<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
JALOEZIE, ROLLUIK OF ANDER SCHERM, RESP. LAT DAARVOOR.
De uitvinding heeft betrekking op een jaloezie, rolluik of ander scherm met in zijdelingse geleidingsrails lopende, holle latten, resp. op een lat daarvoor.
Het is bekend om in plaats van de reeds eerder voorge- stelde, van sleuven voorziene en op banden geregen holle lat- ten, holle geprofileerde latten van kunststof toe te passen.
Een nadeel van deze bekende uitvoering is, dat deze duur is, terwijl versterkingsruggen, versterkingsribben of andere ver- sterkingen nodig zijn om het kromtrekken van de latten, b.v. door ongelijkmatige verwarming van de binnen- en buitenvlakken door bestraling door de zon, te voorkomen.'
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding beoogt deze nadelen te vermijden. Het rol- luik, jaloezie of ander scherm volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de holle latten uit plaatmateriaal, b.v. metaal bestaan en de wanden aan de langszijde samen zijn geno- men en tot haken omgebogen, waarbij tenminste ter plaatse van één haakeinde het uiteinde van een latwand is omgezet om het uiteinde van de andere wand en deze ingeklemd houdt.
Ten- gevolge van de tezamen gelegde geprofileerde wanden, die over de gehele lengte van de lat tot haken zijn omgebogen, krijgen de latten een grote buigvastheid en kunnen deze zon- der verbindingselementen in elkander worden geschoven.
Een gunstige uitvoeringsvorm van het rolluik, de jaloe- zie of ander scherm, resp. de lat daarvoor wordt gekenmerkt, doordat de haken en de aangrenzende wanddelen zodanig zijn ge- vormd, dat de latten met hun haken onderling, slechts door zij- delingsverschuiven gekoppeld of ontkoppeld kunnen worden.
Hierdoor kunnen de onderling gekoppelde latten, in welke po- sitie zij zich ook bevinden, nooit losraken. Dit is bij oprol- bare rolluiken, jaloezieën en andere schermen van bijzonder belang, daar ter plaatse van de rol geen geleidingsrails voor de latten aanwezig zijn, zodat op deze plaats de mogelijkheid van het buiten ingrijping komen van de haken bestaat.
Bij voorkeur worden de haken en de aan deze haken grenzen- de wanddelen van de latten zodanig gevormd, dat de latten in twee richtingen kunnen worden opgerold. Hierdoor wordt het voordeel bereikt, dat het scherm zowel binnenshuis als bui- tenshuis kan worden gemonteerd, zonder dat de beperking aanwe- zig is, dat een tevoren bepaalde zijde van het rolluik of scherm naar buiten moet zijn gekeerd. Van het rolluik, de ja- loezie of ander scherm kan steeds die zijde, welke het mooiste uiterlijk heeft, naar de plaats zijn gekeerd, van waaruit zij het meeste opvalt..
Bij voorkeur is het latprofiel aan de binnenzijde van het rolluik, de jaloezie of ander scherm concaaf, waardoor de
<Desc/Clms Page number 3>
buigvastheid van de lat verder wordt vergroot en de latten bij het oprollen van het rolluik, de jaloezie of dergelijk scherm beter tegen de rol aanliggen, waardoor zij tot een rol met een kleine diameter kunnen worden opgerold.
Verdere kenmerken van het rolluik, de jaloezie of ander scherm, resp. van de lat daarvoor zullen hieronder aan de hand van de tekening nader worden uiteengezet, in welke teke- ning bij wijze van voorbeeld twee uitvoeringsvormen van een ge- deelte van een rolluik volgens de uitvinding zijn weergegeven.
Fig. 1 geeft op vergrote schaal een dwarsdoorsnede van een gedeelte van de eerste uitvoeringsvorm van een rolluik weer.
Fig. 2 geeft een dwarsdoorsnede van een bij de tweede uitvoeringsvorm behorende lat weer.
