BE1021085B1 - Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment - Google Patents

Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment Download PDF

Info

Publication number
BE1021085B1
BE1021085B1 BE2014/5001A BE201405001A BE1021085B1 BE 1021085 B1 BE1021085 B1 BE 1021085B1 BE 2014/5001 A BE2014/5001 A BE 2014/5001A BE 201405001 A BE201405001 A BE 201405001A BE 1021085 B1 BE1021085 B1 BE 1021085B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
axis
coupling piece
shaft
fin
fins
Prior art date
Application number
BE2014/5001A
Other languages
English (en)
Inventor
Dominique Lampe
Original Assignee
Shadow-lnside NV
Bvba Shadow Belgium
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Shadow-lnside NV, Bvba Shadow Belgium filed Critical Shadow-lnside NV
Application granted granted Critical
Publication of BE1021085B1 publication Critical patent/BE1021085B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/56Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
    • E06B9/68Operating devices or mechanisms, e.g. with electric drive
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B9/30Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
    • E06B9/32Operating, guiding, or securing devices therefor
    • E06B9/322Details of operating devices, e.g. pulleys, brakes, spring drums, drives
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B9/30Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
    • E06B9/32Operating, guiding, or securing devices therefor
    • E06B9/322Details of operating devices, e.g. pulleys, brakes, spring drums, drives
    • E06B2009/3225Arrangements to aid the winding of cords rollers
    • E06B2009/3227Axially moving rollers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Blinds (AREA)

Abstract

Een koppelstuk (100) voor het overbrengen van een rotatiemoment van een eerste as (410) naar een tweede as (200) bevat (100) een holle schijf (110). De holle schijf bevat aan de buitenkant minimum twee vinnen (120) die veerkrachtig zijn in een rotatierichting rond de as van de holle schijf. Minstens een eerste vin (120) is bedoeld om nauw aan te sluiten met een eerste zijde van een uitsteeksel (210) op de binnenzijde van de tweede as en minstens een tweede vin (120) is bedoeld om nauw aan te sluiten op een dergelijk uitsteeksel (210), teneinde geluidloos en trillingsvrij rotatiemomenten in verschillende richtingen over te brengen op de tweede as (200).

