<Desc/Clms Page number 1>
CHENILLEGAREN -EN WEEFSEL Object van de uitvinding [0001] Het object van de uitvinding is een chenillegaren-en weefsel. Deze zijn voorzien van zgn. 'pool', i. e. rechtopstaande vezeltjes die een fluwelen uiterlijk geven aan het weefsel. De uitvinding slaat op een specifiek soort poolgaren ter vervaardiging van een dergelijk weefsel, en op het weefsel zelf.
Stand van de techniek [0002] Meubelstoffen zijn geweven of gebreide textielstoffen die gebruikt worden voor het stofferen van zit- of ligmeubelen. Men kan daarbij een onderscheid maken tussen fluweelweefsels en platte meubelstoffen.
Fluweelweefsels worden geproduceerd op roedegetouwen, dubbelstukgetouwen of via alternatieve procédés zoals flock. Platte weefsels echter worden gerealiseerd met klassieke weefgetouwen.
[0003] De meeste platte meubelstoffen hebben in vergelijking met fluweelweefsels een beperkte slijtageweerstand. De slijtageweerstand van meubelstoffen wordt meestal getest volgens de EN 14465 of BS2543 norm en wordt uitgedrukt in toerental "martindale".
[0004] Chenille-meubelstoffen zijn platte meubelstoffen waarbij chenillegarens als inslaggarens gebruikt worden. Een chenillegaren bestaat uit een
<Desc/Clms Page number 2>
kerngaren dat uit minstens twee rond elkaar getwijnde garens bestaat en waartussen de chenillepool, d.i. een kort poolgaren geklemd is. Deze chenillepool wordt verkregen door het winden van een garen rond een plat dubbel kaliber waartussen een circulair mes draait. Het garen wordt door drijfwieljes links en rechts van het kaliber op het ronddraaiend mes geduwd zodat langs beide zijden van het kaliber een poollaag ontstaat. Links en rechts van de poollaag wordt een kerndraad meegevoerd die getwijnd worden van zodra de pool gesneden is. Het twijnen van de kerndraden verankert de pool en aldus wordt de chenilledraad gevormd.
[0004] Veel gebruikte textielvezels in de chenillepool van chenillegarens bestaan uit acryl, viscose, katoen, polyester of polypropyleen. Deze chenillegarens zijn dus poolgarens die aan een platweefsel een poolkarakter geven. Het gebruik van chenillegarens in de platte weefsels heeft doorgaans een positief effect op de slijtageweerstand.
[0005] Voor het bekomen van meubelstoffen met een glanzend aspect worden er doorgaans chenillegarens gebruikt waarvan de pool bestaat uit acryl of viscose.
[0001] Met betrekking tot brandbaarheid dient een onderscheid gemaakt te worden tussen gewone drooggesponnen acryl, een copolymeer dat minstens voor 85% bestaat uit acrylonitril, en modacryl, dat tussen de 85 en 35% acrylonitril bevat. Modacryl bevat eveneens een substantiële hoeveelheid halogeenhoudende verbindingen.
Het toevoegen van een Antimoonverbinding aan modacryl kan de brandweerstand van modacryl nog verder verbeteren.
Chenille garens met een pool uit gewone acryl hebben evenwel een slechte brandweerstand (geen brandvertragend effect). De LOI-index, een maat voor de brandweerstand van materialen, situeert zich voor de gewone acryl-vezel tussen
<Desc/Clms Page number 3>
18 en 20, voor modacryl tussen 25 en 30 en de modacryl met antimoon heeft een LOI-waarde die zich situeert tussen 28 tot 36. PVC-vezels hebben nog een hogere LOI-waarde, namelijk 35-40. PVC-garens zijn evenwel moeilijk te verven en te verweven.
