiale structuur heeft bestaande een isolatorli-chaam waarin de vonkbrugruimte is uitgespaard, twee in eikaars verlengde liggende vonkbrugelectroden waarvan de uiteinden uitsteken in 10 de vonkbrugruimte, en twee ringvormig of cilindrisch rond het isola-torlichaam aangebrachte buitengeleiders die met elkaar verbonden zijn via een ringvormige configuratie van condensatoren die tesamen de vonkbrugcondensator vormen.
7· Inrichting volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk. 15 dat het schakelen in de vonkbrug plaats vindt door spontane doorslag en niet door externe triggering.
8. Inrichting volgens een der conclusies 2-7. met het kenmerk. dat de vonkbrug voorzien kan zijn van een of meerdere metalen of wolfram naalden, elektrisch zwevend, of capacitief of resistief gestuurd, 20 doch niet actief voorzien van enig triggersignaal, welke zijn aangebracht in de buurt van de elektrodes van de vonkbrug, echter buiten het gebied van de hoofdontlading.
9· Inrichting volgens een der conclusies 2-8, met het kenmerk. dat een deel van de elektrodes in de vonkbrug is vervaardigd uit een 25 metaal dat een legering is waarin wolfram als belangrijke component voorkomt.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2-9. met het kenmerk. dat de spanningsvermenigvuldiger een zogenaamde parallel-serie geschakelde kabelpulser is bestaande uit een aantal coaxiale 30 kabelsecties van dezelfde lengte waarvan de binnengeleiders aan de ingangszijde gemeenschappelijk zijn verbonden met een der geleiderde-len van de vonkbrug terwijl de buitengeleiders aan de ingangszijde gemeenschappelijk zijn verbonden met een zijde van de vonkbrug-condensator, terwijl aan de uitgangszijde de binnengeleider van de eerste 35 kabelsectie verbonden is met de buitengeleider van de tweede kabelsec-tie, de binnengeleider van de tweede kabelsectie verbonden is met de buitengeleider van de derde kabelsectie, enz, de buitengeleider van de eerste sectie geaard is en de hoogspanning afgenomen wordt van de 10 01/5- binnengeleide!» van de laatste sectie.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, aan de ingangszijde van de kabelpulser de van hun buitengeleider ontdane kabeluiteinden zijn ingestoken in een tweelaags motageplaat waarvan de 5 buitenlaag bestaat uit electrisch geleidend materiaal en waarvan de binnenlaag bestaat uit electrisch isolerend materiaal, waarbij de buitenmantels zijn verbonden met de geleidende buitenlaag die op zijn beurt is verbonden met de respectieve buitengeleider van de vonkbrug, terwijl de binnengeleiders zijn aangesloten op de betreffende vonk- 10 brugelectrode en de electrisch isolerende binnenlaag aansluit op het isolatorlichaam van de coaxiale vonkbrugstructuur.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 2-11, met het kenmerk, dat de uitgang van de kabelpulser, te weten het deel waar de kabels in serie worden geschakeld, compact is gebouwd als een 15 kabelblok uit electrisch isolerend materiaal dat dienst doet als door-voer-isolator tussen mantel en kern van de kabels.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat nabij de uitgangszijde van de parallel-serie geschakelde kabelpulser een kraag van ferriet of een reeks ferrietkemen is aangebracht rond elke 20 kabelsectie teneinde teruglopen van golven via externe structuren te vermijden.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de coronadraad en de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen tot stand komt via een voor gassen en 25 vloeistoffen dichte hoogspanningsdoorvoer tussen de corona-ontladings-ruimte en de ruimte waarin de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen zich bevindt.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sensoren voor het meten van het in de corona-ontla- 30 dingsruimte gedissipeerde vermogen voorzien zijn van een spanningssen-sor gevormd door een ring of sectie van een ring rond of deels rond de geleider die de verbinding vormt tussen de coronadraad en de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen.
16. Inrichting volgens conclusie 14 en 15, met het kenmerk. dat 35 de ring of ringsectie waaruit de spanningssenor bestaat in de hoogspanningsdoorvoer is geïntegreerd.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de sensoren voor het meten van het in de corona-ontla- 10 01 752. dingsruimte gedissipeerde vermogen voorzien zijn van een stroomsensor gevormd door een meetwikkeling of meetlus die aangebracht is op afstand rond de geleider die de verbinding vormt tussen de coronadraad en de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen.
18. Inrichting volgens conclusie 17. met het kenmerk. dat de meetwikkeling bestaat uit slechts een enkele winding.
19· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de elektromagnetisch compatibele behuizing wordt gevormd door een of meer grotendeels gesloten omhullingen uit elektrisch goed 10 geleidend materiaal, waarbij de corona-ontladingsruimte wordt omsloten door een van deze omhullingen evenals de bron voor het leveren van hoogspanningspulsen en waarbij de stuurelektronica is ondergebracht in tenminste een of meer verdere omhullingen, waarbij de omhullingen goed geleidend met elkaar zijn verbonden en waarbij alle tussen de omhul-15 lingen onderling en tussen de omhullingen en de buitenwereld lopende signaalleidingen, hoogspanningsleidingen en voedingsleidingen bestaan uit minstens twee parallelle geleiders waarvan tenminste een geleider bij de in/uitvoer in/uit een omhulling geleidend verbonden wordt met de wand van de omhulling en daarbij tevens de andere geleider volledig 20 omsluit.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de tussen de omhullingen lopende signaalleidingen en voedingsleidingen bestaan uit coaxiale structuren.
21. Inrichting volgens conclusies 19 of 20, met het kenmerk, dat 25 indien de volledige omhulling van signaalleidingen of voedingsleidingen rondom bij de in/uitvoer van een omhulling of over de volle lengte bij een coaxiale structuur, technisch niet mogelijk is, er een filter wordt aangebracht ter plaatse van de in/uitvoer in ieder van de niet correct omhulde geleiders waarbij het filter naast spoelen en/of weer- 30 standen en overige componenten in voorkeursuitvoering ter plaatse van de in/uitvoer een of meerdere capacitieve paden naar de wand van de elektromagnetisch compatibele omhulling biedt.
22. Inrichting volgens conclusies 19 of 20, met het kenmerk, dat signaalleidingen en voedingsleidingen tussen elektromagnetisch compa- 35 tibele omhullingen onderling en tussen deze omhullingen en de buitenwereld worden voorzien van filters ter plaatse van de in/uitvoer in/-uit de omhulling, waarbij het filter naast spoelen en/of weerstanden en overige componenten in voorkeursuitvoering ter plaatse van de
1. D 1 7 3*. in/uitvoer een of meerdere capacitieve paden naar de wand van de elektromagnetisch compatibele omhulling biedt en waarbij deze filters zijn aangebracht in iedere van de geleiders van een circuit behalve in die geleider, welke fungeert als de omhulling die verbonden is met de 5 andere omhullingen.
23· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat eventuele gaten in de elektromagnetisch compatibele omhullingen en in de omhullingen van signaalleidingen, voedingsleidingen en hoogspanningsleidingen zijn voorzien van een of meer metalen bui-10 zen, niet bedoeld als deel van het circuit van een signaalleiding, voedingsleiding of hoogspanningsleiding, welke buizen een verhouding lengte tot diameter hebben die groter is dan circa 2, waarbij de rand van het gat rondom goed geleidend verbonden is met de omtrek van de buis.
24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat gaten in de omhulling kunnen worden voorzien van metalen buizen volgens conclusie 23, waarbij meerdere buizen parallel worden geplaatst in de vorm van een bundel die past in of op het gat in de omhulling en waarbij de verhouding lengte staat tot diameter van ieder 20 der buizen groter is dan circa 2.
25. Inrichting volgens een der voorgaande conclusie's, met het kenmerk dat de coronadraad wordt gevormd door een staaf die nabij de verbinding met de uitgang van de bron voor het leveren van hoogspan-ningspulsen is vastgezet en waarvan het oppervlak voorzien is van een 25 aantal uistekende delen zoals punten of ribben.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk. dat de staaf bestaat uit een draadeind. **#* 1001 7Sc,
NL1001732A 1995-11-23 1995-11-23 Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen. NL1001732C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001732A NL1001732C2 (nl) 1995-11-23 1995-11-23 Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.
DE69607025T DE69607025T2 (de) 1995-11-23 1996-11-22 System zur behandlung von gasen und fluids mit pulsierender koronaentladung
AT96938555T ATE190248T1 (de) 1995-11-23 1996-11-22 System zur behandlung von gasen und fluids mit pulsierender koronaentladung
PCT/NL1996/000463 WO1997018899A1 (en) 1995-11-23 1996-11-22 System for treating gases or fluids with pulsed corona discharges
AU75909/96A AU703785B2 (en) 1995-11-23 1996-11-22 System for treating gases or fluids with pulsed corona discharges
EP96938555A EP0862499B1 (en) 1995-11-23 1996-11-22 System for treating gases or fluids with pulsed corona discharges
US09/077,212 US6033565A (en) 1995-11-23 1996-11-22 System for treating gases or fluids with pulsed corona discharges
CA002238401A CA2238401A1 (en) 1995-11-23 1996-11-22 System for treating gases or fluids with pulsed corona discharges