Description

Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment
Toepassingsgebied van de uitvinding
Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op overbrengingssystemen van een rotatiemoment van een eerste as, de aandrijfas, naar een tweede as. Meer specifiek heeft het betrekking op overbrengingssystemen van een rotatiemoment waarbij de eerste as en de tweede as coaxiaal zijn. Een dergelijk overbrengingssysteem kan worden gebruikt in een ophaalrichting voor een velvormig voorwerp, bijvoorbeeld een gordijn.
Achtergrond van de uitvinding
Om het rotatiemoment over te brengen van een eerste as op een as met een grotere diameter worden koppelstukken gebruikt. In de context van de huidige uitvinding zijn de eerste as en de as die aangedreven wordt coaxiaal.
Bestaande koppelstukken om het rotatiemoment van een eerste as over te brengen naar een as met een grotere diameter bestaan uit een getande holle schijf met aan de binnenkant uitsteeksels die passen in inkepingen op de eerste as om zo de rotatie van de eerste as over te nemen, en aan de buitenkant tanden die passen tussen radiaal georiënteerde ribben die voorzien zijn op de binnenwand van de as met grotere diameter, om zo het rotatiemoment van de eerste as over te brengen op de as met grotere diameter (de tweede as).
Dergelijke koppelstukken worden bijvoorbeeld gebruikt om het rotatiemoment van een eerste as over te brengen op een opwindbuis. Een opwindbuis kan bijvoorbeeld dienen voor het ophalen van een velvormig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een gordijn. Een dergelijk gordijn kan bijvoorbeeld een rolgordijn of een vouwgordijn zijn. Venetiaanse blinden behoren bijvoorbeeld ook tot de mogelijkheden.
In sommige bestaande systemen wordt het velvormig voorwerp rond de opwindbuis gerold. In andere bestaande systemen wordt het velvormig voorwerp door middel van ophaaltouwen opgetrokken door de ophaaltouwen op te winden rond de opwindbuis. In sommige bestaande systemen is de eerste as een motoras, in andere systemen wordt de eerste as manueel aangedreven.
Een voorbeeld van een koppelstuk zoals dat gebruikt wordt in bestaande-gordijnsystemen is te vinden in EP0969180. Het koppelstuk wordt in EP0969180 op de eerste as geperst en vastgemaakt in de tweede as.
Door het koppelstuk te fixeren met de tweede as worden trillingen vermeden bij het aandrijven van die as. Een axiale verschuiving van de tweede as ten opzichte van de eerste as is echter niet meer mogelijk.
Er is dus ruimte voor een meer efficiënt systeem voor het overbrengen van een rotatiemoment van een eerste as naar een coaxiale as met een grotere diameter.
Samenvatting van de uitvinding
Het is een doelstelling van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding om op een gedempte manier het rotatiemoment van een eerste as over te brengen op een tweede as, waarbij de eerste as en de tweede as coaxiaal ten opzichte van elkaar gemonteerd zijn. De tweede as kan een grotere binnendiameter hebben dan de buitendiameter van de eerste as.
In een eerste aspect voorziet onderhavige uitvinding een koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment van een eerste as naar een tweede as, coaxiaal met de eerste as, waarbij de tweede as een grotere binnendiameter heeft dan de buitendiameter van de eerste as, en waarbij het koppelstuk een holle schijf bevat, waarvan de binnenkant gedimensioneerd is om nauw aan te sluiten met de buitenkant van de eerste as zodat de eerste as een rotatiemoment kan uitoefenen op de holle schijf wanneer het koppelstuk en de eerste as aan elkaar bevestigd zijn, en waarbij de holle schijf aan de buitenkant minimum twee, bij voorkeur minimum drie, of nog liever minimum vier vinnen bevat. De vinnen zijn bij voorkeur symmetrisch om de buitenkant van de holle schijf verdeeld. De vinnen zijn veerkrachtig in een rotatierichting rond de as van de holle schijf en minstens een eerste vin is bedoeld om nauw aan te sluiten met een eerste zijde van een uitsteeksel op de binnenzijde van de tweede as en minstens een tweede vin is bedoeld om nauw aan te sluiten met een tweede zijde van een uitsteeksel op de binnenzijde van de tweede as, waarbij het aansluiten van de eerste vin tegen de eerste zijde van een uitsteeksel toelaat om een rotatiemoment in één richting over te brengen op de tweede as en waarbij het aansluiten van de tweede vin tegen de tweede zijde van een uitsteeksel toelaat om een rotatiemoment in de tegenovergestelde richting over te brengen op de tweede as.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de trillingen die optreden wanneer het koppelstuk een rotatiemoment overbrengt van de eerste as naar de tweede as kleiner zijn in aanwezigheid van de veerkrachtige vinnen dan wanneer het rotatiemoment enkel wordt overgebracht door niet veerkrachtige tanden die aansluiten met radiaal georiënteerde ribben aan de binnenzijde van de tweede as. In bestaande systemen is de speling tussen tanden en ribben een bron van trillingen en geluidshinder (klikgeluiden door kleine verschuivingen in de omtrekrichting). Dergelijke speling tussen tanden en ribben is evenwel noodzakelijk om toe te laten dat het koppelstuk en de tweede as op elkaar kunnen gemonteerd worden. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de veerkrachtige vinnen wel naadloos kunnen aansluiten met de uitsteeksels, bijvoorbeeld ribben, op de tweede as. Door de veerkracht van de vinnen blijft montage van de tweede as op het koppelstuk mogelijk. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de trilling in beide draairichtingen gedempt wordt. Bij het wijzigen van draairichting is er minstens één vin die de rotatiebeweging dempt in de andere richting omdat er minstens één vin is die met de tweede zijde van het corresponderende uitsteeksel aansluit. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de vinnen vast verbonden zijn met of één geheel uitmaken met de holle schijf. Dit maakt de montage van de tweede as op het koppelstuk eenvoudiger vermits er geen extra onderdelen te monteren zijn. Het feit dat het koppelstuk niet uit losse onderdelen bestaat biedt dit ook een grotere garantie op een correcte montage. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat het koppelstuk kan ontworpen worden om verschillende vormen van assen aan te drijven. Van zodra er minstens één uitsteeksel aanwezig is aan de binnenzijde van de tweede as kunnen de vinnen van het koppelstuk zo ontworpen worden dat ze naadloos aansluiten met het uitsteeksel van de tweede as wanneer het koppelstuk in de tweede as geschoven wordt.