[0007] Textielmaterialen met een voldoende hoeveelheid modacryl in combinatie met een zekere hoeveelheid cellulose vezel (katoen of viscose) bezitten goede brandwerende eigenschappen en voldoen aan vigerende brandnormen. Daarentegen hebben zij een lage abrasieweerstand en vertonen daarenboven een mat en mager aspect, in vergelijking met drooggesponnen acryl.
[0008] Meubelstoffen voor residentieel gebruik moeten voor bepaalde markten, voornamelijk de Britse markt voldoen aan specifieke eisen aangaande het brandgedrag voor zitmeubelen (de Britse norm BS 5852 part 1; ignition source 0 & 1 - cigarette & match) waarbij de meubelstof steeds in combinatie met een schuim getest wordt. Een voldoende brandweerstand (brandvertragend karakter) kan o.a. bekomen worden door: #het gebruik van een niet brandwerende meubelstof gecombineerd met een brandwerende interliner ; interliner is al dan niet gelamineerd met de meubelstof. Een dergelijke stof dient minstens 75% natuurlijke grondstoffen of viscose te omvatten.
#het gebruik van een brandwerende meubelstof waarbij het brandvertragend effect bekomen wordt door het aanbrengen van een brandwerende coating aan de rugzijde van de meubelstof. Veel gebruikte coatings zijn opgeschuimde acrylaten waaraan belangrijke hoeveelheden brandvertragende additieven toegevoegd zijn.
<Desc/Clms Page number 4>
#het gebruik van een brandwerende meubelstof waarbij brandvertragende textielvezels gebruikt worden.
Optie 1 is door het gebruik van een weefsel en een interliner duidelijk duurder dan de andere opties.
Bovendien leidt de vereiste mbt. compositie ertoe dat veel meubelstofconstructies niet kunnen toegepast worden. Het gevolg is dat deze oplossing in de praktijk weinig voorkomt.
Optie 2 heeft het nadeel dat de meubelstof door het aanbrengen van de FR-coatinglaag zijn soepelheid en het daaraan gekoppeld comfortaspect in een belangrijke mate verliest.
Optie 3 is slechts mogelijk door het inzetten van specifieke bepaalde vezels zoals modacryl of PVC. Deze brandvertragende vezels hebben evenwel slechts een beperkte slijtageweerstand en geven aan de meubelstof een mat effect.
[0008] Meubelstoffen voor publiek gebruik moeten aan andere, strengere normen voldoen. In Groot-Brittannië is hiervoor de BS5852 Part 2 van toepassing. Dit is een norm die ook in andere landen veel gebruikt wordt. Teneinde aan deze norm te voldoen worden veel stoffen vaak met brandwerende latex gecoat. Evenwel is de norm dermate streng dat heel wat stoffen niet kunnen behandeld worden of dat de behandeling niet de zekerheid biedt dat herhaaldelijk aan de norm wordt voldaan. Aangezien aan deze stoffen hoge eisen gesteld worden m.b.t. de abrasieweerstand is het gebruik van 100% modacryl als poolgaren (zowel in chenille-als poolweefsel) aan veel beperkingen onderworpen en niet optimaal.
[0009] Octrooi US6107218A heeft betrekking op een chenillegaren en een methode om dergelijk chenillegaren te produceren. Dit chenillegaren is uitgerust met een kerngaren dat uit minstens twee komponenten bestaat,
<Desc/Clms Page number 5>
namelijk een laagsmeltend en een hoogsmeltend kerngaren. Tijdens het productieproces wordt het laagsmeltend kerngaren gesmolten en verankert op deze manier de chenillepool in het garen. Een dergelijke oplossing heeft als voordeel dat de pool beter verankerd wordt, maar maakt het poolgaren zelf niet steviger. Bovendien vereist dit het gebruik van een duur smeltgaren.
Doel van de uitvinding [0010] Het doel van de uitvinding is een poolweefsel te produceren dat voldoet aan specifieke normen aangaande brandgedrag, slijtageweerstand en die daarenboven ook een levendig en vol aspect heeft.
