<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op een trilmachine welke een trilvoet bevat, een daarop gemonteerd bovenstel en een op dit bovenstel gemonteerd trilmechanisme.
Dergelijke trilmachines worden vooral gebruikt voor wegenbouw, voor het trillen van beton of asfalt.
De uitvinding heeft tot doel een dergelijke trilmachine te verschaffen met een nog beter trileffect dan de bekende.
Tot dit doel is de voet van de machine hol en bevat hij een grondplaat en een daaraan verbonden bovenplaat, op welke bovenplaat het bovenstel is bevestigd en is de grondplaat lichter uitgevoerd dan de bovenplaat.
De trillingen zoeken altijd de zwakste plaats op.
Doordat de grondplaat lichter uitgevoerd is en dus zwakker is dan de bovenplaat worden de trillingen hoofdzakelijk geleid naar deze grondplaat, dit is dus naar de plaats waar ze nodig zijn.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de grondplaat een in voorwaartse bewegingsrichting van de voet nagenoeg in U-vorm geplooide plaat, terwijl de bovenplaat een in dwars daarop gerichte richting nagenoeg U-vormig geplooide plaat is waarvan de benen tegen de zijranden van de bodem van de U-vormige grondplaat zijn gelegen.
Volgens de uitvinding wordt met de trilmachine van het hiervoor gedoelde type ook een betere trilling verkregen doordat de voet hol is en een grondplaat en een bovenplaat bevat, welke bovenplaat met de onderplaat verbonden is door verbindingen die uitsluitend nabij de in de voorwaartse verplaatsingsrichting gerichte zijden van de voet zijn gelegen zodat geen belemmeringen in deze richting voor de trillingen aanwezig zijn.
De trilmachine van het hiervoor gedoelde type laat volgens de uitvinding ook een betere trilling toe doordat de triller van het trilmechanisme een excentrisch in de
<Desc/Clms Page number 2>
voorwaartse verplaatsingsrichting van de voet gelegen dwars op deze richting gerichte trilas bevat.
Bij voorkeur is de trilas van de triller meer naar voor dan het midden van de voet gelegen.
Doelmatig is de trilas nagenoeg 1 cm voor het midden van de voet gelegen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een trilmachine van het hiervoor gedoelde type welke daarenboven een handvat bevat dat rond een horizontale as wentelbaar aan het bovenstel is bevestigd.
Bij de bekende trilmachines van deze soort is het handvat scharnierend in het midden van het bovenstel bevestigd en kan het vrij van voor naar achter wentelen tussen twee aanslagen. De machine wordt gebruikt met het handvat naar achter, ten opzichte van de voorwaartse verplaatsingsrichting, tegen een aanslag gewenteld. Doordat daarbij het handvat vrij naar voor kan wentelen, is een actieve besturing van de trilmachine met behulp van het handvat niet mogelijk.
Daarenboven kan door de aanslagen het handvat niet volledig neer worden gewenteld waardoor de trilmachine tijdens het transport relatief veel plaats inneemt.
Een actieve besturing van de trilmachine met behulp van het handvat is wel mogelijk bij trilmachines die een vast handvat hebben. Een dergelijk handvat biedt geen enkele instelmogelijkheid van zijn helling en kan ook niet neergewenteld worden voor het transport.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een trilmachine te verschaffen welke een actieve besturing door middel van het handvat toelaat maar die toch relatief weinig plaats inneemt tijdens het transport en gemakkelijk een regeling van de helling van het handvat toelaat.
<Desc/Clms Page number 3>
Tot dit doel bevat de trilmachine een in--en uitschakelbare koppeling tussen het handvat en het bovenstel, welke koppeling bij ingeschakelde stand de wenteling van het handvat, wanneer het zieh nagenoeg in werkstand bevindt, naar voor toe begrenst.
Wanneer de koppeling ingeschakeld is, belet ze de wenteling van het handvat naar voor zodat het handvat zieh als een vast handvat gedraagt. Wanneer de koppeling uitgeschakeld is, kan het handvat naar voor worden neergewenteld met het oog op het transport.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, bevat de koppeling tussen het handvat en het bovenstel een vaste aanslag op een van de laatstgenoemde elementen en een wentelbare steun die scharnierend aan het andere van deze elementen is bevestigd en die scharnierend is tussen een stand waarbij hij zo met de vaste aanslag samenwerkt dat het wentelen van het handvat naar voor toe wordt begrensd en het handvat op het bovenstel steunt en een stand waarbij hij vrij is van de vaste aanslag en het handvat naar voor kan worden neergeklapt.
