<Desc/Clms Page number 1>
Afsluitinrichting voor een verzamelbuisje of dergelijke.
Deze uitvinding heeft betrekking op een afsluitinrichting voor een verzamelbuisje of dergelijke, in het bijzonder voor het afsluiten van buisjes, recipiënten, enzovoort voor het verzamelen en bewerken van biologische stalen, zoals bloedstalen en dergelijke.
Meer speciaal betreft zij een afsluitinrichting van het type dat minstens bestaat uit, enerzijds, een stopvormig dichtingselement met een gedeelte dat bedoeld is in het open uiteinde van het verzamelbuisje of dergelijke te worden geschoven, en, anderzijds, een kap die met het stopvormig dichtingselement samenwerkt, waarbij het stopvormig dichtingselement en de kap afzonderlijk vervaardigd en door assemblage samengebracht zijn. Hierbij is het, zoals bekend, gebruikelijk dat het stopvormig dichtingselement bestaat uit een materiaal dat enerzijds een goede afsluiting van het open uiteinde van het verzamelbuisje toelaat en anderzijds doorprikbaar is door middel van een holle naald of dergelijke, terwijl de kap bestaat uit een harder materiaal, zodat een degelijke kracht op de kap kan worden uitgeoefend om de afsluitinrichting, bijvoorbeeld van een verzamelbuisje weg te nemen.
De kap heeft, zoals bekend, ook een beschermfunctie, namelijk te verhinderen dat de personen die handelingen met de verzamelbuisjes uitvoeren, en onder meer de afsluitinrichtingen moeten verwijderen, kunnen gecontamineerd geraken door middel van in de verzamelbuisjes verzamelde stoffen.
Zulke afsluitinrichtingen worden normalerwijze zodanig uitgevoerd dat zij minstens een vloeistofdichte afdichting,
<Desc/Clms Page number 2>
en beter nog een gasdichte afdichting kunnen bewerkstelligen. In een groot aantal toepassingen worden zi] immers aangewend in combinatie met verzamelbuisjes waaruit alle gas, en meer speciaal de lucht, is geëvacueerd.
Afsluitinrichtingen van het voornoemde type, met andere woorden die zijn opgebouwd uit minstens een stopvormig dichtingselement en een kap, zijn reeds in verschillende vormen bekend. Op zieh kan men hierin een onderscheid maken tussen twee verschillende types, enerzijds, afsluitinrichtingen met schroefmiddelen, en, anderzijds, afsluitinrichtingen van het insteektype. Voorbeelden van beide types zijn onder meer bekend uit het EP 0. 419. 490.
Een algemeen doel van de huidige uitvinding bestaat erin een verbeterde afsluitinrichting te bieden, die in de eerste plaats bedoeld is om te worden uitgevoerd als insteektype. Dit sluit niet uit dat zij ook in de vorm van andere types zou kunnen worden uitgevoerd.
Een meer specifiek doel van de uitvinding bestaat erin een afsluitinrichting te bieden die bijzonder efficient is in haar gebruik.
Hiertoe betreft de uitvinding, volgens een eerste aspect, een afsluitinrichting voor een verzamelbuisje of dergelijke, van het hogergenoemde type, met als kenmerk dat de kap, minstens in de bovenste helft van het gedeelte van de afsluitinrichting dat zieh bij het gebruik boven de rand van het verzamelbuisje of dergelijke bevindt, zieh uitsluitend of vrijwel uitsluitend in het radiale buitenbereik van het dichtingselement, of radiaal daarbuiten situeert, en dat het stopvormig dichtingselement
<Desc/Clms Page number 3>
een bovenoppervlak vertoont dat volledig of nagenoeg volledig vrij is van structurele onderdelen.
Hierdoor wordt in het bovenste gedeelte van het stopvormig dichtingselement, alsmede aan de bovenzijde ervan een relatief grote zone verkregen die vrij is van gedeelten van de kap en van eventuele andere structurele onderdelen, buiten het materiaal van het stopvormig dichtingselement zelf, en die gemakkelijk toegankelijk is zonder daarbij door de aanwezigheid van de kap te worden gehinderd. Dit heeft op zijn beurt tot gevolg dat bovenaan een relatief grote doorprikbare en/of gemakkelijk met holle naalden en dergelijke toegankelijke zone wordt gecreëerd, hetgeen menig voordeel oplevert. Enerzijds, is het daardoor immers niet alleen gemakkelijker om manueel, zonder verdere geleidingsmiddelen, een holle naald of dergelijke doorheen het stopvormig dichtingselement te prikken, doch ook bij geautomatiseerde. processen worden belangrijke voordelen verkregen.
Bij geautomatiseerde labo-analysetoestellen komt het immers regelmatig voor dat bij de geautomatiseerde bewegingen de naalden en dergelijke in contact komen met de relatief harde kap, hetgeen kan resulteren in het breken van naalden, beschadiging van de apparatuur, alsook beschadiging van de verzamelbuisjes met eventueel een aanzienlijke contaminatie van de directe omgeving tot gevolg. Het is dan ook duidelijk dat dankzij de uitvinding, en de betere toegankelijkheid die daardoor verkregen wordt, deze nadelen aanzienlijk worden beperkt.
Bij het voorgaande wordt opgemerkt dat de uitvinding niet uitsluit dat andere onderdelen, dan structurele onderdelen, aan het bovenoppervlak, ook in het centrale deel ervan, aanwezig kunnen zijn. Onder structurele onderdelen dienen gedeelten te worden verstaan die normaal steeds aanwezig
<Desc/Clms Page number 4>
zijn en die de toegankelijkheid van het stopvormig dichtingselement bij het doorprikken ervan in de weg kunnen staan. Dit kunnen zowel gedeelten van de kap zijn, als bijkomende accessoires, bijvoorbeeld een borgring zoals bekend uit het US 5. 294. 011. Niet-structurele onderdelen zijn bijvoorbeeld verwijderbare of doorprikbare afdekfolies, coatings en dergelijke die bijvoorbeeld aan de bovenzijde van het stopvormig dichtingselement zijn aangebracht.
Om te verkrijgen dat de kap zieh, zoals voornoemd, uitsluitend of vrijwel uitsluitend in het radiale buitenbereik van het dichtingselement situeert of radiaal daarbuiten en dat het stopvormig dichtingselement een bovenoppervlak vertoont dat volledig of nagenoeg volledig vrij is van structurele onderdelen, worden bij voorkeur welbepaalde criteria gehandhaafd, waartoe naar de volgconclusies wordt verwezen, alsmede naar de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving. Het is duidelijk dat deze criteria naar willekeur onderling kunnen worden gecombineerd.
Bij voorkeur zijn aan de kap en het stopvormig dichtingselement met elkaar samenwerkende gedeelten gevormd die minstens in een axiale onderlinge vergrendeling voorzien, en bij voorkeur ook een rotatievergrendeling opleveren, een en ander zodat door het vastnemen van de kap, zowel een axiale kracht, als rotatie- en wringmomenten op het stopvormig dichtingselement kunnen worden uitgeoefend.
