BE1021140B1 - Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine - Google Patents

Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1021140B1
BE1021140B1 BE2013/0257A BE201300257A BE1021140B1 BE 1021140 B1 BE1021140 B1 BE 1021140B1 BE 2013/0257 A BE2013/0257 A BE 2013/0257A BE 201300257 A BE201300257 A BE 201300257A BE 1021140 B1 BE1021140 B1 BE 1021140B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
hydraulic
power
time period
during
subset
Prior art date
Application number
BE2013/0257A
Other languages
English (en)
Inventor
Bart M.A. Missotten
Guy H.J. Osselaere
Karel C.F. Pauwels
Vincent Theunynck
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Cnh Belgium N.V.
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv, Cnh Belgium N.V. filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2013/0257A priority Critical patent/BE1021140B1/nl
Priority to US14/782,214 priority patent/US10039234B2/en
Priority to BR112015025254-0A priority patent/BR112015025254B1/pt
Priority to EP14715641.8A priority patent/EP2983931B1/en
Priority to PCT/EP2014/057078 priority patent/WO2014166957A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1021140B1 publication Critical patent/BE1021140B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/005Non electric hybrid systems, e.g. comprising mechanical and/or hydraulic and/or pneumatic drives
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60KARRANGEMENT OR MOUNTING OF PROPULSION UNITS OR OF TRANSMISSIONS IN VEHICLES; ARRANGEMENT OR MOUNTING OF PLURAL DIVERSE PRIME-MOVERS IN VEHICLES; AUXILIARY DRIVES FOR VEHICLES; INSTRUMENTATION OR DASHBOARDS FOR VEHICLES; ARRANGEMENTS IN CONNECTION WITH COOLING, AIR INTAKE, GAS EXHAUST OR FUEL SUPPLY OF PROPULSION UNITS IN VEHICLES
    • B60K6/00Arrangement or mounting of plural diverse prime-movers for mutual or common propulsion, e.g. hybrid propulsion systems comprising electric motors and internal combustion engines ; Control systems therefor, i.e. systems controlling two or more prime movers, or controlling one of these prime movers and any of the transmission, drive or drive units Informative references: mechanical gearings with secondary electric drive F16H3/72; arrangements for handling mechanical energy structurally associated with the dynamo-electric machine H02K7/00; machines comprising structurally interrelated motor and generator parts H02K51/00; dynamo-electric machines not otherwise provided for in H02K see H02K99/00
    • B60K6/08Prime-movers comprising combustion engines and mechanical or fluid energy storing means
    • B60K6/12Prime-movers comprising combustion engines and mechanical or fluid energy storing means by means of a chargeable fluidic accumulator
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/127Control or measuring arrangements specially adapted for combines
    • A01D41/1274Control or measuring arrangements specially adapted for combines for drives
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/127Control or measuring arrangements specially adapted for combines
    • A01D41/1275Control or measuring arrangements specially adapted for combines for the level of grain in grain tanks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W10/00Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function
    • B60W10/30Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function including control of auxiliary equipment, e.g. air-conditioning compressors or oil pumps
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W20/00Control systems specially adapted for hybrid vehicles
    • B60W20/10Controlling the power contribution of each of the prime movers to meet required power demand
    • B60W20/15Control strategies specially adapted for achieving a particular effect
    • B60W20/19Control strategies specially adapted for achieving a particular effect for achieving enhanced acceleration
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G67/00Loading or unloading vehicles
    • B65G67/02Loading or unloading land vehicles
    • B65G67/24Unloading land vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60YINDEXING SCHEME RELATING TO ASPECTS CROSS-CUTTING VEHICLE TECHNOLOGY
    • B60Y2200/00Type of vehicle
    • B60Y2200/20Off-Road Vehicles
    • B60Y2200/22Agricultural vehicles
    • B60Y2200/222Harvesters
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60YINDEXING SCHEME RELATING TO ASPECTS CROSS-CUTTING VEHICLE TECHNOLOGY
    • B60Y2304/00Optimising design; Manufacturing; Testing
    • B60Y2304/07Facilitating assembling or mounting
    • B60Y2304/072Facilitating assembling or mounting by preassembled subunits
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60YINDEXING SCHEME RELATING TO ASPECTS CROSS-CUTTING VEHICLE TECHNOLOGY
    • B60Y2400/00Special features of vehicle units
    • B60Y2400/14Hydraulic energy storages, e.g. hydraulic accumulators
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H61/00Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
    • F16H61/38Control of exclusively fluid gearing
    • F16H61/40Control of exclusively fluid gearing hydrostatic
    • F16H61/4078Fluid exchange between hydrostatic circuits and external sources or consumers
    • F16H61/4096Fluid exchange between hydrostatic circuits and external sources or consumers with pressure accumulators
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/60Other road transportation technologies with climate change mitigation effect
    • Y02T10/62Hybrid vehicles

Abstract

De uitvinding betreft een hybride aandrijfsysteem voor een extra belasting omvattende een hydraulische extra vermogensopslag (30). Deze hydraulische extra vermogensopslag (30) omvat een meervoudig aantal hydraulische vermogensopslageenheden (60). Het hybride aandrijfsysteem omvat verder een regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) dat: selectief een bepaalde selectie (62, 64, 66) van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden (60) aansluit op de hydraulische extra vermogenseenheid (20) en de vermogensuitwisseling regelt van de extra vermogenseenheid (20) in functie van de bedrijfsperiode (100) door middel van de bepaalde selectie.

