<Desc/Clms Page number 1>
Verbeterde transportinrichting en transportband daarvoor.
Deze uitvinding heeft betrekking op een verbeterde transportinrichting die minstens twee met hun uiteinden nagenoeg tegen elkaar geplaatste verplaatsbare transportbanden bezit.
Dergelijke transportinrichtingen worden onder meer gebruikt in de tuinbouw voor het transport van bloempotten. Deze transportinrichtingen bevatten meestal twee of meer in een lijn geplaatste transportbanden.
Deze transportbanden worden daarbij, in sommige gevallen, los na elkaar geplaatst, waarbij elke transportband een eigen aandrijfmotor bezit die een van de rollen aandrijft waarover de band wordt geleid. De aandrijfmotoren drijven de banden van de verschillende transportbanden aan met nagenoeg dezelfde snelheid wanneer deze geen last transporteren.
Wanneer evenwel bloempotten of ander lasten getransporteerd worden, zal de snelheid van de band lichtjes afnemen.
Hierdoor is het mogelijk dat de band van de ene transportband een verschillende snelheid bezit dan de band van een naburige transportband, doordat bijvoorbeeld op de ene band meer bloempotten aanwezig zijn dan op de andere.
Dit heeft als gevolg dat de afstand tussen de opeenvolgende bloempotten niet behouden blijft, hetgeen voor de verdere behandeling nadelig kan zijn.
Andere bekende transportinrichtingen bevatten een motor voor verschillende transportbanden, waarbij de aangedreven
<Desc/Clms Page number 2>
rollen van deze transportbanden door aan elkaar gekoppelde overbrengingen door deze motor worden aangedreven.
Hierdoor zullen de banden wel met dezelfde snelheid worden aangedreven, maar is het aantal te combineren transportbanden beperkt door het vermogen van de motor en moeten de overbrengingen tussen deze motor en de verschillende transportbanden relatief zwaar uitgevoerd worden om meerdere banden te kunnen aandrijven. In de praktijk kunnen slechts een vijftal transportbanden van een zestal meter door een motor worden aangedreven.
Indien minder transportbanden worden gebruikt, is de motor te zwaar wat een te hoog energieverbruik met zich meebrengt.
De huidige uitvinding heeft tot doel een transportinrichting te verschaffen die voornoemde nadelen niet vertoont en een praktisch onbeperkt aantal transportbanden kan bevatten waarvan de banden gegarandeerd met dezelfde snelheid bewegen.
Volgens de uitvinding is in een transportinrichting-die minstens twee met hun uiteinden tegen elkaar geplaatste transportbanden bezit, die elk een band zonder einde bevatten die minstens op zijn uiteinden ondersteund en geleid wordt door twee op een draagconstructie draaibaar aangebrachte rollen waarvan er een door een motor wordt aangedreven en waarbij de motoren van de transportbanden in onbelaste toestand van de banden deze met ongeveer dezelfde snelheid aandrijven, -de aangedreven rol van een transportband, die naast een niet aangedreven rol van een naburige transportband is gelegen, aan deze laatste niet
<Desc/Clms Page number 3>
aangedreven rol gekoppeld is door een losmaakbare overbrenging.
Op deze manier wordt de snelheid van de banden van de naburige transportbanden gesynchroniseerd, ongeacht de belasting van deze transportbanden.
Bij voorkeur bevat elke transportband een overbrenging tussen de motor en de aangedreven rol, welke overbrenging een aandrijftandwiel bevat dat vastgemaakt is aan deze rol en een in dit aandrijftandwiel grijpend tussentandwiel, waarbij dit tussentandwiel tevens deel uitmaakt van de losmaakbare overbrenging met de niet aangedreven rol van een naburige transportband en deze losmaakbare overbrenging verder een synchronisatietandwiel bevat dat vastgemaakt is aan de niet aangedreven rol van deze naburige transportband en gekoppeld is aan het tussentandwiel, en er bijvoorbeeld rechtstreeks in grijpt.