De voornoemde vergrendelingsmiddelen kunnen in verschillende vormen worden uitgevoerd, doch vertonen bij voorkeur een of meer kenmerken zoals beschreven in de bijgevoegde
<Desc/Clms Page number 5>
conclusies en zoals hierna toegelicht aan de hand van de figuren. Hierbij wordt een vergrendeling nagestreefd die bijzonder effectief is, zelfs wanneer zij uitsluitend gebruik maakt van gedeelten die uitsluitend aan de radiale omtrek, meer speciaal het cilindrisch manteloppervlak, van het stopvormig dichtingselement zijn gesitueerd.
Opgemerkt wordt dat de hierbij ontwikkelde vergrendelingsmiddelen niet alleen in afsluitinrichtingen kunnen worden toegepast die, zoals hiervoor uiteengezet, het kenmerk vertonen dat zij minstens bovenaan een goed toegankelijke zone bezitten, doch ook in andere afsluitinrichtingen voor verzamelbuisjes en dergelijke.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding heeft deze dan ook betrekking op een afsluitinrichting van het type dat minstens bestaat uit, enerzijds, een stopvormig dichtingselement met een gedeelte dat bedoeld is in het open uiteinde van een verzamelbuisje of dergelijke te worden geschoven, en, anderzijds, een kap die met het stopvormig dichtingselement samenwerkt, waarbij het stopvormig dichtingselement en de kap afzonderlijk vervaardigd en door assemblage samengebracht zijn, met als kenmerk dat zij voorzien is van mechanische vergrendelingsmiddelen die zowel een rotatie- als een langsvergrendeling bieden tussen het stopvormig dichtingselement en de kap, waarbij deze vergrendelingsmiddelen zieh respectievelijk tegen de radiale binnenwand van de kap en de radiale buitenwand van het stopvormig dichtingselement bevinden.
Doordat de vergrendelingsmiddelen zodoende in gemonteerde toestand van de afsluitinrichting volledig tussen de radiale wanden van de kap en het stopvormig dichtingselement zitten, kan de goede werking van deze
<Desc/Clms Page number 6>
vergrendelingsmiddelen nooit rechtstreeks van buitenuit nadelig worden beïnvloed, dit in tegenstelling tot bekende uitvoeringsvormen waar de vergrendeling wordt gerealiseerd door middel van gedeelten van het stopvormig dichtingselement die in doorgaande openingen in de wand van de kap aangrijpen, waarbij het risico bestaat dat deze gedeelten bij het uitoefenen van een externe kracht uit de openingen van de kap worden losgedrukt.
De voornoemde vergrendelingsmiddelen bestaan bij voorkeur uit in elkaar passende vertandingen of ribben, meer speciaal vertandingen of ribben die een of meer van de aan de hand van de figuren beschreven deelkenmerken vertonen.
Het gebruik van dergelijke vertandingen of ribben biedt het voordeel dat een zeer efficiënte vergrendeling wordt verkregen. Opgemerkt wordt dat, volgens de uitvinding, zulke vertandingen of ribben ook kunnen worden toegepast in andere afsluitinrichtingen dan deze die beantwoorden aan de kenmerken van het voornoemde eerste en tweede aspect van de uitvinding.
Dit betekent dan ook dat de uitvinding, volgens een derde aspect, betrekking heeft op een afsluitinrichting voor een verzamelbuisje of dergelijke, van het type dat minstens bestaat uit, enerzijds, een stopvormig dichtingselement met een gedeelte dat bedoeld is in het open uiteinde van het verzamelbuisje of dergelijke te worden geschoven, en, anderzijds, een kap die met het stopvormig dichtingselement samenwerkt, daardoor gekenmerkt dat zij voorzien is van vergrendelingsmiddelen die zowel een rotatie-als een langsvergrendeling bieden tussen het stopvormig dichtingselement en de kap, waarbij deze vergrendelingsmiddelen minstens bestaan uit een getande en/of geribde
<Desc/Clms Page number 7>
structuur, gevormd door gedeelten die respectievelijk aan het stopvormig dichtingselement en de kap zijn aangebracht.
Deze getande en/of geribde structuur kan overigens een of meer van alle hierna beschreven deelkenmerken van de aan de hand van de figuren beschreven getande of geribde structuur bevatten.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld, zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspectief een afsluitinrichting volgens de uitvinding weergeeft wanneer zij is aangebracht op een verzamelbuisje ; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur 2 ; figuur 4 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 met F4 is aangeduid, waaruit de arcering is weggelaten ; figuur 5 een zieht weergeeft analoog aan dat van figuur 1, doch in een uiteengenomen toestand ;
figuur 6 een zieht weergeeft volgens pijl F6 in figuur 5 ; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 5 ; figuur 8 een zieht weergeeft volgens pijl F8 in figuur 5 ; figuur 9 een doorsnede weergeeft volgens lijn IX-IX in figuur 5 ;
<Desc/Clms Page number 8>
figuren 10 en 11 twee zichten weergeven analoog aan deze van figuren 6 en 9, doch voor een uitvoering- variante ; figuur 12 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 11 met F12 is aangeduid.
Zoals weergegeven in de figuren heeft de uitvinding betrekking op een afsluitinrichting 1 voor een verzamelbuisje 2, of eventueel een andere recipiënt. Het betreft hierbij een afsluitinrichting 1 van het type dat minstens bestaat uit, enerzijds, een stopvormig dichtingselement 3 met een gedeelte 4 dat bedoeld is in het open uiteinde 5 van het verzamelbuisje 2 te worden geschoven, en, anderzijds, een kap 6 die met het stopvormig dichtingselement 3 samenwerkt, waarbij het stopvormig dichtingselement 3 en de kap 6 afzonderlijk vervaardigd en door assemblage samengebracht zijn.
Het stopvormig dichtingselement 3 is vervaardigd uit een relatief soepel afdichtingsmateriaal dat tevens doorprikbaar is door middel van een holle naald of dergelijke. In de praktijk kan hiertoe rubber of dergelijke worden aangewend.
Het voornoemd gedeelte 4 vertoont een gladde buitenwand 7, waarmee het stopvormig dichtingselement 3 klemmend in het open uiteinde 5 kan worden vastgedrukt.
Aan het stopvormig dichtingselement 3 kunnen verschillende op zieh bekende gedeelten gevormd of aangebracht zijn, zoals bijvoorbeeld de weergegeven centrale uitsparing 8 in het bovenvlak 9, zodat het omgevende gedeelte een afscherming vormt die contact van gecontamineerde gedeelten met de vingers minimaliseert, bijvoorbeeld op het ogenblik
<Desc/Clms Page number 9>
dat een holle naald of dergelijke uit het stopvormig dichtingselement 3 wordt verwijderd.
De kap 6 werkt zoals hierna nog beschreven samen met het stopvormig dichtingselement 3, en laat toe om het geheel vast te grijpen en zodoende door middel van een rotatiekracht en/of opwaartse trekkracht, het stopvormig dichtingselement 3 van het verzamelbuisje 2 te verwijderen.
Deze kap 6 bestaat bij voorkeur, zoals gebruikelijk, uit een harder materiaal dan het stopvormig dichtingselement 3, bijvoorbeeld uit een kunststof harder dan rubber.
