BE893584A - Voertuig voor het laden, het samenpersen en het storten van huisvuil - Google Patents

Description

  De uitvinding betreft voertuigen voor het

  
laden, het samenpersen en het storten van huisvuil, van het

  
type bestaande uit een ladingskist gedragen door het geraamte

  
van het voertuig en voorzien van een achteropening waardoor

  
het huisvuil in de kist door middel van ladingswerktuigen

  
geladen zullen worden; een beweegbaar schot dat de uiterste voorwand van de kist vormt, tegenovergesteld aan de bovengenoemde opening, de onderste basiswand van de kist, zijnde, tenminste in het met de opening aangrenzende deel, naar

  
boven geheven teneinde de aflading van het huisvuil in

  
verhoogde stand toe te laten en geleidings- en bestuurorganen

  
die de verplaatsing van het schot in de kist bevelen. De voertuigen van deze soort zi jn normaal bestemd voor de lading

  
van het huisvuil in plaatsen waar weinig belangrijk plaats-

  
gebruik nodig is. Men gebruikt dan voertuigen met vermin-

  
derde afmetingen die samenwerken met voertuigen met grotere laadruimte die op van te voren vastgelegde stations zullen geplaatst zijn. Wanneer het voertuig met kleinere afmetingen

  
zijn lading beëindigd heeft, vervoert men het naar een van

  
deze stations en brengt men deze lading naar het grotere

  
voertuig over. Tot dat doel, dient de opgeheven bodem ertoe,

  
in zijn aangrenzend gedeelte met de achterste opening, de overbrenging in het voertuig mogelijk te maken, waarvan de afmetingen, en dien tengevolge ook de laadhoogte groter zijn.

  
Het probleem dat zich in de voertuigen van

  
deze soort voordoet bestaat erin, een doeltreffende laaduitrusting te verschaffen, die toelaat zo veel mogelijk

  
huisvuil in het voertuig te laden, en in het bijzonder een  <EMI ID=1.1> 

  
van het huisvuil in het voertuig en het afladen van dit huisvuil door de achterste opening te verschaffen.

  
In het bijzonder moet, gedurende de afladingsoperatie. de uitrusting, de verplaatsing van het huisvuil langsheen een niet gladde wand maar die een verhoogd gedeelte bevat, toelaten. Het doel van de uitvinding bestaat erin een voertuig te vervaardigen voor het laden, het samenpersen en het storten van huisvuil van de hierboven nauwkeurig opgegeven soort, geschikt om de toevoer en de aflading van het huisvuil op een doeltreffende en economische manier toe te laten, met behulp van uitrustingen met een eenvoudige en bedrijfszekere werking.

  
Met het oog op dit doel betreft de onderhavige uitvinding een voertuig voor het laden, het samenpersen en het storten van huisvuil, van de soort hierboven nauwkeurig aangegeven, met het kenmerk dat de geleidingsorganen die de verplaatsing van het schot bevelen, een overlangs ondergeleidingsstuk bevatten, inspringend in de nabijheid van de bodemwand van de kist en zich ongeveer evenwijdig uitstrekken met deze bodem-wand tot aan de bovengenoemde opening, een overlangs bovengeleidingsstuk

  
dat zich evenwijdig met de bodemwand uitstrekt, ten minste op een rechtlijnig gedeelte van deze laatste, aangrenzend aan het naar boven opgeheven gedeelte, het mobiele schot dat voorzien is van opsluitstukken die de verbinding door glijschuif van dit schot met beide bovengenoemde overlangse geleidingsstukken verzekeren, bedieningsmiddelen die voorzien zijn om het bovengenoemde schot in beide richtingen te verplaatsen tussen de uiterste voorste positie en de opening op de achterzijde van de kist. 

  
De uitvinding wordt nu beschreven met verwijzing naar een praktische voorkeuruitvoeringsvorm, afgebeeld.op de hierbijgevoegde tekeningen die onder een verklarende en beperkende titel gegeven zijn en waarin :
- figuur 1 een zijzicht van het voertuig volgens de uitvinding is;
- figuur 2 een zicht in perspectief, met gedeeltelijke snede, van het voertuig van figuur 1 is;
- figuur 3 een zicht in perspectief, met gedeeltelijke <EMI ID=2.1> 
- figuur 4 een dwarssnede langs de lijn IV-IV van figuur 3 is;
- figuur 5 een zicht in perspectief, overeenkomstig met degene van figuur 3, die het voertuig in een andere werkpositie voorstelt, is.