In een koppelstuk volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding, kan een vin gebogen of gehoekt zijn in één van de twee mogelijke draairichtingen van het koppelstuk.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat het moment dat door een vin kan worden overgedragen op de tweede as groter is dan wanneer deze vin recht is in radiale richting van het koppelstuk. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat gebogen of gehoekte vinnen gemakkelijker een kleinere straal kunnen aannemen door ze te plooien of verbuigen, waardoor ze gemakkelijker kunnen gemonteerd worden dan rechte vinnen.
In een koppelstuk volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kunnen de vinnen schuin georiënteerd zijn onder een hoek met de radiale richting van het koppelstuk en kan minstens één vin georiënteerd zijn in een richting tegengesteld aan die van een andere vin.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat het moment dat door een schuine vin kan worden overgedragen groter is dan het moment dat door een vin substantieel in de radiale richting kan worden overgedragen.
Bij een koppelstuk volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kunnen aan de buitenkant van de holle schijf tanden aanwezig zijn die gedimensioneerd zijn om te passen tegen radiaal georiënteerde uitsteeksels op de binnenzijde van de tweede as. Tanden en vinnen kunnen afwisselend aanwezig zijn op de buitenzijde van de holle schijf.
Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat een groter moment kan overgedragen worden door het koppelstuk op de tweede as dan wanneer de tanden niet aanwezig zouden zijn. In vergelijking met de buigzame vinnen kunnen de tanden immers een groter rotatiemoment overdragen.
In een tweede aspect voorziet onderhavige uitvinding in het gebruik van een koppelstuk volgens één van de voorgaande conclusies voor het aandrijven van een opwindbuis voor het opwinden van draden van een velvormig voorwerp.
Het koppelstuk kan gebruikt worden in een ophaalinrichting voor een velvormig voorwerp, bijvoorbeeld een gordijn. Het velvormig voorwerp kan een soepel vlak vel zijn, bijvoorbeeld een stuk stof, maar is daartoe niet beperkt. Het kan ook een andere soepele, opvouwbare of compacteerbare structuur hebben, bijvoorbeeld een lamellengordijn (met horizontale lamellen) or een draperie. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat tijdens het roteren de opwindbuis in axiale richting kan verschuiven over het koppelstuk. Dit laat toe om een ophaaldraad van het velvormig voorwerp gelijkmatig om de opwindbuis te winden. Wanneer de verschuiving per omwenteling gelijk is aan of groter is dan de dikte van de draad kan vermeden worden dat verschillende windingen van de draad over elkaar heen liggen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat een verschuiving in axiale richting mogelijk is en tegelijkertijd trillingen en geluid vermeden worden door de koppeling tussen het koppelstuk en de tweede as door middel van buigzame vinnen.
Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen, en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.
Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen duidelijk zijn van en verhelderd worden met verwijzing naar de hiernavolgende beschreven uitvoeringsvorm(en).
Korte beschrijving van de figuren FIG. 1 toont een dwarsdoorsnede van een koppelstuk in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding, bedoeld om de rotatie van een eerste as over te brengen op een tweede as. FIG. 2 toont een dwarsdoorsnede van een tweede as die moet aangedreven worden door middel van een koppelstuk in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 3 toont een dwarsdoorsnede van een koppelstuk gemonteerd in een tweede as in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 4 toont een vooraanzicht van een opwindbuis aangedreven door een koppelstuk in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. FIG. 5 toont een foto van een koppelstuk gemonteerd in een tweede as in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.
De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden.
Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken. In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of gelijkaardige elementen.
Gedetailleerde beschrijving van illustratieve uitvoeringsvormen
De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echter de uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies. De beschreven tekeningen zijn slechts schematisch en niet beperkend. In de tekeningen kunnen voor illustratieve doeleinden de afmetingen van sommige elementen vergroot en niet op schaal getekend zijn. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen soms niet overeen met de actuele praktische uitvoering van de uitvinding.
Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.
Bovendien worden de termen bovenste, onderste, boven, voor en dergelijke in de beschrijving en de conclusies aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.
Het dient opgemerkt te worden dat de term "bevat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting bevattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.
Verwijzing doorheen deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in ten minste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, het voorkomen van de uitdrukkingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeft niet noodzakelijk telkens naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kan dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.
Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze werkwijze van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, liggen inventieve aspecten in minder dan alle kenmerken van één enkele voorafgaande openbaar gemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.
In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.
Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding gesproken wordt over de asrichting wordt de richting bedoeld van de as waarrond de holle schijf 110 kan roteren.
Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding gesproken wordt over de binnenzijde van een vin 120 wordt dat uiteinde van de vin 120 bedoeld waarmee de vin bevestigd is aan de holle schijf 110.
Waar in uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding gesproken wordt over de buitenzijde van een vin 120 wordt het andere uiteinde van de vin 120 bedoeld, tegenover de binnenzijde. Dit is de zijde die aansluit met de ribbe 210 van de tweede as 200 en/of met de binnenzijde van de tweede as.
In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een koppelstuk 100 voor het overbrengen van een rotatiemoment van een eerste as 410 naar een tweede as 200. De eerste en de tweede as zijn hierbij coaxiaal gemonteerd en de buitendiameter van de eerste as is kleiner dan de binnendiameter van de tweede as. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding omvat het koppelstuk 100 een holle schijf 110. De binnenzijde van de holle schijf 110 is dusdanig dat deze over de eerste as 410 kan geschoven/geperst worden. Hiertoe kunnen de binnenzijde van de holle schijf 110 en de buitenzijde van de eerste as 410 voorzien zijn van een overeenkomstig en in elkaar passend reliëf, bijvoorbeeld uitsteeksels en overeenkomstige inkepingen. De buitenzijde van de eerste as 410 kan bijvoorbeeld voorzien zijn van groeven, en de binnenzijde van de holle schijf 110 kan voorzien zijn van overeenkomstige ribben 140, of omgekeerd, waarbij de ribben en de groeven zo gepositioneerd zijn dat beide stukken in elkaar passen. Een combinatie van ribben en groeven in elk van de stukken is ook mogelijk, maar laat minder posities toe in dewelke de eerste as 410 en het koppelstuk 100 over elkaar kunnen worden geschoven.
De stukken worden zo ontworpen dat, na assemblage, een nauwe aansluiting aanwezig is tussen de eerste as 410 en de holle schijf 110. De nauwe aansluiting tussen de eerste as 410 en de holle schijf 110 maakt het mogelijk dat de eerste as 410 een rotatiemoment uitoefent op de holle schijf 110. In de uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding geïllustreerd in FIG. 1 bevat de binnenkant van de holle schijf 110 vier ribben als uitsteeksels. Deze uitsteeksels passen in groeven die als inkepingen voorzien zijn in de eerste as 410. Niet geïllustreerd, maar eveneens mogelijk is het voorzien van inkepingen, bijvoorbeeld groeven, in de binnenkant van holle schijf 110 en uitsteeksels, bijvoorbeeld ribben, op de buitenwand van de eerste as 410. Via de inkepingen/uitsteeksels op de eerste as en de uitstekels/inkepingen aan de binnenkant van de holle schijf kan het moment van de eerste as overgedragen worden op het koppelstuk 100. Vermits bij gebruik in een ophaalsysteem voor een velvormig voorwerp het koppelstuk 100 na assemblage niet moet kunnen schuiven over de eerste as 410 kan de binnenkant van het koppelstuk 100 nauw aansluitend gemaakt worden met de eerste as 410. Hierbij moeten de dimensies zo gekozen zijn dat het wel nog mogelijk is dat het koppelstuk 100 op de eerste as 410 geperst wordt tijdens de assemblage. Anderzijds is de speling zo klein dat er geen trillingen optreden tijdens het overbrengen van een rotatiemoment van de eerste as 410 naar het koppelstuk 100.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn aan de buitenzijde van de holle schijf 110 tanden 130 aanwezig. Deze tanden 130 overbruggen, na assemblage van het koppelstuk 100 binnen een tweede as 200, de afstand tussen de buitendiameter van de holle schijf 110 en de binnendiameter van de tweede as 200. Wanneer het koppelstuk 100 in de tweede as 200 geschoven is sluiten tenminste sommige zijden van deze tanden 130 aan met overeenkomstige uitsteeksels 210, bijvoorbeeld ribben, aan de binnenzijde van de tweede as 200.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn op de buitenzijde van het koppelstuk 100, tussen tenminste twee van de tanden 130, eveneens vinnen 120 aanwezig waarvan het oppervlak evenwijdig is met de asrichting van de tweede as 200. De vinnen 120 zijn met één zijde bevestigd aan de holle schijf 110. De tegenoverliggende zijde is evenwijdig met de as van de holle schijf 110 maar is in niet geassembleerde toestand gelegen op een afstand van die as die groter is dan de afstand die er in geassembleerde toestand bestaat tussen de buitenzijde van de holle schijf 110 en de binnenzijde van de tweede as 200. De vinnen zijn flexibel, in die zin dat ze licht kunnen verbogen worden om, ondanks hun lengte groter dan de te overbruggen afstand tussen buitenzijde van de holle schijf 100 en binnenzijde van de tweede as 200 toch tussen deze beide wanden te passen. De vinnen 120 vormen zo een gebogen, bijvoorbeeld maar niet beperkt daartoe cirkelvormige, dwarsdoorsnede.