De kap 6 bezit een gedeelte 10 dat bedoeld is om over het bovenste uiteinde 5 van het verzamelbuisje 2 te worden geschoven. Dit gedeelte 10 strekt zieh verder naar onderen uit, dan de onderzijde 11 van het stopvormig dichtingselement 3, zodat bij het verwijderen van de afsluitinrichting 1 van het verzamelbuisje 2, men moeilijk in rechtstreeks contact kan komen met de mogelijk gecontamineerde onderzijde 11.
Tussen het stopvormig dichtingselement 3 en de kap 6 is een ruimte 12 aanwezig die plaats biedt aan de rand 13 van het verzamelbuisje 2. Verder bevat de afsluitinrichting l ook een aanslagvormend gedeelte 14 dat de maximale diepte bepaalt waarmee het stopvormig dichtingselement 3 in het open uiteinde 5 van het verzamelbuisje 2 kan worden geschoven.
Volgens de huidige uitvinding is de kap 6 zodanig uitgevoerd dat zij, minstens voor wat betreft de bovenste helft, welke met hoogte Hl is aangeduid, van het gedeelte van de afsluitinrichting 1 dat zieh bij het gebruik boven de rand 13 van het verzamelbuisje 2 bevindt, dat met hoogte
<Desc/Clms Page number 10>
H is aangeduid, zieh uitsluitend of vrijwel uitsluitend in het radiale buitenbereik van het dichtingselement 3 of radiaal daarbuiten situeert.
Met andere woorden, betekent dit dat in de doorsnede van figuur 2 de kap 6 uitsluitend of vrijwel uitsluitend in een radiaal gebied G is gesitueerd van het stopvormig dichtingselement 3, waarmee bedoeld wordt dat er radiaal naar binnen toe, aldus volgens de aangeduide richting Rl, uitgaande van dit gebied G, geen gedeelten of vrijwel geen gedeelten van de kap 6 in het stopvormig dichtingselement 3 aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor de richting R2 wanneer het radiale gebied G in axiale richting naar boven toe wordt verlaten. Meer specifieke criteria worden hierna nog uiteengezet.
Naast het feit dat minstens over de hoogte Hl, met uitzondering van het radiale gebied G, vrijwel geen en bij voorkeur helemaal geen gedeelten van de kap 6 aanwezig zijn, vertoont het stopvormig dichtingselement 3 volgens de uitvinding ook een bovenoppervlak 9 dat volledig of nagenoeg volledig vrij is van structurele onderdelen, hetzij gedeelten van de kap 6 of andere gedeelten die het doorprikken van het stopvormig dichtingselement 3 in de weg kunnen staan.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het bovenoppervlak 9 van het stopvormig dichtingselement 3 dan ook volledig vrij van zieh erover uitstrekkende gedeelten van de kap 6, zoals duidelijk het geval is in het weergegeven voorbeeld.
Om te verkrijgen dat de kap 6 zieh, zoals voornoemd, uitsluitend of vrijwel uitsluitend in het radiale buitenbereik van het stopvormig dichtingselement 3
<Desc/Clms Page number 11>
situeert, worden bij voorkeur een of meer van de hierna uiteengezette criteria gehandhaafd.
Een eerste criterium bestaat erin dat de afstand waarmee de kap 6 zieh eventueel volgens de voornoemde richting R2 boven de rand 15 en/of boven het randgebied van de bovenzijde van het stopvormig dichtingselement 3 uitstrekt zo gering mogelijk wordt gehouden en bij voorkeur minstens kleiner is dan 1/5 van de totale hoogte H van het gedeelte van de afsluitinrichting 1 dat zieh bij het gebruik boven de rand 13 van het verzamelbuisje 2 bevindt. Zodoende steekt de kap 6 verhoudingsgewijs tot de hoogte van de afsluitinrichting 1, weinig boven het stopvormig dichtingselement 3 uit, waardoor de kap 6 geen storende factor vormt.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt de bovenrand 16 van de kap 6 zieh lager dan of gelijk met het hoogste punt, en beter nog lager dan of gelijk met de bovenste rand 15 van het stopvormig dichtingselement 3.
Zodoende bestaat er, zoals weergegeven in de figuren, helemaal geen naar boven uitstekend gedeelte van de kap 6.
Volgens nog een criterium, dat al dan niet in combinatie met een of meer van de voorgaande criteria wordt toegepast, geniet het de voorkeur dat, minstens voor de voornoemde hoogte Hl, de kap 6 zieh volledig in een radiaal bereik bevindt dat gesitueerd is buiten een theoretische cilinder met een diameter D1 die 0, 75 maal de diameter D bedraagt van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven. Doordat zodoende binnen de theoretische cilinder met diameter D1 geen gedeelten van de kap 6 aanwezig zijn,
<Desc/Clms Page number 12>
wordt minstens in het bovenste gedeelte, een grote doorprikbare centrale doorgang behouden.
Beter nog geldt het voorgaande niet alleen voor een diameter Dl zoals voornoemd, doch ook voor een diameter D2 die 0, 85 maal de diameter D bedraagt van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven.
Nog beter is dat dit ook geldt voor een diameter D3 die 0, 9 maal de diameter D bedraagt van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven.
Voor waarde D wordt bij voorkeur de waarde genomen van de diameter van het gedeelte 4 in ingeklemde toestand, of dus ook de binnendiameter van het verzamelbuisje 2 waartoe de afsluitinrichting is ontworpen. Volgens een variante kan voor deze waarde ook worden uitgegaan van de diameter DF van het niet ingeklemde vrije gedeelte 4, zoals aangeduid in de figuur 7. In het geval dat het gedeelte 4 of de binnenwand van het verzamelbuisje een weinig conisch, gerild of dergelijke is uitgevoerd, is het evident dat de voornoemde criteria ook kunnen worden toegepast, doch dat dan voor de waarde D en DF gemiddelden moeten genomen worden, of eenvoudigweg de binnendiameter van het verzamelbuisje.
Een verdere aanzienlijke verbetering bestaat erin dat de voornoemde criteria niet alleen gelden voor de hoogte Hl, doch voor minstens het volledige gedeelte van de afsluitinrichting 1 dat zieh bij het gebruik ervan boven de rand 13 van het verzamelbuisje 2 bevindt, en beter nog dat dit zelfs geldt voor de volledige hoogte van de
<Desc/Clms Page number 13>
afsluitinrichting 1, zoals dit ook het geval is in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm.
Volgens nog een criterium, dat eveneens al dan niet kan worden gecombineerd met een of meer van de voorgaande criteria, is de afsluitinrichting 1 daardoor gekenmerkt dat minstens het centrale gebied dat zieh bevindt binnen een zieh met de top naar onderen gerichte kegelvormige mantel 17 met een tophoek A van 120 graden, welke mantel 17 zieh doorheen de cirkelvormige snijlijn 18 uitstrekt van het bovenvlak 9 van het stopvormig dichtingselement 3 en het verlengde van de mantel 19 van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven, vrij is van gedeelten van de kap 6. De hier bedoelde mantel 19 is aldus de cilindrische mantel met diameter D.
In een groot aantal toepassingen is het immers van belang dat bovenaan in de afsluitinrichting 1 een zo groot mogelijk doorprikbare zone aanwezig is, terwijl naar onderen toe deze zone enger kan worden.