Bij voorkeur is de steun in lengte instelbaar.
Door het instellen van de lengte van de steun kan de helling die het handvat inneemt in de stand waarbij de wentelbare steun met de vaste aanslag samenwerkt, worden ingesteld.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het handvat achteraan wentelbaar aan het bovenstel bevestigd.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de vaste aanslag op het bovenstel gemonteerd, terwijl de wentelbare steun op het handvat is bevestigd en zieh in de stand waarbij hij met de vaste aanslag samenwerkt boven de wentelas van het handvat, met zijn vrij einde schuin naar voor en naar onder gericht, uitstrekt.
<Desc/Clms Page number 4>
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een trilmachine volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet : de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een zieht in perspectief van een trilmachine volgens de uitvinding.
Figuur 2 stelt een schematisch gehouden langse doorsnede voor van de machine uit figuur 1.
Figuur 3 is een schematisch gehouden zieht in perspectief van het motorvoetstuk met het eraan bevestigde handvat uit de trilmachine volgens de vorige figuren maar waarbij de koppelingen tussen het handvat en het voetstuk in uitgeschakelde stand werden voorgesteld.
Figuur 4 is een schematisch gehouden zicht in perspectief van de stoel voor de triller uit de trilmachine volgens de figuren 1 en 2 waarbij de triller los van de stoel, voor zijn bevestiging erop, werd voorgesteld.
Figuur 5 is een schematisch gehouden zieht in perspectief van de trilvoet uit de trilmachine volgens de figuren 1 en 2.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De trilmachine volgens de figuren bevat in hoofdzaak een trilvoet 1, een daarop gemonteerd bovenstel dat zelf uit een stoel 2 voor een triller en een daarover gemonteerd motorvoetstuk 3 bestaat, een trilmechanisme dat uit een op de stoel 2 gemonteerde triller 4 en een op het voetstuk 3 gemonteerde motor 5 bestaat en een handvat 6 dat scharnierend aan het voetstuk 3 is bevestigd.
De trilvoet 1 is hol en gevormd door een grondplaat 7 een een bovenplaat 8. De grondplaat 7 is in de langsrichting van de trilvoet 1, dit is in de voorwaartse bewegingsrichting
<Desc/Clms Page number 5>
van de trilmachine, welke bewegingsrichting in de figuren 1 en 2 door de pijl 9 is aangeduid, nagenoeg U-vormig gebogen, met een vlakke bodem en schuin divergerende benen.
De bovenplaat 8 is eveneens nagenoeg U-vormig gebogen, maar in de dwars op de door de pijl 9 aangeduide voorwaartse verplaatsingsrichting gerichte richting. Beide platen 7 en 8 sluiten met hun randen tegen elkaar aan ter vorming van een gesloten kast, zoals vooral zichtbaar is in de figuren 2 en 5.
De grondplaat 7 is evenals de bovenplaat R van staalplaat vervaardigd maar is dunner en dus lichter uitgevoerd dan de bovenplaat 8. Daardoor worden de trillingen in hoofdzaak geleid naar de grondplaat 7, dit is daar waar ze gewenst zijn. In de bovenaan gelegen bodem van de bovenplaat 8 is een rechthoekige opening 10 aangebracht voor de triller 4. De opening10 is omringd door een versterkingskader 11.
De grondplaat 7 en de bovenplaat 8 zijn met elkaar verbonden door verbindingsstukken 12 die aan de twee platen zijn vastgelast of vastgeschroefd. De verbindingsstukken 12 zijn uitsluitend tegenover de opening 10 nabij de langse zijden van de trilvoet 1, dit is langs de benen van de U-vormige bovenplaat 8, gelegen. Doordat er zieh in de trilvoet 1 geen enkel verbindingsstuk 12 tussen de langse zijden bevindt, kunnen de trillingen zieh ongehinderd in de door de pijl 9 aangeduide verplaatsingsrichting van de trilvoet 1 voortplanten.
De triller 4 is van een op zichzelf bekende constructie en wordt hierna dan ook slechts beschreven in zover nodig om de uitvinding duidelijk te maken.
Op de gebruikelijke manier bevat de triller 4 een huis 13 en een daarin gelegerde as 14. In het huis 13 zijn op de as 14 niet in de figuren zichtbare excentrieken bevestigd.