De draagconstructie van elke transportband kan een middengedeelte bevatten in de vorm van een extrusieprofiel en daarop bevestigde eindstukken die de rollen dragen.
Bij voorkeur zijn de draagconstructies van twee naburige transportbanden mechanisch aan elkaar gekoppeld.
De uitvinding heeft ook betrekking op een transportband bestemd voor een transportinrichting volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een
<Desc/Clms Page number 4>
transportinrichting volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een zijaanzicht weergeeft van een transportinrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een zicht in perspectief weergeeft, met gedeeltelijke wegsnijding, van een praktische uitvoering van een transportband, volgens de uitvinding ; figuur 3 een zijaanzicht weergeeft analoog aan dit van figuur l, maar met transportbanden, zoals weergegeven in figuur 2, eveneens met gedeeltelijke wegsnijding ;
figuur 4 een bovenaanzicht weergeeft van de transportinrichting van figuur 3 ; figuur 5 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens de lijn v-V in figuur 4.
De transportinrichting schematisch weergegeven in de figuur 1 bestaat uit een aantal transportbanden 1 die met hun uiteinden nagenoeg tegen elkaar geplaatst zijn.
Elke transportband 1 bestaat in hoofdzaak uit een band zonder einde 2, die op de uiteinden ondersteund en geleid wordt over evenwijdige rollen 3 en 4 die gelagerd zijn in een draagconstructie 5 die tevens een onderstel vormt waarmee de transportband 1 op de grond steunt, en een op deze draagconstructie 5 aangebrachte motor 6 die via een overbrenging 7 de rol 3 aandrijft.
De overbrenging 7 bezit een aandrijftandwiel 8 dat vastgemaakt is op een uiteinde van de aangedreven rol 3 en grijpt in een groter tussentandwiel 9 dat draaibaar aangebracht is op de draagconstructie 5 en met een gedeelte
<Desc/Clms Page number 5>
buiten het uiteinde van de band 2 uitsteekt, en een koppeling 10 tussen de motor 6 en het tussentandwiel 9.
Op de andere, niet door de motor 6 aangedreven rol 4 is op een uiteinde, aan dezelfde zijde van de transportband 1 als het aandrijftandwiel 3, een synchronisatietandwiel 11 vastgemaakt.
Zoals duidelijk blijkt uit figuur 1, is de aangedreven rol 3 van elke transportband 1 die naast een tweede transportband 1 opgesteld is aan de niet aangedreven rol 4 van deze tweede transportband 1 gekoppeld door middel van een losmaakbare overbrenging 12 zodat voornoemde rollen 3 en 4 met dezelfde omtreksnelheid worden aangedreven.
Deze losmaakbare overbrenging 12 bestaat uit het tussentandwiel 9 dat grijpt in het aandrijftandwiel 8 dat aan de rol 3 vastgemaakt is en het synchronisatietandwiel 11 dat vastgemaakt is op de rol 4 en eveneens in het tussentandwiel 9 grijpt.
De draagconstructies 5 van voornoemde naburige transportbanden 1 zijn daarenboven door koppelmiddelen 14 mechanisch aan elkaar gekoppeld.
Hiertoe bezit elke draagconstrucie 5 op het uiteinde met het tussentandwiel 9 aan weerszijden een buiten de band 2 uitstekend gedeelte 13 dat naast de draagconstructie 5 van de naburige transportband 1 is gelegen. De koppelmiddelen 14 kunnen dan een pinvormig element bevatten dat doorheen dit uitstekend gedeelte 13 in de andere draagconstructie steekt.
<Desc/Clms Page number 6>
Om de hiervoor beschreven transportinrichting op te bouwen, worden opeenvolgend transportbanden 1 in elkaars verlengde met hun uiteinden praktisch tegen elkaar opgesteld.
Hierdoor zal automatisch het synchronisatietandwiel 11 op een uiteinde van een transportband 1 grijpen in het tussentandwiel 9 van de op voornoemd uiteinde aansluitende transportband 1.