Volgens nog een ander criterium van de uitvinding, dat eveneens in het weergegeven voorbeeld van toepassing is, is de afsluitinrichting 1 daardoor gekenmerkt dat minstens het gedeelte van het stopvormig dichtingselement 3 dat radiaal begrensd wordt door het verlengde van de mantel van het gedeelte 4 van dit stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven en axiaal gelegen is tussen, enerzijds, het bovenvlak 9, en, anderzijds, een radiaal vlak 20 dat zieh halverwege tussen het voornoemde bovenvlak 9 en de rand 13 van het verzamelbuisje 2 bevindt, vrij is van gedeelten van de kap 6.
<Desc/Clms Page number 14>
Opgemerkt wordt dat de algemene toegankelijkheid van de afsluitinrichting 1, meer speciaal de mogelijkheid om in een vlotte handeling een naald of dergelijke doorheen het stopvormig dichtingselement 3 te brengen, mede bepaald wordt door de algemene vormgeving van de afsluitinrichting 1.
Afsluitinrichtingen met een relatief grote hoogte H en geringe diameter vragen immers een grotere precisie voor het inbrengen van naalden en dergelijke, in verhouding tot lage afsluitinrichtingen met een grote diameter. volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding, dat ook is weer te vinden in de figuren, is de afsluitinrichting 1 bij voorkeur dan ook daardoor gekenmerkt dat het gedeelte van de afsluitinrichting 1 dat zieh bij het gebruik boven de rand 13 van het verzamelbuisje 2 bevindt een hoogte H vertoont die kleiner is dan de helft van de diameter D van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 dat bedoeld is om in het open uiteinde 5 van het verzamelbuisje 2 te worden geschoven.
Zoals weergegeven in de figuren is de afsluitinrichting 1 voorzien van vergrendelingsmiddelen 21, die gevormd worden door aan de kap 6 en het stopvormig dichtingselement 3 aangebrachte en met elkaar samenwerkende gedeelten, die minstens in een axiale onderlinge vergrendeling voorzien.
In het weergegeven voorbeeld bestaan deze gedeelten minstens uit, enerzijds, een uitsparing 22 in de omtrek van het stopvormig dichtingselement 3, en, anderzijds, een hierin passende rib 23 aan de binnenzijde van de kap 6.
Deze gedeelten vertonen verder bij voorkeur een of meer van volgende, eveneens in de figuren weergegeven kenmerken : - dat de uitsparing 22 een afgeronde doorsnede vertoont ;
<Desc/Clms Page number 15>
- dat de uitsparing 22 is aangebracht in een mantelvormig gedeelte dat zieh in het verlengde van het gedeelte 4 van het stopvormig dichtingselement 3 bevindt dat bedoeld is om in het verzamelbuisje 2 te worden geschoven ; - dat de uitsparing 22 zieh onmiddellijk onder gedeelten bevindt die een rotatievergrendeling opleveren, welke hierna nog in detail worden beschreven ;
- dat de uitsparing 22 zieh nagenoeg op dezelfde hoogte of lager bevindt dan de bodem 24 van de voornoemde centrale uitsparing 8i dit biedt, in combinatie met het kenmerk dat het stopvormig dichtingselement 3 in het midden vrij is van delen van de kap 6, het voordeel dat veel elastisch materiaal in het centraal gedeelte aanwezig is, wat een goede afdichting bevordert, ook op langere duur, waardoor bijvoorbeeld in toepassingen waarbij een verzamel- buisje 2 met daarin een vacuÜm moet worden bewaard een lange stockeringsduur kan worden gewaarborgd.
Het is evenwel duidelijk dat andere vormen van vergrendelingsgedeelten kunnen worden toegepast om de voornoemde axiale vergrendeling te verkrijgen.
Zoals nog is weergegeven in de figuren, zijn bij voorkeur, al dan niet in combinatie met de vergrendelingsmiddelen 21, ook nog vergrendelingsmiddelen 25 voorzien die minstens een rotatievergrendeling opleveren. Deze vergrendelingsmiddelen 25 bestaan zoals weergegeven bij voorkeur minstens uit een getande of geribde structuur van in elkaar passende gedeelten, respectievelijk gedeelten 26 aan de radiale buitenwand van het stopvormig dichtingselement 3 en gedeelten 27 aan de radiale binnenwand van de kap 6.
<Desc/Clms Page number 16>
De voornoemde getande of geribde structuur bevat, bij voorkeur, zoals weergegeven, contactvlakken die zowel in een axiale als rotatievergrendeling voorzien, zoals onder meer de schuine, met hoek B aangeduide, contactvlakken 28 aan de gedeelten 26 die met contactvlakken 29 aan de gedeelten 27 samenwerken, alsmede contactvlakken 30 aan de gedeelten 26 die met contactvlakken 31 aan de gedeelten 27 samenwerken. Verder kunnen er zoals weergegeven eindvlakken 32 tot 35 gevormd zijn die overgangen tussen de voornoemde contactvlakken vormen.
De getande of de geribde structuur van het weergegeven voorbeeld vertoont bovendien volgende kenmerken : - dat deze structuur bestaat uit volgens axiale richting tegengestelde vertandingen, respectievelijk aan de cilindrische buitenmantel van het stopvormig dichtingselement 3 en de cilindrische binnenmantel van de kap 6 ; - dat deze structuur bestaat uit volgens axiale richting tegengestelde vertandingen die door middel van een onderlinge axiale verschuiving in elkaar kunnen worden gebracht, zulks tot in een eindpositie waarbij de verdere onderlinge axiale verplaatsing door de vormgeving van de vertandingen wordt verhinderd ; - dat deze structuur gedeelten 26-27 bevat in de vorm van hoofdzakelijk driehoekige tanden die met hun tophoeken axiaal in tegengestelde richting zijn gericht ;
- dat deze structuur gedeelten 26-27 vertoont in de vorm van ribben of tanden met zijdelingse contactvlakken 28-29-30-31 die voor het grootste gedeelte van hun oppervlak radiaal gericht zijn of voor het grootste gedeelte van hun oppervlak, met andere woorden minstens voor de helft van hun
<Desc/Clms Page number 17>
oppervlak, een hoekafwijking X, zoals aangeduid in figuur 4, vertonen die hoogstens 450 van de radiale richting R afwijkt, hetgeen bewerkstelligt dat de krachten die optreden tussen deze contactvlakken bij het uitoefenen van een draaimoment op de kap 6 tangentieel of hoofdzakelijk tangentieel gericht zijn, waardoor de kans dat de kap 6 over het stopvormig dichtingselement 3 zal verdraaien, minimaal is ;
- dat deze structuur ribben of tanden vertoont met contactvlakken 28-29-30-31 die zieh, gezien in zijaanzicht, onder een hoek B uitstrekken ten opzichte van de axiale richting van de afsluitinrichting 1, waardoor deze contactvlakken gelijktijdig in een axiale en rotatievergrendeling voorzien ; - dat deze structuur ribben of tanden vertoont die bij een doorsnede in een radiaal vlak een hoofdzakelijk rechthoekige of trapeziumvormige doorsnede vertonen, zoals duidelijk zichtbaar in de figuren 3 en 4i - dat deze structuur ribben of tanden vertoont die in doorsnede in een radiaal vlak een zodanige vorm vertonen dat de gedeelten 26 behorend tot het stopvormig dichtingselement 3 als een zwaluwstaart tussen de gedeelten 27 behorend tot de kap 6 gevat zitten ;
- dat deze structuur zieh langs de volledige omtrek uitstrekt en daarbij minstens tien als tanden en/of ribben fungerende gedeelten 26 aan het stopvormig dichtingselement 3, evenals minstens tien als tanden en/of ribben fungerende gedeelten 27 aan de kap 6 bevat, en beter nog minstens vijftien in aantal, waardoor een gelijkmatige krachtoverdracht kan worden gerealiseerd, zelfs met vertandingen en/of ribben met geringe radiale afmetingen ;
<Desc/Clms Page number 18>
- dat deze structuur ribben of tanden heeft met kopse vlakken 36-37-38-39 die hoofdzakelijk tangentieel gericht zijn en bij voorkeur tegen elkaar aansluiten.