De fig. 3 en 4 tonen elk delen van twee latten volgens fig. 2, waarvan de haken in elkander grijpen.
Het profiel van de holle latten is, loodrecht op het vlak van de tekening gezien, langwerpig. De aan de buitenzijde van het in fig. 1 weergegeven rolluik gelegen, de ene geprofileer- de langszijde vormende voorwand 1 is vlak en gaat via een con- cave ronding 2 in de smalle bovenzijde 3 over. De aan de binnen- zijde van het rolluik gelegen, de andere geprofileerde langs- zijde vormende achterwand 4 ligt aan de bovenzijde met een schuin vlak 5 tegen de smalle zijde 3 en gaat aan de onderzij- de via een schuin vlak 6 in de smalle zijde 7 over, die con- caaf is gewelfd en aan de voorwand 1 aansluit. Van deze plaats af tot'aan een vouw 8 liggen de beide wanden tegen elkander en zijn deze naar een vlakke dam 9 tot een naar de binnenzijde van het rolluik gerichte open haak 10 gebogen, waarvan het einde door de vouw 8 wordt gevormd.
Ook van de bovenste smalle zijde 3 en van het schuine vlak 5 af liggen de beide wanden tegen elkander en zijn deze na een platte dam 11 tot een naar de buitenzijde van het rolluik open haak 12 gebogen, waarbij het einde van de ene wand om het einde van de andere wand is
<Desc/Clms Page number 4>
gebogen.,De dammen 9 en 11 kunnen elk, al naar gelang dit no- dig is, hoger of lager zijn uitgevoerd en zijn bij de weergege- ven uitvoeringsvorm van sleufvormige gaten 13, resp. 14 voor- zien, die voor ventilatie- en verlichtingsdoeleinden dienen.
De achterwand 4 is concaaf uitgevoerd, doordat daarin een ver- dieping 15 is gevormd.
Het profiel is over de gehele staaflengte hetzelfde en heeft tengevolge van de dubbelwandige haken een grote bulg- vastheid, die door de verdieping 15 nog vergroot wordt. Het rolluik wordt gevormd, doordat de bovenhaak 12 van een lat in de onderhaak 10 van een boven de eerstgenoemde lat grijpend, langs de bovenste lat in deze onderhaak 10 wordt geschoven.
Ter beveiliging tegen verschuiven van de in elkander gescho- ven latten zijn de onderhaken 10 aan het lateinde rechthoekig uitgesneden en zijn de bovenhaken 12 aan het lateinde over de lengte van deze uitsnijdingen verder doorgebogen, zodat dit haakeinde 16 achter de door de uitsnijdingen gevormde schou- ders van de onderste haken grijpen.
Voor het dempen van geluid en het voorkomen van het ver- oorzaken van lawaai kan kunststof of een ander isolatiemate- riaal worden toegepast. De staven kunnen b.v. met kunststof- profielen, kunststofschuim, glaswol of dergelijk materiaal zijn opgevuld, waarbij deze vulling het geleiden van geluid tegen- gaat. De latten kunnen ook aan de binnenzijde van @et rolluik, dus aan haar achterwand 4, de verdieping 15, de schuine vlak- ken 5 en 6, de smalle zijde 7, de binnenzijde van de onderhaak 10 en ter plaatse van de vouw 8 met geluiddempend materiaal bekleed zijn. Ook kunnen de geleidingsrails met isolatiemate- riaal, b.v. kunststof, zijn bekleed, teneinde lawaai bij het op- en afrollen en bij wind of tocht te vermijden.
In plaats van de bekleding van de geléidingslijsten kunnen eindstukken van kunststof in de staafeinden worden gestoken, die in het profiel passen en een buiten het profiel uitstekende rand hebben, die tegen de geleidingsrail aanligt en de aanraking
<Desc/Clms Page number 5>
van metaal.op metaal tussen staven en geleidingsrails en daar- door het maken van lawaai vermijdt.