Description

EEN HYBRIDE AANDRIJFSYSTEEM VOOR EEN OOGSTMACHINE 2 Gebied van de uitvinding [01] De onderhavige uitvinding heeft algemeen betrekking op een oogstmachine, meer specifiek een oogstmachine omvattende een hoofdaandrijving, zoals een interne verbrandingsmotor, die een periodieke extra belasting aandrijft, bijvoorbeeld een systeem voor het lossen van gewassen.
Achtergrond van de uitvinding [02] Elektrische en hydraulische hybride aandrijfsystemen voor voertuigen die, behalve een hoofdaandrijving, een elektrische of hydraulische extra aandrijving omvatten, zijn goed gekend. Wanneer een dergelijk hybride aandrijfsysteem echter wordt toegepast om alle functies van een oogstmachine aan te drijven, zou dat leiden tot een hydraulisch of elektrisch opslagsysteem met onhanteerbare afmetingen en gewichten die de toelaatbare limieten overschrijden. Daarom werden elektrische of hydraulische hybride aandrijfsystemen voor voertuigen voorgesteld waarvan de hoofdaandrijving, in de vorm van een interne verbrandingsmotor, rechtstreeks de hoofdbelastingen van de oogstmachine aandrijft en de elektrische of hydraulische extra aandrijving wordt gebruikt om één of meerdere extra belastingen aan te drijven.
[03] EP2130735 beschrijft één specifiek elektrisch hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine waarin bepaalde extra belastingen, zoals de losvijzel op een oogstmachine, worden aangedreven door een elektrische extra aandrijving die van stroom wordt voorzien door een batterij. De batterij wordt opgeladen door middel van een generator die mechanisch is gekoppeld aan de hoofdaandrijving in de vorm van een interne verbrandingsmotor. Er wordt een stuureenheid voor het extra vermogen voorzien die de vermogensuitwisseling tussen de interne verbrandingsmotor en de batterij regelt in functie van de periodieke werking van, bijvoorbeeld, de losvijzel. Een dergelijk systeem heeft echter verschillende nadelen, ten eerste vormen alle extra onderdelen voor het elektrische aandrijfsysteem een Single Point of Failure. Dat betekent dat de extra belasting niet meer kan worden bediend zodra de motor of de generator of de batterij faalt. De batterij en de generator moeten verder worden afgemeten, vaak met een bepaalde veiligheidsmarge, om voldoende energie op te wekken en op te slaan voor de volledige bedrijfsperiode van de extra belasting, inclusief mogelijke piekbelasting, bijvoorbeeld tijdens het opstarten van de losvijzel van een oogstmachine. Bovendien is het aantal periodieke bedrijfsperiodes dat de batterij in staat is om uit te voeren, zonder onaanvaardbare degradatie, beperkt, hetgeen de piekprestatie van het systeem op lange termijn beïnvloedt, vooral wanneer de periodieke bedrijfsperioden repetitief zijn en een bedrijfscyclus vormen met een frequentie van bijvoorbeeld een meervoudig aantal bedrijfsperioden per uur. Tot slot zorgt de toevoeging van een elektrische motor om de extra belasting aan te drijven voor een zware wijziging aan het ontwerp van de oogstmachine en het maakt het moeilijk om een bestaande oogstmachine achteraf uit te rusten met een dergelijk systeem, omdat bijvoorbeeld alle extra aandrijvingen moeten worden uitgerust met een elektrische motor.
[04] Er bestaat derhalve nog steeds een behoefte aan een oogstmachine omvattende een hybride voertuigaandrijfsysteem dat de hierboven vermelde nadelen overwint en een systeem mogelijk maakt dat op een efficiënte en betrouwbare manier piekbelastingen aankan, bijvoorbeeld tijdens het opstarten van een periodieke extra belasting.
Samenvatting van de uitvinding [05] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine voorzien, omvattende: - een hoofdaandrijving; - een reservoir met hydraulische vloeistof; - een hydraulische vermogensopslag voor het opslaan van hydraulische vloeistof onder een druk die hoger is dan die in het reservoir; - een hydraulische vermogenseenheid die: - mechanisch is gekoppeld aan de hoofdaandrijving; - hydraulisch is gekoppeld aan de hydraulische vermogensopslag en met het reservoir; - een periodieke extra aandrijving geconfigureerd om periodiek te worder2( aangedreven door de hoofdaandrijving tijdens een bedrijfsperiode zodat de hoofdaandrijving de periodieke extra aandrijving van vermogen voorziet tijdens een geactiveerde tijdsperiode en de hoofdaandrijving de periodieke extra aandrijving niet van vermogen voorziet tijdens een gedeactiveerde tijdsperiode; - een regelsysteem voor vermogensuitwisseüng gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid en de vermogensopslag,
MET HET KENMERK DAT - de hydraulische vermogensopslag een meervoudig aantal hydraulische vermogensopslageenheden omvat, en dat - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling is geconfigureerd om selectief een eerste subset en ten minste één verschillende, andere subset van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden te koppelen aan de hydraulische vermogenseenheid in functie van een gewenste bidirectionele vermogensuitwisseling tussen de hoofdaandrijving en de hydraulische vermogensopslag in functie van de bedrijfsperiode.
[06] De mogelijkheid om deze subsets van hydraulische vermogensopslageenheden selectief aan te sluiten, maakt het mogelijk voor de hydraulische vermogenseenheid om eender welk van deze subsets sneller onder druk te zetten tot het vereiste niveau om de maximale piekbelastingen te verwerken die zich voordoen tijdens de bedrijfsperiode van een periodieke belasting dan wanneer alle hydraulische vermogensopslageenheden van de hydraulische vermogensopslag op hetzelfde moment onder druk zouden worden gezet. Dit effect is vooral nuttig wanneer de duur van een gedeactiveerde tijdsperiode van de bedrijfsperiode van de periodieke extra aandrijving niet lang genoeg zou zijn om alle hydraulische vermogensopslageenheden onder druk te zetten tot het vereiste niveau om piekbelastingen van de periodieke extra aandrijving te kunnen verwerken. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een oogstmachine geoogste gewassen lost op een transportwagen die wordt voortgetrokken door een transportvoertuig naast de oogstmachine, terwijl de machine doorgaat met oogsten. Wanneer het lossen bijvoorbeeld wordt onderbroken omdat een eerste transportwagen vol is en kort daarna een tweede lege transportwagen wordt voorzien, kan dit leiden tot een specifieke bedrijfsperiode van de periodieke extra aandrijving die de inrichting voor het lossen van gewas aandrijft waarbij eer£c gedeactiveerde tijdsperiode te kort is om de hydraulische vermogensopslag volledig op te laden om de piekbelasting te kunnen verwerken die zich voordoet op het moment van het opstarten van de inrichting om gewas te lossen om het gewas over te brengen naar de tweede lege transportwagen. De betrouwbaarheid van het hybride aandrijfsysteem voor het verwerken van piekbelastingen zal derhalve worden verbeterd, vooral in dergelijke situaties, omdat de mogelijkheid om subsets van de hydraulische vermogenseenheden van de hydraulische vermogensopslag selectief te koppelen, ertoe zal leiden dat ten minste één van deze subsets sneller onder druk zal worden gezet tot de vereiste druk voor het verwerken van piekbelastingen. Deze subset zal vervolgens beschikbaar worden om te worden gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid wanneer die het vereiste piekvermogen moet leveren aan de hoofdaandrijving om deze piekbelastingen te verwerken, zelfs wanneer het hybride aandrijfsysteem te maken krijgt met onverwachte, ongunstige bedrijfsomstandigheden.
[07] Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling geconfigureerd om: - voor de geactiveerde tijdsperiode het volgende te bepalen: - een tijdsperiode van piekbelasting tijdens dewelke het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting tijdens de geactiveerde tijdsperiode; en - een nominale belastingperiode tijdens het resterende deel van de geactiveerde tijdsperiode; - voor de gedeactiveerde tijdsperiode een initiële gedeactiveerde tijdsperiode gevolgd door een volgende gedeactiveerde tijdsperiode te bepalen; en - de eerste subset aan te sluiten tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode; - de ten minste één andere subset aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode.
[08] Dit voordelige, eenvoudige en robuuste besturingsschema om de respectieve subsets op geschikte wijze te koppelen, zorgt ervoor dat de eerste subset voldoende onder druk staat om het vereiste piekvermogen te leveren om de piekbelastingen vai2o de periodieke extra belasting te kunnen verwerken. Het is niet kritiek dat de andere subsets in staat zijn om dit niveau van hydraulische druk te bereiken aangezien ze alleen voldoende vermogen moeten leveren om de lagere gemiddelde vermogensvereisten te kunnen verwerken tijdens de nominale belastingperiode.
[09] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling verder geconfigureerd om de tijdsperiode van piekbelasting te bepalen zodat die een opstartperiode omvat, welke een initiële fase is van de geactiveerde tijdsperiode tijdens dewelke de periodieke extra belasting wordt geactiveerd.
[10] De grootste piekbelastingen van een dergelijke periodieke extra aandrijving doen zich tijdens deze opstartperiode voor. Deze piekbelastingen kunnen vaak worden gekwantificeerd als een bepaald veelvoud van de gemiddelde nominale belasting binnen een geschatte maximale duur die grotendeels een functie is van de inertie van de periodieke extra aandrijving. Dit leidt tot een eenvoudige en efficiënte manier om de timing en duur van de tijdsperiode van piekbelasting te configureren in het regelsysteem voor vermogensuitwisseling.
[11] Bij voorkeur omvat de eerste subset een hydraulische opslagcapaciteit die kleiner is dan of gelijk is aan de totale hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets, en is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling geconfigureerd om: - de eerste subset aan te sluiten tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode, zodat de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset sneller hydraulische druk kan opbouwen tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode zodat maximaal piekvermogen vervolgens kan worden geleverd tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en; - de ten minste één andere subset aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode, waarbij de totale hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets op deze manier ervoor zorgt dat deze andere subsets de opslag van een grotere hoeveelheid hydraulische vloeistof onder druk mogelijk maken tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode om de vermogensvereisten tijdens de nominal^0 belastingperiode te dekken.
[12] Deze uitvoeringsvorm optimaliseert de configuratie van de eerste subset in functie van de piekvermogensvereisten met een kortere duur tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en de configuratie van de andere subsets in functie van de nominale vermogensvereisten met een langere duur tijdens de nominale belastingperiode.
[13] Volgens nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de eerste subset een hydraulische opslagcapaciteit die kleiner is dan of gelijk is aan de individuele hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets, en is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling geconfigureerd om: - de eerste subset aan te sluiten tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode, zodat de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset er op deze manier voor zorgt dat de eerste subset de subset is die de snelste opbouw van hydraulische druk mogelijk maakt tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode zodat maximaal piekvermogen vervolgens kan worden geleverd tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en; - de ten minste één andere subset aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode, waarbij de hydraulische opslagcapaciteit van elk van de één of meerdere andere subsets op deze manier ervoor zorgt dat deze andere subsets de opslag van de grootste hoeveelheid hydraulische vloeistof onder druk mogelijk maken tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode om de vermogensvereisten tijdens de nominale belastingperiode te dekken.
[14] Deze uitvoeringsvorm optimaliseert verder de configuratie van de eerste subset in functie van de piekvermogensvereisten met een kortere duur tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en de configuratie van de andere subsets in functie van de nominale vermogensvereisten met een langere duur tijdens de nominale belastingperiode.
[15] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm is het regelsysteem voofo vermogensuitwisseling geconfigureerd om een meervoudig aantal van de andere subsets te koppelen in een bepaalde volgorde.
[16] Deze uitvoeringsvorm stelt het regelsysteem voor vermogensuitwisseling in staat om de subsets aan te sluiten volgens een zeer eenvoudige en robuuste routine, bijvoorbeeld de ene na de andere. In het bijzondere geval dat bijvoorbeeld alle subsets eenzelfde opslagcapaciteit hebben, zal dit nog steeds de complexiteit van de besturingsvereisten voor de hydraulische vermogenseenheid verder vereenvoudigen aangezien in dat geval voor elk van de subsets hetzelfde besturingsschema kan worden herhaald.
[17] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling verder gekoppeld aan een hydraulische druksensor die is geconfigureerd om de hydraulische druk te meten in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset indien gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid, en is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling verder geconfigureerd om: - over te schakelen van de initieel gedeactiveerde tijdsperiode naar de volgende gedeactiveerde tijdsperiode wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset een bovenste druklimiet bereikt; en/of - over te schakelen van de tijdsperiode van piekbelasting naar de nominale belastingperiode wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset een onderste druklimiet bereikt.
[18] Het instellen van de tijdsperiodes van het besturingsschema in functie van deze druklimieten garandeert een robuuste werking die in staat is om op een efficiënte manier om te gaan met mogelijke variaties die zich voordoen tijdens de bedrijfsperiode, bijvoorbeeld tijdens opeenvolgende bedrijfsperiodes van de periodieke extra belasting.
[19] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm - is de hoofdaandrijving een interne verbrandingsmotor; - is de periodieke extra aandrijving (40) bedienbaar om een systeem voor het losseg0 van gewassen aan te drijven om geoogste gewassen periodiek te lossen uit een opslagtank voor gewas van de oogstmachine; en - is het regelsysteem voor vermogensuitwisseling geconfigureerd om de bovenste druklimiet en/of de onderste druklimiet aan te passen in functie van één of meerdere van de volgende parameters voor oogstomstandigheden: - type gewas dat wordt geoogst; - hoe vol de opslagtank voor gewas is; - vochtgehalte van het gewas; - detectie van verstopping in het systeem voor het lossen van gewassen; - gemiddelde belasting van de hoofdaandrijving.
[20] Dit zorgt voor een verdere verfijning en optimalisatie van het adaptieve gedrag van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling.
[21] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm: - is het meervoudige aantal hydraulische vermogensopslageenheden een meervoudig aantal hydraulische accumulators; en - omvat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling een hydraulisch selectiecircuit gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid en het meervoudige aantal hydraulische accumulators, het hydraulisch selectiecircuit omvattende een meervoudig aantal hydraulische ventielen, respectievelijk gekoppeld aan elk van het meervoudige aantal hydraulische accumulators, waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling is geconfigureerd om de selectie van de subsets van het meervoudige aantal hydraulische accumulators uit te voeren door middel van deze hydraulische ventielen.
[22] Dit maakt een modulaire opstelling mogelijk van de hydraulische componenten en het maximaliseert flexibiliteit in mogelijke combinaties van hydraulische accumulators voor de gewenste subsets.
[23] Volgens een verdere uitvoeringsvorm: - is de hydraulische vermogenseenheid een enkelvoudige hydraulische eenheid die: - bedienbaar is in zowel een hydraulische motormodus als een hydraulisch^· pompmodus; en - aan een bronzijde is aangesloten op het reservoir met hydraulische vloeistof en aan een opslagzijde op de hydraulische extra vermogensopslag; en - waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling is geconfigureerd om de hydraulische vermogenseenheid te bedienen: - in de hydraulische motormodus tijdens de geactiveerde tijdsperiode voor het uitwisselen van vermogen van de hydraulische extra vermogensopslag naar de hoofdaandrijving; - in de hydraulische pompmodus tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode voor het uitwisselen van vermogen van de hoofdaandrijving naar de hydraulische extra vermogensopslag.
[24] Op deze manier kan het hybride aandrijfsysteem worden geïmplementeerd zonder dat een grote hoeveelheid hydraulische onderdelen nodig zijn en kan het makkelijk achteraf worden geïnstalleerd in een bestaand aandrijfsysteem.
[25] Het regelsysteem voor vermogensuitwisseling omvat bij voorkeur een hydraulisch anticavitatiecircuit gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid en geconfigureerd om hydraulische vloeistof te voorzien aan de opslagzijde van de hydraulische vermogenseenheid, wanneer: - de hydraulische vermogenseenheid wordt bediend in de hydraulische motormodus; en - alle hydraulische vermogensopslageenheden ontkoppeld zijn van de hydraulische vermogenseenheid.