De hiervoor opgesomde kenmerken zijn facultatief en kunnen volgens verschillende varianten uiteraard in verschillende combinaties voorkomen.
Om op de kap 6 een goede grip te kunnen hebben, kan deze, zoals afgebeeld in de figuren, worden voorzien van ribben 40-41 of dergelijke. Volgens een niet onbelangrijk voorkeurdragend detail van de uitvinding zijn hieronder een of meer ribben 41 aanwezig die een anti-roleffect bewerkstelligen, met andere woorden ribben 41 die ervoor zorgen dat wanneer een verzamelbuisje 2 met een afsluitinrichting 1 op een licht hellend vlak wordt gelegd, dit verzamelbuisje 2 verhinderd wordt van weg te rollen. De ribben 41 zijn hiertoe zodanig uitgevoerd dat zij in de neergelegde toestand van een verzamelbuisje 2 met afsluitinrichting l, buiten de cilindrische contour 42 van de afsluitinrichting 1 steken, zoals zichtbaar in figuur 3.
Bij voorkeur zijn, zoals weergegeven, meerdere ribben 40-41 aanwezig, doch voorziet slechts een beperkt aantal ribben 41 in het voornoemde anti-roleffect.
De werking en het gebruik van de afsluitinrichting 1 kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid, doch wordt hierna nog kort toegelicht.
Het stopvormig dichtingselement 3 en de kap 6 worden afzonderlijk vervaardigd en vervolgens samengebracht, door het stopvormig dichtingselement 3 langs boven in de kap 6 te drukken tot dit op zijn plaats zit.
<Desc/Clms Page number 19>
De aldus verkregen afsluitinrichting 1 kan eenvoudig op een verzamelbuisje 2 worden aangebracht, door haar erop vast te drukken, waarbij het voornoemde gedeelte 4 klemmend plaatsneemt in het open uiteinde 5 van het verzamelbuisje 2. Aangezien het bovenvlak 9 van het stopvormig dichtingselement 3 gelijk of nagenoeg gelijk zit met de bovenrand 16 van de kap 6, kan hierbij een kracht op het stopvormig dichtingselement 3 zelf worden uitgeoefend, waardoor eventuele krachten tussen dit dichtingselement 3 en de kap 6 minimaal zijn, zodat geen ontgrendeling plaatsvindt.
Volgens een variante is het niet uitgesloten eerst een kap 6 over de bovenrand 13 van het verzamelbuisje 2 te plaatsen, en vervolgens een stopvormig dichtingselement 3 hierin vast te drukken.
Zoals voordien reeds uiteengezet, wordt dankzij de volgens de uitvinding op het verzamelbuisje 2 aangebrachte afsluitinrichting 1, een afdichting verkregen met een centrale zone die bij het doorprikken vlot toegankelijk is en waarbij in de inleiding genoemde nadelen zijn uitgesloten.
Om de afsluitinrichting 1 terug te verwijderen, dient deze van het verzamelbuisje 2 te worden losgetrokken, door op de kap 6 een axiale opwaartse kracht uit te oefenen, eventueel in combinatie met het uitoefenen van een draaimoment en wrikkrachten. Dankzij de hiervoor beschreven vergrendelingsmiddelen, wordt een bijzonder efficiente vergrendeling verkregen tussen de kap 6 en het stopvormig dichtingselement 3, die ook bij het uitoefenen van wrikkrachten niet wordt verbroken, niettegenstaande dat deze vergrendelingsmiddelen zieh uitsluitend aan het
<Desc/Clms Page number 20>
radiale buitenoppervlak van het stopvormig dichtingselement 3 en de binnenzijde van de kap 6 bevinden.
In de figuren 10 tot 12 zijn varianten weergegeven van een stopvormig dichtingselement 3 en een bijhorende kap 6, met een getande of geribde structuur gevormd door gedeelten 26 en 27, waarbij de gedeelten 27 ieder bestaan uit een basisdeel 43 en een topdeel 44, waarbij het topdeel 44 een geringere coniciteit vertoont dan het basisdeel 43. Het basisdeel 43 zorgt ervoor dat dezelfde voordelen worden behouden als in de uitvoering van figuren 1 tot 9, terwijl het topdeel 44 toelaat dat de vertanding een relatief grote axiale lengte kan hebben, terwijl de gedeelten 27 aan hun basis toch nog relatief smal blijven, waardoor de toepassing van een groot aantal gedeelten 27 langsheen de omtrek mogelijk blijft.
Bij voorkeur vertoont het basisdeel 43 een tophoek Tl in de orde van grootte van 300, terwijl het topdeel 44 een tophoek T2 vertoont in de orde van grootte van 40.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke afsluitinrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Sealing device for a collection tube or the like.
This invention relates to a closing device for a collecting tube or the like, in particular for sealing off tubes, receptacles, etc. for collecting and processing biological samples, such as blood samples and the like.
More specifically, it relates to a closing device of the type consisting at least of, on the one hand, a stop-shaped sealing element with a portion intended to be pushed into the open end of the collecting tube or the like, and, on the other hand, a cap which cooperates with the stop-shaped sealing element wherein the plug-shaped sealing element and the cap are separately manufactured and assembled by assembly. It is customary here that the plug-shaped sealing element consists of a material which on the one hand allows a good closure of the open end of the collecting tube and on the other hand is pierceable by means of a hollow needle or the like, while the cap consists of a harder material so that a decent force can be exerted on the cap to remove the closing device, for example from a collecting tube.
The cap also has, as is known, a protective function, namely to prevent the persons carrying out operations with the collecting tubes, and inter alia having to remove the closing devices, from becoming contaminated by substances collected in the collecting tubes.
Such closing devices are normally designed in such a way that they are at least a liquid-tight seal,
<Desc / Clms Page number 2>
and better still have a gas-tight seal. After all, in a large number of applications they are used in combination with collection tubes from which all gas, and more specifically the air, has been evacuated.
Shut-off devices of the aforementioned type, in other words which are built up from at least one stop-shaped sealing element and a cap, are already known in various forms. In this respect, a distinction can be made between two different types, on the one hand, screw-on closing devices, and, on the other, plug-in type closing devices. Examples of both types are known, inter alia, from EP 0 419 490.