Het buiten het huis 13 uitstekende einde van de as 14 draagt een riemschijf 15.
<Desc/Clms Page number 6>
De stoel 2 voor de triller 4 bestaat uit een basisplaat 16 en een daarop bevestigde kap 17. De basisplaat 16 is van een opening 18 voor de triller 4 voorzien.
De triller 4 is met zijn huis 13 met bouten 36 bevestigd aan de onderkant van de kap 17 en is gedeeltelijk in de openingen 18 en 10 gelegen.
De basisplaat 16 van de stoel 2 is door middel van bouten 39 bevestigd op het kader 11 van de trilvoet 1.
De bevestiging van de triller 4 aan de stoel 2 en de bevestiging, van de stoel 2 aan de trilvoet 1 zijn zo dat de rotatieas van de triller 4 zieh dwars op de voorwaartse verplaatsingsrichting van de trilvoet 1 uitstrekt, maar ten opzichte van het midden van de trilvoet 1 ongeveer 1 cm meer naar voor is gelegen. De riemschijf 15 van de triller 4 steekt door een gleuf 26 in de kap 17.
Het voetstuk 3. bestaat uit een in een door de pijl 9 aangeduide richting nagenoeg U-vormig gebogen gedeelte 19 dat met zijn bodem naar boven is gericht en twee zieh in de laatstgenoemde richting uitstrekkende zijwanden 20 waaraan het U-vormige gedeelte 19 met zijn randen is vastgelast. De twee zijwanden 20 steken achteraan buiten het gedeelte 19 uit.
Het gedeelte 19 is over de kap 17 bevestigd door middel van vier rubberen blokken 21 die door bouten 40 enerzijds aan het gedeelte 19 en anderzijds aan de kap 17 zijn vastgemaakt.
Bovenop het gedeelte 19 is de motor 5 bevestigd.
Deze motor is een verbrandingsmotor van een bekend type en wordt hier dan ook niet in detail beschreven.
Op de uitgaande as 22 van de motor is een koppeling met riemschijf 23 bevestigd.
Over de riemschijf 23 en de hogergenoemde riemschijf 15 van de triller 4 loopt een riem 24. Deze riem 24
<Desc/Clms Page number 7>
strekt zieh uit doorheen een gleuf 25 in het gedeelte 19 van het voetstuk 3, doorheen de gleuf 26 in de kap 17 en doorheen de opening 18 van de stoel 2.
Een op het voetstuk 3 bevestigde kap 27 dekt het boven het voetstuk 3 gelegen gedeelte van de hiervoor beschreven riemoverbrenging tussen de motor 5 en de triller 4
EMI7.1
af.
Het handvat 6 is een U-vormige beugel waarvan de vrije einden omgebogen zijn en wentelbaar bevestigd zijn aan de twee buiten het gedeelte 19 uitstekende einden van de zijwanden 20 van het voetstuk 3.
De twee einden van de benen van de beugel zijn daartoe voorzien van een bus 28 die, samen met een bijkomende bus 29 aan de zijde van de overeenstemmende zijwand 20, draaibaar is rond een binnenbus 30 welke op haar beurt een bout 31 omringt die samen met. een moer 32 de bussen aan de buitenzijde tegen de gedoelde zijwand 20 bevestigt.
De bouten 31 en dus de wentelas van het handvat 6, zijn horizontaal, dwars op de voorwaartse verplaatsingsrichting van de trilmachine gericht.
De wenteling van het handvat 6 in de voorwaartse richting kan worden begrensd door een koppeling tussen respectievelijk de twee benen van het beugelvormige handvat 6 en de uiterste einden van de twee zijwanden 20.
De koppeling voor elk been bestaat uit, enerzijds een aanslagplaatje 33 dat op de buitenzijde van de zijwand 20 is bevestigd, zieh naar achter omlaag uitstrekt en juist voor en onder de scharnierende bevestiging van het been van het handvat aan de zijwand 20 uitstrekt, en, anderzijds, een langwerpige steun 34,35 die rond een evenwijdig aan de wentelas van het handvat 6 gerichte pen 37 wentelbaar bevestigd is aan een plaatje 38, welk plaatje vastgelast is aan de voorzijde van het omgebogen einde van het overeenstemmende been van het handvat 6.