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001732A NL1001732C2 (nl) 1995-11-23 1995-11-23 Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.
NL1001732 1995-11-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1001732C2 true NL1001732C2 (nl) 1997-05-27

Family

ID=19761908

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1001732A NL1001732C2 (nl) 1995-11-23 1995-11-23 Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US6033565A (nl)
EP (1) EP0862499B1 (nl)
AT (1) ATE190248T1 (nl)
AU (1) AU703785B2 (nl)
CA (1) CA2238401A1 (nl)
DE (1) DE69607025T2 (nl)
NL (1) NL1001732C2 (nl)
WO (1) WO1997018899A1 (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1011304C2 (nl) * 1999-02-15 2000-08-17 Jan Pieter De Baat Doelman Stelsel voor het behandelen van vloeistoffen.
US6679236B2 (en) * 2001-10-12 2004-01-20 Delphi Technologies, Inc. Ignition system having a high resistivity core
NL1019171C2 (nl) * 2001-10-15 2003-04-18 Univ Eindhoven Tech Hoge-spanning pulsgeneratorinrichting.
US6989049B2 (en) * 2003-09-04 2006-01-24 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Airborne conductive contaminant handler
NL1026187C2 (nl) 2004-05-13 2005-11-15 Univ Eindhoven Tech Inrichting voor het genereren van corona-ontladingen.
DE202005015113U1 (de) * 2005-09-24 2007-02-15 Hengst Gmbh & Co.Kg Niederschlagselektrode eines Elektroabscheiders, mit Hochspannungseinheit
US7628927B2 (en) * 2005-12-14 2009-12-08 Vesitech, Inc. Reactor for removing chemical and biological contaminants from a contaminated fluid
JP4956396B2 (ja) * 2007-11-27 2012-06-20 パナソニック株式会社 静電霧化装置
US8000102B2 (en) * 2009-08-20 2011-08-16 Babcock & Wilcox Power Generation Group, Inc. Apparatus and arrangement for housing voltage conditioning and filtering circuitry components for an electrostatic precipitator
CN104639117B (zh) * 2014-12-12 2017-06-20 西北核技术研究所 一种空气绝缘开关及快前沿高压方波发生器
CN112260065A (zh) * 2020-11-09 2021-01-22 河南扬博防雷科技有限公司 一种无源脉冲激化电晕场驱雷器
CN117329423B (zh) * 2023-11-21 2024-01-26 国网辽宁省电力有限公司 高压输变电工程电晕放电检测装置

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4592763A (en) * 1983-04-06 1986-06-03 General Electric Company Method and apparatus for ramped pulsed burst powering of electrostatic precipitators
US4695358A (en) * 1985-11-08 1987-09-22 Florida State University Method of removing SO2, NOX and particles from gas mixtures using streamer corona
US4779182A (en) * 1985-06-24 1988-10-18 Metallgesellschaft Ag Power supply for an electrostatic filter
US4919690A (en) * 1986-04-16 1990-04-24 Hewlett-Packard Company Method for purifying a continuous flow of helium and/or neon gas
US5053914A (en) * 1988-05-24 1991-10-01 Robert Bosch Gmbh Safety circuit for a high-voltage generator of an electrostatic filter
DE4209196C1 (en) * 1992-03-18 1993-07-29 Mannesmann Ag, 4000 Duesseldorf, De Polluted air cleaning by catalytic oxidn. - in electric field generated between electrically heated catalyst and electrode
GB2265557A (en) * 1992-03-30 1993-10-06 Mitsubishi Electric Corp Electrostatic air cleaner