  
Men heeft onder 1 een voertuig voor het laden, het samenpersen en het storten van huisvuil aangeduid. Het voertuig 1 is van een ladingskist 2 voorzien, uitgerust met een bodemwand 3 die het grondvlak van de ladingskist

  
vormt en een eerste rechtlijnig gedeelte, merkbaar evenwijdig met het steunvlak van het voertuig en een cirkelvormig uiteinde op de achterzijde omvat. De bodemwand 3 is zijdelings beperkt door twee tegenoverstaande en evenwijdige wanden, die achteraan met de bodemwand 3, een opening 7 vormen waardoor men de huisvuillading in de kist zal inbrengen. Op elke

  
wand 6, in aangrenzende positie met de bodem 3, is een geleidingsrail merkbaar evenwijdig met deze bodemwand 3. De rails 8 bestaan dus uit een rechtlijnig gedeelte 9 en een krom achterdeel 10 dat een cirkelvormige vorm met hetzelfde middelpunt als de boog 5 heeft, gevormd door de bodem 3. Het gemeenschappelijk middelpunt van de bovengenoemde kromme gedeelten 5 en 6 is aangeduid door C. Op elk van de zijwanden 6, heeft men bovenaan een geleidingssleuf 11 voorzien, die  <EMI ID=3.1> 

  
door het bovengenoemd middelpunt C gaat.

  
In de kist is op glijschuif een mobiel schot
12 gemonteerd die op rails 8 door middel van geleidingsschijven
13 steunt en onderaan geleid is. Het schot 12 is bovenaan voorzien met rollen 14 die in de sleuf 11 rijden. Dichtbij

  
het voorste uiteinde van de kist is een draaibare as 15 opgesteld die twee armen 16 draagt, gevormd door gekoppelde elementen. Op de armen 16 zijn twee drijfstangen 17 scharnierend verbonden door een van hun uiteinden, die, aan hun tegenoverstaande uiteinde scharnierend verbonden zijn aan

  
twee evenwijdige en samengekoppelde handvatten gedragen door middel van een gewrichtsspel 19, door het schuifbaar schot 12. De hoekpositie van de zwengels 18 ten opzichte van het

  
schot 12 is aangedreven door een paar hydraulische vijzels

  
20 waarvan ieder, op een uiteinde, op een zwengel dat met

  
hem overeenkomt inwerkt en, aan het tegenoverliggend uiteinde, op een gewrichtspunt met het schot 12.

  
De as 15 strekt zich uit door zijn uiteinden aan de buitenkant van de kist, aan de andere kant van de zijwanden 6 van deze laatste. Aan ieder uiteinde van de as 15 is een bedieningsarm 21 gevestigd op het vrije uiteinde waarvan de werking van een hydraulische vijzel 22 uitgeoefend wordt, die door zijn tegenoverstaand uiteinde, zijn reactie aan het vaste geraamte van de kist 2 doorgeeft. De kist 2 is achteraan, 

  
in de nabijheid van de opening 7, iedere keer van een haakse geprofileerde hefboom 23 voorzien waaraan de vuilnisbakken A zich vastklampen. Een vi jzel 24 die door middel van ingelaste hefbomen op de hefboom 23 inwerkt, veroorzaakt de omwenteling van deze laatste en dientengevolge het omkippen, op een op zich zelf bekende manier, van de vuilnisbakken in de bovengenoemde opening 7. Op het bovenste uiteinde van de kist zijn twee gewrichtsspellen 25 voorzien waaraan een uiteinde van een rolluik 26 zich vastgrijpt. 

  
De hoekpositie van het rolluik 26 is aangedreven door een hydraulische vijzel 27 die zijn reactie aan het vaste geraamte van de kist 2 doorgeeft. De afmetingen van het luik laten de opname van deze in de opening 7 toe. In de nabijheid van deze laatste is een neerklapbaar vlak 28 voorzien.