Wanneer het koppelstuk 100 in de tweede as 200 geschoven wordt sluiten de buitenzijdes van de vinnen 120 aan met de binnenzijde van de tweede as 200. Op de binnenzijde van de tweede as 200 zijn uitsteeksels 210, bijvoorbeeld ribben, aanwezig evenwijdig met de asrichting. Deze uitsteeksels 210 zijn zo gepositioneerd dat ze aansluiten met de vinnen 120. Elk van de uitsteeksels 210 heeft een eerste zijde en een tweede, daar tegenover liggende, zijde via dewelke door aandrijven van de eerste as 410 en overbrenging van de rotatiebeweging op het koppelstuk 100, een rotatiemoment kan uitgeoefend worden op de tweede as 200. De richting van het rotatiemoment kan in een eerste richting zijn (wijzerzin) of in een tweede richting (tegenwijzerzin). In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding sluit minstens één vin 120 aan met de eerste zijde, bijvoorbeeld de linker zijde, van een uitsteeksel en sluit minstens één (andere) vin 120 aan met de tweede zijde, bijvoorbeeld de rechter zijde, van een uitsteeksel. In geval van een rotatie in wijzerzin duwt minstens één vin tegen de eerste zijde van een uitsteeksel, in geval van een rotatie in tegenwijzerzin duwt minstens één vin tegen een tweede zijde van een uitsteeksel. FIG. 1 toont de dwarsdoorsnede van een mogelijk koppelstuk 100 in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. Op de figuur is een holle schijf 110 te zien. Aan de binnenzijde van deze holle schijf zijn vier uitsteeksels 140 aanwezig, maar de uitvinding is daartoe niet beperkt. Er kunnen ook minder of meer uitsteeksels aanwezig zijn; minstens één. Deze uitsteeksels zijn zo gepositioneerd dat ze qua locatie overeenkomen met inkepingen op een eerste as. Het aantal inkepingen in de buitenwand van de eerste as kan groter zijn dan het aantal uitsteeksels 140 aan de binnenzijde van de holle schijf 110, maar dient minstens even groot te zijn. Via deze uitsteeksels 140 en inkepingen kan het moment van de eerste as op het koppelstuk 100 overgebracht worden. Hoe kleiner de speling tussen uitsteeksels 140 aan de binnenzijde van de holle schijf 110 en inkepingen in de buitenwand van de eerste as 410, hoe moeizamer het koppelstuk 100 over de eerste as 410 kan geschoven of zelfs geperst worden. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat, door de kleine speling tussen koppelstuk 100 en eerste as 410, er geen trillingen ontstaan bij het overbrengen van een rotatiemoment van de eerste as 410 naar de holle schijf 110. Vermits het niet nodig is dat het koppelstuk 100 tijdens normale werking in de langsrichting over de eerste as 410 kan verschuiven, is het geen probleem dat het koppelstuk 100 bij assemblage op de eerste as 410 geperst moet worden.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is het echter wel een voordeel dat de tweede as 200 in de langsrichting kan verschuiven over het koppelstuk 100, omdat dit voordelen biedt bij het opwikkelen van ophaaltouw van optrekbare vouwgordijnen, zoals beschreven in BE2013/0038. Om dit mogelijk te maken en tegelijkertijd trillingen te vermijden zijn in de in FIG. 4 voorgestelde uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding aan de buitenkant van de holle schijf 110 vier vinnen 120 aangebracht die evenwijdig zijn met de asrichting van de tweede as 200. Deze vinnen zijn veerkrachtig in de rotatierichting rond de as van de holle schijf 110.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kan het koppelstuk 100 in een tweede as 200 geschoven worden waarbij elke vin 120 aansluit met de binnenzijde van de tweede as 200 en met een uitsteeksels 210, bijvoorbeeld een ribbe. Een voorbeeld van een tweede as 200 die verschillende uitsteeksels 210, bijvoorbeeld ribbes, bevat is geïllustreerd in FIG. 2. FIG. 3 toont een dwarsdoorsnede van een koppelstuk 100 gemonteerd in een tweede as 200 in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding. Doordat de vinnen 120 buigzaam zijn kan de tweede as 200 over het koppelstuk 100 geschoven worden zelfs wanneer er geen speling aanwezig is tussen de vinnen 120 en een zijde van de overeenkomstige ribben 210 en tussen de vinnen 120 en de binnenwand van de tweede as 200.
In de in FIG. 1 en FIG. 3 voorgestelde uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding zijn aan de buitenzijde van de holle schijf 110 tanden 130 aanwezig. Deze tanden 130 overbruggen net zoals de vinnen 120 de afstand tussen de buitendiameter van de holle schijf 110 en de binnendiameter van de tweede as 200. In tegenstelling tot de vinnen zijn deze tanden breder in de rotatierichting waardoor ze veel minder buigzaam zijn dan de vinnen, of zelfs helemaal niet buigzaam zijn. De tanden 130 verlenen stevigheid aan de structuur. Wanneer het koppelstuk 100 in de tweede as 200 geschoven is sluiten deze tanden 130 aan met overeenkomstige ribben 210 aan de binnenzijde van de tweede as 200, met een voorafbepaalde speling. Deze speling is groter dan de speling voor de buigzame vinnen 120. Door de speling kan de tweede as over het koppelstuk geschoven worden met een kleinere wrijving, en dus gemakkelijker, dan wanneer er helemaal geen speling zou zijn tussen de tanden 130 en de tweede as 200 en/of de uitsteeksels 210 op de tweede as 200. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat de tanden 130, door hun stevigheid, een groter rotatiemoment kunnen overbrengen op de tweede as dan de veerkrachtige vinnen 120. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding waarin het koppelstuk 100 zowel tanden 130 als vinnen 120 bevat zorgen de vinnen ervoor dat de trillingen bij het aanleggen van een rotatiemoment (bijvoorbeeld bij het versnellen of bij het veranderen van draairichting) gedempt worden. De vinnen 120 zorgen er ook voor dat tijdens het uitvoeren van een rotatiebeweging een klikgeluid vermeden wordt, dat anders ontstaat doordat de vereiste speling tussen tanden 130 en uitsteeksels 210 een kleine verschuiving in rotatierichting van koppelstuk 100 en tweede as 200 ten opzichte van elkaar toelaat, waardoor een uitsteeksel 210 van de tweede as 200 telkens tegen een tand 130 van het koppelstuk 100 "valt". Door de flexibiliteit van de vinnen 120, samen met hun gepaste dimensionering groter dan de te overbruggen afstand tussen de buitenzijde van de holle schijf 110 en de binnenzijde van de tweede as, sluiten deze vinnen 120 nauw aan met de uitsteeksels 210 van de tweede as 200. Wanneer de eerste as 410 een rotatiemoment uitoefent op de tweede as 200 via het koppelstuk 100 zullen in de eerste plaats de vinnen 120 de tweede as aandrijven, bijvoorbeeld versnellen. De vinnen 120 zullen de tweede as al aandrijven, bijvoorbeeld versnellen, nog voor de tanden 130 van het koppelstuk 100 de ribben 210 van de tweede as raken. Hierdoor worden zowel de trillingen als de geluiden gedempt. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding waarin tanden 130 aanwezig zijn op het koppelstuk 100 is het mogelijk om een groter rotatiemoment uit te oefenen op de tweede as 200 dan in uitvoeringsvormen waarin alleen veerkrachtige vinnen 120 zouden aanwezig zijn, door de sterkte van de tanden 130. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding zijn het de vinnen 120 die trillingen en geluiden dempen. De tanden 130 maken op hun beurt een overbrenging van een groter moment mogelijk. Indien de tanden 130 niet aanwezig zijn, zullen de vinnen 120 volledig doorbuigen bij een toenemend moment, en eventueel overslaan of zelfs afbreken. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is er, na assemblage van de tweede as 200 op het koppelstuk 100 nog steeds een speling aanwezig tussen tanden 130 en ribben 210 echter niet tussen vinnen 120 en ribben 210. FIG. 5 toont een foto van een koppelstuk 100 dat geschoven is in een tweede as 200. De eerste as 410 is in FIG. 5 niet zichtbaar. De vinnen 120 sluiten aan met ribben 210. De tanden 130 sluiten eveneens aan met ribben 210. Aan de binnenzijde van de holle schijf 110 zijn uitsteeksels 140 aanwezig die qua locatie en afmetingen overeenkomen met inkepingen op de eerste as 410 (niet getoond) en via de welke het rotatiemoment van de eerste as 410 kan overgedragen worden op het koppelstuk 100. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding kunnen aan de binnenzijde van de holle schijf ook inkepingen aangebracht zijn, in plaats van of samen met de uitsteeksels, die overeenkomen met uitsteeksels op de eerste as.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is elke vin 120 gebogen in een draairichting rond de as van de holle schijf. Verschillende vinnen 120 kunnen in verschillende draairichtingen gebogen zijn.
Een voorbeeld hiervan is getoond in FIG. 1. In dit voorbeeld bevindt de buiging van de vin zich op een zekere afstand, bijvoorbeeld op 1/3, van de buitenzijde van de holle schijf en dit in radiale richting. In het voorbeeld van FIG. 1 zijn de vinnen 120 beurtelings, zonder dat de uitvinding hiertoe beperkt is, in de ene dan wel de andere richting gebogen. Hierdoor kan het koppelstuk 100 een moment in beide draairichtingen overbrengen op tweede as 200 via uitsteeksels 210 aanwezig aan de binnenzijde van die tweede as. In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is minstens één vin 120 gebogen in een richting tegengesteld aan die van een andere vin 120. Wanneer gemonteerd in de tweede as sluit deze vin 120 aan met de tweede zijde van de corresponderende ribbe 210 als de andere vin met de eerste zijde van zijn corresponderende ribbe aansluit. Hierdoor kan de vin 120 die aansluit met de tweede zijde van de corresponderende ribbe het draaimoment in de andere richting overdragen.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding vormt een vin 120 een hoek met een vlak dat de rotatie-as van de holle schijf 110 bevat en dat de aansluitingsribbe tussen de vin 120 en de holle schijf 110 bevat. De vinnen 120 kunnen een hoek vormen met de radiale richting en bovendien gebogen zijn in een draairichting.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is het buitenzijde van een vin 210 verdikt in axiale richting. Dergelijke verdikking kan gradueel zijn, met de verdikking oplopend van het bevestigingspunt van de vin aan de holle schijf 110 naar het vrije uiteinde. In alternatieve uitvoeringsvormen kan de verdikking geïmplementeerde zijn door een dikker stuk dat aan het vrije uiteinde is aangebracht. Door deze verdikking is een goede aansluiting van de vin 120 en de tweede as 200 mogelijk. Hierdoor kan de vin 120 zowel aansluiten met de binnenzijde van de tweede as als met een ribbe. FIG. 5 toont een vin 120 met een verdikking aan de buitenzijde ervan.
In uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding is de eerste as 410 een as aangedreven of aandrijfbaar door een motor. De eerste as kan een motoras zijn. In alternatieve uitvoeringsvormen kan de eerste as een manueel aangedreven of aan te drijven as zijn.
In een tweede aspect betreft de onderhavige uitvinding het gebruik van een koppelstuk 100 voor het aandrijven van een tweede as 200 waarbij deze tweede as een opwindbuis is. De opwindbuis kan bijvoorbeeld dienen voor het opwinden van draden van een vouwgordijn. Een voorbeeld hiervan wordt getoond in FIG. 4. Deze figuur toont een vooraanzicht van een opwindbuis 200 aangedreven door een eerste as 410 via een koppelstuk 100 volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de huidige uitvinding.
In de uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding geïllustreerd in FIG. 4 schuift, tijdens gebruik, nl. tijdens het opwinden van draden van een vouwgordijn, de opwindbuis 200 tijdens 1 rotatie van de opwindbuis 200 over een afstand die minimum de dikte van de draad is naar links. Door deze verschuiving wordt de draad 420 zonder overlapping op de opwindbuis gewonden. Een dergelijke manier van opwikkelen van de draad rond een opwindbuis, waarbij de lussen van de draad ordentelijk naast elkaar liggen en niet kris kras over elkaar, wordt beschreven in BE 2013/0038. Een dergelijke manier van opwikkelen van de draad rond de opwindbuis waarborgt een perfecte op- en afwikkeling van het gordijn, zonder kans op scheeftrekken. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding dat het koppelstuk 100 een rotatie van de opwindbuis in combinatie met een axiale verschuiving van de opwindbuis toelaat.
De verschillende aspecten kunnen eenvoudig met elkaar worden gecombineerd, en de combinaties corresponderen aldus eveneens met uitvoeringsvormen volgens de huidige uitvinding.