Onmiddellijk daarna worden de draagconstructies 5 van beide transportbanden 1 met elkaar gekoppeld door het aanbrengen van de koppelmiddelen 14.
Wanneer de motor 6 van de eerstgenoemde transportband 1 in werking is, wentelt het aandrijftandwiel 8 van deze transportband l, waardoor voornoemd synchronisatietandwiel 11 eveneens gewenteld wordt zodat de rol 3 van de eerstgenoemde transportband 1 met dezelfde snelheid draait als de met dit synchronisatietandwiel 11 verbonden niet aangedreven rol 4 van de naburige transportband 1.
De banden 2 van beide transportbanden 1 zijn dus verplicht met dezelfde snelheid te wentelen, in de zin die in figuur 1 met pijlen P is aangeduid.
Doordat alle transportbanden 1 op deze manier met elkaar gekoppeld zijn, zullen alle banden 2, die elk door een afzonderlijke motor 6 aangedreven worden, gesynchroniseerd worden en dus dezelfde snelheid bezitten ongeacht hun belasting, bijvoorbeeld ongeacht het aantal bloempotten 15 die zich erop bevinden.
Figuren 2 tot 5 illustreren een praktische uitvoeringsvorm van voornoemde transportinrichting.
<Desc/Clms Page number 7>
De draagconstructie 5 van elke transportband 1 bevat een middelste gedeelte 16 gevormd door een extrusieprofiel en twee daaraan bevestigde eindstukken 17 en 18 die respectievelijk de rollen 3 en 4 dragen.
Het extrusieprofiel bestaat uit een kokervormig bovenste gedeelte 19 dat het bovenste gedeelte van de band 2 ondersteunt en twee naar onder gerichte vleugels 20 aan de zijkanten.
Het kokervormig gedeelte 19 bezit aan beide zijkanten over zijn volledige lengte een verdieping 21 en een daarop uitgevende groef 22 met paddestoelvormige doorsnede.
Elk van de eindstukken 17 en 18 bezitten twee bevestigingsarmen 23 en 24 die gedeeltelijk in de verdiepingen 21 geschoven zijn en aan het middelste gedeelte 16 vastgemaakt zijn.
Elke draagconstructie 5 bevat aan de zijde van het eindstuk 17 een steun 25 die onderaan van wielen 26 is voorzien zodat de transportband 1 verrijdbaar is.
Aan de zljde van het andere eindstuk 18 rust elke draagconstructie 5 op de draagconstructie 5 van de vorige transportband 1, waarbij bij de laatste transportband 1 cru aan de zijde van het eindstuk 18 een steun 25 aangebracht is die evenwel van geen wielen 26 is voorzien.
Hiertoe sluiten de bevestigingsarmen 23 van het eindstuk 17 aan op flanken 27 die met uitstekende gedeelten 13 tot buiten de band 2 uitsteken en die van uitsparingen 28 zen, voorzien waarin de uiteinden van het eindstuk 18 passe..
<Desc/Clms Page number 8>
Voornoemde uiteinden en de uitsparingen 28 passen zo in elkaar dat het synchronisatietandwiel 11 van een volgende transportband 1 op correcte wijze grijpt in het tussentandwiel 9 van de vorige transportband 1 en daarin op correcte wijze bijft grijpen ook al is er een klein verschil in helling tussen de banden 2 van deze transportbanden 1.
De flanken 27 bezitten een uiterste rand 27A die iets meer naar buiten is gelegen dan de rest en die met zijn bovenkant door een penvormig element dat de koppelmiddelen 14 vormt, vastgemaakt is aan het eindstuk 18 van de volgende transportband 1.
Dit penvormig element steekt door een gleuf 29 in het eindstuk 18 die de vorm bezit van een cirkelsegment waarvan het middelpunt samenvalt met het midden van het synchronisatietandwiel 11.
De koppeling 10 tussen de motor 6 en het tussentandwiel 9 bevat in deze praktische uitvoeringsvorm bijvoorbeeld een worm 30, bevestigd op de uitgaande as van de motor 6, en een in worm 30 grijpend wormwiel 31, dat solidair is met een hulptandwiel 32 dat op de flank 27 draaibaar aangebracht is en dat grijpt in het tussentandwiel 9.