[26] Dit verhoogt verder de algemene robuustheid van het hybride aandrijfsysteem.
[27] Optioneel is de hydraulische vermogenseenheid verder aangesloten aan de bronzijde op een hydraulische pre-charge pomp die is geconfigureerd om hydraulische vloeistof te leveren aan de hydraulische vermogenseenheid op een precharge druk, en omvat het anticavitatiecircuit: - een eerste terugslagklep aangesloten tussen de bronzijde van de hydraulisch^ vermogenseenheid en de hydraulische pre-charge pomp, en geconfigureerd om een stroom van hydraulische vloeistof van de bronzijde van de hydraulische vermogenseenheid naar de hydraulische pre-charge pomp te voorkomen; en - een tweede terugslagklep aangesloten tussen de opslagzijde van de hydraulische vermogenseenheid en de hydraulische pre-charge pomp, zodat dit de eerste terugslagklep bypasst, en geconfigureerd om een stroom van hydraulische vloeistof van de opslagzijde van de hydraulische vermogenseenheid naar de hydraulische pre-charge pomp te voorkomen; - een drukregelventiel gekoppeld tussen de bronzijde van de hydraulische extra vermogenseenheid en het reservoir met hydraulische vloeistof, zodat dit de eerste terugslagklep en de hydraulische pre-charge pomp bypasst, en geconfigureerd om een stroom van hydraulische vloeistof van de bronzijde van de hydraulische extra vermogenseenheid naar het reservoir met hydraulische vloeistof te voorkomen wanneer de druk aan de bronzijde niet hoger is dan een openingsdruk, waarbij deze openingsdruk gelijk is aan of hoger is dan de pre-charge druk.
[28] Op deze manier kan het anticavitatiecircuit worden geïmplementeerd zonder de nood aan complexe hydraulische onderdelen en kan het een faalveilige werking garanderen, zelfs wanneer bijvoorbeeld de elektronische controller van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling wordt uitgeschakeld.
[29] Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm: - omvat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling verder een overdrukbeveiligingscircuit gekoppeld aan de hydraulische extra vermogenseenheid en geconfigureerd om verdere drukverhoging aan de opslagzijde van de hydraulische vermogenseenheid te voorkomen, wanneer: - de hydraulische vermogenseenheid wordt bediend in de hydraulische pompmodus; en - de druk aan de opslagzijde van de extra vermogenseenheid een overdrukdrempel overschrijdt.
[30] Deze uitvoeringsvorm verhoogt verder de robuustheid van het hybride aandrijfsysteem.
[31] Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een methode voorzien voor het bedienen van het hybride aandrijfsysteem volgens het eerste aspect van de uitvinding, met het kenmerk dat de methode de volgende stappen omvat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling ontvangt een ingangssignaal dat representatief is voor de periodieke werking van de periodieke extra aandrijving tijdens de bedrijfsperiode; - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling bepaalt op basis van dit ingangssignaal, in functie van de gewenste bidirectionele vermogensuitwisseling tussen de hoofdaandrijving en de hydraulische vermogensopslag tijdens de bedrijfsperiode, een uitgangssignaal om de eerste subset en de te minste één verschillende, andere subset van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden selectief te koppelen aan de hydraulische extra vermogenseenheid; - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling levert het uitgangssignaal aan de hydraulische vermogensopslag.
[32] Bij voorkeur omvat de methode de volgende verdere stappen: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling bepaalt voor de geactiveerde tijdsperiode: - een tijdsperiode van piekbelasting tijdens dewelke het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting tijdens de geactiveerde tijdsperiode; en - een nominale belastingperiode tijdens het resterende deel van de geactiveerde tijdsperiode; - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling bepaalt, voor de gedeactiveerde tijdsperiode, een initiële gedeactiveerde tijdsperiode gevolgd door een volgende gedeactiveerde tijdsperiode; en - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling levert een uitgangssignaal om de eerste subset tijdens de tijdsperiode van piekbelasting en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode aan te sluiten; - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling levert een uitgangssignaal om de ten minste één andere subset tijdens de nominale belastingperiode en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode aan te sluiten.
[33] Dit voordelige, eenvoudige en robuuste besturingsschema om de respectieve subsets op geschikte wijze te koppelen, zorgt ervoor dat de eerste subset voldoende onder druk staat om het vereiste piekvermogen te leveren om de piekbelastingen van de periodieke extra belasting te kunnen verwerken. Het is niet kritiek dat de andere subsets in staat zijn om dit niveau van hydraulische druk te bereiken aangezien ze alleen voldoende vermogen moeten leveren om de lagere gemiddelde vermogensvereisten te kunnen verwerken tijdens de nominale belastingperiode.
[34] Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de methode de volgende verdere stappen: het regelsysteem voor vermogensuitwisseling bepaalt de tijdsperiode van piekbelasting zodat die een opstartperiode omvat, welke een initiële fase is van de geactiveerde tijdsperiode tijdens dewelke de periodieke extra belasting wordt geactiveerd.
[35] De grootste piekbelastingen van een dergelijke periodieke extra aandrijving doen zich tijdens deze opstartperiode voor. Deze piekbelastingen kunnen vaak worden gekwantificeerd als een bepaald veelvoud van de gemiddelde nominale belasting binnen een geschatte maximale duur die grotendeels een functie is van de inertie van de periodieke extra aandrijving. Dit leidt tot een eenvoudige en efficiënte manier om de timing en duur van de tijdsperiode van piekbelasting te configureren in het regelsysteem voor vermogensuitwisseling.
[36] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm omvat de methode de verdere stappen van het bepalen en voorzien, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling, van een uitgangssignaal om een meervoudig aantal van de andere subsets te koppelen in een bepaalde volgorde.
[37] Deze uitvoeringsvorm stelt het regelsysteem voor vermogensuitwisseling in staat om de subsets aan te sluiten volgens een zeer eenvoudige en robuuste routine, bijvoorbeeld de ene na de andere. In het bijzondere geval dat bijvoorbeeld alleo subsets eenzelfde opslagcapaciteit hebben, zal dit nog steeds de complexiteit van de besturingsvereisten voor de hydraulische vermogenseenheid verder vereenvoudigen aangezien in dat geval voor elk van de subsets hetzelfde besturingsschema kan worden herhaald.
[38] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm wordt de methode voor het bedienen van een hybride aandrijfsysteem, waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling verder is gekoppeld aan een hydraulische druksensor die is geconfigureerd om de hydraulische druk te meten in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset indien gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid, gekenmerkt door het feit dat de methode de volgende verdere stappen omvat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling ontvangt een ingangssignaal van de hydraulische druksensor dat representatief is voor de hydraulische druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset indien gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid; - waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling: - overschakelt van de initieel gedeactiveerde tijdsperiode naar de volgende gedeactiveerde tijdsperiode wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset een bovenste druklimiet bereikt; en/of - overschakelt van de tijdsperiode van piekbelasting naar de nominale belastingperiode wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden van de eerste subset een onderste druklimiet bereikt.
[39] Het instellen van de tijdsperiodes van het besturingsschema in functie van deze druklimieten garandeert een robuuste werking die in staat is om op een efficiënte manier om te gaan met mogelijke variaties die zich voordoen tijdens de bedrijfsperiode, bijvoorbeeld tijdens opeenvolgende bedrijfsperiodes van de periodieke extra belasting.
[40] Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm wordt de methode voor bediening van een hybride aandrijfsysteem, waarbij: - de hoofdaandrijving een interne verbrandingsmotor is; - de periodieke extra aandrijving (40) bedienbaar is om een systeem voor het lossen van gewassen aan te drijven om geoogste gewassen periodiek te lossen uit een opslagtank voor gewas van de oogstmachine; gekenmerkt door het feit dat de methode de volgende verdere stappen omvat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling ontvangt een ingangssignaal dat representatief is voor één of meerdere van de volgende parameters voor oogstomstandigheden: - type gewas dat wordt geoogst; - hoe vol de opslagtank voor gewas is; - vochtgehalte van het gewas; - detectie van verstopping in het systeem voor het lossen van gewassen; - gemiddelde belasting van de hoofdaandrijving. - waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling een uitgangssignaal bepaalt en levert om de bovenste druklimiet en/of de onderste druklimiet aan te passen in functie van één of meerdere van de deze parameters voor oogstomstandigheden.
[41] Dit zorgt voor een verdere verfijning en optimalisatie van het adaptieve gedrag van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling.
[42] Volgens een derde aspect van de uitvinding wordt een computerprogramma voorzien dat door een computer leesbare instructies omvat die zijn aangepast om de methode volgens het tweede aspect van de uitvinding uit te voeren.
[43] Volgens een vierde aspect van de uitvinding wordt een door een computer leesbaar opslagmedium voorzien dat de door een computer leesbare instructies omvat van het computerprogramma volgens het derde aspect van de uitvinding.
Korte beschrijving van de tekeningen [44] Figuren 1A-1D zijn een schematische illustratie van verschillende toestanden van een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine volgens de uitvinding; [45] Figuur 2 is een schematische illustratie van de respectieve tijdsperiodes gerelateerd aan de periodieke bedrijfsperiode van de extra belasting en het overeenkomstige koppel vereist door de extra belasting; [46] Figuur 3 illustreert schematisch in meer detail, voor een bedrijfsperiode van de extra belasting, de drukwaarden in een meervoudig aantal bepaalde selecties van hydraulische vermogensopslageenheden volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1A; [47] Figuur 4 is een schematische illustratie van de uitvoeringsvorm van figuur 1A, met drukwaarden voor een alternatieve bedrijfsperiode voor figuur 3; [48] Figuren 5A-5C illustreren gedeeltelijk een alternatief meervoudig aantal van bepaalde selecties van de hydraulische vermogensopslageenheden voor de uitvoeringsvorm van figuur 1A; [49] Figuur 6 is een schematische illustratie van drukwaarden voor een bedrijfsperiode van de uitvoeringsvorm van figuur 5.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvoerinqsvormfen) [50] Figuur 1A is een schematische illustratie van een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine omvattende een hoofdaandrijving 10, die vaak een interne verbrandingsmotor is. De oogstmachine is bijvoorbeeld een maaidorser, een hakselaar of eender welk ander type van oogstmachine omvattende een periodieke extra aandrijving 40. Zoals weergegeven in figuur 1A is deze periodieke aandrijving 40 mechanisch gekoppeld aan de hoofdaandrijving 10. Een dergelijke periodieke extra aandrijving 40 is bijvoorbeeld een systeem voor het lossen van gewassen dat in staat is om op periodieke wijze geoogste gewassen te lossen van een opslagtank voor gewas van een oogstmachine, bijvoorbeeld een vijzel van een maaidorser om graan te lossen. Een dergelijke periodieke extra aandrijving 40, zoals een vijzel om graan te lossen, wordt aangedreven door de hoofdaandrijving 10, bijvoorbeeld door middel van een geschikte mechanische verbinding omvattende bijvoorbeeld tandwielen, riemen en/of koppelingen.
[51] Zoals afgebeeld op figuur 2, omvat de extra aandrijving 40 een bedrijfsperiode 100 omvattende afwisselend een geactiveerde tijdsperiode 110 en een gedeactiveerde tijdsperiode 120. Tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120 is de extra aandrijving 40, bijvoorbeeld een losvijzel, vaak in rust en heeft bijgevolg geen vermogen nodig van de hoofdaandrijving, bijvoorbeeld wanneer de oogstmachine bezig is met het vullen van een opslagtank voor gewas met gewas tijdens een oogstactiviteit. Wanneer de opslagtank voor gewas een bepaalde vulhoogte bereikt of wanneer bijvoorbeeld een transportwagen beschikbaar is om de oogstmachine te lossen, zal de losvijzel die een dergelijke extra aandrijving 40 vormt, worden geactiveerd, bijvoorbeeld door middel van het inschakelen van een geschikte koppeling die op een aandrijvende manier deze extra aandrijving 40 koppelt aan de hoofdaandrijving 10, om het gewas te lossen uit de opslagtank voor gewas van de oogstmachine naar de transportwagen die naast de oogstmachine rijdt terwijl de oogstactiviteiten doorgaan. Tijdens deze geactiveerde tijdsperiode 110 zal de extra aandrijving 40 dus een bepaalde hoeveelheid energie verbruiken, geleverd door de hoofdaandrijving 10, en vaak in de initiële fase van de geactiveerde tijdsperiode zal de extra aandrijving 40 een piekkoppel vereisen om de initiële versnelling van de extra aandrijving 40 mogelijk te maken bij het omschakelen van de gedeactiveerde toestand naar de geactiveerde toestand. Dit wordt duidelijk schematisch voorgesteld in het onderste deel van het diagram in figuur 2, dat schematisch de evolutie illustreert van het Vermogen P (in watt) dat vereist wordt door de extra aandrijving 40 tijdens zijn periodieke werking. In het geval van een losvijzel van een oogstmachine kan dit piekkoppel, dat zich voordoet tijdens een tijdsperiode van piekbelasting 112, het gemiddelde koppel dat vereist is tijdens de rest van de geactiveerde tijdsperiode 110, waarnaar wordt verwezen als een nominale belastingperiode 114, aanzienlijk overschrijden. De tijdsperiode van piekbelasting 112 tijdens dewelke het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra aandrijving 40 hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra aandrijving 40 tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110 is normaal gezien korter dan de nominale belastingperiode 114. In het voorbeeld van een oogstmachine die een opslagtank voor graan vult tijdens het oogsten, kan de nominale gedeactiveerde tijdsperiode 120 bijvoorbeeld tussen de 2 en 15 minuten duren, bijvoorbeeld 3 minuten. Wanneego vervolgens de losvijzel wordt geactiveerd om het graan uit de opslagtank voor graan te verwijderen, kan dit bijvoorbeeld een geactiveerde tijdsperiode 110 starten voor deze extra aandrijving 40 of bijvoorbeeld tussen 0,5 en 4 minuten, bijvoorbeeld 1 minuut. De tijdsperiode van piekbelasting 112 zal slechts ongeveer 1 tot 5 seconden duren, waarna de nominale belastingperiode 114 volgt. Het is duidelijk dat het hybride aandrijfsysteem ook geschikt is om te werken met andere types van periodieke extra aandrijvingen 40. Bijvoorbeeld periodieke extra aandrijvingen 40 waarvan de bewerking minder cyclisch van aard is en die een periodieke bedrijfsperiode hebben die wordt geïnitieerd door een operator, in het geval van een maaidorser kan dit bijvoorbeeld een aandrijfsysteem zijn voor het heffen van de maaier tijdens het draaien op een wendakker of een periodieke vermogensboost te leveren aan de aandrijving van het dorssysteem om een blokkering op te lossen die zich heeft voorgedaan. Het is verder duidelijk dat het hybride aandrijfsysteem vooral voordelig is wanneer de hoofdaandrijving wordt geconfronteerd met de belasting van een dergelijk periodiek hulpaandrijfsysteem terwijl het moet blijven zorgen voor het leveren van voldoende vermogen aan andere aandrijfsystemen die een meer continu vermogensbehoeftepatroon hebben.