Claims (4)

  1. Conclusies
    1, - Een koppelstuk (100) voor het overbrengen van een rotatiemoment van een eerste as (410) naar een tweede as (200), coaxiaal met de eerste as (410), waarbij de tweede as een grotere binnendiameter heeft dan de buitendiameter van de eerste as, en waarbij het koppelstuk (100) een holle schijf (110) bevat, waarvan de binnenkant gedimensioneerd is om nauw aan te sluiten met de buitenkant van de eerste as (410) zodat de eerste as een rotatiemoment kan uitoefenen op de holle schijf (110) wanneer het koppelstuk (100) en de eerste as (410) aan elkaar bevestigd zijn, en waarbij de holle schijf aan de buitenkant minimum twee vinnen (120) bevat, waarbij de vinnen (120) veerkrachtig zijn in een rotatierichting rond de as van de holle schijf (110) en waarbij minstens een eerste vin (120) bedoeld is om nauw aan te sluiten met een eerste zijde van een uitsteeksel (210) op de binnenzijde van de tweede as en waarbij minstens een tweede vin (120) bedoeld is om nauw aan te sluiten met een tweede zijde van een uitsteeksel (210) op de binnenzijde van de tweede as, waarbij het aansluiten van de eerste vin (120) tegen de eerste zijde van een uitsteeksel (210) toelaat om een rotatiemoment in één richting over te brengen op de tweede as (200) en waarbij het aansluiten van de tweede vin (120) tegen de tweede zijde van een uitsteeksel (210) toelaat om een rotatiemoment in de tegenovergestelde richting over te brengen op de tweede as (200) waarbij de eerste vin gebogen of gehoekt is in de ene richting en waarbij de tweede vin gebogen of gehoekt is in de tegenovergestelde richting.
  2. 2, - Een koppelstuk (100) volgens conclusie 1, waarbij de vinnen (120) schuin georiënteerd zijn onder een hoek met de radiale richting van het koppelstuk (100) en waarbij minstens één vin (120) georiënteerd is in een richting tegengesteld aan die van een andere vin (120).
  3. 3, - Een koppelstuk (100) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan de buitenkant van de holle schijf (110) tanden (130) aanwezig zijn die gedimensioneerd zijn om te passen tegen radiaal georiënteerde uitsteeksels (210) op de binnenzijde van de tweede as (200) en waarbij de tanden en vinnen (120) afwisselend aanwezig zijn op de buitenzijde van de holle schijf (110).
  4. 4.- Gebruik van een koppelstuk (100) volgens één van de voorgaande conclusies voor het aandrijven van een opwindbuis voor het opwinden van draden (420) van een velvormig voorwerp.
BE2014/5001A 2014-07-23 2014-09-29 Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment BE1021085B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/0571 2014-07-23
BE201400571 2014-07-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021085B1 true BE1021085B1 (nl) 2016-03-25