Het tussentandwiel 9 en de erin grijpende tandwielen 8 en 32 zijn beschermd door een kast 33 waarvan de bodem door een flank 27 is gevormd. Voor de duidelijkheid i. s nu. deksel van kast 33 in figuur 2 gedeeltelijk en in figuren 3 en 4 volledig weggelaten.
Onder meer voor gebruik in open lucht, zij n windscher ; nc ! j. L aan een zijde of, zoals weergegeven in de figuren 2 tot 5,
<Desc/Clms Page number 9>
aan beide zijden van de draagconstructie 5 van elke transportband 1 vastgemaakt om te beletten dat door windstoten de bovenkant van band 2 omhoog zou worden geblazen, waardoor bloempotten zouden kunnen omvallen.
Zoals in detail is weergegeven in figuur 5, bestaat elk windscherm 34 uit een plaat 35 die aan de binnenzijde en onderaan, over haar volledige lengte of plaatselijk van een voet 36 met paddestoelvormige doorsnede voorzien is die in de groef 22 in de draagconstructie 5 geschoven is.
Het windscherm 34 dat zieh tussen de eindstukken 17 en 18 uitstrekt, dient in de groef 22 geschoven te worden terwijl een van deze eindstukken 17 en 18 nog niet aangebracht is.
De rollen 3 en 4 moeten niet noodzakelijk uit een stuk met een constante diameter bestaan. Ze kunnen bijvoorbeeld uit twee of meer delen bestaan die op eenzelfde as zijn bevestigd De koppeling 10 tussen de motor 6 en het tussentandwiel 9 moet niet noodzakelijk zijn zoals hiervoor beschreven. Ze kan bijvoorbeeld uitsluitend uit tandwielen bestaan.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen doch dergelijke transportinrichting en transportband kunnen daarvoor in verschillende varianten worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Improved transport device and conveyor belt therefor.
This invention relates to an improved conveyor device which has at least two movable conveyor belts placed substantially against each other with their ends.
Such transport devices are used inter alia in horticulture for the transport of flower pots. These conveyor devices usually contain two or more conveyor belts placed in a line.
In some cases, these conveyor belts are then placed separately one after the other, each conveyor belt having its own drive motor which drives one of the rollers over which the belt is guided. The drive motors drive the belts of the different conveyor belts at substantially the same speed when they do not transport a load.
However, when flower pots or other loads are transported, the speed of the belt will decrease slightly.
This makes it possible for the belt of one conveyor belt to have a different speed than the belt of an adjacent conveyor belt, because for example more flower pots are present on one belt than on the other.
This has the consequence that the distance between the successive flower pots is not maintained, which can be disadvantageous for the further treatment.
Other known conveyor devices include a motor for different conveyor belts, the driven
<Desc / Clms Page number 2>
rolls of these conveyor belts are driven by interconnected transmissions by this motor.
As a result, the belts will be driven at the same speed, but the number of conveyor belts to be combined is limited by the power of the motor and the transmissions between this motor and the different conveyor belts must be relatively heavy in order to be able to drive a plurality of belts. In practice, only five conveyor belts of six meters can be driven by a motor.
If fewer conveyor belts are used, the motor is too heavy, which entails a too high energy consumption.
The present invention has for its object to provide a conveyor device which does not have the aforementioned drawbacks and can contain a practically unlimited number of conveyor belts whose belts are guaranteed to move at the same speed.
According to the invention, in a conveyor device which has at least two conveyor belts placed with their ends against each other, each comprising an endless belt which is supported at least at its ends and is guided by two rollers rotatably mounted on a support structure, one of which is driven by a motor is driven and the motors of the conveyor belts in the unloaded condition of the belts drive them at approximately the same speed, the driven roller of a conveyor belt which is located next to a non-driven roller of an adjacent conveyor belt, not on the latter.
<Desc / Clms Page number 3>
driven roller is coupled by a releasable transmission.