[52] Zoals verder afgebeeld in figuur 1A, omvat het hybride aandrijfsysteem voor de oogstmachine een hydraulische vermogenseenheid 20 die mechanisch is gekoppeld aan de hoofdaandrijving 10. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1A is deze hydraulische vermogenseenheid 20 gevormd als een bidirectionele hydraulische pomp met variabel slagvolume die ook kan fungeren als een hydraulische motor met variabel slagvolume, zoals hieronder in meer detail wordt uitgelegd. De hydraulische vermogenseenheid 20 is aan een opslagzijde 28 hydraulisch gekoppeld aan een hydraulische vermogensopslag 30. Aan haar bronzijde 26 is de hydraulische vermogenseenheid 20 hydraulisch gekoppeld aan een reservoir met hydraulische vloeistof 24, bijvoorbeeld een geschikte tank omvattende een bepaald volume van hydraulische vloeistof. De hydraulische vermogensopslag 30 omvat een meervoudig aantal hydraulische vermogensopslageenheden 60. Volgens deze uitvoeringsvorm worden drie dergelijke hydraulische vermogensopslageenheden 60 voorzien, maar eender welk ander geschikt meervoudig aantal opslageenheden 60 kan worden gebruikt. Zoals getoond in figuur 1A zijn deze hydraulische vermogensopslageenheden 60 uitgevoerd a^c hydraulische accumulators 60 met een capaciteit van 20 tot 100 liter, bijvoorbeeld 50 liter, met een werkingsdruk in het bereik van 200 tot 600 bar, bijvoorbeeld 420 bar, en een maximaal debiet van 100 tot 300 liter per minuut, bijvoorbeeld 250 liter per minuut. De hydraulische vermogenseenheid 20 zal een bidirectionele vermogensuitwisseling mogelijk maken tussen de hoofdaandrijving 10 en de hydraulische vermogensopslag 30. Dat betekent dat de hydraulische vermogenseenheid 20 vermogen kan halen uit de hoofdaandrijving, wanneer ze hydraulische vloeistof uit het reservoir 24 pompt om de hydraulische vermogensopslag 30 onder druk te zetten en is ze alternatief in staat om vermogen te leveren aan de hoofdaandrijving 10, indien aangedreven door hydraulische vloeistof onder druk die wordt vrijgegeven uit de hydraulische vermogensopslag 30. Zoals getoond in figuur 1A wordt een regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 voorzien om deze vermogensuitwisseling van de hydraulische vermogenseenheid 20 te regelen, omvattende geschikte hydraulische en elektronische onderdelen. In de uitvoeringsvorm van figuur 1A omvat het een elektronische controller 52 die is gekoppeld aan een meervoudig aantal hydraulische onderdelen om de hydraulische vloeistofstroom te regelen. Dat betekent dat de elektronische controller 52 dus algemeen op geschikte wijze is gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid 20 en de hydraulische vermogensopslag 30 om de vermogensuitwisseling te regelen door middel van een geschikte stroom van hydraulische vloeistof naar of van de hydraulische vermogensopslag 30. Het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 regelt deze vermogensuitwisseling van de extra vermogenseenheid 20 in functie van de bedrijfsperiode 100 van de extra aandrijving 40. Dat betekent dat tijdens de lage belasting van gedeactiveerde tijdsperiode 120, het overtollige vermogen dat beschikbaar is van de hoofdaandrijving 10 kan worden gebruikt om de hydraulische vermogensopslag 30 onder druk te zetten door de hydraulische vermogenseenheid 20 te bedienen als een hydraulische pomp en dat vervolgens tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110 de opgeslagen energie kan worden vrijgegeven van de hydraulische vermogensopslag 30 om het vermogen van de hoofd aandrijving 10 aan te vullen met dat van de hydraulische extra vermogenseenheid 20.
[53] Zoals verder getoond in figuur 1A, is elk van de hydraulische accumulators 60 gekoppeld aan een overeenkomstig hydraulisch ventiel 72. Een geschikt hydraulisch ventiel 72, zoals getoond in figuur 1A laat drie toestanden toe, namelijtëc éénrichtingsstroom naar de hydraulische accumulator 60, eenrichtingsstroom uit de accumulator 60 en onderbreking van de stroom. Op deze manier omvat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 een hydraulisch selectiecircuit 70 dat de hydraulische accumulators 60 koppelt aan de hydraulische extra vermogenseenheid 20. Dit stelt de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 in staat om een selectie te maken van een subset 62, 64 van het meervoudige aantal hydraulische accumulators 60. Volgens de toestand van het hybride aandrijfsysteem getoond in figuur 1A, omvat een eerste subset 62 een enkelvoudige hydraulische accumulator 60 die is gekoppeld aan de hydraulische extra vermogenseenheid 20 door middel van zijn bijhorende hydraulische ventiel 72 zodat een stroom hydraulische vloeistof in de hydraulische accumulator 60 wordt toegelaten. Een andere subset 64, die verschillend is van de eerste subset 62, omvat twee hydraulische accumulators 60 die ontkoppeld zijn van de extra vermogenseenheid 20 door middel van hun bijhorende hydraulische ventielen 72. Zoals afgebeeld, wordt een extra ventiel 74 voorzien in de hydraulische lijn tussen de hydraulische extra vermogensopslag 30 en de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20. Dit extra ventiel 74 is bedienbaar door de elektronische controller 52 in twee toestanden, namelijk een toestand waarin de stroom wordt onderbroken en een toestand waarin bidirectionele stroom wordt toegelaten. Het extra ventiel 74, zoals afgebeeld, is optioneel een normaal gesloten ventiel, dat op deze manier in staat is om elke stroom in of uit de hydraulische vermogensopslag 30 volledig te onderbreken, hetgeen bijvoorbeeld wenselijk is als een veiligheidsfunctie. Deze veiligheidsfunctie kan bijvoorbeeld garanderen dat de hydraulische extra vermogensopslag 30 niet zal interfereren met het hybride aandrijfsysteem wanneer bijvoorbeeld de oogstmachine wordt uitgeschakeld en de elektronische controller 52 niet langer operationeel is. Als alternatief levert het extra ventiel 74 redundantie om hydraulische stroom van of naar de hydraulische vermogensopslag 30 veilig te onderbreken, bijvoorbeeld wanneer één of meerdere van de hydraulische ventielen van het selectiecircuit 70 defect zouden raken. Het is echter duidelijk dat, volgens de toestand van het hybride aandrijfsysteem getoond in figuur 1A, het extra ventiel 74 zich in een toestand bevindt die bidirectionele stroom in en uit de hydraulische vermogensopslag 30 toelaat. In deze toestand zal de hydraulische vermogenseenheid 20 worden bediend door de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 in een hydraulische pompmodu$c waarin de hydraulische vermogenseenheid 20 vermogen zal uitwisselen van de hoofdaandrijving 10 naar de hydraulische extra vermogensopslag 30. In de toestand weergegeven in figuur 1A betekent dit dat de hydraulische vermogenseenheid 20 hydraulische vloeistof zal pompen van het reservoir 24 naar de hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62, wat de hydraulische druk in deze hydraulische accumulator 60 zal doen stijgen. Het is duidelijk dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 op deze manier zal worden bediend tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120 van de periodieke extra aandrijving 40, zoals hieronder in meer detail zal worden uitgelegd, met verwijzing naar de figuren 1A en 1B. De hydraulische vermogenseenheid 20 in deze uitvoeringsvorm is een enkelvoudige hydraulische eenheid die ook bedienbaar is in een hydraulische motormodus om vermogen uit te wisselen van de hydraulische vermogensopslag 30 naar de hoofdaandrijving 10. Hydraulische vloeistof onder druk die van de hydraulische vermogensopslag 30 stroomt zal dan de hydraulische vermogenseenheid 20 aandrijven waarna de vloeistof wordt geëvacueerd naar het reservoir 24. Het is ook duidelijk dat de hydraulische vermogenseenheid 20 zal worden bediend in deze hydraulische motormodus door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110 van de periodieke extra aandrijving 40, zoals hieronder in meer detail zal worden uitgelegd met verwijzing naar figuren 1C en 1D. De hydraulische vermogenseenheid 20 is bijvoorbeeld een axiale zuigerpomp die ook kan worden bediend als een motor met heen en weer bewegende zuigers, bij voorkeur maakt de hydraulische vermogenseenheid 20 proportionele regeling mogelijk van het hydraulische vloeistofdebiet tijdens de werking door de elektronische controller 52 van het hydraulische regelsysteem 50. Een geschikt ontwerp om dit mogelijk te maken is bijvoorbeeld een axiale zuigerpomp die gebruik maakt van het tuimelschijfprincipe om het hydraulische debiet te regelen. Zoals goed gekend is, maakt een dergelijk ontwerp de regeling mogelijk van het hydraulische vloeistofdebiet door middel van een tuimelschijf die het volume wijzigt dat door de zuigers van de pomp wordt verplaatst. Het debiet van een dergelijke pomp kan doorgaans worden uitgedrukt als Qiading = η.ν5ΐαβ.ηνο1 (Qlading’ debiet in m3/s; n: omwentelingen per seconde; Vslag: slagvolume van de zuigers in m3; ηνο1: volumetrisch rendement), en tijdens de werking kan ηνοΙ worden beschouwd als grotendeels constant en ook n kan worden beschouwd als grotendeels constant omdat de hoofdaandrijving 10 normaal gezierïc een interne verbrandingsmotor is die wordt bediend op een bepaalde rotatiefrequentie die de meest efficiënte werking mogelijk maakt, derhalve zal het debiet Qiading dus grotendeels proportioneel zijn ten opzichte van het slagvolume door de zuigers, zoals geregeld door de instelling van de tuimelschijf. De regeling van het slagvolume door de zuigers Vsiag maakt niet aileen de regeiing mogelijk van het debiet Qiading, maar maakt ook de regeling mogelijk van de hoeveelheid vermogen uitgewisseld van de hoofdaandrijving 10 naar de hydraulische extra vermogensopslag 30 zoals in het algemeen Phydr,lading = Qiadmg-^Piading (Phydr,lading- vermogen in watt (Nm/s); k-Viading'- drukverschil over de pomp in N/m2).
[54] De bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 is echter aangesloten via een hydraulisch anticavitatiecircuit 80 en een hydraulische precharge pomp 22 met het reservoir 24, zoals getoond in figuren 1A-1D. In het algemeen volstaat het als de hydraulische vermogenseenheid 20 aan de bronzijde 26 is aangesloten op het reservoir met hydraulische vloeistof 24 en aan een opslagzijde 28 op de hydraulische vermogensopslag 30. De hydraulische pre-charge pomp 22 aangesloten op de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 levert hydraulische vloeistof aan de hydraulische vermogenseenheid 20 op een bepaald pre-charge druk in het bereik van bijvoorbeeld 10 tot 40 bar, bijvoorbeeld 15 bar. Dit betekent dus dat in de toestand getoond in figuur 1A, de hydraulische precharge pomp 22 hydraulische vloeistof zal leveren van het reservoir 24 op een precharge druk van bijvoorbeeld 15 bar aan de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 via een eerste terugslagklep 82 aangesloten tussen de bronzijde 26 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 en de hydraulische pre-charge pomp 22. Zoals afgebeeld, maakt deze eerste terugslagklep 82 alleen een stroom van hydraulische vloeistof mogelijk van de hydraulische pre-charge pomp 22 naar de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 en voorkomt het een stroom van hydraulische vloeistof van de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 naar de hydraulische pre-charge pomp 22. In de afgebeelde toestand zal de hydraulische vermogenseenheid 20, die wordt bediend in een pompmodus door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50, deze stroom hydraulische vloeistof van de opslagzijde 28 via het extra ventiel 74 en het bijhorende hydraulische ventiel 72 naar de hydraulische accumulator 60 van d% eerste subset 62 pompen. Dit zal ervoor zorgen dat de hydraulische druk in deze hydraulische accumulator 60 en dus ook aan de opslagzijde 28 stijgt, zoals in meer detail zal worden uitgelegd met verwijzing naar figuur 3. Op deze manier zal de druk in deze hydraulische accumulator 60 bijvoorbeeld stijgen van een druk lager dan 300 bar naar een druk hoger dan bijvoorbeeld 400 bar. In deze toestand zal de tweede terugslagklep 84 van het anticavitatiecircuit 80 gekoppeld tussen de opslagzijde 28 van de hydraulische vermogenseenheid 20 en de hydraulische pre-charge pomp 22 zodat het de eerste terugslagklep 82 bypasst, in een gesloten toestand zijn aangezien ze is geconfigureerd om een stroom van hydraulische vloeistof van de opslagzijde 28 van de hydraulische vermogenseenheid 20 naar de hydraulische precharge pomp 22 te voorkomen aangezien de druk aan de opslagzijde van bijvoorbeeld meer dan 200 bar hoger is dan de pre-charge druk van bijvoorbeeld 15 bar. In deze toestand bevindt ook het drukregelventiel 86 van het anticavitatiecircuit 80 aangesloten tussen de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 en het reservoir met hydraulische vloeistof 24 zich in een gesloten toestand. Dit drukregelventiel 86 bypasst op deze manier de eerste terugslagklep 82 en de hydraulische pre-charge pomp 22. Een dergelijk drukregelventiel 86 is van het normaal gesloten type en voorkomt een stroom van hydraulische vloeistof 24 van de bronzijde 26 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 naar het reservoir met hydraulische vloeistof 24 wanneer de druk aan de bronzijde 26 een bepaalde openingsdruk niet overschrijdt. Volgens de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 1A wordt deze openingsdruk een beetje hoger gekozen, bijvoorbeeld 16 bar, dan de precharge druk, bijvoorbeeld 15 bar, en het drukregelventiel 86 zal dus in een gesloten toestand zijn aangezien de pre-charge druk kan worden geregeld door de pre-charge pomp 22 aangezien dit een hydraulische pomp met variabel slagvolume is die het mogelijk maakt om de pre-charge druk te regelen door bijvoorbeeld de elektronische controller 52. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is het echter ook mogelijk om gebruik te maken van een hydraulische pomp met vast slagvolume als een precharge pomp, in dat geval zal de openingsdruk van het drukregelventiel 86 de precharge druk bepalen en zal de opëningsdruk dus worden gekozen om gelijk te zijn aan de bepaalde pre-charge druk, bijvoorbeeld 15 bar. In een dergelijke alternatieve uitvoeringsvorm zal het drukregelventiel 86 dus normaal in een toestand zijn waarin het een geschikte stroom van hydraulische vloeistof naar het reservoir 24 regelt om te voorkomen dat de druk aan de bronzijde 26 boven de bepaalde pre-charge drulsc stijgt.
[55] De toestand van de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1B lijkt op de toestand van deze uitvoeringsvorm in figuur 1A. Het belangrijkste verschil is terug te vinden in de toestand van het hydraulische selectiecircuit 70. Volgens de toestand van het hybride aandrijfsysteem, afgebeeld in figuur 1B, wordt het bijhorende hydraulische ventiel 72 van de enkelvoudige hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 nu geregeld door de elektronische controller 52 naar een toestand waarin het deze hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 ontkoppelt van de stroom van hydraulische vloeistof die door de extra vermogenseenheid 20 wordt geleverd. Zoals afgebeeld sluiten de bijhorende hydraulische ventielen 72 van beide hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 nu deze hydraulische accumulators 60 aan op de hydraulische extra vermogenseenheid 20 op zo een manier dat een stroom van hydraulische vloeistof wordt toegelaten in deze hydraulische accumulators 60. Alle andere elementen, zoals het extra ventiel 74, de hydraulische vermogenseenheid 20, het anticavitatiecircuit 80, de hydraulische pre-charge pomp 22, ... zullen algemeen werken zoals hierboven beschreven met verwijzing naar figuur 1A. Dit betekent dus dat de hydraulische vermogenseenheid 20 wordt bediend in een pompmodus door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 en een hydraulische vloeistofstroom zal pompen van de opslagzijde 28 via het extra ventiel 74 en beide bijhorende hydraulische ventielen 72 naar beide hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64. Dit zal er ook voor zorgen dat de hydraulische druk in deze beide hydraulische accumulators 60 en dus ook aan de opslagzijde 28 stijgt, zoals in meer detail zal worden uitgelegd met verwijzing naar figuur 3, bijvoorbeeld van een druk onder 300 bar naar een druk boven 400 bar.
[56] In de toestand van de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1C wordt de hydraulische extra vermogenseenheid 20 in een hydraulische motormodus bediend om vermogen uit te wisselen van de hydraulische vermogensopslag 30 naar de hoofdaandrijving 10. In deze toestand zal hydraulische vloeistof onder druk die van de hydraulische vermogensopslag 30 stroomt nu de hydraulische vermogenseenheid 20 aandrijven waarna de vloeistof wordt geëvacueerd naar het reservoir 24. Het is ook duidelijk dat de hydraulische vermogenseenheid 20 zal worden bediend in deze hydraulische motormodus door het hydraulische regelsysteem 50 tijdens d% geactiveerde tijdsperiode 110 van de periodieke extra aandrijving 40. De hydraulische vermogenseenheid 20 is, zoals hierboven uitgelegd, bijvoorbeeld een axiale zuigerpomp die nu kan worden bediend als een motor met heen en weer bewegende zuigers, en maakt bij voorkeur proportionele regeling mogelijk van het hydraulische vloeistofdebiet tijdens de werking door de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50. Zoals reeds algemeen vermeld kan het hydraulische vloeistofdebiet dat van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 in de motormodus stroomt, net als in de pompmodus worden uitgedrukt als Qontlading ~ Ή-Vslag· 1/Vvol (Qontlading debiet ΪΠ m /S, Π. omwentelingen per seconde; Vsiag\ slagvolume van de zuigers in m3; ηνοι. volumetrisch rendement). Tijdens de werking kan ηνο1 worden beschouwd als grotendeels constant en ook n kan worden beschouwd als grotendeels constant omdat de hoofdaandrijving 10 normaal gezien een interne verbrandingsmotor is die wordt bediend op een bepaalde rotatiefrequentie die de meest efficiënte werking mogelijk maakt, dus zal het debiet Qontiading grotendeels proportioneel zijn ten opzichte van het slagvolume van de zuigers zoals bijvoorbeeld geregeld door de instelling van de tuimelschijf. De regeling van het slagvolume door de zuigers Vslag en bijgevolg de regeling van het debiet Qontlading > maakt ook hier de regeling mogelijk van de hoeveelheid vermogen uitgewisseld van de hydraulische extra vermogensopslag 30 naar de hoofdaandrijving 10 aangezien, ook in de motormodus, in het algemeen geldt. Phydr,ontlading ~ Qontlading· ΔPontlading iPhydr,ontlading-vermogen in watt (Nm/s); Qontlading'· debiet in m3/s; ΔVontiading' drukverschil over de pomp in N/m2;). Zoals afgebeeld in figuur 1C is de toestand van het hydraulische selectiecircuit 70 zodanig dat het bijhorende hydraulische ventiel 72 van de hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 een stroom hydraulische vloeistof van deze accumulator 60 mogelijk maakt via het extra hydraulische ventiel 74 naar de opslagzijde 28 van de vermogenseenheid 20 die wordt bediend in een motormodus en dus extra vermogen levert om het vermogen van de hoofdaandrijving 10 aan te vullen tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110 van de periodieke extra aandrijving 40. Deze stroom hydraulische vloeistof zal de druk in deze hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 doen dalen, en dus ook aan de opslagzijde 28 van de hydraulische vermogenseenheid 20, bijvoorbeeld van een druk boven 400 bar naar een druk onder 300 bar, zoals in meer detail zal worden uitgelegd me2 verwijzing naar figuur 3. De stroom hydraulische vloeistof zal dan zijn pad vervolgen vanaf de bronzijde 26 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 naar het drukregelventiel 86 van het anticavitatiecircuit 80 en zo verder naar het reservoir 24. Het drukregelventiel 86 maakt een geschikte stroom van hydraulische vloeistof mogelijk van de bronzijde 26 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 naar het reservoir 24 zodat de druk aan de bronzijde 26 op de bepaalde openingsdruk van bijvoorbeeld 16 bar wordt gehouden. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1C bevinden zowel terugslagkleppen 82 als 84 zich in een gesloten toestand. De eerste terugslagklep 82 omdat in deze uitvoeringsvorm de bepaalde pre-charge druk van de pre-charge pomp 22 lichtjes lager wordt gekozen dan de openingsdruk, bijvoorbeeld 15 bar. Dat zorgt ervoor dat de pre-charge pomp 22, in deze uitvoeringsvorm geïmplementeerd als een hydraulische pomp met variabel slagvolume, in een modus van overdrukbeveiliging zal werken door op gepaste wijze de hoeveelheid hydraulische stoom te minimaliseren zodat de druk aan de uitgangszijde de bepaalde pre-charge druk niet overschrijdt. Het is duidelijk dat op deze manier de eerste terugslagklep 82 voorkomt dat de stroom hydraulische vloeistof die van de hydraulische vermogensopslag 30 komt, in de richting van de pre-charge pomp 22 zou stromen. Het is ook duidelijk dat de tweede terugslagklep 84 zich in een gesloten toestand zal bevinden aangezien de druk aan de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 hoger zal zijn dan de pre-charge druk wanneer de hydraulische vermogenseenheid 20 wordt bediend in de motormodus die wordt aangedreven door de hydraulische vloeistofstroom die afkomstig is van de hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62. Het is verder duidelijk dat, in de alternatieve uitvoeringsvorm waarin de pre-charge pomp 22 is uitgevoerd als een pomp met vast slagvolume en de pre-charge druk gelijk is aan of hoger is dan de openingsdruk, de terugslagklep 82 de evacuatie van de stroom hydraulische vloeistof opgewekt door de pre-charge pomp 22 mogelijk zal maken. In dat geval zullen zowel de stroom hydraulische vloeistof opgewekt door de pre-charge pomp 22 en de stroom hydraulische vloeistof afkomstig van de bronzijde 26 van de hydraulische vermogenseenheid 20 doorheen de tak van het drukregelventiel 86 naar het reservoir stromen. Het is verder duidelijk dat, zoals afgebeeld, in deze toestand van het hydraulische selectiecircuit beide bijhorende ventielen 72 van de twee hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 worden geregeld door de elektronische controller 52 naar een toestand waarin ze deze hydraulisch^ accumulators 60 van de tweede bepaalde selectie 64 ontkoppelen van de hydraulische vermogenseenheid 20.
[57] De toestand van de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuur 1D iijkt op de toestand van die van deze uitvoeringsvorm in figuur 1C, aangezien ook in deze toestand de hydraulische vermogenseenheid wordt bediend in de motormodus. Het belangrijkste verschil is terug te vinden in de toestand van het hydraulische selectiecircuit 70. Volgens de toestand van het hybride aandrijfsysteem, afgebeeld in figuur 1D, wordt het bijhorende hydraulische ventiel 72 van de enkelvoudige hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 geregeld door de elektronische controller 52 naar een toestand waarin het deze hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 ontkoppelt van de hydraulische vermogenseenheid 20. In deze toestand sluiten de bijhorende hydraulische ventielen 72 van beide hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 nu deze hydraulische accumulators 60 aan op de hydraulische vermogenseenheid 20 op zo een manier dat een stroom van hydraulische vloeistof wordt toegelaten van deze beide hydraulische accumulators 60 naar de hydraulische vermogenseenheid 20. Alle andere elementen, zoals het extra ventiel 74, de hydraulische vermogenseenheid 20, het anticavitatiecircuit 80, de hydraulische pre-charge pomp 22, ... zullen algemeen werken zoals hierboven beschreven met verwijzing naar figuur 1C. Dit betekent dus dat de hydraulische vermogenseenheid 20 zal worden bediend in een motormodus door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 en zal worden aangedreven door een hydraulische vloeistofstroom van de hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 die aan dezelfde opslagzijde 28 toekomt via beide bijhorende hydraulische ventielen 72 en het extra ventiel 74. Dit zal er ook voor zorgen dat de hydraulische druk in deze beide hydraulische accumulators 60 en dus ook aan de opslagzijde 28 daalt, zoals in meer detail zal worden uitgelegd met verwijzing naar figuur 3, bijvoorbeeld van een druk boven 400 bar naar een druk onder 300 bar.
[58] Volgens de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuren 1A-1D, is de hydraulische vermogenseenheid 20 een enkelvoudige hydraulische eenheid die werkbaar is in zowel een hydraulische motormodus als een hydraulische pompmodus. Volgens alternatieve uitvoeringsvormen kan de hydraulische extra vermogenseenheid 20 echter een meervoudig aantal hydraulische eenheden omvatten om de gewenst^c bidirectionele vermogensuitwisseling mogelijk te maken tussen de hoofdaandrijving 10 en de hydraulische vermogensopslag 30, bijvoorbeeld een geschikte combinatie van een aparte hydraulische pomp voor het uitwisselen van vermogen van de hoofdaandrijving 10 naar de hydraulische vermogensopslag 30 tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120 en een aparte hydraulische motor om vermogen uit te wisselen van de hydraulische vermogensopslag 30 naar de hoofdaandrijving 10 tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110.
[59] Wanneer de hydraulische vermogenseenheid 20 wordt bediend in de motormodus door de elektronische controller, bestaat er een risico op cavitatie wanneer de stoom hydraulische vloeistof wordt onderbroken. Dit zou het geval zijn wanneer alle hydraulische accumulators 60 van de hydraulische vermogensopslag 30 worden ontkoppeld van de extra vermogenseenheid 20, bijvoorbeeld omdat alle bijhorende ventielen 72 zich in een gesloten toestand bevinden of, als alternatief, omdat ventiel 74 zich in een gesloten toestand bevindt. In dat geval zal de hydraulische vloeistofstroom van de hydraulische vermogensopslag 30 stoppen en zal de druk aan de opslagzijde 28 dalen en zodra het onder de druk zakt die wordt voorzien door de pre-charge pomp 22, zal terugslagklep 84 openen en zal een stroom hydraulische vloeistof worden voorzien door de pre-charge pomp naar de opslagzijde 28 van de hydraulische accumulator 20 die vervolgens zal worden geëvacueerd via het drukregelventiel 86 naar het reservoir 24 om zo het risico op cavitatie in deze situatie te voorkomen. Het is duidelijk dat verdere uitvoeringsvormen van het anticavitatiecircuit 80 van het hydraulische regelsysteem 50 kunnen worden voorzien als alternatief voor het circuit dat wordt afgebeeld in figuren 1A-1D. In het algemeen moet een dergelijk anticavitatiecircuit 80 in staat zijn om hydraulische vloeistof te leveren aan de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 wanneer die wordt bediend in de hydraulische motormodus en is ontkoppeld van alle hydraulische vermogensopslageenheden 60 van de hydraulische extra vermogensopslag 30.
[60] Zoals reeds uitgelegd met verwijzing naar figuur 2, omvat de periodiek bediende extra aandrijving 40 een bedrijfsperiode 100 omvattende afwisselend een geactiveerde tijdsperiode 110 en een gedeactiveerde tijdsperiode 120 die ook is aangegeven op figuur 3. In het geval van een losvijzel voor graan als extr^ aandrijving kan deze geactiveerde tijdsperiode 110 gedurende welke graan wordt gelost bijvoorbeeld ongeveer 1 minuut duren, terwijl de gedeactiveerde tijdsperiode bijvoorbeeld ongeveer 3 minuten duurt. Tijdens een oogstactiviteit wordt een dergelijke bedrijfsperiode 100 cyclisch herhaald, maar het is duidelijk dat variaties inzake de duur van specifieke tijdsperiodes kunnen optreden die niet altijd vooraf kunnen worden gedetecteerd. Dit is bijvoorbeeld het geval in het voorbeeld beschreven hierboven, waar de bedrijfsperiode wordt beïnvloed door de behoefte om van een eerste volle kar om te schakelen naar een andere lege tweede kar terwijl de oogstmachine blijft oogsten. Zoals verder aangegeven in figuur 3 en ook vermeld met betrekking tot figuur 2, omvat de geactiveerde tijdsperiode 110 een tijdsperiode van piekbelasting 112 en een nominale belastingperiode 114. Deze tijdsperiode van piekbelasting 112, zoals getoond in figuur 3, omvat de initiële fase van de geactiveerde tijdsperiode 110 tijdens dewelke de periodieke extra aandrijving 40 wordt geactiveerd en een piekbelasting veroorzaakt tijdens een opstartperiode die wordt veroorzaakt door een piekkoppel dat moet worden geleverd om de initiële versnelling van de extra aandrijving 40 mogelijk te maken wanneer wordt geschakeld van zijn gedeactiveerde toestand naar de geactiveerde toestand. Het is duidelijk dat tijdens deze tijdsperiode van piekbelasting 112 het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra aandrijving 40 hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra aandrijving 40 tijdens de geactiveerde tijdsperiode 110 in zijn geheel omdat deze piekbelasting zich voordoet tijdens de opstartperiode. Deze tijdsperiode van piekbelasting kan bijvoorbeeld ongeveer 5 tot 10 seconden duren en op deze manier een opstartperiode omvatten van 5 seconden. Zoals afgebeeld in het bovenste deel van figuur 3, wordt deze tijdsperiode van piekbelasting 112 gevolgd door een nominale belastingperiode 114 tijdens de rest van de geactiveerde tijdsperiode 110, die bijvoorbeeld 50 tot 55 seconden kan duren. Het onderste van het diagram geeft de druk weer gemeten door de druksensor 76, die, zoals getoond in figuren 1A-1D, is ingericht om de druk te meten in de hydraulische accumulators 60 wanneer ze zijn aangesloten op de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen van de periodieke extra aandrijving mogelijk zijn waarbij de piekbelastingen zich niet noodzakelijk voordoen bij het opstarten of waarbij de tijdsperiode van piekbelasting 112 zich niet aan het begin van de geactiveerde tijdsperiode 110 bevindt, maar bijvoorbeeld aan het einde van of op een ande2C relatief moment binnen de geactiveerde tijdsperiode 110. Het is verder ook mogelijk dat de geactiveerde tijdsperiode 110 een meervoudig aantal tijdsperiodes van piekbelasting 112 omvat die op geschikte wijze de nominale belastingperiode 114 afwisselen. Volgens aan alternatieve uitvoeringsvorm kan elk van de hydraulische accumulators 60 continu worden gekoppeld aan een toegewezen druksensor. Volgens nog een verdere alternatieve uitvoeringsvorm kan een afzonderlijke druksensor worden voorzien voor elk van de subsets 62, 64. Deze druksensor 76 is bij voorkeur op geschikte wijze gekoppeld aan de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50. Zoals afgebeeld in figuur 3, zal het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112 de eerste subset 62 aansluiten op de hydraulische extra vermogenseenheid 20 die vervolgens wordt bediend in een motormodus wat dus overeenkomt met de toestand van het hybride aandrijfsysteem afgebeeld in figuur 1C. Zoals uitgelegd met verwijzing naar figuur 1C zal dit de druk in de hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 doen dalen. Zoals afgebeeld in figuur 3 zal de druk, gemeten met druksensor 76, dalen van een drukwaarde aangeduid als p2, bijvoorbeeld 400 bar, naar een drukwaarde aangeduid als p1, bijvoorbeeld 300 bar. Tijdens de nominale belastingperiode 114 zal het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 vervolgens de hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 koppelen aan de hydraulische vermogenseenheid 20 die nog steeds in een motormodus werkt. De toestand van het hybride aandrijfsysteem wordt vervolgens beschreven met verwijzing naar figuur 1D. Zoals afgebeeld in figuur 3, zal de druk in de hydraulische accumulators van de tweede subset 62 eveneens dalen van hun initiële waarde p2, bijvoorbeeld 400 bar, naar een lagere waarde, bijvoorbeeld 325 bar. Zoals verder afgebeeld in figuur 3, omvat de gedeactiveerde tijdsperiode 120, van bijvoorbeeld 3 minuten, een initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122 van bijvoorbeeld 1 minuut, gevolgd door een volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 van bijvoorbeeld 2 minuten. Op een soortgelijke manier, zoals tijdens de geactiveerde tijdsperiode 120, zal het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 selectief de eerste subset 62 en de tweede subset 64 van de hydraulische accumulators 60 koppelen aan de hydraulische vermogenseenheid 20. Tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122 zal de eerste subset 62 worden gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid 20 die in de pompmodus werkt, waarbij het hybride aandrijfsysteem dan in de toestand is die word! beschreven met verwijzing naar figuur 1A. Dit zal de druk in deze hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 doen stijgen, zoals blijkt uit de drukwaarde p1 van bijvoorbeeld 300 bar die stijgt naar de drukwaarde p2 van bijvoorbeeld 400 bar. Vervolgens zullen tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 de hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 worden gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid 20 en het hybride aandrijfsysteem zal zich in de toestand bevinden zoals afgebeeld in figuur 1B. Zoals afgebeeld in figuur 3, zal dit de druk in de hydraulische accumulator 60 van de tweede subset 64 doen stijgen van de lagere drukwaarde van bijvoorbeeld 325 bar naar de drukwaarde p2 van bijvoorbeeld 400 bar. Volgens de hierboven beschreven uitvoeringsvorm zal het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 vervolgens een cyclische bedrijfsmodus voortzetten met een herhaling van een meervoudig aantal soortgelijke periodieke bedrijfsperiodes 100 en overeenkomstige tijdsperiodes van de periodieke werking van de extra aandrijving 40 zoals geïllustreerd in figuur 3.
[61] Het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 biedt op deze manier extra middelen om de vermogensuitwisseling door de extra vermogenseenheid 20 te regelen tussen de hydraulische vermogensopslag 30 en de hoofdaandrijving 10 in functie van de bedrijfsperiode 100 van de extra aandrijving 40. Door een subset 62, 64 van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden 60 selectief te koppelen aan de hydraulische vermogenseenheid 20 is het hybride systeem in staat om voordeligerwijze om te gaan met piekbelastingen, bijvoorbeeld opgewekt tijdens een opstartperiode van de extra aandrijving 40. Zoals hierboven uitgelegd, kan het vermogen dat wordt uitgewisseld door middel van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 worden uitgedrukt als Phydr,ontlading = Qontiading· Δvontlading Dit betekent dat de hoeveelheid overgedragen vermogen een functie is van het variabele debiet Qontiading die kan worden geregeld door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50, maar ook van het drukverschil Apontiading over de hydraulische vermogenseenheid 20. Dit drukverschil Apontlading komt overeen met de druk in de één of meerdere hydraulische accumulators 60 van de subset 62, 64 die wordt gekoppeld aan de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20, min de pre-charge druk die wordt geleverd aan de bronzijde 26. Dat betekent dat, om op een betrouwbare en robuuste manier de piekbelasting tsc verwerken die wordt opgewekt door de extra aandrijving 40 tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112, er moet worden verzekerd dat het maximale drukverschil Apontiading beschikbaar is over de hydraulische vermogenseenheid 20, zodat in combinatie met het maximale debiet Qontiadmg de hydraulische vermogenseenheid 20 in staat is om de ievering van het vereiste maximale piekvermogen aan de hoofdaandrijving 10 te garanderen. Wanneer bijvoorbeeld voor de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D: - alle drie de hydraulische accumulators 60 dezelfde capaciteit hebben van 50 liter, en dus een totale capaciteit vormen van het hydraulische extra opslagsysteem 30 van 150 liter; - een druk van meer dan 350 bar nodig zou zijn om de piekbelasting te verwerken tijdens de eerste seconden van de tijdsperiode van piekbelasting 112; - de hoofdaandrijving 10 tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120 van de extra aandrijving 40 in staat is om een hoeveelheid overtollig vermogen te leveren om de hydraulische extra vermogenseenheid 20 aan te drijven zodat het een tijdsperiode van 3 minuten zou duren om alle drie de hydraulische accumulators 60 van het hydraulische extra opslagsysteem 30 te voorzien van de totale capaciteit van 150 liter op de vereiste druk van hoger dan 350 bar, dan zou dat betekenen dat wanneer alle hydraulische accumulators 60 van de hydraulische vermogensopslag 30 samen onder druk zouden worden gezet en de gedeactiveerde tijdsperiode korter zou zijn dan 3 minuten, er een risico bestaat dat het vereiste drukniveau om de piekbelasting te kunnen verwerken niet wordt gehaald. Het is duidelijk dat met het hybride aandrijfsysteem van de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D, de eerste subset 62, omvattende een opslagcapaciteit van minder dan de totale capaciteit van het hydraulische opslagsysteem 30, kan worden voorzien van de vereiste hoeveelheid hydraulische vloeistof op het vereiste drukniveau in een kortere tijdsperiode gebruik makende van dezelfde hoeveelheid overtollig vermogen van de hoofdaandrijving 10 tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120. Als we opnieuw de hierboven genoemde voorbeeldwaarden nemen, zou de eerste subset 62 een capaciteit hebben van 50 liter (één hydraulische accumulator 60 van 50 liter), en kan die dus ongeveer drie keer sneller volledig onder druk worden gezet dan het totale hydraulische opslagsysteem 30 met een capaciteit van 150 liter (drie hydraulische accumulators 60 van 50 liter), hetgeen de vereiste laadtijd ongeveer drie keer korter maakt van drie minuten naar één minuut.