  
De werking van het voertuig 1 is de volgende. De lading van het huisvuil gebeurt door middel van de geprofileerde arm van de hefboom 23, die in de opening 7 het huisvuil in de vuilnisbakken laat vallen. De operator die de vijzel 27 bedient, verwekt de hoekige omwenteling van het rolluik 26 die in de opening 7 indringt en die de verplaatsing van het huisvuil naar het uiteinde op de voorkant van

  
de kist meebrengt, bestaande uit het mobiele schot 12.

  
In deze ladingsomstandigheden is het schot 12 verplaatst in zijn uiterste voorstepositie zoals voorgesteld in figuren

  
2 tot en met 4. De werking van het rolluik 26 veroorzaakt

  
de samenpersing van het huisvuil in de kist 2 om zodanig

  
het volledig vullen van deze laatste te verwezenlijken.

  
Gedurende de afladingsoperatie, komt het neerklapbaar vlak 28 in openingspositie, zoals aangeduid in figuur 4, en de operator beveelt de tussenkomst van de zijvijzels 22. Dienovereenkomstig draaien de armen 16 om, terwijl ze de verplaatsing van de drijfstangen 17 teweegbrengen. Deze laatste veroorzaken op hun beurt de verplaatsing van het geheel, bestaande uit de zwengels 18, de hydraulische vijzels 20 en de schotten 12. Op het einde van deze operatie plaatst zich de voornoemde groep, in de positie afgebeeld in figuur 5 en in streepjes in figuur 4 waar het schot zich, door haar onderste gedeelte, in het begin van het kromme gedeelte 5 van de grondwand 3 bevindt. Op dit ogenblik beveelt de operator de tussenkomst van de vijzels 20, die door inwerking op de zwengels 18, een verdere ver-  plaatsing van de schot 12 naar de positie aangeduid door 
12b op figuur 4 verwekken.

   In deze laatste fase, verplaatst  het schot 12 zich terwijl het aan het middelpunt C draait.  Op deze wijze, nadert het schot 12 de achterste opening 7  door uit de kist 2 het huisvuil die het bevat uit te stoten. 

  
Natuurlijk kunnen door het principe van de uitvinding te eerbiedigen, de praktische uitvoeringsvormen

  
ervan en de bijzonderheden van zijn aanleggen uitvoerig

  
gewijzigd worden ten opzichte van hetgene dat beschreven

  
en voorgesteld is zonder ondanks dat alles aan de draagwijdte

  
van de onderhavige uitvinding te ontsnappen.

Claims (9)

CONCLUSIES

1. Voertuig voor het laden, het samenpersen ;

en het storten van huisvuil, van het type bestaande uit een ladingskist gedragen door het geraamte van het voertuig en

voorzien van een achteropening waardoor het huisvuil in de kist

door middel van ladingswerktuigen geladen zullen worden;

een beweegbaar schot dat de uiterste voorwand van de kist

vormt, tegenovergesteld aan de bovengenoemde opening, de

onderste basiswand van de kist, zijnde, ten minste in het

met de opening aangrenzend deel, naar boven geheven teneinde

de aflading van het huisvuil in verhoogde stand toe te laten

en geleidings- en bestuurorganen die de verplaatsing van het <EMI ID=4.1>

organen die de verplaatsing van het schot (12) bevelen,

<EMI ID=5.1>

in de nabijheid van de bodemwand (3) van de kist (2) en

zich ongeveer evenwijdig uitstrekken met deze bodemwand tot

aan de bovengenoemde opening (7), een overlangs bovengeleidingsstuk (11) dat zich evenwijdig met de bodemwand

uitstrekt, ten minste op een rechtlijnig gedeelte van deze

laatste, aangrenzend aan het naar boven opgeheven gedeelte

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het

kenmerk dat het overlangse ondergeleidingsstuk (8) uit een

paar rails bestaat waarvan de ene met een zijwand van de

kist solidair is en waarvan de andere aan de tegenoverliggende zijwand (6) solidair is en de opsluitstukken die de glijschuifverbinding tussen het schot (12) en het bovengenoemd overlangse ondergeleidingsstuk (8) verzekeren, bestaande

uit koppelingsrollen (13), gedragen door het schot, en geschikt om op de betreffende rails te rollen.