<Desc/Clms Page number 8>
De steun 34,35 bestaat uit een langwerpig blokje 34 door een einde waarvan de pen 37 steekt en uit een in het andere einde geschroefd eindstuk 35 dat aan de buitenkant met rubber is bekleed. Naargelang het eindstuk 35 dieper of minder diep in het blokje 34 is geschroefd, is de steun 34,35 korter of langer waardoor de helling van het handvat 6 in voorwaartse stand, bij ingeschakelde koppeling, instelbaar is.
Bij ingeschakelde koppeling is de steun 34, 35 naar voor en omlaag gewenteld zoals voorgesteld in de figuren l en 2. De steun 34,35 rust daarbij op de bussen 28 en 29. Wanneer het handvat 6 naar voor wordt gewenteld, stoot de steun 34,35 tegen het daarbij horende aanslagplaatje 33. Zolang het handvat 6 naar voor wordt geduwd, hetgeen automatisch plaats vindt wanneer de trilmachine vooruit wordt geduwd, steunt het handvat 6 op deze manier met de twee steunen 34,35 op de twee aanslagplaatjes 33 en gedraagt zieh dit handvat 6 als een vast handvat dat een aktieve en nauwkeurige sturing van de trilmachine toelaat.
Door de steunen 34,35 op te lichten kan men ze loskoppelen van de aanslagplaatjes 33 zoals voorgesteld in figuur 3. De voorwaartse wenteling van het handvat 6 wordt dan niet meer belet en het handvat 6 kan volledig naar voor worden geklapt zodat de machine weinig plaats inneemt en gemakkelijk kan worden vervoerd.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
<Desc/Clms Page number 9>
In het bijzonder moet de trilmachine niet noodzakelijk twee aanslagplaatjes op het bovenstel en twee daarbij horende wentelbaar aan het handvat bevestigde
EMI9.1
steunen bevatten. Een aanslagplaatje en een steun zijn voldoende.
Het handvat moet overigens niet noodzakelijk beugelvormig zijn. Het kan ook een enkele steel bevatten.
<Desc / Clms Page number 1>
The invention relates to a vibrating machine comprising a vibrating base, an upper frame mounted thereon and a vibrating mechanism mounted on this upper frame.
Such vibrating machines are mainly used for road construction, for vibrating concrete or asphalt.
The object of the invention is to provide such a vibrating machine with an even better vibrating effect than the known one.
For this purpose, the base of the machine is hollow and contains a base plate and an attached top plate, on which top plate the top frame is fixed and the base plate is made lighter than the top plate.
The vibrations always find the weakest place.
Because the base plate is lighter and is therefore weaker than the top plate, the vibrations are mainly guided to this base plate, this is to where they are needed.
In a special embodiment of the invention, the base plate is a plate folded in a forward direction of movement of the foot in a U-shape, while the top plate is a plate in a transverse direction directed in a substantially U-shape, the legs of which are against the side edges of the bottom of the U-shaped base plate.
According to the invention, the vibration machine of the type intended for this purpose also provides a better vibration in that the foot is hollow and contains a base plate and a top plate, which top plate is connected to the bottom plate by connections which are only near the sides of the forward direction of movement the base is located so that there are no obstacles in this direction for the vibrations.
According to the invention, the vibrating machine of the type intended for this purpose also allows a better vibration in that the vibrator of the vibrating mechanism is eccentric in the
<Desc / Clms Page number 2>
forward movement direction of the foot located vibrating axis directed transversely to this direction.
Preferably, the vibrating axis of the vibrator is more forward than the center of the foot.
The vibrating axis is expediently located approximately 1 cm in front of the center of the foot.
The invention also relates to a vibrating machine of the type intended for this purpose, which additionally comprises a handle which is rotatably mounted on the top frame about a horizontal axis.
In the known vibrating machines of this type, the handle is hinged in the middle of the upper frame and can rotate freely from front to back between two stops. The machine is used with the handle turned backwards, with respect to the forward displacement direction, against a stop. Because the handle can freely rotate forward, active control of the vibrating machine using the handle is not possible.
In addition, due to the stops, the handle cannot be completely turned down, so that the vibrating machine takes up relatively much space during transport.
An active control of the vibrating machine using the handle is possible with vibrating machines that have a fixed handle. Such a handle does not offer any adjustment of its inclination and cannot be tilted down for transport.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a vibrating machine which permits active control by means of the handle, but which still takes up relatively little space during transport and which allows easy control of the inclination of the handle.