Figuur 4 illustreert dit effect in meer detail. Dit betekent, zoals afgebeeld in figuur 4, dat tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122, de hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 kan worden opgeladen in ongeveer één minuut gedurende welke de druk in de hydraulische accumulator 60 stijgt van p1 = 300 bar naar p2 = 400 bar. Zoals aangetoond in dit voorbeeld, waarbij de gedeactiveerde tijdsperiode 120 te kort is om alle drie de hydraulische accumulators 60 van het hydraulische opslagsysteem 30 op te laden, bijvoorbeeld 2,5 minuten, hetgeen dus zou leiden tot een volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 van 2,5 minuten - 1 minuut =1,5 minuut. Zoals aangetoond zijn tijdens deze volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 de twee hydraulische accumulators 60 van de tweede subset 64 niet in staat om de druk p2 te bereiken vóór de start van de geactiveerde tijdsperiode 110. Zoals aangetoond, beïnvloedt dit echter niet de betrouwbare werking van het hybride aandrijfsysteem tijdens de tijdsperiode van piekbelasting aangezien dan de volledig opgeladen hydraulische accumulator 60 van de eerste subset 62 wordt gebruikt om voldoende vermogen te leveren aan de hoofdaandrijving om met de piekbelasting om te gaan. Vervolgens zal tijdens de nominale belastingperiode 124 de druk in de hydraulische accumulators 60 van de tweede bepaalde selectie 64 volstaan om de extra vermogensvereisten van de hoofdaandrijving 10 te leveren, die lager zijn dan tijdens de tijdsperiode van piekbelasting. Op deze manier, voor dezelfde hoeveelheid overtollig vermogen beschikbaar van de hoofdaandrijving 10 tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120, kan een meer robuust hybride aandrijfsysteem worden verwezenlijkt. Dit betekent eventueel ook dat vermogensvereisten voor de hoofdaandrijving 10 van het hybride aandrijfsysteem kunnen worden verminderd zonder het vermogen om piekbelastingen te verwerken in gevaar te brengen. Dit wordt verwezenlijkt door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 dat, door middel van het hydraulische selectiecircuit 70, de eerste subset 62 aansluit tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112 en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122, waarbij de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset 62 een snellere opbouw van hydraulische druk mogelijk maakt tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122, zodat het maximale piekvermogen vervolgens kan worden geleverd tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112; en door de tweede subset 64 aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode 114 et? tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124, waarbij de totale hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets 64, 66 op deze manier garandeert dat deze andere subsets 64, 66 het mogelijk maken om een grotere hoeveelheid hydraulische vloeistof onder druk op te slaan tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 om de vermogensvereisten tijdens de nominale belastingperiode 114 te dekken.
[62] Figuren 5A-5C tonen een soortgelijk hydraulisch opslagsysteem 30 als in de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D. Alle andere elementen zijn identiek aan figuren 1A-1D en worden niet langer afgebeeld ten behoeve van de bondigheid. De hydraulische hardware is echter identiek aan die beschreven met verwijzing naar figuren 1A-1D. Het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 regelt nu echter het selectiecircuit 70 op zo een manier dat er een eerste subset 62 is, een tweede subset 64 en een derde subset 66 die elk een hydraulische accumulator 60 omvatten. Zoals afgebeeld in figuur 6 is de werking tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112 en de initieel gedeactiveerde tijdsperiode 122 soortgelijk als hetgeen wordt beschreven met verwijzing naar figuren 3 en 4 voor de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D. Dit betekent dat tijdens deze tijdsperiodes het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50, door middel van het selectiecircuit 70, de eerste subset 62 zal aansluiten op de hydraulische vermogenseenheid 20. De toestand van het selectiecircuit 70 tijdens de tijdsperiode van piekbelasting 112 wordt afgebeeld in figuur 5A en komt overeen met die van figuur 1A. Tijdens de nominale belastingperiode 114 en de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 worden de hydraulische accumulator 60 van de tweede subset 64 en de hydraulische accumulator 60 van de derde subset 66 sequentieel gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid 20. Dit wordt gerealiseerd door het selectiecircuit 70 dat eerst in de toestand van figuur 5B werkt waarbij alleen de tweede subset 64 wordt gekoppeld, en vervolgens in de toestand van figuur 5C waarbij alleen de derde subset 66 wordt gekoppeld om hydraulische stroom te voorzien aan de hydraulische vermogenseenheid 20 die in de motormodus werkt. Het is duidelijk op basis van figuur 6 dat een soortgelijke bedrijfsmodus van het selectiecircuit 70 wordt gebruikt tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124, maar dan om sequentieel hydraulische vloeistof van de hydraulische vermogenseenheid 20, die nu in pompmodus werkt, te laten stromen in de tweede subset 64 en vervolgens in de derde subset 66.
[63] Op deze manier, ook voor deze uitvoeringsvorm, en voor eender welke andere uitvoeringsvorm omvattende eender welk ander meervoudig aantal andere subsets die verschillen van de eerste subset, voor dezelfde hoeveelheid overtollig vermogen beschikbaar van de hoofdaandrijving 10 tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode 120, kan een meer robuust hybride aandrijfsysteem worden verwezenlijkt. Alternatieve uitvoeringsvormen met twee, drie, vier, vijf, enz. andere subsets zijn dus mogelijk. Ook zijn alternatieve uitvoeringsvorm met bepaalde selecties omvattende een geschikt meervoudig aantal, zoals één, twee, drie, vier, vijf, enz. hydraulische accumulators 60 mogelijk die een dergelijke subset vormen. Volgens nog verdere uitvoeringsvormen kunnen sommige van de hydraulische accumulators deel uitmaken van meer dan één van de verschillende subsets. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de eerste subset 62 één hydraulische accumulator omvat van het meervoudige aantal hydraulische accumulators van het hydraulische opslagsysteem 30 en dat de tweede subset 64 die wordt gebruikt tijdens de nominale belastingperiode 114 wordt gevormd door alle hydraulische accumulators van het hydraulische opslagsysteem 30, inclusief de hydraulische accumulator 60 die de eerste subset 62 vormde. Het is ook niet vereist dat elk van deze hydraulische accumulators van hetzelfde type is of dezelfde hydraulische opslagcapaciteit heeft. Het is verder duidelijk dat dit effect al voordeligerwijze kan worden verwezenlijkt wanneer de eerste subset 62 een hydraulische opslagcapaciteit omvat die kleiner is dan of gelijk is aan de totale hydraulische opslagcapaciteit van de tweede en derde subset 64, 66. Dit is het geval in de bovenstaande voorbeelden waar de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset 62 50 liter was en de totale opslagcapaciteit van de tweede en derde subset 64, 66 100 liter was. De voorkeursconfiguratie die in de voorbeelden werd beschreven met verwijzing naar de uitvoeringsvorm in figuren 5A-5D is echter de configuratie waarbij ook de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset 62 kleiner is dan of gelijk is aan de individuele hydraulische opslagcapaciteit van de tweede subset 64 en derde subset 66, aangezien in dat geval wordt verzekerd dat de eerste subset 62 onder druk kan worden gezet in de kortst mogelijke initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122. Volgens een alternatieve voorbeelduitvoeringsvorm kan de eerste subset 62 een hydraulische accumulator 60 omvatten met een opslagcapaciteit kleiner dan de 50 liter van de hydraulischeo· accumulators 60 van de tweede en derde subsets 64, 66, bijvoorbeeld in het bereik van 20 tot 40 liter. Dit zou de tijd om de eerste subset 62 volledig onder druk te zetten nog inkorten, vergeleken met de andere bepaalde selecties 64, 66, hoewel de opslagcapaciteit van de eerste subset nog altijd voldoende groot moet zijn om de tijdsperiode te dekken tijdens dewelke de piekbelastingen zich voordoen in de tijdsperiode van piekbelasting 112. Het is verder duidelijk dat volgens andere alternatieve uitvoeringsvormen andere bepaalde volgordes of bepaalde combinaties van volgordes voor het koppelen van één of meerdere bepaalde selecties van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden 60 aan de hydraulische vermogenseenheid 20 mogelijk zijn. In het algemeen zullen al deze uitvoeringsvormen het mogelijk maken voor het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 om de gewenste bidirectionele vermogensuitwisseling te regelen tussen de hoofdaandrijving 10 en de hydraulische vermogensopslag 30 door middel van de hydraulische vermogenseenheid 20 in functie van de bedrijfsperiode 100, door middel van het selectief koppelen van de eerste subset en ten minste één verschillende, andere subset.
[64] Hoewel in de voorbeelduitvoeringsvormen werd verwezen naar een bepaalde duur van tijdsperiodes van de bedrijfsperiode 100 en dit een zeer eenvoudige implementatie mogelijk maakt van het hydraulische regelsysteem 50, kan volgens een alternatieve uitvoeringsvorm één of meerdere van de tijdsperiodes van de bedrijfsperiode worden bepaald in functie van metingen van de hydraulische druksensor 76 die in staat is om de hydraulische druk te meten in de hydraulische vermogensopslageenheden 60 op zo een manier dat bijvoorbeeld het elektronische regelsysteem 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 de gemeten druk kan opslaan in elk van de hydraulische accumulators 60. De elektronische controller 52 van het hydraulische regelsysteem is dan bijvoorbeeld in staat om van de initiële gedeactiveerde tijdsperiode 122 om te schakelen naar de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 wanneer de druk in de hydraulische vermogensopslageenheid 60 van de eerste bepaalde selectie 62 een bovenste druklimiet bereikt, bijvoorbeeld de drukwaarde p2 = 400 bar zoals besproken met verwijzing naar figuren 3, 4 en 6. Dit maakt extra flexibiliteit en robuustheid mogelijk aangezien een dergelijke bedrijfsmodus een groter tolerantiebereik mogelijk maakt inzake de duur en hoogte van de piekbelasting die zich voordoet in verschillenden bedrijfsomstandigheden waaraan de hoofdaandrijving 10 en de extra aandrijving 40 worden onderworpen. Een soortgelijke bedrijfsmodus kan worden voorgesteld om te bepalen wanneer moet worden omgeschakeld van de tijdsperiode van piekbelasting 112 naar de nominale belastingperiode door de omschakeling uit te voeren wanneer de druk in de hydraulische vermogensopslageenheden 60 van de eerste subset 62 een onderste druklimiet bereikt, bijvoorbeeld de drukwaarde p1 = 300 bar zoals besproken met verwijzing naar figuren 3, 4 en 6. Bovendien, met verwijzing naar de bedrijfsmodus zoals geïllustreerd in figuur 6, kan ook de omschakeling van de tweede subset 64 naar de derde subset 66 tijdens de nominale belastingperiode 114 en de volgende gedeactiveerde tijdsperiode 124 worden beïnvloed door het hydraulische regelsysteem wanneer de druksensor 76 een drukwaarde detecteert die de onderste druklimiet p1 respectievelijk bovenste druklimiet p2 bereikt.
[65] Om het hybride aandrijfsysteem verder te optimaliseren, vooral in het specifieke geval zoals reeds hierboven vermeld waarbij de hoofdaandrijving 10 een interne verbrandingsmotor is en de periodieke extra aandrijving 40 een systeem voor het lossen van gewassen is dat periodiek geoogste gewassen lost van een opslagtank voor gewas van een oogstmachine, is de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 bij voorkeur in staat om de bovenste druklimiet p2 of de onderste druklimiet p1 aan te passen in functie van de parameters voor oogstomstandigheden. Dergelijke parameters voor oogstomstandigheden kunnen parameters zijn die worden ingevoerd door een operator of parameters bepaald door middel van geschikte sensoren die beschikbaar zijn op de oogstmachine, die vervolgens op een geschikte manier worden overgedragen naar de elektrische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 dat een berekening zal maken of een opzoeking zal verrichten in bijvoorbeeld een geschikte opzoektabel van wat de meest geschikte waarden zijn voor deze druklimieten. Dergelijke parameters voor oogstomstandigheden zijn bijvoorbeeld: - type gewas dat wordt geoogst; - hoe vol de opslagtank voor gewas is; - vochtgehalte van het gewas; - detectie van verstopping in het systeem voor het lossen van gewassen; - gemiddelde belasting op de hoofdaandrijving 10.
[66] Zoals verder getoond in de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D omvat het hydraulische regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 bij voorkeur een overdrukbeveiligingscircuit 90 gekoppeld aan de hydraulische extra vermogenseenheid 20. Dit overdrukbeveiligingscircuit 90 voorkomt verdere opwekking van druk aan de opslagzijde 28 van de hydraulische extra vermogenseenheid 20 wanneer de hydraulische vermogenseenheid 20 wordt bediend in de hydraulische pompmodus en de druk aan de opslagzijde 28 van de hydraulische vermogenseenheid 20 een overdrukdrempel overschrijdt. Dit kan worden verwezenlijkt door middel van een geschikte regeling van de variabele debietmogelijkheden van de hydraulische vermogenseenheid 20 zodat geen extra debiet wordt gecreëerd wanneer de overdrukdrempel wordt bereikt. Als alternatief kan het overdrukbeschermingscircuit 90 ook worden gevormd door middel van geschikte hydraulische elementen, bijvoorbeeld een normaal gesloten drukregelventiel dat de opslagzijde 28 koppelt aan het reservoir en dat opent wanneer de druk aan de opslagzijde 28 de overdrukdrempel overschrijdt. Wanneer deze overdrukdrempel is ingesteld om gelijk te zijn met de bovenste drukdrempel p2 zoals hierboven vermeld met verwijzing naar de uitvoeringsvormen die hierboven worden beschreven, zal dit de werking van de elektronische controller 52 van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 verder vereenvoudigen aangezien dit zal voorkomen dat de druk in de hydraulische accumulators 60 boven deze bovenste drukdrempel p2 stijgt zonder dat een extra regelfunctionaliteit wordt vereist van de elektronische controller 52.
[67] In de uitvoeringsvorm van figuren 1A-1D wordt verder een optioneel, hydraulisch circuit 92 getoond dat is gekoppeld aan de hydraulische vermogensopslag 30. Dit extra circuit 92 kan bijvoorbeeld een hydraulisch aftapcircuit omvatten dat de hydraulische accumulators 60 van de hydraulische vermogensopslag 30 in staat stelt om naar het reservoir 24 te lozen zonder eerst doorheen de hydraulische vermogenseenheid 20 te moeten gaan. Een dergelijke functionaliteit maakt het mogelijk om de druk van de hydraulische vermogensopslag 30 te verlagen, bijvoorbeeld in functie van onderhoud of reparaties aan de hydraulische vermogenseenheid 20. Volgens alternatieve uitvoeringsvormen omvat het extra circuit alternatieve hydraulische circuits, bijvoorbeeld om hydraulische vloeistof onder druk direct te leveren aan hydraulische actuators, bijvoorbeeld een hydraulische zuiger om de positie van een onderdeel van de oogstmachine aan te passen, zoals een riemvariator, een haspel van een maaibord van een maaidorser, enz. of een hydraulische motor die bijvoorbeeld een koelventilator aandrijft. Bij voorkeur hebben deze belastingen relatief kleine vermogensvereisten in vergelijking met de vermogensvereisten van de periodieke extra aandrijving 40 zodat ze de werking van het regelsysteem voor vermogensuitwisseling 50 niet aanzienlijk verstoren. Op deze manier kan de nood aan een extra hydraulische drukpomp om deze hydraulische belastingen aan te drijven, worden vermeden.
Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat hieronder alle wijzigingen, variaties of equivalenten vallen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden "omvattende" of "omvatten" andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord "een" geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element, zoals een computersysteem, een processor of een andere geïntegreerde eenheid de functies van verschillende hulpmiddelen kunnen vervullen die in de conclusies worden vermeld. Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie. De termen "eerste", "tweede", "derde", "a", "b", "c" en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een opeenvolgende of chronologische volgorde. Op dezelfde manier worden de termen "bovenkant", "onderkant", "over'2o "onder" en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities. Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan hierboven beschreven of geïllustreerd.