A general object of the present invention is to provide an improved closing device, which is primarily intended to be designed as a plug-in type. This does not exclude that it could also be in the form of other types.
A more specific object of the invention is to provide a closing device that is particularly efficient in its use.
To this end, according to a first aspect, the invention relates to a closing device for a collecting tube or the like, of the above-mentioned type, characterized in that the cap, at least in the upper half of the part of the closing device which, when used, is above the edge of the collecting tube or the like is situated exclusively or almost exclusively in the radial outer range of the sealing element, or situated radially outside it, and that the plug-shaped sealing element
<Desc / Clms Page number 3>
has an upper surface that is completely or almost completely free of structural components.
As a result, a relatively large zone is obtained in the upper part of the plug-shaped sealing element, as well as at the top thereof, which zone is free of parts of the cap and of any other structural components, outside the material of the plug-shaped sealing element itself, and which is easily accessible without being hindered by the presence of the hood. This in turn has the consequence that a relatively large pierceable and / or easily accessible area with hollow needles and the like zone is created at the top, which offers many advantages. On the one hand, it is therefore not only easier to pierce a hollow needle or the like manually, without further guide means, through the stop-shaped sealing element, but also with automated ones. important benefits are obtained in processes.
After all, with automated laboratory analysis devices it often happens that during the automated movements the needles and the like come into contact with the relatively hard cap, which can result in the breaking of needles, damage to the equipment, as well as damage to the collection tubes with possibly a considerable contamination of the immediate environment. It is therefore clear that thanks to the invention, and the better accessibility that is obtained thereby, these disadvantages are considerably reduced.
It is noted in the foregoing that the invention does not exclude the possibility that parts other than structural parts may be present on the upper surface, also in the central part thereof. Structural parts are to be understood as parts that are normally present
<Desc / Clms Page number 4>
and which may stand in the way of the accessibility of the plug-shaped sealing element when puncturing it. These can be parts of the cap as well as additional accessories, for example a locking ring as known from US 5,294,011. Non-structural parts are for example removable or pierceable cover foils, coatings and the like which are for instance on the top side of the stop-shaped sealing element are provided.
In order to obtain that the cap, as mentioned above, is situated exclusively or almost exclusively in the radial outer region of the sealing element or radially outside it and that the plug-shaped sealing element has an upper surface which is completely or virtually completely free of structural components, well-defined criteria are preferably used. to which reference is made to the subclaims and to the detailed description below. It is clear that these criteria can be arbitrarily combined.
Preferably, parts cooperating with each other are formed on the hood and the plug-shaped sealing element which at least provide for an axial mutual locking, and preferably also provide for a rotation locking, so that, by gripping the hood, both an axial force and rotation - and torsional moments can be exerted on the plug-shaped sealing element.
The aforementioned locking means can be designed in various forms, but preferably have one or more features as described in the appended
<Desc / Clms Page number 5>
claims and as explained below with reference to the figures. The aim here is a locking which is particularly effective, even when it only makes use of parts which are situated exclusively on the radial circumference of the plug-like sealing element, more particularly the cylindrical surface of the surface.
It is noted that the locking means developed herein can not only be used in closing devices which, as explained above, have the feature that they have an easily accessible zone at least at the top, but also in other closing devices for collecting tubes and the like.
According to a second aspect of the invention, it therefore relates to a closing device of the type consisting at least of, on the one hand, a plug-shaped sealing element with a part intended to be slid into the open end of a collecting tube or the like, and, on the other hand , a cap which cooperates with the plug-shaped sealing element, wherein the plug-shaped sealing element and the cap are manufactured separately and assembled by assembly, characterized in that it is provided with mechanical locking means which offer both a rotation and a longitudinal locking between the plug-shaped sealing element and the cap, said locking means being respectively against the radial inner wall of the cap and the radial outer wall of the plug-like sealing element.
Because the locking means are thus completely mounted between the radial walls of the cap and the plug-like sealing element in the mounted state of the closing device, the proper operation of this
<Desc / Clms Page number 6>
locking means are never adversely affected directly from the outside, in contrast to known embodiments where the locking is realized by means of parts of the plug-like sealing element which engage in through openings in the wall of the hood, with the risk that these parts during exercising be released from the openings of the hood by an external force.
The aforementioned locking means preferably consist of teeth or ribs that fit into one another, more particularly teeth or ribs which have one or more of the partial characteristics described with reference to the figures.
The use of such teeth or ribs offers the advantage that a very efficient locking is obtained. It is noted that, according to the invention, such toothings or ribs can also be used in closing devices other than those that meet the characteristics of the aforementioned first and second aspect of the invention.
This means, therefore, that the invention, according to a third aspect, relates to a closing device for a collecting tube or the like, of the type consisting at least of, on the one hand, a stop-like sealing element with a part intended in the open end of the collecting tube or the like to be slid, and, on the other hand, a cap which cooperates with the plug-shaped sealing element, characterized in that it is provided with locking means which offer both a rotation and a longitudinal locking between the plug-shaped sealing element and the cap, said locking means consisting at least of a toothed and / or ribbed
<Desc / Clms Page number 7>
structure formed by portions respectively attached to the plug-shaped sealing element and the cap.
This toothed and / or ribbed structure can incidentally contain one or more of all of the sub-features described below of the toothed or ribbed structure described with reference to the figures.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a preferred embodiment is described below as an example, without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a perspective view of a closing device according to the invention when it is mounted on a collection tube; figure 2 represents a section on a larger scale according to line 11-11 in figure 1; figure 3 represents a cross-section according to line 111-111 in figure 2; figure 4 shows on a larger scale the part which is indicated with F4 in figure 3, from which the hatching has been omitted; figure 5 represents a view analogous to that of figure 1, but in an exploded state;
figure 6 represents a view according to arrow F6 in figure 5; figure 7 represents a section according to line VII-VII in figure 5; figure 8 represents a view according to arrow F8 in figure 5; figure 9 represents a section according to line IX-IX in figure 5;
<Desc / Clms Page number 8>
figures 10 and 11 represent two views analogous to those of figures 6 and 9, but for an embodiment variant; figure 12 shows on a larger scale the part which is indicated by F12 in figure 11.
As shown in the figures, the invention relates to a closing device 1 for a collecting tube 2, or possibly another container. This relates to a closing device 1 of the type consisting at least of, on the one hand, a plug-shaped sealing element 3 with a part 4 intended to be pushed into the open end 5 of the collecting tube 2, and, on the other hand, a cap 6 which stop-shaped sealing element 3 cooperating, the stop-shaped sealing element 3 and the cap 6 being manufactured separately and assembled by assembly.
The plug-shaped sealing element 3 is made from a relatively flexible sealing material that can also be punctured by means of a hollow needle or the like. In practice, rubber or the like can be used for this purpose.
The aforementioned part 4 has a smooth outer wall 7, with which the stop-shaped sealing element 3 can be clamped into the open end 5.