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1988009214A1 (en) * 1984-12-17 1988-12-01 Vsesojuzny Elektrotekhnichesky Institut Imeni V.I. Device for power supply to gas-cleaning electrofilters
DE4426100C2 (de) * 1994-07-22 1997-07-10 Bosch Gmbh Robert Vorrichtung zur Messung der Masse eines strömenden Mediums

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4592763A (en) * 1983-04-06 1986-06-03 General Electric Company Method and apparatus for ramped pulsed burst powering of electrostatic precipitators
US4779182A (en) * 1985-06-24 1988-10-18 Metallgesellschaft Ag Power supply for an electrostatic filter
US4695358A (en) * 1985-11-08 1987-09-22 Florida State University Method of removing SO2, NOX and particles from gas mixtures using streamer corona
US4919690A (en) * 1986-04-16 1990-04-24 Hewlett-Packard Company Method for purifying a continuous flow of helium and/or neon gas
US5053914A (en) * 1988-05-24 1991-10-01 Robert Bosch Gmbh Safety circuit for a high-voltage generator of an electrostatic filter
DE4209196C1 (en) * 1992-03-18 1993-07-29 Mannesmann Ag, 4000 Duesseldorf, De Polluted air cleaning by catalytic oxidn. - in electric field generated between electrically heated catalyst and electrode
GB2265557A (en) * 1992-03-30 1993-10-06 Mitsubishi Electric Corp Electrostatic air cleaner

Also Published As

Publication number Publication date
CA2238401A1 (en) 1997-05-29
DE69607025T2 (de) 2000-08-03
AU7590996A (en) 1997-06-11
EP0862499B1 (en) 2000-03-08
DE69607025D1 (de) 2000-04-13
EP0862499A1 (en) 1998-09-09
US6033565A (en) 2000-03-07
AU703785B2 (en) 1999-04-01
WO1997018899A1 (en) 1997-05-29
ATE190248T1 (de) 2000-03-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1001732C2 (nl) Inrichting voor het behandelen van gassen of vloeistoffen met gepulste corona-ontladingen.
US6282106B2 (en) Power supply for an electrostatic precipitator
EP0055903A1 (en) An electrical power supply
JPH0366611B2 (nl)
US4392110A (en) Methods and apparatus for monitoring the condition of dielectric liquid in electric discharge machining
US5138627A (en) Preionizationd device, in particular for x-ray preionization in discharge-pumped gas lasers, in particular excimer lasers
SE445614B (sv) Forfarande och anordning for sendning och mottagning av elektromagnetiskt alstrade och mottagna pulser av ultraljud, fremst vid oforstorande provning av elektriskt ledande material
GB1047730A (en) Improvements in electrical circuits for electrohydraulic systems
Winands et al. Evaluation of corona plasma techniques for industrial applications: HPPS and DC/AC systems
FI76474C (fi) Elektroniskt ballastsystem foer gasurladdningsroer.
US5138193A (en) Electric pulse generator of the saturable inductor type
SE508154C2 (sv) Anordning för övervakning av partiella urladdningar i en elektrisk högspänningsapparat eller högspänningsutrustning
EP0680120A1 (en) Gas laser apparatus
RU2059436C1 (ru) Устройство для электроимпульсной обработки и дезинтеграции материалов
Crouch et al. A compact high speed low impedance Blumlein line for high voltage pulse shaping
RU2371729C1 (ru) Датчик тока и напряжения
NL9101827A (nl) Hoogspanningsschakelaar.
RU2175898C1 (ru) Электроразрядное устройство для очистки поверхностей полых изделий
RU2019906C1 (ru) Установка для электроимпульсного разрушения материала
US3480831A (en) Electronic ignition circuit for flash lamps
KR100357343B1 (ko) 침전물 가열기의 초음파 정화방법 및 이 방법을 이용한 장치
JP4524375B2 (ja) パルス波生成装置
SU785968A1 (ru) Генератор импульсов тока
SU467412A1 (ru) Импульсный трансформатор
GB2055472A (en) Methods and apparatus for monitoring the condition of dielectric liquid in electric discharge machining

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20030601