In this way the speed of the belts of the adjacent conveyor belts is synchronized, regardless of the load on these conveyor belts.
Preferably, each conveyor belt comprises a transmission between the motor and the driven roller, which transmission comprises a drive gear fixed to this roller and an intermediate gear engaged in this drive gear, said intermediate gear also forming part of the releasable transmission with the non-driven roller of an adjacent conveyor belt and said releasable transmission further comprises a synchronization gear which is attached to the non-driven roller of this neighboring conveyor belt and is coupled to the intermediate gear wheel and, for example, directly engages in it.
The support structure of each conveyor belt may contain a central section in the form of an extrusion profile and end pieces mounted thereon supporting the rollers.
The supporting structures of two adjacent conveyor belts are preferably mechanically coupled to each other.
The invention also relates to a conveyor belt intended for a conveyor device according to one of the preceding embodiments.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, hereafter, as an example without any limiting character, is a preferred embodiment of a
<Desc / Clms Page number 4>
conveyor device according to the invention, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 schematically represents a side view of a conveyor device according to the invention; figure 2 represents a perspective view, with partial cut-away, of a practical embodiment of a conveyor belt according to the invention; figure 3 represents a side view analogous to that of figure 1, but with conveyor belts, as shown in figure 2, also with partial cut-away;
figure 4 represents a top view of the transport device of figure 3; figure 5 represents a section on a larger scale along the line v-V in figure 4.
The conveyor device shown schematically in Figure 1 consists of a number of conveyor belts 1 which are placed with their ends substantially against each other.
Each conveyor belt 1 consists essentially of an endless belt 2, which is supported and guided at the ends over parallel rollers 3 and 4 which are mounted in a support structure 5 which also forms a chassis with which the conveyor belt 1 rests on the ground, and a motor 6 mounted on this support structure 5, which drives the roller 3 via a transmission 7.
The transmission 7 has a drive gear 8 that is attached to one end of the driven roller 3 and engages a larger intermediate gear 9 that is rotatably mounted on the support structure 5 and with a portion
<Desc / Clms Page number 5>
protrudes beyond the end of the tire 2, and a coupling 10 between the motor 6 and the intermediate gear 9.
On the other roller 4, not driven by the motor 6, a synchronization gear 11 is attached to one end, on the same side of the conveyor belt 1 as the drive gear 3.
As can be seen clearly from figure 1, the driven roller 3 of each conveyor belt 1 which is arranged next to a second conveyor belt 1 is coupled to the non-driven roller 4 of this second conveyor belt 1 by means of a releasable transmission 12 so that said rollers 3 and 4 same peripheral speed.
This releasable transmission 12 consists of the intermediate gear 9 that engages the drive gear 8 that is attached to the roller 3 and the synchronization gear 11 that is attached to the roller 4 and also engages the intermediate gear 9.
Moreover, the supporting structures 5 of the aforementioned neighboring conveyor belts 1 are mechanically coupled to each other by coupling means 14.
To this end, each support structure 5 has on its end with the intermediate gear 9 on either side a portion 13 projecting outside the belt 2, which portion is located adjacent to the support structure 5 of the adjacent conveyor belt 1. The coupling means 14 can then contain a pin-shaped element which protrudes through this protruding part 13 into the other bearing construction.
<Desc / Clms Page number 6>
In order to build up the transport device described above, successive conveyor belts 1 are arranged in line with each other with their ends practically against each other.
As a result, the synchronizing gear 11 on one end of a conveyor belt 1 will automatically engage in the intermediate gear 9 of the conveyor belt 1 connecting to said end.
Immediately thereafter, the supporting structures 5 of both conveyor belts 1 are coupled to each other by arranging the coupling means 14.
When the motor 6 of the first-mentioned conveyor belt 1 is in operation, the drive gear 8 of this conveyor belt 1 revolves, so that said synchronization gear 11 is also rotated so that the roller 3 of the first-mentioned conveyor belt 1 rotates at the same speed as the one not connected to this synchronization gear 11 driven roller 4 of the adjacent conveyor belt 1.