Various parts known per se can be formed or arranged on the plug-shaped sealing element 3, such as, for example, the central recess 8 shown in the upper surface 9, so that the surrounding part forms a shield which minimizes contact of contaminated parts with the fingers, for instance at the moment
<Desc / Clms Page number 9>
that a hollow needle or the like is removed from the plug-shaped sealing element 3.
The cap 6 cooperates with the stop-shaped sealing element 3 as described below, and allows to grip the whole and thus remove the stop-shaped sealing element 3 from the collecting tube 2 by means of a rotational force and / or upward tensile force.
This cap 6 preferably consists, as usual, of a harder material than the plug-shaped sealing element 3, for example of a plastic harder than rubber.
The cap 6 has a portion 10 intended to be slid over the upper end 5 of the collection tube 2. This part 10 extends further downwards than the underside 11 of the plug-shaped sealing element 3, so that when removing the closing device 1 from the collecting tube 2, it is difficult to come into direct contact with the possibly contaminated underside 11.
Between the plug-shaped sealing element 3 and the cap 6 there is a space 12 which accommodates the edge 13 of the collecting tube 2. Furthermore, the closing device 1 also comprises a stop-forming portion 14 which determines the maximum depth with which the plug-shaped sealing element 3 in the open end 5 of the collecting tube 2 can be slid.
According to the present invention, the cap 6 is designed in such a way that, at least as far as the upper half, which is indicated by height H1, of the part of the closing device 1 which, in use, is situated above the edge 13 of the collecting tube 2, that with height
<Desc / Clms Page number 10>
H is indicated, which is situated exclusively or almost exclusively in the radial outer range of the sealing element 3 or radially outside it.
In other words, this means that in the section of Figure 2 the cap 6 is situated exclusively or almost exclusively in a radial region G of the plug-shaped sealing element 3, by which is meant that radially inwards, thus according to the indicated direction R1, starting from this area G, no portions or substantially no portions of the cap 6 are present in the plug-shaped sealing element 3. The same applies to the direction R2 when the radial region G is exited upwards in the axial direction. More specific criteria are set out below.
In addition to the fact that at least over the height H1, with the exception of the radial region G, there are practically no and preferably no parts of the cap 6, the plug-shaped sealing element 3 according to the invention also has an upper surface 9 which is completely or almost completely is free of structural parts, or parts of the cap 6 or other parts that may prevent the puncture-sealing element 3 from puncturing.
In the most preferred embodiment, the top surface 9 of the plug-shaped sealing element 3 is therefore completely free of parts of the cap 6 extending over it, as is clearly the case in the example shown.
To obtain that the cap 6, as aforementioned, exclusively or almost exclusively in the radial outer range of the plug-shaped sealing element 3
<Desc / Clms Page number 11>
one or more of the criteria set out below are preferably maintained.
A first criterion consists in that the distance with which the cap 6 extends over the edge 15 and / or above the edge area of the top side of the stop-like sealing element 3, possibly in the aforementioned direction R2, is kept as small as possible and is preferably at least smaller than 1/5 of the total height H of the part of the closing device 1 which, in use, is above the edge 13 of the collecting tube 2. The cap 6 thus protrudes proportionally to the height of the closing device 1, slightly above the plug-shaped sealing element 3, so that the cap 6 does not constitute a disturbing factor.
In the most preferred embodiment the upper edge 16 of the cap 6 is lower than or equal to the highest point, and even better lower than or equal to the upper edge 15 of the plug-like sealing element 3.
Thus, as shown in the figures, there is no upwardly projecting portion of the cap 6.
According to another criterion, whether or not in combination with one or more of the preceding criteria, it is preferable that, at least for the aforementioned height H1, the cap 6 is completely in a radial range that is situated outside a theoretical cylinder with a diameter D1 which is 0.75 times the diameter D of the part 4 of the plug-shaped sealing element 3 intended to be pushed into the collecting tube 2. Because there are thus no parts of the cap 6 within the theoretical cylinder with diameter D1,
<Desc / Clms Page number 12>
at least in the upper part, a large pierceable central passage is retained.
More preferably, the foregoing applies not only to a diameter D1 as aforesaid, but also to a diameter D2 which is 0.85 times the diameter D of the portion 4 of the plug-like sealing element 3 intended to be slid into the collecting tube 2.
It is even better that this also applies to a diameter D3 which is 0.9 times the diameter D of the part 4 of the plug-shaped sealing element 3 which is intended to be pushed into the collecting tube 2.
For value D, the value of the diameter of the section 4 in the clamped state is preferably taken, or therefore also the inner diameter of the collecting tube 2 for which the closing device is designed. According to a variant, for this value, the diameter DF of the non-clamped free part 4 can also be assumed, as indicated in figure 7. In the case that the part 4 or the inner wall of the collecting tube is slightly conical, creased or the like it is evident that the aforementioned criteria can also be applied, but that for the value D and DF averages have to be taken, or simply the inner diameter of the collecting tube.
A further considerable improvement consists in that the aforementioned criteria apply not only to the height H1, but to at least the entire part of the closing device 1 which, when used, is above the edge 13 of the collecting tube 2, and even better that this even applies to the full height of the
<Desc / Clms Page number 13>
closing device 1, as is also the case in the embodiment shown in the figures.
According to another criterion, which may or may not be combined with one or more of the foregoing criteria, the closing device 1 is characterized in that at least the central region which is located within a conical casing 17 with its top downwards having a conical shell 17 having a apex angle A of 120 degrees, which casing 17 extends through the circular intersection line 18 of the upper surface 9 of the plug-shaped sealing element 3 and the extension of the casing 19 of the portion 4 of the plug-shaped sealing element 3 intended to enter into the collecting tube 2 can be slid, is free from parts of the cap 6. The casing 19 referred to here is thus the cylindrical casing with diameter D.
After all, in a large number of applications it is important that as large a puncturable zone as possible is present at the top of the closing device 1, while this zone can become narrower towards the bottom.
According to yet another criterion of the invention, which also applies in the illustrated example, the closing device 1 is characterized in that at least the part of the plug-shaped sealing element 3 radially bounded by the extension of the casing of the part 4 of this plug-shaped sealing element 3 intended to be slid into the collecting tube 2 and located axially between, on the one hand, the upper surface 9 and, on the other hand, a radial surface 20 halfway between the aforementioned upper surface 9 and the rim 13 of the collecting tube 2 is free from parts of the hood 6.
<Desc / Clms Page number 14>
It is noted that the general accessibility of the closing device 1, more particularly the possibility of passing a needle or the like through the stop-shaped sealing element 3 in a smooth operation, is partly determined by the general design of the closing device 1.
Shut-off devices with a relatively high height H and small diameter after all require a greater precision for the insertion of needles and the like in relation to low shut-off devices with a large diameter. According to an important feature of the invention, which can also be found in the figures, the closing device 1 is therefore preferably characterized in that the part of the closing device 1 which, in use, is located above the edge 13 of the collecting tube 2 has a height H that is less than half the diameter D of the part 4 of the plug-shaped sealing element 3 which is intended to be slid into the open end 5 of the collecting tube 2.
As shown in the figures, the closing device 1 is provided with locking means 21, which are formed by parts arranged on the cap 6 and the plug-like sealing element 3 and cooperating with each other, which at least provide for an axial mutual locking.