Het profiel volgens de uitvinding maakt het mogelijk, de gaten en de dammen zodanig te dimensioneren, dat licht slechts indirect door het rolluik kan treden en het zicht door deze gaten belet wordt, zoals door de lijnen 17,18 voor het gat 13 is aangegeven, dan wel, dat slechts een spleetvor- mige doorkijkopening in een sterk hellende richting, zoals voor het gat 14 door de lijnen 19,20 is aangegeven, mogelijk is.
De dammen 9, 10 kunnen echter ook hoger zijn en daardoor voor het doorvallen van licht vrijer worden gemaakt, wanneer dit gewenst is.
Het hoofdvoordeel van het beschreven rolluik ligt daarin, dat zijn oppervlak bij het oprollen tengevolge van de los in elkander grijpende haken iets verkort wordt en dat tengevolge van de naar beide :. eenlingen werkende buitenscharnieren een oprollen in beide draailngsrichtingen mogelijk is. De ronde haken geven een maximale aanpassing van de scharnierplaatsen aan de ronding van het opgerolde luik, zodat dit tot een kleine rol kan worden opgerold. Scherpe buigingen van het de latten vormende plaatmetaal (haakeinden) liggen verdekt, zo- dat bij een eventueel afbladderen van verf op deze plaatsen het uiterlijk van het rolluik niet achteruitgaat.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 2-4 hebben de haken 21 en 22 van de latten 23 in hoofdzaak dezelfde vorm, doch , de kromtestraal van de haak 21 is iets groter dan die van de haak 22. De naar de uiteinden van de haken 21 en 22 toe- gekeerde en aan deze haken grenzende wandgedeelten van de latten 23 hebben een even grote kromtestraal. De wandge- deelten 24 zijn in dezelfde richting als haken gebogen en wel zodanig, dat, zoals uit fig. 3 blijkt, deze wandgedeelten een aanslag voor de daarmede in aanraking komende haken 22 vormen, wanneer het rolluik in de richting van de wijzers van een uur- werk wordt opgerold.
Zoals uit fig. 3 blijkt, zijn de haken 21 en 22 over een zodanige hoek, in dit geval 180 , gebogen, dat @
<Desc/Clms Page number 6>
zij in deze stand nog in elkander grijpen, waarbij het uiteinde van de haak 22 tegen de binnenkant van de haak 21 ligt. Daar de latten 23 niet verder ten opzichte van elkaar kunnen wor- den gedraaid of dwars ten opzichte van elkander kunnen wor- den verschoven, kunnen de latten in deze stand niet uit el- kander worden gehaakt.
Wanneer het rolluik in een richting tegengesteld aan de wijzers van een uurwerk worden bewogen, nemen de latten de in fig. 4 weergegeven stand in, wanneer zij niet verder kunnen worden gedraaid. In deze stand ligt het uiteinde van de haak
21 tegen de binnenkant van de haak 22, terwijl de buiten- kant van de haak 21 tegen het wandgedeelte 25, dat als aan- @ slag voor de haak 21 dient, aanligt. Daar de latten 23 niet verder ten opzichte van elkander kunnen worden gedraaid of in hun dwarsrichting kunnen worden verschoven, kunnen de latten ook in deze stand niet uit elkander worden gehaakt. Doordat het niet mogelijk is de latten zodanig ten opzichte van elkander te draaien, dat de in elkander grijpende haken vrij van elkander kunnen worden gemaakt, kunnen deze ook niet in elkander wor- denden gehaakt.
Om de haken van twee lattenin elkander te laten grijpen moeten de haken in elkander worden geschoven, waarna zij steeds met zekerheid met elkander in ingrijping komen.
Het is duidelijk, dat de uitvinding niet is beperkt tot de hierboven bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
BLIND, ROLLER SHUTTER OR OTHER SCREEN, RESP. LET FOR THAT.