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine omvattende: - een hoofdaandrijving (10); - een reservoir (24) met hydraulische vioeistof; - een hydraulische vermogensopslag (30) voor het opslaan van hydraulische vloeistof onder een druk die hoger is dan die in het reservoir (24); - een hydraulische vermogenseenheid (20) die: - mechanisch is gekoppeld aan de hoofdaandrijving (10); - hydraulisch is gekoppeld aan de hydraulische vermogensopslag (30) en met het reservoir (24); - een periodieke extra aandrijving (40) geconfigureerd om periodiek te worden aangedreven door de hoofdaandrijving (10) tijdens een bedrijfsperiode (100) zodat de hoofdaandrijving (10) de periodieke extra aandrijving (40) van vermogen voorziet tijdens een geactiveerde tijdsperiode (110) en de hoofdaandrijving (10) de periodieke extra aandrijving (40) niet van vermogen voorziet tijdens een gedeactiveerde tijdsperiode (120); - een regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid (20) en de hydraulische vermogensopslag (30), MET HET KENMERK DAT - de hydraulische vermogensopslag (30) een meervoudig aantal hydraulische vermogensopslageenheden (60) omvat; en dat - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) is geconfigureerd om selectief een eerste subset (62) en ten minste één verschillende, andere subset (64, 66) van één of meerdere van de hydraulische vermogensopslageenheden (60) te koppelen aan de hydraulische vermogenseenheid (20) in functie van een gewenste bidirectionele vermogensuitwisseling tussen de hoofdaandrijving (10) en de hydraulische vermogensopslag (30) in functie van de bedrijfsperiode (100).
  2. 2. Een hybride aandrijfsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) is geconfigureerd om: - voor de geactiveerde tijdsperiode (110) het volgende te bepalen: - een tijdsperiode van piekbelasting (112) tijdens dewelke het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting (40) hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting tijdens d^ geactiveerde tijdsperiode (110); en - een nominale belastingperiode (114) tijdens het resterende deel van de geactiveerde tijdsperiode (110); - voor de gedeactiveerde tijdsperiode (120) een initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) te bepalen, gevolgd door een volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124); en - de eerste subset (62) tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) aan te sluiten; - de ten minste één andere subset (64, 66) tijdens de nominale belastingperiode (114) en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124) aan te sluiten.
  3. 3. Een hybride aandrijfsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) verder is geconfigureerd om de tijdsperiode van piekbelasting (112) te bepalen zodat die een opstartperiode omvat, welke een initiële fase is van de geactiveerde tijdsperiode (110) tijdens dewelke de periodieke extra belasting (40) wordt geactiveerd.
  4. 4. Een hybride aandrijfsysteem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de eerste subset (62) een hydraulische opslagcapaciteit omvat die kleiner is dan of gelijk is aan de totale hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets (64, 66), en dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) geconfigureerd is om: - de eerste subset (62) aan te sluiten tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122), zodat op deze manier de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset (62) sneller hydraulische druk kan opbouwen tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) zodat maximaal piekvermogen vervolgens kan worden geleverd tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en; - de ten minste één andere subset (64, 66) aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode (114) en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124), waarbij de totale hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets (64, 66) op deze manier ervoor zorgt dat deze andere subsets (64, 66) de opslag van een grotere hoeveelheid hydraulische vloeistof onder druk mogelijk maken tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124) om d^( vermogensvereisten tijdens de nominale belastingperiode (114) te dekken.
  5. 5. Een hybride aandrijfsysteem volgens één van de conclusies 2 tot en met 4, met het kenmerk dat de eerste subset (62) een hydraulische opslagcapaciteit omvat die kleiner is dan of gelijk is aan de individuele hydraulische opslagcapaciteit van de één of meerdere andere subsets (64, 66), en dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) geconfigureerd is om: - de eerste subset (62) aan te sluiten tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122), zodat de hydraulische opslagcapaciteit van de eerste subset (62) er op deze manier voor zorgt dat de eerste subset (62) de subset is die als snelste hydraulische druk kan opbouwen tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) zodat maximaal piekvermogen vervolgens kan worden geleverd tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en; - de ten minste één andere subset (64, 66) aan te sluiten tijdens de nominale belastingperiode (114) en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124), waarbij de hydraulische opslagcapaciteit van elk van de één of meerdere andere subsets (64, 66) op deze manier ervoor zorgt dat deze andere subsets (64, 66) de opslag van de grootste hoeveelheid hydraulische vloeistof onder druk mogelijk maken tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124) om de vermogensvereisten tijdens de nominale belastingperiode (114) te dekken.
  6. 6. Een hybride aandrijfsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) is geconfigureerd om een meervoudig aantal van de andere subsets (64, 66) aan te sluiten in een bepaalde volgorde.
  7. 7. Een hybride aandrijfsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat: - het meervoudige aantal hydraulische vermogensopslageenheden (60) een meervoudig aantal hydraulische accumulators (62) is; en dat - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) een hydraulisch selectiecircuit (70) omvat, gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid (20) en het meervoudige aantal hydraulische accumulators (62), het hydraulisch selectiecircuit (70) omvattende een meervoudig aantal hydraulische ventielen (72), respectievelijk gekoppeld aan elk van het meervoudige aantal hydraulische accumulators (62), waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) is geconfigureerd om de selectie van de subsets (62, 64, 66) van het meervoudige aantal hydraulische accumulators (62) uit te voeren door middel van deze hydraulische ventielen (72).
  8. 8. Een hybride aandrijfsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat: - de hydraulische vermogenseenheid (20) een enkelvoudige hydraulische eenheid is die: - bedienbaar is in zowel een hydraulische motormodus als een hydraulische pompmodus; en - aan een bronzijde (26) is aangesloten op het reservoir met hydraulische vloeistof (24) en aan een opslagzijde (28) op de hydraulische extra vermogensopslag (30); en - waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) is geconfigureerd om de hydraulische vermogenseenheid (20) te bedienen: - in de hydraulische motormodus tijdens de geactiveerde tijdsperiode (110) om vermogen uit te wisselen van de hydraulische extra vermogensopslag (30) naar de hoofdaandrijving (10); - in de hydraulische pompmodus tijdens de gedeactiveerde tijdsperiode om vermogen uit te wisselen van de hoofdaandrijving (10) naar de hydraulische extra vermogensopslag (30).
  9. 9. Een methode voor het bedienen van het hybride aandrijfsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de methode de volgende stappen bevat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) ontvangt een ingangssignaal dat representatief is voor de periodieke werking van de periodieke extra aandrijving (40) tijdens de bedrijfsperiode (100); - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) bepaalt op basis van dit ingangssignaal, in functie van de gewenste bidirectionele vermogensuitwisseling tussen de hoofdaandrijving (10) en de hydraulische vermogensopslag (30) tijdens de bedrijfsperiode (100) een uitgangssignaal om de eerste subset (62) en de te minste één verschillende, andere subset (64, 66) van één of meerdere van de hydraulisch^1 vermogensopslageenheden (60) selectief te koppelen aan de hydraulische extra vermogenseenheid (20); - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) levert het uitgangssignaal aan de hydraulische vermogensopslag (30).
  10. 10. Een methode volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de methode de volgende verdere stappen omvat: - het bepalen, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), voor de geactiveerde tijdsperiode (110) van: - een tijdsperiode van piekbelasting (112) tijdens dewelke het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting (40) hoger is dan het gemiddelde vermogen vereist door de periodieke extra belasting tijdens de geactiveerde tijdsperiode (110); en - een nominale belastingperiode (114) tijdens het resterende deel van de geactiveerde tijdsperiode (110); - het bepalen, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), voor de gedeactiveerde tijdsperiode (120), van een initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) gevolgd dooreen volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124); en - het leveren, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), van een uitgangssignaal om de eerste subset (62) tijdens de tijdsperiode van piekbelasting (112) en tijdens de initiële gedeactiveerde tijdsperiode (122) aan te sluiten; - het leveren, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), van een uitgangssignaal om de ten minste één andere subset (64, 66) tijdens de nominale belastingperiode (114) en tijdens de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124) aan te sluiten.
  11. 11. Een methode volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de methode de volgende verdere stappen omvat: het bepalen, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), van de tijdsperiode van piekbelasting (112) zodat die een opstartperiode omvat, welke een initiële fase is van de geactiveerde tijdsperiode (110) tijdens dewelke de periodieke extra belasting (40) wordt geactiveerd.
  12. 12. Een methode volgens één van de conclusies 9 tot en met 11, met h@b kenmerk dat de methode de volgende verdere stappen omvat: het bepalen en voorzien, door het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50), van een uitgangssignaal om een meervoudig aantal van de andere subsets (64, 66) te koppelen in een bepaalde volgorde.
  13. 13. Een methode volgens één van de conclusies 9 tot en met 12 voor het bedienen van een hybride aandrijfsysteem, waarbij het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) verder is gekoppeld aan een hydraulische druksensor (76) die is geconfigureerd om de hydraulische druk te meten in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden (60) van de eerste subset (62) indien gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid (20), met het kenmerk dat de methode de volgende verdere stappen omvat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) ontvangt een ingangssignaal van de hydraulische druksensor (76) dat representatief is voor de hydraulische druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden (60) van de eerste subset (62) indien gekoppeld aan de hydraulische vermogenseenheid (20); - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50): - schakelt over van de initieel gedeactiveerde tijdsperiode (122) naar de volgende gedeactiveerde tijdsperiode (124) wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden (60) van de eerste subset (62) een bovenste druklimiet (p2) bereikt; en/of - schakelt over van de tijdsperiode van piekbelasting (112) naar de nominale belastingperiode (114) wanneer de druk in de één of meerdere hydraulische vermogensopslageenheden (60) van de eerste subset (62) een onderste druklimiet (p1) bereikt.
  14. 14. Een methode volgens conclusie 13 om een hybride aandrijfsysteem te bedienen, waarbij: - de hoofdaandrijving (10) een interne verbrandingsmotor is; - de periodieke extra aandrijving (40) bedienbaar is om een systeem voor het lossen van gewassen aan te drijven om geoogste gewassen periodiek te lossen uit een opslagtank voor gewas van de oogstmachine; met het kenmerk dat de methode de volgende verdere stappen omvat: - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) ontvangt een ingangssignaal d2® representatief is voor één of meerdere van de volgende parameters voor oogstomstandigheden: - type gewas dat wordt geoogst; - hoe vol de opslagtank voor gewas is; - vochtgehalte van het gewas; - detectie van verstopping in het systeem voor het lossen van gewassen; - gemiddelde belasting van de hoofdaandrijving (10). - het regelsysteem voor vermogensuitwisseling (50) bepaalt en levert een uitgangssignaal om de bovenste druklimiet (p2) en/of de onderste druklimiet (p1) aan te passen in functie van één of meerdere van de deze parameters voor oogstomstandigheden.
  15. 15. Een computerprogramma omvattende door een computer leesbare instructies aangepast om de methode volgens één van de conclusies 9 tot en met 14 uit te voeren.
BE2013/0257A 2013-04-09 2013-04-09 Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine BE1021140B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0257A BE1021140B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine
US14/782,214 US10039234B2 (en) 2013-04-09 2014-04-08 Hybrid drive system for a harvester
BR112015025254-0A BR112015025254B1 (pt) 2013-04-09 2014-04-08 Sistema de acionamento híbrido para uma colheitadeira e seu método de operação
EP14715641.8A EP2983931B1 (en) 2013-04-09 2014-04-08 Hybrid drive system for a harvester and method of operating the same
PCT/EP2014/057078 WO2014166957A1 (en) 2013-04-09 2014-04-08 Hybrid drive system for a harvester and method of operating the same