The belts 2 of both conveyor belts 1 are therefore obliged to rotate at the same speed, in the sense indicated by arrows P in Figure 1.
Because all conveyor belts 1 are coupled to each other in this way, all belts 2, each driven by a separate motor 6, will be synchronized and thus have the same speed regardless of their load, for example regardless of the number of flower pots 15 disposed thereon.
Figures 2 to 5 illustrate a practical embodiment of the aforementioned transport device.
<Desc / Clms Page number 7>
The supporting structure 5 of each conveyor belt 1 comprises a middle section 16 formed by an extrusion profile and two end pieces 17 and 18 attached thereto, which bear the rollers 3 and 4 respectively.
The extrusion profile consists of a tubular upper part 19 that supports the upper part of the belt 2 and two downwardly directed wings 20 on the sides.
The tubular section 19 has a recess 21 on both sides over its entire length and a groove 22 with mushroom-shaped cross-section extending thereon.
Each of the end pieces 17 and 18 has two mounting arms 23 and 24 which are partially slid into the recesses 21 and are fixed to the middle section 16.
Each support structure 5 comprises a support 25 on the side of the end piece 17 which is provided at the bottom with wheels 26 so that the conveyor belt 1 can be moved.
On the same side of the other end piece 18, each support structure 5 rests on the support structure 5 of the previous conveyor belt 1, with a support 25 being provided on the side of the end conveyor 18 at the last conveyor belt 1, which support is not provided with wheels 26.
To this end, the fixing arms 23 of the end piece 17 connect to flanks 27 which project beyond the band 2 with projecting portions 13 and which have recesses 28, into which the ends of the end piece 18 pass.
<Desc / Clms Page number 8>
Said ends and the recesses 28 fit together such that the synchronizing gear 11 of a following conveyor belt 1 correctly engages the intermediate gear 9 of the previous conveyor belt 1 and correctly engages therein even though there is a slight difference in slope between the tires 2 of these conveyor belts 1.
The flanks 27 have an extreme edge 27A which is slightly more outward than the rest and which is fixed at its top end by a pin-shaped element forming the coupling means 14 to the end piece 18 of the next conveyor belt 1.
This pin-shaped element projects through a slot 29 in the end piece 18 which has the shape of a circle segment whose center coincides with the center of the synchronizing gear 11.
In this practical embodiment the coupling 10 between the motor 6 and the intermediate gear 9 comprises, for example, a worm 30 mounted on the output shaft of the motor 6, and a worm gear 31 engaging in worm 30, which is in solidarity with an auxiliary gear 32 which flank 27 is rotatably arranged and engages the intermediate gear 9.
The intermediate gear 9 and the gear wheels 8 and 32 engaging therein are protected by a case 33, the bottom of which is formed by a flank 27. For clarity i. s now. part of cabinet 33 in figure 2 and completely omitted in figures 3 and 4.
Among other things for use in the open air, are one windshield; nc! j. L on one side or, as shown in figures 2 to 5,
<Desc / Clms Page number 9>
attached to both sides of the supporting structure 5 of each conveyor belt 1 to prevent gusts from blowing up the top of belt 2, which could cause flower pots to fall over.
As shown in detail in Figure 5, each windshield 34 consists of a plate 35 which is provided on the inside and at the bottom, over its entire length or locally with a foot 36 with a mushroom-shaped cross-section which is pushed into the groove 22 in the supporting structure 5. .
The windshield 34 extending between the end pieces 17 and 18 must be pushed into the groove 22 while one of these end pieces 17 and 18 has not yet been fitted.
The rollers 3 and 4 do not necessarily have to consist of a piece with a constant diameter. They may, for example, consist of two or more parts mounted on the same shaft. The coupling 10 between the motor 6 and the intermediate gear 9 must not be necessary as described above. For example, it can only consist of gears.
The invention is by no means limited to the embodiments described above and shown in the figures, but such a conveyor and conveyor belt can therefore be designed in different variants without departing from the scope of the invention.