The invention relates to a venetian blind, roller shutter or other screen with hollow slats running in lateral guide rails, respectively. on a bar for that.
It is known to use hollow, profiled plastic slats instead of the previously proposed slotted and belted hollow laths.
A drawback of this known embodiment is that it is expensive, while reinforcing ribs, reinforcing ribs or other reinforcements are required to prevent warping of the slats, e.g. by preventing uneven heating of the inner and outer surfaces due to irradiation from the sun. '
<Desc / Clms Page number 2>
The object of the invention is to avoid these drawbacks. The roller shutter, blind or other screen according to the invention is characterized in that the hollow slats made of sheet material, e.g. metal and the walls are joined together at the longitudinal side and bent into hooks, whereby at least at the location of one hook end the end of one batten wall is bent around the end of the other wall and keeps it clamped.
As a result of the profiled walls laid together, which are bent into hooks over the entire length of the slat, the slats acquire a high bending strength and can be pushed together without connecting elements.
A favorable embodiment of the roller shutter, blind or other screen, resp. the slat therefor is characterized in that the hooks and the adjoining wall parts are formed such that the slats can be mutually coupled or uncoupled with their hooks, only by sliding sideways.
As a result, the mutually coupled slats, in whatever position they are, can never come loose. This is of particular importance with roll-up shutters, venetian blinds and other awnings, since there are no guide rails for the slats at the position of the roller, so that at this point there is a possibility of the hooks becoming disengaged.
Preferably, the hooks and the wall parts of the slats adjacent to these hooks are formed such that the slats can be rolled up in two directions. This achieves the advantage that the screen can be mounted both indoors and outdoors, without the constraint that a predetermined side of the roller shutter or screen must face outwards. Of the roller shutter, blind or other screen, the side which has the most beautiful appearance can always be turned towards the place from which it stands out the most.
Preferably, the slat profile on the inside of the roller shutter, blind or other screen is concave, so that the
<Desc / Clms Page number 3>
The bending strength of the slat is further increased and the slats lie better against the roll when the roller shutter, blind or similar screen is rolled up, so that they can be rolled up into a roll with a small diameter.
Other features of the roller shutter, blind or other screen, resp. of the slat therefor will be explained in more detail below with reference to the drawing, in which drawing by way of example two embodiments of a part of a roller shutter according to the invention are shown.
FIG. 1 is an enlarged cross-sectional view of a portion of the first embodiment of a roller shutter.
FIG. 2 shows a cross section of a slat associated with the second embodiment.
Figures 3 and 4 each show parts of two slats according to figure 2, the hooks of which interlock.
The profile of the hollow slats is elongated, seen perpendicular to the plane of the drawing. The front wall 1 located on the outside of the roller shutter shown in Fig. 1, the one profiled longitudinal side forming the front wall 1 is flat and merges into the narrow top side 3 via a concave curve 2. The rear wall 4 located on the inner side of the roller shutter, forming the other profiled longitudinal side, lies at the top with an oblique surface 5 against the narrow side 3 and enters the narrow side at the bottom via an oblique surface 6. 7, which is arched concave and adjoins the front wall 1. From this point to a fold 8, the two walls lie against each other and are bent towards a flat dam 9 into an open hook 10 directed towards the inside of the roller shutter, the end of which is formed by the fold 8.
The two walls also lie against each other from the top narrow side 3 and away from the oblique surface 5 and after a flat dam 11 they are bent to a hook 12 open to the outside of the roller shutter, whereby the end of one wall around the end of the other wall
<Desc / Clms Page number 4>
curved. The dams 9 and 11 can each be made higher or lower as required, and in the illustrated embodiment are slotted holes 13 and 13, respectively. 14, which serve for ventilation and lighting purposes.
The rear wall 4 has a concave design, in that a recess 15 is formed therein.