Beschrijving van de uitvinding [0011] De uitvinding betreft een chenillegaren-en weefsel, zoals beschreven in de bijgevoegde conclusies.
[0012] De huidige uitvinding betreft dus in eerste instantie een chenillegaren, waarvan de pool bestaat uit een intieme mengeling van twee of meer soorten vezels, waarbij minstens één soort vezels brandwerende eigenschappen bezit. Bij voorkeur gaat het om een mengeling van twee soorten vezels, waarbij één soort wel en de andere niet de brandwerende eigenschappen vertoont. Een dergelijke chenillepool (dit is dus het korte poolgaren dat tussen de kerndraden geklemd komt te zitten bij vervaardiging van het chenillegaren) wordt bekomen door voor het spinnen de beide componenten te mengen bij het openen van de vezels, dit is de eerste faze van het spinproces waarbij de vezels uit verschillende balen worden tesamen gebracht en waarbij men de meer compacte stapeling van de vezels luchtiger maakt.
Een tweede mogelijkheid is de verschillende componenten te mengen tijdens het verwerken van de vezellonten op de rekbanken. Dit is een
<Desc/Clms Page number 6>
bewerking waarbij de vezels gestrekt worden, intiemer gemengd worden en de vezellonten op een aangepaste dikte voor het spinnen gebracht worden.
[0013] In de geprefereerde uitvoeringsvorm bestaat de pool van de chenilledraad uit een intieme mengeling van vezels uit acryl als niet-brandwerend materiaal en vezels uit modacryl als brandwerend materiaal, waarbij het aandeel aan modacryl vezels in de pool tussen 50% en 85% ligt. Is het aandeel modacryl kleiner dan 50% dan is het brandwerend vermogen van het poolgaren onvoldoende. Bij een modacrylaandeel van meer dan 85% is de slijtageweerstand onvoldoende en verkrijgt het weefsel een onvoldoende levendig aspect. De kerndraden die de chenillepool klemmen kunnen zowel 100% brandwerend, niet-brandwerend of uit een mengeling van beide bestaan in eender welke verhouding.
De kerngarens bestaan bij voorkeur uit niet brandvertragend materiaal teneinde het eindproduct prijseconomisch optimaal te construeren en aangezien deze toch beschermd worden door de mantel van poolgaren rond de kerndraden.
[0014] Er werd vastgesteld dat een meubelweefsel, vervaardigd met dit garen, nog steeds voldoet aan de BS5852 norm, en tevens een goede abrasieweerstand en een levendig aspect vertoont. Bovendien laat de menging van acryl- en modacrylvezel in het poolgaren toe dat de kostprijs van dit weefsel kan verlaagd worden.
[0015] De manier van vervaardigen van het chenillegaren volgens de uitvinding verschilt niet van de gekende productiemethoden. Het volstaat om één van deze methoden toe te passen met gebruikmaking van bovengenoemde mix van bij voorkeur modacryl-en acrylvezels.
[0016] Een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat in een zgn. 'poolweefsel', dat niet vervaardigd wordt uit chenillegaren, maar via een techniek waarbij tijdens het weven lussen van garen worden gevormd, dewelke
<Desc/Clms Page number 7>
lussen vervolgens worden doorgesneden met als gevolg dat rechtopstaande vezels verschijnen, die eveneens een 'pool' vormen, of waarbij de lussen niet doorgesneden worden en aldus een ribweefsel ontstaat. Hierbij wordt het pool-of lusgaren gevormd door een garen dat uit een menging van brandwerende en niet-brandwerende vezels bestaat. Een dergelijk garen wordt bekomen door voor het spinnen de beide componenten te mengen bij het openen van de vezels, dit is de eerste faze van het spinproces waarbij de vezels uit verschillende balen worden tesamen gebracht en waarbij men de meer compacte stapeling van de vezels luchtiger maakt.