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2013/0257A BE1021140B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021140B1 true BE1021140B1 (nl) 2016-01-08

Family

ID=48484964

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2013/0257A BE1021140B1 (nl) 2013-04-09 2013-04-09 Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine

Country Status (5)

Country Link
US (1) US10039234B2 (nl)
EP (1) EP2983931B1 (nl)
BE (1) BE1021140B1 (nl)
BR (1) BR112015025254B1 (nl)
WO (1) WO2014166957A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN105764764B (zh) * 2013-06-26 2019-06-07 派克汉尼汾制造有限公司 能量有效电动车辆控制系统
GB2524787A (en) * 2014-04-02 2015-10-07 Eurekagen Ltd Energy recovery system
US9879700B1 (en) * 2014-07-22 2018-01-30 Boston Dynamics, Inc. Robotic hydraulic system
CN105216602B (zh) * 2014-11-12 2018-05-18 徐州重型机械有限公司 一种混合动力应用方法和系统
DE102019206829A1 (de) * 2019-05-10 2020-11-12 Deere & Company Antriebssystem für eine Erntemaschine

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3247289A1 (de) * 1981-12-21 1983-10-13 Linde Ag, 6200 Wiesbaden Einrichtung zum speichern hydraulischer energie
US20080086254A1 (en) * 2006-10-06 2008-04-10 Deere & Company Anti-overspeed system for vehicle and associated method
EP1935697A1 (de) * 2006-12-21 2008-06-25 FAUN Umwelttechnik GmbH & Co. KG Antriebssystem eines Fahrzeuges, imsbesondere eines Müllsammelfahrzeuges
US20100141024A1 (en) * 2008-12-09 2010-06-10 Developpement Effenco Inc. Braking energy recovery system for a vehicle and vehicle equipped with same
WO2012031970A1 (de) * 2010-09-06 2012-03-15 Eisenmann Siegfried A Hydrostatischer antrieb für ein kraftfahrzeug

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1156971B (it) 1978-04-20 1987-02-04 Fiat Spa Sistema di trasmissione idraulica della potenza da un motore a combustione interna alle ruote di un autoveicolo, con recupero dell'energia cinetica
US4348863A (en) 1978-10-31 1982-09-14 Taylor Heyward T Regenerative energy transfer system
US4741410A (en) 1985-07-05 1988-05-03 Advanced Energy Systems Inc. Energy storage automotive drive system particularly adaptable for retrofitting
US5168703A (en) 1989-07-18 1992-12-08 Jaromir Tobias Continuously active pressure accumulator power transfer system
US5495912A (en) 1994-06-03 1996-03-05 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The U.S. Environmental Protection Agency Hybrid powertrain vehicle
DE19955312B4 (de) 1999-11-17 2005-10-27 Jungheinrich Ag Antriebssystem für Flurförderzeuge
US6971463B2 (en) 2002-12-23 2005-12-06 Cnh America Llc Energy recovery system for work vehicle including hydraulic drive circuit and method of recovering energy
US7597172B1 (en) 2005-04-22 2009-10-06 Parker-Hannifin Corporation Gear box for hydraulic energy recovery
US7234298B2 (en) 2005-10-06 2007-06-26 Caterpillar Inc Hybrid hydraulic system and work machine using same
DE102006046127A1 (de) 2006-09-28 2008-04-03 Robert Bosch Gmbh Energiespeichereinheit
WO2008086562A1 (en) 2007-01-16 2008-07-24 Permo-Drive Technologies Ltd Drive assembly for a regenerative drive system
US20090126360A1 (en) 2007-11-20 2009-05-21 Bordwell Mark A Hydraulic system with accumulator assist
US7992370B2 (en) 2008-03-14 2011-08-09 Deere & Company Work machine with auxiliary power unit and intelligent power management
EP2113672B1 (en) 2008-04-29 2010-12-22 Parker Hannifin AB Arrangement for operating a hydraulic device
DE102008002006A1 (de) * 2008-05-27 2009-12-03 Deere & Company, Moline Steueranordnung zur Kontrolle des Überladens landwirtschaftlichen Ernteguts von einer Erntemaschine auf ein Transportfahrzeug
CA2731920C (en) 2008-05-30 2015-05-05 Deere-Hitachi Specialty Products A vehicular stored energy processor
US7779616B2 (en) 2008-06-03 2010-08-24 Deere & Company Vehicle with electric hybrid powering of external loads and engine-off capability
US20100122864A1 (en) 2008-11-17 2010-05-20 Allan Rosman Hybrid hydraulic drive system for all terrestrial vehicles, with the hydraulic accumulator as the vehicle chassis
AT506883B1 (de) 2009-08-27 2012-11-15 Avl List Gmbh Antriebssystem für ein fahrzeug

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3247289A1 (de) * 1981-12-21 1983-10-13 Linde Ag, 6200 Wiesbaden Einrichtung zum speichern hydraulischer energie
US20080086254A1 (en) * 2006-10-06 2008-04-10 Deere & Company Anti-overspeed system for vehicle and associated method
EP1935697A1 (de) * 2006-12-21 2008-06-25 FAUN Umwelttechnik GmbH & Co. KG Antriebssystem eines Fahrzeuges, imsbesondere eines Müllsammelfahrzeuges
US20100141024A1 (en) * 2008-12-09 2010-06-10 Developpement Effenco Inc. Braking energy recovery system for a vehicle and vehicle equipped with same
WO2012031970A1 (de) * 2010-09-06 2012-03-15 Eisenmann Siegfried A Hydrostatischer antrieb für ein kraftfahrzeug

Also Published As

Publication number Publication date
US20160037722A1 (en) 2016-02-11
WO2014166957A1 (en) 2014-10-16
EP2983931B1 (en) 2019-07-24
BR112015025254A2 (pt) 2017-07-18
BR112015025254B1 (pt) 2022-06-07
US10039234B2 (en) 2018-08-07
EP2983931A1 (en) 2016-02-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021140B1 (nl) Een hybride aandrijfsysteem voor een oogstmachine
EP2638293B1 (en) Hydraulic drive circuit with parallel architectured accumulator
JP5599504B2 (ja) 液圧式ファン駆動装置
US9874233B2 (en) Hybrid hydraulic systems for industrial processes
EP2147266B1 (en) Refrigeration system and method using multiple variable capacity devices
US8226370B2 (en) Hydraulic system and method for controlling valve phasing
US9074347B2 (en) Hydraulic system and a working machine comprising such a hydraulic system
US20130312399A1 (en) System for driving working machine
JP5677866B2 (ja) 産業用車両の油圧ポンプ制御システムと産業用車両
US10100847B2 (en) Shovel
CN112673179A (zh) 用于负载搬运载具的控制阀组件
SE530779C2 (sv) Bränslepump och en metod för att styra en bränslepump
JP2016080098A (ja) 油圧式作業機械の駆動システム
BE1023621B1 (nl) Hulpkrachtbron voor een landbouwbalenpers met anticiperende regeling achtergrond van de uitvinding
WO2015046187A1 (ja) シリーズハイブリッドコンバイン
US20220030772A1 (en) Hydraulic motor control system and method
WO2015123510A1 (en) Accumulator circuit for towed implements
US11439064B2 (en) Pre-unloading power reduction system and method
EP3178778B1 (en) Hydraulic system for energy regeneration and industrial truck with said hydraulic system
US20210331739A1 (en) Valve Assembly for a Reserve Pump of a Vehicle Steering System
KR101903372B1 (ko) 연속 운전시간이 개선된 소형 크레인용 유압공급장치
JP2002192982A (ja) コンバイン
JP2002054473A (ja) コンバイン