Family

ID=52589192

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/5001A BE1021085B1 (nl) 2014-07-23 2014-09-29 Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1021085B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR386064A (fr) * 1908-01-09 1908-06-03 Charles Andre Prud Homme Amortisseur pour transmissions
DE1939410A1 (de) * 1969-08-02 1971-02-18 Barth Harald Elastische Klauenkupplung
DE3623612A1 (de) * 1986-07-12 1988-01-28 Hueppe Gmbh Getriebe fuer eine gelenkarmmarkise
WO1999004176A1 (en) * 1997-07-18 1999-01-28 Lord Corporation Multi-stage torque transmission device
EP0969180A2 (en) * 1998-07-03 2000-01-05 GAPOSA S.r.l. Tubular motor reducer for winding roller shutters and sunblinds integrated with anti-fall device
EP2246517A1 (fr) * 2009-04-30 2010-11-03 Somfy SAS Dispositif de transmission viscoélastique d'un actionneur d'un volet roulant
EP2538015A1 (en) * 2011-06-20 2012-12-26 Nice Spa Elastic claw coupling for a tubular drive for a roller shutter

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR386064A (fr) * 1908-01-09 1908-06-03 Charles Andre Prud Homme Amortisseur pour transmissions
DE1939410A1 (de) * 1969-08-02 1971-02-18 Barth Harald Elastische Klauenkupplung
DE3623612A1 (de) * 1986-07-12 1988-01-28 Hueppe Gmbh Getriebe fuer eine gelenkarmmarkise
WO1999004176A1 (en) * 1997-07-18 1999-01-28 Lord Corporation Multi-stage torque transmission device
EP0969180A2 (en) * 1998-07-03 2000-01-05 GAPOSA S.r.l. Tubular motor reducer for winding roller shutters and sunblinds integrated with anti-fall device
EP2246517A1 (fr) * 2009-04-30 2010-11-03 Somfy SAS Dispositif de transmission viscoélastique d'un actionneur d'un volet roulant
EP2538015A1 (en) * 2011-06-20 2012-12-26 Nice Spa Elastic claw coupling for a tubular drive for a roller shutter

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5677305B2 (ja) オーバーランニングデカップラを製作する方法
US6685592B2 (en) Roller shade clutch with internal gearing
JP6796628B2 (ja) 遮蔽装置
JP5752153B2 (ja) ダンパユニットおよびこのようなダンパユニットを備えた力伝達装置
US9334944B2 (en) Pulley assembly for belt drive
JPH0229836B2 (nl)
US20200208728A1 (en) Filtering pully
JP2007303656A (ja) ロール回転機構
JP2014178005A (ja) 遊星歯車機構を備えたロックタイプ双方向クラッチ
BE1021085B1 (nl) Koppelstuk voor het overbrengen van een rotatiemoment
WO2016149960A1 (zh) 屏幕装置之链条结构及其链接单元件
WO2016134120A1 (en) Pivot device and method of generating asymmetric friction torque
WO2014185147A1 (ja) トルクコンバータのロックアップ装置
WO2018047938A1 (ja) 振動減衰装置
JP4352046B2 (ja) Vベルト式自動変速機
AU2014263713B2 (en) Cam unit, horizontal blind, and drive unit for sunlight blocking device
EP1394443A2 (en) Automatic stepless speed-changing mechanism
KR101080268B1 (ko) 토션 진동 댐퍼
KR101662642B1 (ko) 블라인드 회전 연동장치
WO2013112653A1 (en) Window treatment operating apparatus with cycloidal drive
JP6441164B2 (ja) 日射遮蔽装置の速度調整装置
NL2022305B1 (nl) Bedieningsmechanisme voor een raambekleding en raambekleding
JP7355606B2 (ja) トーションダンパ、及びダンパ装置
JP6133699B2 (ja) 日射遮蔽装置の駆動操作装置
JP6641136B2 (ja) ブラインド

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: INSIDE BLINDS NV; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), FUSION; FORMER OWNER NAME: SHADOW-LNSIDE NV

Effective date: 20200629