Een tweede mogelijkheid is de verschillende componenten te mengen tijdens het verwerken van de vezellonten op de rekbanken, dit is een bewerking waarbij de vezels gestrekt worden, intiemer gemengd worden en de vezellonten op een aangepaste dikte voor het spinnen gebracht worden. In de geprefereerde uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een intieme mengeling van vezels uit acryl als niet-brandwerend materiaal en vezels uit modacryl als brandwerend materiaal, waarbij het aandeel aan modacryl vezels in de pool tussen 50% en 85% ligt. Is het aandeel modacryl kleiner dan 50% dan is het brandwerend vermogen van het poolgaren onvoldoende. Bij een modacryl-aandeel van meer dan 85% is de slijtageweerstand onvoldoende en verkrijgt het weefsel een onvoldoende levendig aspect.
Gedetailleerde beschrijving van een specifieke toepassing van de uitvinding [0017] Het artikel Godiva van Escolys Textiles is geweven op een polyesterketting (PES ringgesponnen Ne 20/2 met 37 draden per cm) en maakt gebruik van 700 inslagen acrylchenille (Nm 4. 85) per meter, 700 inslagen open end gesponnen katoen (Ne 6A/1) per meter en 700 inslagen polyester continu filament (2*167dtex)per meter.
<Desc/Clms Page number 8>
Ten einde het artikel brandvrij te maken in overeenstemming met BS5852 Part 1. moet de stof met een brandvertragende latex behandeld worden.
[0017] Evenwel, indien de chenille vervangen wordt door een chenilledraad waarvan de pool bestaat uit een intieme menging van acryl en modacryl in een verhouding 1/3de, 2/3de met een Nm 3.75 en het open end gesponnen katoen voor de helft door een draad uit Modacryl Nm 10/1 dan verkrijgen we een weefsel dat een voldoende hoge abrasie bezit, brandvertragend is in overeenstemming met de BS5852 Part 1; Ignition sources 0 & 1 (cigarette and match) en een levendig en attractief aspect bevat.
[0017] Vergelijkende testen werden uitgevoerd op meubelstof van de kwaliteit Godiva, met betrekking tot de standaard BS2543 norm voor abrasieweerstand van geweven stoffen. Volgens deze standaard moet de stof weerstaan aan minstens 20000 cycli 'Martindale'. De stof met een chenillepool van 100% modacryl begaf na 16000 cycli. Deze met een chenillepool bestaande uit een mengeling van modacryl en acryl, volgens de uitvinding, weerstond aan de vereiste 20000 cycli.
[0017] De brandwerendheid van de Godiva variant werd eveneens gemeten, met betrekking tot de standaard BS5852; part 1, ignition source 0 and 1.
Source 0 slaat op verbranding via een sigaret. Voor elke geteste Godiva variëteit met een mengeling acryl/modacryl volgens de uitvinding in de pool werden de volgende resultaten bekomen : Source 0 (sigaret) : schade beperkt tot schroeien op de plaats waar de sigaret werd geplaatst. De sigaret doofde uit na +-21minuten. Er was geen progressieve ontvlamming of smeulen van de stof.
<Desc/Clms Page number 9>
Source 1 (Butaangas stromend aan 45ml/min bij 25 C ) : het branden stopte 1 seconde na het afschakelen van de brander.
Geen progressief smeulen vastgesteld.
Conclusie : de meubelstof vervaardigd met een chenillepool volgens de uitvinding voldoet weldegelijk aan de vereisten voor brandwerendheid, dit ondanks het lagere modacrylgehalte. Aangezien de norm vereist dat m. b.t. Source 1 het branden stopt binnen de 120 seconden, wordt met de 1 seconde nabrandtijd een zeer betrouwbaar resultaat bekomen.
M.b.t tot Source 0 geldt volgens de norm een nabrandtijd van een uur. Ook hier blijft men ruim binnen de norm.