The profile is the same over the entire length of the rod and, due to the double-walled hooks, has a high bulk strength, which is further increased by the recess. The roller shutter is formed in that the top hook 12 of a slat in the bottom hook 10 of a slat above the first mentioned is slid along the top slat in this bottom hook 10.
To protect against sliding of the slats pushed into one another, the lower hooks 10 at the lintel end are cut out rectangularly and the upper hooks 12 at the lintel end are further bent over the length of these cutouts, so that this hook end 16 is behind the shoulders formed by the cutouts. grip the bottom hooks.
Plastic or another insulating material can be used to dampen sound and prevent it from causing it. The rods can e.g. are filled with plastic profiles, plastic foam, glass wool or similar material, this filling counteracting the conduction of sound. The slats can also be placed on the inside of the roller shutter, i.e. on its rear wall 4, the recess 15, the oblique surfaces 5 and 6, the narrow side 7, the inside of the bottom hook 10 and at the location of the fold 8 with sound-absorbing material. The guide rails can also contain insulating material, e.g. plastic, are coated to avoid noise when rolling up and down and in wind or drafts.
Instead of covering the guide rails, plastic end pieces can be inserted into the bar ends, which fit into the profile and have an edge protruding outside the profile, which rests against the guide rail and makes contact
<Desc / Clms Page number 5>
made of metal. to metal between bars and guide rails and thus avoid making noise.
The profile according to the invention makes it possible to dimension the holes and the ridges in such a way that light can only pass indirectly through the roller shutter and the view through these holes is obstructed, as indicated by the lines 17, 18 for the hole 13, or that only a slit-shaped viewing opening in a strongly inclined direction, as indicated in front of the hole 14 by the lines 19, 20, is possible.
However, the dams 9, 10 can also be higher and thus be made more free for the passage of light, if this is desired.
The main advantage of the roller shutter described lies in the fact that its surface is slightly shortened when it is rolled up due to the loosely interlocking hooks and that as a result of the two:. single acting outer hinges and rolling up in both directions of rotation is possible. The round hooks provide maximum adjustment of the hinge positions to the curvature of the rolled up shutter, so that it can be rolled up into a small roll. Sharp bends of the sheet metal forming the slats (hook ends) are concealed so that the appearance of the roller shutter does not deteriorate in the event of paint peeling at these points.
In the embodiment of Figs. 2-4, the hooks 21 and 22 of the slats 23 have substantially the same shape, but the radius of curvature of the hook 21 is slightly greater than that of the hook 22. The towards the ends of the hooks 21 and 22 wall portions of the slats 23 facing and adjacent to these hooks have an equal radius of curvature. The wall portions 24 are bent in the same direction as hooks, in such a way that, as can be seen from FIG. 3, these wall portions form a stop for the hooks 22 coming into contact therewith when the roller shutter moves in a clockwise direction. clockwork is being rolled up.
As can be seen from Fig. 3, the hooks 21 and 22 are bent at such an angle, in this case 180, that @
<Desc / Clms Page number 6>
they still interlock in this position, the end of the hook 22 resting against the inside of the hook 21. Since the slats 23 cannot be further rotated or shifted transversely relative to each other, the slats cannot be unhooked in this position.
When the roller shutter is moved in a direction opposite to clockwork, the slats assume the position shown in Fig. 4 when they cannot be turned any further. The end of the hook is in this position
21 against the inside of the hook 22, while the outside of the hook 21 abuts against the wall portion 25 which serves as a stop for the hook 21. Since the slats 23 cannot be turned further with respect to each other or moved in their transverse direction, the slats cannot be unhooked from each other in this position either. Since it is not possible to turn the slats relative to each other in such a way that the interlocking hooks can be released from each other, they cannot be hooked into each other either.
In order for the hooks of two slats to interlock, the hooks must be slid into each other, after which they always engage with each other with certainty.
It is to be understood that the invention is not limited to the embodiment described above by way of example and shown in the drawing.