<Desc / Clms Page number 3>
For this purpose, the vibrating machine comprises an engaging and disengageable coupling between the handle and the top frame, which coupling limits the rotation of the handle when it is almost in the working position when the position is switched on.
When engaged, the clutch prevents the handle from rotating forward so that the handle behaves like a fixed handle. When the clutch is disengaged, the handle can be tilted forward for transport.
In a particular embodiment of the invention, the coupling between the handle and the upper part comprises a fixed stop on one of the latter elements and a revolving support which is hinged to the other of these elements and which is hinged between a position in which it cooperates with the fixed stop to limit the rotation of the handle to the front and the handle to rest on the upper frame and a position where it is free from the fixed stop and the handle can be folded forward.
The support is preferably adjustable in length.
By adjusting the length of the support, the inclination that the handle occupies in the position where the revolving support cooperates with the fixed stop can be adjusted.
In an advantageous embodiment of the invention, the handle is rotatably fastened to the top frame at the back.
In an effective embodiment of the invention, the fixed stop is mounted on the upper frame, while the revolving support is mounted on the handle and in the position where it cooperates with the fixed stop above the revolving shaft of the handle, with its free end inclined to facing forward and downward.
<Desc / Clms Page number 4>
Other details and advantages of the invention will become apparent from the following description of a vibrating machine according to the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention: the reference numbers refer to the accompanying drawings.
Figure 1 is a perspective view of a vibrating machine according to the invention.
Figure 2 represents a schematic longitudinal section of the machine of Figure 1.
Figure 3 is a schematic perspective view of the motor pedestal with the attached handle from the vibrator of the previous figures but showing the couplings between the handle and the pedestal in disengaged position.
Figure 4 is a schematic perspective view of the vibrator seat of the vibrating machine of Figures 1 and 2 showing the vibrator separate from the seat for its attachment to it.
Figure 5 is a schematic perspective view of the vibrating base from the vibrating machine according to Figures 1 and 2.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
The vibrating machine according to the figures mainly comprises a vibrating foot 1, an upper frame mounted thereon which itself consists of a seat 2 for a vibrator and a motor base 3 mounted over it, a vibrating mechanism consisting of a vibrator 4 mounted on the chair 2 and one on the pedestal 3 mounted motor 5 and a handle 6 hinged to the base 3.
The vibrating base 1 is hollow and formed by a base plate 7 and a top plate 8. The base plate 7 is in the longitudinal direction of the vibrating base 1, this is in the forward direction of movement
<Desc / Clms Page number 5>
of the vibrating machine, which direction of movement is indicated by the arrow 9 in Figures 1 and 2, is substantially U-shaped, with a flat bottom and obliquely diverging legs.
The top plate 8 is likewise curved substantially U-shaped, but in the direction directed transversely to the forward displacement direction indicated by the arrow 9. Both plates 7 and 8 join with their edges together to form a closed box, as is especially visible in Figures 2 and 5.
The base plate 7, like the top plate R, is made of steel plate, but is thinner and thus lighter than the top plate 8. As a result, the vibrations are mainly guided to the base plate 7, this is where they are desired. In the top bottom of the top plate 8, a rectangular opening 10 is provided for the vibrator 4. The opening 10 is surrounded by a reinforcing frame 11.
The base plate 7 and the top plate 8 are connected to each other by connectors 12 which are welded or screwed to the two plates. The connecting pieces 12 are exclusively opposite the opening 10 near the longitudinal sides of the vibrating base 1, this is located along the legs of the U-shaped top plate 8. Since there is no connecting piece 12 between the longitudinal sides in the vibrating base 1, the vibrations can propagate unhindered in the direction of movement of the vibrating base 1 indicated by the arrow 9.
The vibrator 4 is of a construction known per se and is therefore only described below in so far as necessary to make the invention clear.
In the usual manner, the vibrator 4 comprises a housing 13 and a shaft 14 mounted therein. In the housing 13 eccentrics not visible in the figures are mounted on the shaft 14.
The end of the shaft 14 projecting outside the housing 13 carries a pulley 15.
<Desc / Clms Page number 6>
The seat 2 for the vibrator 4 consists of a base plate 16 and a cap 17 mounted thereon. The base plate 16 is provided with an opening 18 for the vibrator 4.
The vibrator 4 with its housing 13 is bolted to the bottom of the hood 17 and is partially located in the openings 18 and 10.