3. Voertuig volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het gedeelte van de bovenwand (3) dat naar boven

4. Voertuig volgens een of andere der conclusies 2 en 3, met het kenmerk dat de geleidingsorganen die het schot (12) in de kist (2) verplaatsen, een systeem van bedieningshefbomen bevatten, bestaande uit meerdere armen, de een met de andere opeenvolgend met gewrichten verbonden, de eerste (16) van deze armen zijnde zodanig gesteund dat hij om een verankeringspil (15) solidair aan het vaste geraamte van het voertuig kan draaien en de laatste

(18), zodanig gesteund, dat hij kan draaien, om een gewrichtspil dat door het schot (12) gedragen wordt; en duwmiddelen, die op het hefboomsysteem inwerken om een verwijdering of een toenadering tussen de verankeringspil en gewrichtspil te veroorzaken.

5. Voertuig volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het hefboomsysteem een as (15) bevat die kan draaien, die de verankeringspil in het hefboomsysteem vormt en die dwars aangebracht is ten opzichte van de kist (2) in de nabijheid van de uiterste voorste positie van het mobiel schot (12), waarbij deze as twee evenwijdige armen

(16) draagt aan het vrije uiteinde waarvan twee evenwijdige drijfstangen (17) scharnierend verbonden zijn, waarbij de uiteinden van deze drijfstangen, tegenovergesteld aan beide bovengenoemde armen (16), verbonden zijn aan een door het mobiele schot (12) gedragen structuur.

(5) geheven is, bestaat uit een in cirkelboog geprofileerd stuk en dat het overeenkomstig gedeelte, dat naar boven in

de rails (8) geheven is, eveneens bestaat uit een cirkelboog die hetzelfde middelpunt (C) heeft dan het naar boven geheven gedeelte in de bodemwand(3) waarbij dit middelpunt

(30)opgesteld is dat het zich merkbaar op het bovengenoemd overlangs bovengeleidingsstuk (11) bevindt.

(5), het mobiele schot (12) dat voorzien is van opsluitstukken die de verbinding door glijschuif van dit schot met

beide bovengenoemde overlangse geleidingsstukken verzekeren, bedieningsmiddelen die voorzien zijn om het bovengenoemd

schot in beide richtingen te verplaatsen tussen de uiterste

voorste positie en de opening op de achterzijde van de kist.

6..Voertuig volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de duwmiddelen die op het hefboomsysteem ten minste een hydraulische vijzel (22) bevatten die op de

vrije uiteinde van een bedieningsarm (21) werkt die solidair gedragen wordt door de draaibare as (15) en die zijn reactie aan het vaste geraamte van het voertuig doorgeeft.

7. Voertuig volgens een of andere der conclusies 5 en 6, met het kenmerk dat de door het mobiele schot gedragen structuur, waaraan de drijfstangen (17) van het hefboomsysteem met gewrichten verbonden zijn, twee evenwijdige verbindingszwengels bevat, die zich op hun aan de drijfstangen

(17) tegenovergestelde uiteinde door middel van gewrichten bewegen op een spil die door de schot (12) gedragen is en de gewrichtspil van het bovengenoemd hefboomsysteem uitmaakt.

8. Voertuig volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de duwmiddelen ten minste een vijzel (20) omvatten die op de evenwijdige verbindingszwendels (18) inwerkt en die zijn reactie aan het mobiel schot (12) doorgeeft.

9. Voertuig volgens de een of andere der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovendien verdichtingsmiddelen omvat bestaande uit een rolluik (26) dat kan draaien en dat aan de bovenwand van de kist (2)

in de nabijheid van de achteropening (7), waarbij

de positie en de afmetingen van het rolluik (26) de hoekige slag van dit luik voorbij bovengenoemde opening

en in de binnenruimte van de kist (2) toelaat, de omwenteling van het rolluik (26) wordt bevolen door een hydraulische vijzel die zijn reactie aan de vaste structuur van de kist doorgeeft.