In the example shown, these portions at least consist of, on the one hand, a recess 22 in the circumference of the plug-like sealing element 3, and, on the other hand, a rib 23 fitting in on the inside of the cap 6.
These portions further preferably have one or more of the following features, also shown in the figures: - that the recess 22 has a rounded section;
<Desc / Clms Page number 15>
- that the recess 22 is arranged in a casing-shaped part which is in line with the part 4 of the plug-shaped sealing element 3 which is intended to be pushed into the collecting tube 2; - that the recess 22 is immediately beneath sections that provide a rotation lock, which will be described in detail below;
- that the recess 22 is substantially at the same height or lower than the bottom 24 of the aforementioned central recess 8i, this in combination with the feature that the plug-shaped sealing element 3 is free in the middle of parts of the cap 6, the advantage that a great deal of elastic material is present in the central part, which promotes good sealing, also in the longer term, so that, for example, in applications where a collecting tube 2 with a vacuum has to be stored therein, a long storage period can be guaranteed.
However, it is clear that other forms of locking portions can be used to achieve the aforementioned axial locking.
As is still shown in the figures, preferably, whether or not in combination with the locking means 21, locking means 25 are also provided which at least have a rotation lock. As shown, these locking means 25 preferably consist at least of a toothed or ribbed structure of mutually fitting portions, respectively portions 26 on the radial outer wall of the stop-shaped sealing element 3 and portions 27 on the radial inner wall of the cap 6.
<Desc / Clms Page number 16>
The aforesaid toothed or ribbed structure preferably comprises, as shown, contact surfaces which provide both axial and rotational locking, such as, inter alia, the oblique, angle B designated, contact surfaces 28 at the portions 26 cooperating with contact surfaces 29 at the portions 27 , as well as contact surfaces 30 on the portions 26 which cooperate with contact surfaces 31 on the portions 27. Further, as shown, end faces 32 to 35 may be formed which form transitions between the aforementioned contact faces.
The toothed or ribbed structure of the example shown also has the following features: - that this structure consists of toothings opposed to the axial direction, respectively on the cylindrical outer casing of the stop-shaped sealing element 3 and the cylindrical inner casing of the cap 6; - that this structure consists of toothings which are opposed in the axial direction and which can be brought together by means of a mutual axial shift, such as to an end position where the further mutual axial displacement is prevented by the shaping of the toothings; - that this structure comprises sections 26-27 in the form of substantially triangular teeth which are oriented axially in the opposite direction with their apex angles;
- that this structure has portions 26-27 in the form of ribs or teeth with lateral contact surfaces 28-29-30-31 that are directed radially for the majority of their surface or for the majority of their surface, in other words at least for half of them
<Desc / Clms Page number 17>
surface, an angular deviation X, as indicated in figure 4, which differs at most 450 from the radial direction R, which causes the forces that occur between these contact surfaces when a torque is exerted on the cap 6 to be oriented tangentially or substantially tangentially, whereby the chance that the cap 6 will turn over the plug-shaped sealing element 3 is minimal;
- that this structure has ribs or teeth with contact surfaces 28-29-30-31 which, viewed in side view, extend at an angle B with respect to the axial direction of the closing device 1, whereby these contact surfaces simultaneously provide an axial and rotational locking ; - that this structure has ribs or teeth that have a substantially rectangular or trapezoidal section at a cross-section in a radial plane, as clearly visible in Figures 3 and 4i - that this structure has ribs or teeth that have such a cross-section in a radial plane have the shape that the portions 26 belonging to the stop-shaped sealing element 3 are arranged as a dovetail between the portions 27 belonging to the cap 6;
- that this structure extends along the entire circumference and thereby comprises at least ten parts 26 acting as teeth and / or ribs on the plug-shaped sealing element 3, as well as at least ten parts 27 acting as teeth and / or ribs on the cap 6, and better still at least fifteen in number, so that an even force transfer can be achieved, even with teeth and / or ribs with small radial dimensions;
<Desc / Clms Page number 18>
- that this structure has ribs or teeth with end faces 36-37-38-39 that are substantially tangentially oriented and preferably abut against each other.
The characteristics listed above are optional and can of course occur in different combinations according to different variants.
In order to have a good grip on the cap 6, it can, as shown in the figures, be provided with ribs 40-41 or the like. According to a not insignificant preferred detail of the invention, one or more ribs 41 are present below which produce an anti-rolling effect, in other words ribs 41 which ensure that when a collecting tube 2 with a closing device 1 is placed on a slightly sloping surface, this collecting tube 2 is prevented from rolling away. To this end, the ribs 41 are designed in such a way that, in the deposited state of a collecting tube 2 with closing device 1, they project outside the cylindrical contour 42 of the closing device 1, as can be seen in figure 3.
Preferably, as shown, multiple ribs 40-41 are present, but only a limited number of ribs 41 provide the aforementioned anti-roll effect.
The operation and use of the closing device 1 can easily be deduced from the figures, but will be explained briefly below.
The plug-shaped sealing element 3 and the cap 6 are manufactured separately and then assembled by pressing the plug-shaped sealing element 3 into the cap 6 from above until it is in place.
<Desc / Clms Page number 19>
The closing device 1 thus obtained can simply be applied to a collecting tube 2 by pressing it onto it, the aforementioned part 4 clampingly taking place in the open end 5 of the collecting tube 2. Since the upper surface 9 of the stop-shaped sealing element 3 is identical or substantially is flush with the upper edge 16 of the cap 6, a force can hereby be exerted on the plug-shaped sealing element 3 itself, whereby any forces between this sealing element 3 and the cap 6 are minimal, so that no unlocking takes place.
According to a variant, it is not excluded to first place a cap 6 over the top edge 13 of the collecting tube 2, and then to press a plug-shaped sealing element 3 therein.
As previously explained, thanks to the closing device 1 arranged on the collecting tube 2 according to the invention, a seal is obtained with a central zone which is readily accessible during puncturing and wherein the drawbacks mentioned in the introduction are excluded.
In order to remove the closing device 1 again, it must be pulled away from the collecting tube 2 by exerting an axial upward force on the cap 6, possibly in combination with exerting a torque and winding forces. Thanks to the locking means described above, a particularly efficient locking is obtained between the cap 6 and the plug-like sealing element 3, which is not broken even when exerting winding forces, notwithstanding that these locking means are exclusively connected to the
<Desc / Clms Page number 20>
radial outer surface of the plug-shaped sealing element 3 and the inside of the cap 6.
Figures 10 to 12 show variants of a plug-shaped sealing element 3 and an associated cap 6, with a toothed or ribbed structure formed by parts 26 and 27, the parts 27 each consisting of a base part 43 and a top part 44, the top part 44 has a lower conicity than the base part 43. The base part 43 ensures that the same advantages are retained as in the embodiment of figures 1 to 9, while the top part 44 allows the toothing to have a relatively large axial length, while the parts 27 still remain relatively narrow at their base, whereby the use of a large number of portions 27 along the circumference remains possible.
Preferably, the base part 43 has a top angle T1 of the order of 300, while the top part 44 has a top angle T2 of the order of 40.
The present invention is by no means limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but such a closing device can be realized in various shapes and dimensions without departing from the scope of the invention.