The base plate 16 of the chair 2 is fastened to the frame 11 of the vibrating base 1 by bolts 39.
The attachment of the vibrator 4 to the chair 2 and the attachment of the chair 2 to the vibrating base 1 are such that the axis of rotation of the vibrator 4 extends transversely of the forward displacement direction of the vibrating base 1, but relative to the center of the the vibrating base 1 is located about 1 cm more forward. The pulley 15 of the vibrator 4 protrudes through a slot 26 in the hood 17.
The pedestal 3 consists of a substantially U-shaped curved portion 19 in the direction indicated by the arrow 9 which is directed with its bottom upwards and two side walls 20 extending in the latter direction to which the U-shaped portion 19 with its edges is welded. The two side walls 20 protrude from the rear portion 19.
The portion 19 is secured over the cap 17 by means of four rubber blocks 21 which are fastened to the portion 19 and the cap 17 by bolts 40 on the one hand.
Motor 5 is mounted on top of section 19.
This engine is a combustion engine of a known type and is therefore not described in detail here.
A coupling with pulley 23 is mounted on the output shaft 22 of the motor.
A belt 24 runs over the pulley 23 and the above-mentioned pulley 15 of the vibrator 4. This belt 24
<Desc / Clms Page number 7>
extends through a slot 25 in the portion 19 of the base 3, through the slot 26 in the hood 17 and through the opening 18 of the seat 2.
A cap 27 mounted on the pedestal 3 covers the portion of the above-described belt transmission between the motor 5 and the vibrator 4 located above the pedestal 3
EMI7.1
off.
The handle 6 is a U-shaped bracket, the free ends of which are bent and rotatably attached to the two ends of the side walls 20 of the base 3 projecting outside the part 19.
To this end, the two ends of the legs of the bracket are provided with a sleeve 28 which, together with an additional sleeve 29 on the side of the corresponding side wall 20, is rotatable around an inner sleeve 30 which in turn surrounds a bolt 31 which, together with . a nut 32 fixes the bushes on the outside against the intended side wall 20.
The bolts 31, and thus the revolving shaft of the handle 6, are oriented horizontally, transversely to the forward displacement direction of the vibrating machine.
The rotation of the handle 6 in the forward direction can be limited by a coupling between the two legs of the bracket-shaped handle 6 and the extreme ends of the two side walls 20, respectively.
The coupling for each leg consists, on the one hand, of a stop plate 33 which is mounted on the outside of the side wall 20, which extends downwards backwards and extends just in front of and under the hinged attachment of the leg of the handle to the side wall 20, and, on the other hand, an elongated support 34,35 which is rotatably mounted around a pin 37 oriented parallel to the rotary axis of the handle 6 to a plate 38, which plate is welded to the front of the bent end of the corresponding leg of the handle 6.
<Desc / Clms Page number 8>
The support 34, 35 consists of an elongated block 34 through one end of which the pin 37 protrudes and an end piece 35 screwed into the other end, which is coated with rubber on the outside. Depending on whether the end piece 35 is screwed deeper or less deeply into the block 34, the support 34,35 is shorter or longer, so that the inclination of the handle 6 in the forward position, with the clutch engaged, is adjustable.
When the clutch is engaged, the bracket 34, 35 is rotated forward and down as shown in Figures 1 and 2. The bracket 34, 35 rests on the bushes 28 and 29. When the handle 6 is rotated forward, the bracket 34 35 against the associated stop plate 33. As long as the handle 6 is pushed forward, which takes place automatically when the vibrating machine is pushed forward, the handle 6 in this way rests with the two supports 34,35 on the two stop plates 33 and behaves see this handle 6 as a fixed handle which allows active and accurate control of the vibrating machine.
By lifting the supports 34,35 it is possible to disconnect them from the stop plates 33 as shown in figure 3. The forward rotation of the handle 6 is then no longer prevented and the handle 6 can be folded completely forward so that the machine has little space and can be easily transported.
The invention is by no means limited to the above-described embodiment, and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiment, including as regards the shape, composition, arrangement and number of the parts which are to be realized. of the invention.
<Desc / Clms Page number 9>
In particular, the vibrating machine must not necessarily have two stop plates on the top frame and two associated fasteners attached to the handle
EMI9.1
supports. A stop plate and a support are sufficient.
The handle does not necessarily have to be brace-shaped. It can also contain a single stem.